DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 135 Honderd en twaalfde Jaargang. 1910. ZATERDAG 11 JUNI. Nog eens: De Zondagswet. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. -O* HET AANSTAAND BEZOEK VAN I)EN KO NING DER BELGEN. AARSC URANT l)it milliner bewtaat twee bladen. Zi.)die zich met 1 JUEI op dit titórfSF abonneeren ontvangen de tot dien datum verschijnende nummer» franco eu gratia. De Uitgevers. Aan het einde van de vorige week ontvingen we een particulier briefje van den hr. IT. L. Dingemans, waar in deze ons ve^zbcht een misverstand' op te helderen, dat naar zijn meening bij velen kon zijn ontstaan door hetgeen en tijdens zijn uitstedigheid in dit blad over de „een ongenoemden stadgenoot" betreffende kwes tie, welke wij bekend' mogen veronderstellen, is ge schreven. De schrijver verzocht ons de hoofdzaak van dat epis- reltje in de courant weer te geven. Wij gaven evenwel de voorkenr er aan, een „ingezonden stuk," dat wij ongewijzigd konden plaatsen, te ontvangen. Willigen wij in het algemeen dergelijke verzoeken lie ver niet in, omdat daarbij allicht en geheel onwille keurig nieuw misverstand zou kunnen insluipen hoe vaak blijkt het, dat de woorden van een ander niet juist zijn weergegeven en wat een ellende* is daarvan dikwijls het gevolg! hier was bijzondere re den om alleen de eigen woorden van den schrijver oir te nemen, wijl er vermoedelijk wel aanleiding zou zijn, om aan de opmerkingen iets toe te voegen en wij vrij er zouden staan, indien deze niet door ons waren ge formuleerd. Na een onderhoud met den heer D„ waarin deze in het midden liet of hij al dan niet iets zou schrijven, ontvingen wij van hem het volgende ingezonden stuk: Mijnheer de Redacteur! In verband met het onderhoud dat ik dezer da gen met u had, zie ik mij verplicht, tot wegne ming van misverstand bij misschien meerderen, een plaatsje in uw blad te vragen. Tijdens mijne afwezigheid in de vorige maand is alhier op Zondag een trekhonden-concours ge houden. Na mijne terugkomst las ik éérst de jongste nummers van uw blad en o. a. dat, waarin verslag van dat concours. De verslaggever ver meldde dat klokslag 12 uur de wedstrijd begon. Ik dachtin orde (hoewel zéér betrekkelijk na tuurlijk, want ik zie dergelijke vermakelijkheden liever in 't geheel niet- op den dag des Heeren gehouden). Bij deze gedachte verwonderde ik mij van zelf daarna nog al over uwe beschouwin gen op dit punt en eveneens over wat als gevolg daarvan, de heer Graafland schreef. Aan laatst genoemde bij deze nog wel mijn dank voor zijn ridderlijk opkomen voor een afwezige, alsmede voor zijn pleidooi voor meerdere wijding van den Zondag. Met mijn) optreden in 1909 heeft het nu gebeur de niets te maken en) er is ook totaal niets uit af te leiden aangaande de gevolgen. Van den ge meenteraad heb ik trouwens nog nooit steun ver wacht na 7 jaren ken ik de kaart van de stad wel Mijn maatregel klacht bij den Minister Heemskerk -tegen den Burgemeester in 1909 betrof het verleenen van vergunning voor open bare vermakelijkheden onder kerktijd, Zondag 10 en 11 uur 's morgens. Daarbij is dus op de al lermeest onbekrompen wijze de wet uitgelegd in een' voor de pret makende gemeente voordeeligen zin, t. w. dat de tijd! voor de hoofd- of eenige diensten in de kerken van alle gezindten der Christenheid nog, door eene Christelijke regee ring vooral, gered moge worden van den ongods- dienstigen, althans onkerkelijken tijdgeest, zulks krachtens eene nooit afgeschafte wet. Of de Burgemeester berispt is? Ik zou u wil len voorstellen het niet bij gissen te laten, maar den heer Ripping er naar te vragen, zooals u 't vorig jaar mij deedt. Zou u dan tevens voor mij willen te weten zien te komen, waarom na ons conflict, de E. A. Heer Ripping mijn groet niet meer beantwoordt? Ik kan ook wel gissen. F tartte mij een beetje over de anonymiteit Bij ons onderhoud heb ik u de redenen medege deeld. Vrees is er niet bij een