DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No 138
Honderd en twaalfde faargang,
1910
WOENSDAG
15 JUNI
B1 N JV E N I, A N D.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
r
ALRMAARSCHE COURANT
ALKMAAR, 15 Juni.
Er heeft zich Maandag in het Italiaansche Huis
van Afgevaardigden een incident voorgedaan, dat wel
eenigszins voorzien kon worden. Reeds sinds eenigen
tijd kwamen er, zoowel uit Italiaansche als uit Oos-
tenrijksche bron, berichten over de stad Triëst. Gelijk
bekend, verkeert deze stad in een on-aangename posi
tie, omdat verschillende rassen er wonen en met el
kaar in botsing komen. Voornamelijk de Oostenrijkers
en Italianen kunnen slecht met elkaar opschieten. De
Italianen in Oostenrijk zijn sinds lang bezig daar een
universiteit op te richten, de Oostenrijksche regeering
heeft indertijd de inwilliging van dezen wensch toege
zegd, maar totnogtoe heeft zij de vervulling daarvan
steeds uitgesteld. Het Italiaansche element in Triëst
dreigt in den rassen-strijd n.l. het onderspit te zullen
delven en om dat te voorkomen wordt het hoog tijd,
dat dit element wordt aangewakkerd waardoor een
universiteit een bijzonder geschikt middel wordt ge
acht.
De Italianen willen thans niet langer wachten. Zij
beschikken over eenige stemmen in het Oostenrijksche
parlement en hebben tot dusverre dikwijls dei rol van
den man op de wip vervuld, die de parlementaire plank
in evenwicht kan houden, maar ook, ten voor- of na-
deele van een der partijen kan doen rijzen. Zij heb
ben daar nu genoeg van en de Italianen in Italië
moedigen hen aan.
Vandaar dat de Italianen in Triëst op een krachti
ge wijze propaganda maken hiervoor. Men hoort her
haaldelijk van betoogingen, die tegen Oostenrijk ge
richt zijn, van irreuentistische manifestaties en der
gelijke zaken welke intusschen weinig bevorderlijk
kunnen zijn voor het bereiken van het doel. Ook de
Italiaansche bladen, maken het de Oostenrijksche re
geering niet gemakkelijk, de belofte te vervullen. Zij
schrijven soms over de kwestie op een wijze, welke voor
Oostenrijk bepaald kwetsend' is, brengen daarmede
niet alleen de regeering te Weenen, doch ook die te
Rome in een lastig parket. Oostenrijk en Italië toch
zijn bondgenooteu. Officieel wordt steeds verklaard,
dat de verstandhouding tussclien de beide buurstaten
voortreffelijk is en al dat geschrijf en dat geharrewar
kan er niet toe bijdragen om de vriendschappelijke ge
voelens te versterken.
In het Italiaansche parlement nu is de zaak ter
sprake gekomen en daarbij is door vele leden betoogd,
op een wijze die de Italiaansche regeering niet aange
naam kan zijn.
Een der afgevaardigden, Montresor geheeten, vroeg
n.l. den minister van Buitenlandsche Zaken om een
verklaring betreffende het stelselmatig verbod, door
de Oostenrijksche regeering uitgevaardigd tegen de
sportvereenigingen van Trente, om aan Italiaansche
feesten deel te nemen, terwijl aan den anderen kant
Italiaansche vereenigingen worden gemolesteerd, wan
neer zij uitstapjes maken naar Triëst.
De onder-staatssecretaris van Buitenlandsche Za
ken, Scalea, gaf hierop een ontwijkend antwoord.
De heer Montresor zeide nu, dat dergelijke inciden
ten de wederzij dsehe ongerustheid en het wederzijdsch
wantrouwen nog vermeerderen. „Wij hebben een af
schuw van den oorlog," aldus de spreker, „maar waar
voor dient een verbond, wanneer dit niet eens in staat
is onzen broeders aan gene zijde der grens een minder
pijnlijke positie te verschaffen?