van en dus ontpopt zich de „nog steeds ongenoemde" bij deze in hem, die zich na dankbetuiging voor de plaatsing en met gevoelens van hoogachting teekent, Uw dw„ II. L. DINGEMANS. Alkmaar, 8 Juni 1910. Alvorens de hoofdzaak te behandelen, willen we even een paar opmerkingen maken naar aanleiding van eenige zinsneden uit het bovenstaande schrijven. Wanneer de heer D. vraagt of wij hem een beetje over de anonymiteit getart hebben, dan willen wij die vraag gaarne bevestigend! beantwoorden, omdat het harde,'dat er in het woord „tarten" ligt, voldoende wordt verzacht door de toevoeging „een beetje". Om méér dan een reden leek het ons wenschelijk, dat de „ongenoemde stadgenoot" zijn naam noemde, ware het alleen reeds hierom, dat de schrijver door velen werd aangeduid en het verzwijgen van zijn naam werd i ingeschreven aan minder aangename en, gelijk wij wisten, geheel onjuiste motieven. Bovendien dachten we dat de heer D„ de pen ter hand! nemende, wel iets meer zou schrijven dan zijn) naam. Immers in No. 251 van ons blad (1909) schreef hij: „Mij voorbehoudende pin op -meer gelegen tijd' uitvoeriger te antwoorden op het artikel der Redactie in No. 248 van dit blad". doch sinds dien hebben wij niets meer van hem verno men. Nu hij echter onzen wenk heeft gevolgd, doet het ons leed, dat wij, waar hij een beroep doet op onze wel willendheid. hem ten deele moeten teleurstellen. Een redactie gaat gaarne op informatie nit wanneer het een feit van algemeen' belang betreft. Ot de burge meester den heer H. niet groet, en waarom niet, is echter een particuliere kwestie, waarin wij ons niet mengen wil de heer D. geïnformeerd' zijn, dan zal hij dus een anderen weg moeten volgen. Tets anders is het evenwel met de vraag, of de bur gemeester berispt is. Wij behouden ons voor, hierop op „meer geleg'en1 tijd" terug te komen als'er ten minste een berisping is toegediend. Laat ons inmid dels afspreken, dat, zoo we er niet meer op terug ko men, onze gemotiveerde veronderstelling, dat er niet berispt zou worden en dat' er niet berispt is, juist is gebleken. Thans de kardinale kwestie. Inderdaad hebben wij er geen rekening mee gehou den, dat het trekhonden-concours ditmaal om twaalf uur zou beginnen wij weten zelfs niet of het uur van aanvang reeds bekend was, toen de subsidie-aan vraag in den Raad behandeld werd. In het systeem van ons betoog doet dit evenwel niet ter zake. Het artikel in No. 248 toch vestigde er bijzonder de aan dacht op. dat de Zondagswet als voorwaarde stelt, dat alle godsdienstoefeningen volkomen geëindigd moeten zijn, en dat, bij toepassing van deze wet, vóór 's avonds half negen op den Zondag' hier te Alkmaar geen openbare vermakelijkheid of geen vertooning van welken aard ook zou mogen plaats' hebben. Aan deze in terpretatie kan men niet ontkomen. Zij bewijst reeds, dat de wet, goed wellicht voor haar tijd' (1815), rede lijkerwijs thans niet meer gehandhaafd kan worden en daarom dan ook door de rechterlijke macht niet ge handhaafd wordt. Nu redeneert de heer Dingemans aldus: Goed, dan neem ik niet alle kerkdiensten, maar de hoofd of eeni ge diensten. En dat noemt hij dan op de allermeest onbekrompen wijze dé wet uitleggen! Maar dat is de wet uit leggen, door haar ini te krimpen. Prac- tisch komt deze interpretatie hierop neer: de wet is zoo. dat ze niet meer gehandhaafd kan worden, ik wil haar toepassen, ergo moet ik om mijn doel (e bereiken, haar gaan beperken, want daardoor krijg ik nog iets. Ons betoog van verleden jaar, op deze ongerijmdheid grootendeels gebaseerd, werd' samengevat in den vol genden slotzin „Wij kunnen ons dan ook niet voorstellen, dat de minister aanleiding zal vinden den burgemeester van Alkmaar, in welken vorm ook, zijn afkeuring te doen blijken en daardoor als het ware uit te maken, dat voortaan in een geval als zich hier ter stede heeft voorgedaan, de Zondagswet streng gehandhaafd zal worden." Zelfs al is men, gelijk in ea.su de