Iedere onderdrukking van de vrije Italiaansche
uiting zal het ivredentisme doen toenemen, hetwelk 1
integendeel zou luwen, indien Oostenrijk e,en Italiaan-
sehe universiteit in Triëest oprichtte."
Met langdurige toejuichingen op alle banken wer
den deze woorden begroet.
De minister van Buitenlandsche Zaken verklaarde
hierop dat hij niet kon debatteeren over de binnen
landsche maatregelen van een naburigen staat. „Wij
moeten," aldus de minister, „dit recht wederzijds eer
biedigen."
De minister betreurde de toejuichingen, waarmede
de redevoering van den heer Montresor werd ontvan
gen. De ware belangen des lands, zeide hij, worden
zeker niet bevorderd door dergelijke betoogingen. Ilij
uitte dan ook de hoop, dat deze zich niet meer zullen
herhalen.
Dit incident zal natuurlijk in de Italiaansche en
Oostenrijksche bladen druk besproken worden en daar
door de toch al opgewonden stemming nog erger ma
ken.
Tenslotte echter zullen de Italianen hun zaak op de
ze wijze eerder bederven dan behartigen. Menheeftzich
den laatsten tijd in Weenen nogal resoluut getoond en
niets zou waarschijnlijker zijn dan dat Oostenrijk van
daag of morgen de kwestie op de spits gaat drijven,
eenvoudig haar beloften intrekt en die maatregelen
neemt, welke het Italiaansche element totaal vernie
tigen gelijk in Zara en Dalmatië reeds is geschied
TWEEDE KAMER,
In deze zitting van gisteren heeft de voorzitter me
degedeeld, dat ingekomen is een schrijven van het be
stuur der vereenig'ing „Beurs voor den Diamanthan
del te Amsterdam," meldende dat geen zijner leden
zich de vorige week, na verwerping van het Arsenaal
ontwerp, van de gereserveerde tribune, toen de lieer
Vliegen zijn stem tegen het wetsontwerp uitbracht,
aan de onbetamelijkheid van te fluiten heeft schuldi
gemaakt.
Aan de orde was het wetsontwerp tot nadere wijzi
ging en aanvulling der wet van 4 December 1872, tot
voorziening tegen besmettelijke ziekten.
De heer Borgesius (u.-l. Rotterdam IV) oor
deelde de voorgestelde regeling onvoldoende. In den
bestaanden treurigen toestand ten opzichte van den
ontsmettingsdienst, zal z. i. weinig- verbetering door
het ontwerp worden gebracht, omdat dit alleen betrek
king heeft op besmettelijke ziekten volgens de wet van
1872 en niet op tuberculose en andere dergelijke ziek
ten, en omdat dit alleen bepalingen bevat voor ont
eigening en ontsmetting en niet voor onscliadelijkma-
king van gebouwen en getimmerten.
Daarbij komt, dat de 50 pCt. in de kosten, welke
voortaan, volgens het ontwerp, de gemeenten vergoed
zullen krijgen voor oprichting van een ontsmettings
dienst, opleiding vau ontsmetters enz., in vele gevallen
te weinig zal zijn en dus geen voldoende prikkel voor
gemeenten is om een ontsmettingsdienst in te richten.
Van de voorgestelde regeling verwachtte spreker dan
ook weinig heil. Wijzende op het: groote belang der
zaak en opmerkende dat 't hier geldt meer rijksbelang
dan gemeentebelang, bepleitte spreker de instelling-
van een rijksontsmettingsdienst. Hij wenschte, dat om
trent deze zaak het advies gevraagd werd aan den cen-
tralen gezondheidsraad.
De minister van binnenlandsche zaken, het ontwerp
verdedigende, stelde in het licht, dat van de voorge
stelde bepalingen wel degelijk verbetering is te ver
wachten; immers de gemeenten zullen vergoed krijgen
de helft der kosten voor oprichting en uitbreiding van
den ontsmettingsdienst, de helft der jaarlijksche kos
ten voor onteigening en ontsmetting en de helft der
kosten voor opleiding van ontsmetters. De minister
wees er voorts op dat ook thans reeds vergoeding en
subsidie wordt gegeven voor tuberculose-bestrijding;
hij verklaarde zich voorts tegen de instelling van een
rijks-ontsmettingsdienst, niet slechts om redenen van
financieelen aard, maar ook op grond van gegevens
van deskundigen. Daarbij komt, dat de minister van
oordeel is, dat niet ieder rijksbelang door de overheid
centraliseerend ter hand moet worden genomen, veel
eer is 't een gezond beginsel van maatschappelijke ont
wikkeling, dat men locale zorg prikkelt en steunt van
staatswege, dit maakt de zaak ook meer populair.