heer D„ nog niet zoo geheel zeker ten aanzien van de beslissing van mi nister Heemskerk, de uitlating van diens ambtgenoot voor justitie den thans helaas heengeganeix mr. Ne- lissen op pag. 28 van zijn memorie van antwoord (staatsbegTooting 1910) moet allen twijfel wel wegne men. Op de aangegeven pagina toch leest men, dat deze minister meent „in den geest der Zondagswet te handelen door zooveel mogelijk aan' de plaatselijke besturen het oordeel toe te vertrouwen, of een hande ling zonder bezwaar voor de godsdienstoefening al dan niet kon worden toegelaten." Waar dus de minister van justitie heeft gesproken na dat de Alkmaarsche kwestie aan de orde is geko men, daar is het niet aan te nemen, dat zijn ambtge noot van binnenlandsche, zaken uit een homogeen ka binet een daad zou doen, welke met deze opvatting in flagranten strijd is. Toen wij de uitdrukking „opdringerige bekrompen heid": nader toelichtten, hebben wij gesproken van een breede o-pvatting. Wij vinden die terug in het criterium dat de minis ter van justitie stelde: of een godsdienstoefening al dan niet bezwaar van een handeling ondervindt-. Dat standpunt juichen we van harte toe. De burge meester van Rotterdam, wiens woorden we dikwijls roet groote instemming lezen, heeft eenige jaren gele den in den Rotterdamschen Raad zijn standpunt, dat precies hetzelfde is, aldus' treffend! omschreven „Als het den godsdienstoefeningen niet hindert, zou ik willen aansporen den boog niet te sterk te spannen ii verdraagzaamheid te betrachten. Wij wonen op een betrekkelijk klein stuk grond samen en wij moeten de wijze waarop ieder voor zich den Zondag wil gebrui ken Eerbiedigen en elkaar kunnen verdragen." Zóó is het. Men late elkander vrij, hindere elkaar niet, toone zich verdraagzaam. Verdraagzaam is men, indien men zijn eigen godsdienstige) beginselen heb bend en deze wellicht hooger achtend dan die van an dersdenkenden, zich niet er toe laat verleiden hen of hunne praktijk aan anderen op te dringen, niet telkens de vraag op den voorgrond' stelt„wat zie IK het liefst Te eerder is er reden om verdraagzaamheid te betrachten, indien men behoort tot een minderheid van het volk en zelf innig overtuigd moet zijn dat hetgeen men het liefst wil, in afzienbaren tijd niet in een wet zal kunnen worden neergelegd. Bovendien moest er in de kennis van de kaart van deze stad' (welke de heer D. in verband met zijn benoeming te Zwolle, waarmede wij hem bij deze ge'- lukwenschen, vermoedelijk binnenkort gaat verlaten) niet mede een reden liggen, om een optreden, gelijk verleden jaar geschiedde, achterwege te laten? Tenslotte Principieel staan wij vierkant tegenover den hr. Dingemans. In zijn terminologie schijnt dat te beteekenen, dat wij behooren tot „de pretmakende ge meente." Ernstig zouden wij hiertegen moeten pro testeeren, indien het dwaze van een dergelijke kwalifi catie niet zoo duidelijk in het oog sprong, waar het hier geldt een humaan, een christelijk doel, bescher ming van den trekhond, waarvoor ook ons huidig mi nisterie blijkens het pas aangenomen ontwerp veel schijnt te gevoelen. Wij kunnen het daarom hierbij laten. TWEEDE KAMER. Bij de gisteren voortgezette behandeling van het ontwerp tot regeling van de banken) van leening be streed de heer De Visser (c.-h. Leiden) het amendement-Schaper om voor te schrijven, dat de ban ken van leening van 's morgens 8 tot 's avonds 9 uur moeten geopend zijn. Spreker ontraadde elk stelsel van voorschrijven van openstelling; dienaangaande moest z. i. aan de gemeenten geen bepaling worden opgelegd. Men moet de zaak kalm in de practijk laten ontwik kelen; het belang der bank zelve brengt mede reke ning te houden met de wenschen van het publiek. De heer Schaper (s.