De heer Schaper (s.-d. Appingedam) zal zijn
stem niet aan dit ontwerp kuunen geven, omdat zijns
inziens de zaak achteruit zal gaan. In het belang der
volksgezondheid kan hij met dezen positieven uitgang-
niet meegaan. Met dit ontwerp wordt in de practjjk
de ontsmetting niet bevorderd.
Voor de groote gemeenten, zal het ontwerp mis
schien nuttig- werken, maar het platteland gaat er op
achteruit. Dat staat vast.
De heer Van Hamel (Amsterdam VI) neemt
aan, dat dit ontwerp bedoelt de bevordering van de
ontsmetting over het geheele land, maar zal dat doel
bereikt worden? Spr. betoogt, dat bij het te Uithoorn
voorgekomen cholerageval de ontsmettingsdienst uit
Amsterdam ter hulp is gekomen. -o
Aan den minister vraagt spr. of de leiding- van den
ontsmettingsdienst door dit ontwerp geregeld wordt.
De heer Borgesius repliceerende, blijft er bij
den minister op aan dringen dat hij ook 50 pCt. zal
geven voor de bestrijding der tuberculose. Het groote
volksbelang eischt dit.
Wanneer een amendement in het ontwerp wordt
gebracht wordt gelijk de heer Schaper wenscht
dan verandert het ontwerp van karakter en spreker
roost dat. hij daarmede zou inloopen. Trok de Minis
ter dan het ontwerp in of werd de beraadslaging- ge
schorst dan zou dat misschien nog het beste zijn.
Spreker blijft zich verplicht achten tegen het wets
ontwerp te stemmen.
De minister dupliceert en blijft volhouden dat
de bestrijding- der tuberculose buiten dit ontwerp valt
en dat de ontsmettingsdienst plaatselijk geregeld
moet zijn.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Bij artikel 1 stelt de heer Borgesius een amen
dement voor, strekkende om de kosten voor onteige
ning en vernietiging weer voor rekening van het Rijk
te nemen.
De heer Schaper hoopt, dat de Minister dit
amendement welwillend zal bejegenen, ja, het zal over
nemen.
De minlste r kan het amendement noch over
nemen noch aanbevelen, maar het ook niet onaanne
Aielijk verklaren. De werking der wet zal echter door
het amendement niet worden versterkt.
De heer Elan d (u.-l. Arnhem) deelt mede, dat
van de twee nog aanwezige leden der Commissie van
Rapporteurs één voor en één tegen het amendement is.
Het amendement wordt alsnu in stemming ge
bracht en aangenomen met 30 tegen 29 stemmen.
Het gewijzigd artikel 1 wordt goedgekeurd.
Bij artikel 2 vraagt de heer Van Hamel of de
Minister ook in de kosten van de leiding wil voorzien.
De minister brengt eene wijziging in dien
geest aan, zoodat de helft van de kosten wordt betaald
aan de gemeenten voor de deskundige leiding en de
vereenigingen de helft van de kosten voor opleiding-
van ontsmetters en deskundige leiding.
Artikel 2, aldus gewijzigd, wordt goedgekeurd. De
overige artikelen worden goedgekeurd en de eindstem
ming, mét het oog op de aangebrachte wijzigingen
aangehouden.
Alsnu wordt de beraadslaging hervat over het wets
ontwerp houdende regeling der Banken van Leening
en wel over de aangehouden artikelen 34, 35 en 36, die
werden g-oedgekeurd en de eindstemming werd met het
oog op de aangebrachte wijzigingen, aangehouden tot
nader te bepalendag-.