-d'. Appingedam) verdedig de nadrukkelijk zijn amendement. Wanneer niet door de behoefte van het publiek voorgeschreven wordt, dat de bank geruiinen tijd' open is' en van gemeentewege wordt bepaald, dat particuliere pandjeshuizen op ge lijk tijdstip moeten sluiten als de gemeentelijke bank, dan zal het vaak kunnen voorkomen, dat menschen verplicht zijn hun toevlucht te nemen tot clandestiene pandjeshuizen waar' woekerrente moet worden betaald. Daartegen kwam spreker met kracht op. De heer De Klerk (u.-l. Rotterdam II) daar entegen meende, dat men de zaak aan de practijk moet overlaten. Wanneer men nu reeds aan gemeenten las tige en dure bepalingen gaat voorschrijven, bestaat er groote kans, dat de gemeenten niet zoo spoedig als anders het geval zou zijn eene bank zullen oprichten. De heer Drucker (v.-d. Groningen') bestreed het amendement, dat voor groote gemeenten niet genoeg geeft, terwijl daarentegen voor kleine gemeenten een eisch, dat de bank 13 uren daags moet geopend zijn, iillerbespottelijkst is. Spr. gaf den heer Schaper in overweging zijn amendement te wijzigen, en daarin alleen een waarborg op te nemen, dat de uren, gedu rende welke de bank open is, in overeenstemming zijn met de behoeften van het publiek. Na nog eenige discussie werd het amendement- -Schaper verworpen met 49 tegen 4 stemmen; en het rogeerings-artikel daarna ongewijzigd! goedgekeurd!. Daarbij is o.a. bepaald, dat de bank op Zondagen en algemeen erkende Christelijke feestdagen gesloten is; - dat van kinderen beneden de 16 jaren en van per sonen in kennelijken staat van dronkenschap geen panden mogen worden aangenomen; en dat niet als pand mogen worden aangenomen o. a. zaken, die ken- ken nelijk behooren tot den eeredienst of kennelijk af komstig zijn van instellingen van. weldadigheid, en goederen behoorende tot kleeding', uitrusting of wape ning van een krijgsman beneden den officiersrang. Art. 4 wordt daarna goedgekeurd1. Op art. 6 (pandbewijs) lichtte de heer Van Doorn (u.-l. Gouda) een amendement toe, strekkende om te bepalen, dat bij verschil tusschen register en pandbe wijs moet beslissen hetgeen het gunstigste is voor den beleener. (Het artikel bepaalt dat het pandbewijs be slist), dat door den minister bestreden werd en Het Regeeringsartikel werd goedgekeurd, zoomede de artt. 7 tot en met 22. Bij art. 23 (houdende 'bepalingen omtrent den ver koop van panden) wees de heer B o si (v.-d. Winscho ten) op de misleidingen en bedriegerijen welke bij den verkoop van panden dikwijls voorkomen. Ten einde die misbruiken tegen te gaan stelt de Comm. van Rapp. een amendement voor waarbij de. houder van een bank verplicht wordt te waken voor een ordelijken verkoop en er voor te zorgen, dat de bezichtiging' van de panden voor den verkoop behoorlijk kan plaats vin den. De minister vond dit amendement van vrij on- schuld'igen aard en nam het over. De artt. 23 tot en met 33 worden* goedgekeurd. Bij art. 34 (rentebepalingen) wees de heer Bos er op, dat de openbare banken rente- en administratie kosten mogen berekenen, terwijl dit voor de particulie re banken is verboden. Om daarin nu te voorzien, worden de particuliere banken gedivongen hun toevlucht te nemen tot andere middelen en hooger rente genomen. Op die manier voeren de openbare banken een deloyale concurrentie. Daarom moeten ook voor de particuliere banken voor schriften gegeven worden omti*ent het berekenen van administratiekosten. Een daartoe strekkend amende ment wordt door spr. eu 9 andere leden voorgesteld, welk amendement ook slaat op de artt. 35 en 36. De minister vreest, dat wanneer dit amende ment wordt aangenomen, men eigenlijk niet zal weten wat men moet betalen, en dat de taak van de gemeen tebesturen zeer zal verzwaren. De heer Goeman Borgesius (u.-l. Rotter dam I) bestreed' het amendement. De heer Drucker (v.-d'. Groningen) acht het stelsel van de Regeering onhoudlbaiar. De heer De Visser (c.-h. Leiden) bestreed het amendement op formeele1 gronden, daar het niet har monieert met andere artikelen van de wek De Minister herhaalde, dat het er voor het publiek eenvoudig op aankomt hoeveel het te betalen heeft. De heer Bos betoogde nogmaals de noodzakelijk heid, om aan de particuliere banken de gelegenheid te g*even, hun bedrijf zóó in te richten als na jarenlange, ervaring voor de openbare banken noodig is gebleken. De heer De Visser geeft in overweging, de verdere beraadslaging te schorsen, ten einde te trach ten met de Regeering tot overeenstemming te komen. De voorzitter had' hiertegen geen bezwaar en merkt op, dat onder de onderteekenaars van het amendement vier leden der Comm. v. Rapp. voorko men. Ook is het amendement wel wat. laat ingediend. De beraadslaging over de art. 34, 35 en 36 werd' ge schorst. Bij art. 37 (inspectie der banken drong de heer Van Idsinga aan op een verplichte inspectie, waarna de Minister een wijziging in dien zin aanbracht. Ten minste eenmaal 's jaars zal nu eene inspectie der banken van leening moeten geschieden. De artikelen 37 tot en meti 51 worden goedgekeurd. Bij artikel 52 (opsporing overtredingen) gaf de heer De Visser eene redactiewijziging* in overweging, welke door den Minister wordt aangebracht. De overige artikelen werden goedgekeurd. Wegens de overmatige warmte in de zaal werd! do verdere behandeling om 2 uur 45 verdaagd tot Dins dag 11 uur. II. M. DE KONINGIN EN DE PRINSES. Een compagnie veldartillerie, met batterijen, uit Arnhem, is op haar marsch door Apeldoorn gekomen en heeft voor de Koningin gedefileerd, die haar met Prinses Juliana in een rijtuig voor de basse-cour van het Loo-paleis opwachtte. De Prinses wuifde met haar zakdoekje. De Koningin onderhield zich met den over ste. De manschappen zijn in het Koninklijk park ont haald. Naar verluidt, zal het in September te verwachten bezoek van den koning der Belgen en de koningin voorloopig aldus geregeld zijn, dat, koning Albert en Zijne Gemalin het eerst te Amsterdam aankomen en aldaar ten Koninklijke Paleize ontvangen worden. Na het verblijf in de hoofdstad zal dan, op de terugreis naar Brussel, een bezoek aan de Residentie worden gebracht. «EMENOD NIEUWS. GRATIE. H. M. de Koningin heeft gunstig beschikt op het verzoek van mr. M. J. N. Spaargaren om gratie voor het meisje, dat zich in het Warenhuis te 's-Gravenha- ge schuldig had gemaakt aan diefstal en veroordeeld was tot gevangenisstraf. Deze straf is thans door II. M. veranderd in eene geldboete. Mr. Spaargaren stond' het meisje als verdediger ter zijde bij de behandeling der zaak voor de Haagsche rechtbank. BEDREIGING TEGEN EEN BURGEMEESTER. Dezer dagen heeft de burgemeester van Amsterdam jhr. Riiell, een dreigbrief ontvangen, waarin hem werd aangemaand, op een bepaalden dag en uur, iemand op den Dam te zenden, die den schrijver 100 moest ter hand stellen. Indien aan het schrijven geen gevolg werd gegeven, zoo stond er, zou er een misdrijf gebeu ren, waarvan het gezin des burgemeesters 'het slachtof fer zou worden. 't Is der politie gelukt, de schrijvers 't bleken er twee te zijn in handen te krijgen, 't Zijn twee be kende landloopers. Zij werden gearresteerd! op het oogenblik, toem zij zich n. b. aan een) van de politie- bureaux kwamen aanmelden om gratis nachtverblijf. Zij zijn op last van den officier van justitie naar het Huis van Bewaring gevoerd en daar ingesloten. EEN BENOEMINGSQUAESTIE. Te Nieuwe-Pekela, (Gr.) is vacant de betrekking van hoofd der school in1 wijk I. Wegens gebrek aan j overeenstemming tusschen B. en W. en den districts schoolopziener is een vergelijkend' examen gehouden, j Met de naar aanleiding daarvan opgemaakte voor- diacht kon de Raad zich niet vereenigen, wijl daarop niet voorkwam de eerste onderwijzer aan bedoelde school. De Raad besloot 18 Mei j.l. de benoeming te verdagen, om den ouders gelegenheid te geven aan den schoolopziener te verzoeken, dien onderwijzer alsnog op de voordracht te plaatsen. Een der voorgedragenen had zich n.l. teruggetrokken ten gevolge van een ont vangen dreigbrief. Thans heeft de Raad, nu het adres der ouders den

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1