De heer Janniuk (Loehem) bracht rapport
uit over een adres van den gewezen commissaris van
politie te Hilversum, verzoekende rechtsherstel en
stelt voor het adres voor kennisgeving' aan te nemen.
De heer D u y s (s.-d. Zaandam) wenschte inlich
tingen aan den minister van Binnenlandsche Zaken
te vragen. Het is de eenige weg voor de burgerij om
op de hoogte van de toestanden te komen. Spreker
doet daartoe het voorstel.
De heer Jannink verdedigde nader de conclusie
der commissie. Door inlichting-en te vragen zou de
Kamer zich stellen op de stoel van den raad. Door aan
dien commissaris van Politie een pensioen te verlee-
nen van 2000 (het tractement was 2500) heeft de
raad de hardheid van het ontslag- weg-genomen. Waar
de burgemeester en de commissaris niet meer konden
samenwerken en de Regeering. den burgemeester niet
wilde ontslaan daar moest de politie-commissaris wij
ken.
De conclusie der commissie werd aangenomen met
42 tegen 15 stemmen. Daarmede is vervallen de gewij
zigde conclusie Duvs (inlichtingen vragen aan de
ministers van Binnenl. Zaken en Justitie).
Aangenomen werden daarna nog" enkele wetsont
werpen en conclusiën.
Aan de orde was daarna het wetsontwerp tot aan
wijzing der w-et op het Nederlander- en ingezeten
schap.
De heer De Kanter (u.-l. Dordrecht) sprak zijn
instemming uit over dit wetsontwerp, doch hij achtte
eene aanvulling noodig en daarom heeft hij eenige
amendementen voorgesteld, die heden zullen worden
behandeld, evenals een amendement voorgesteld door
den heer Duys en negen anderen.
De algemeene beschouwingen werden gesloten.
Heden 11 uur voortzetting.
De omvang van de eigenlijke muntwerkzaamheden
in het afgeloopen jaar was, betrekkelijker wijze gespro
ken, weder zeer aanzienlijk. Aangemunt werden in
1909 48.116.203, zijnde 19.136.203 goud en zilver en
J 28.980.000 nikkel, brons of koper.
Aan muntloon is door Indië betaald 136.364.
De aanmuntwerkzaamheden hebben een bevredi
gend verloop gehad. Aan de vervaardiging der munten
kan gezegd worden, dat steeds de grootste zorg werd
besteed om aan de strenge eischen van nauwkeurig
heid der wettelijke voorschriften en aan de zelf ge
stelde plichten tot zorgvuldige afwerking in hooge
mate te voldoen.
Éénmaal moest een opbrengst J/2 guldens en één
maal een opbrengst 1/2 guldens voor Ned.-O.-I. op
nieuw stuk voor stuk worden overgewogen. Van ter
beoordeeling gezonden stukken bleken 534 stukken
valsch te zijn.
Uit Indië werden als verdacht van valschheid in
1909 gezonden 288 rijksdaalders, 322 guldens, 344 1/„
guldens, 928 7* guldens en 143 7io guldens. Hieron
der werden eenige echte, doch ongangbare stukken ge
vonden tot een zilverwaarde van 69.45.
Geraamd wordt dat op 1 Januari 1910 in voorraad
zijn hier te lande 58.200.000 aan rijksdaalders,
24.900.000 aan guldens, 1.750.000 1/2 guldens,
5.98.000 V, guldens, 5.631.000 710 guldens,
J 690.000 5 centsstukken, 1.054.000 21/2 ct.-stukken,
2.071.000 1 cents-stukken, 386.000 1/2 cents-stuk-
ken.
letaal grof zilver 84,8 millioen, zilveren pasmunt
J 10.729.000, nikkel en brons 4.201.000.
IIET BEZOEK VAN PRESIDENT FALLIèRES.
De correspondent van de N. Ot. te Parijs seint:
Aan het ministerie van Buitenlandsche Zaken wordt
mij medegedeeld, dat, ofschoon eeu bezoek van Presi
dent I'allières aan Nederland niet onmogelijk is, het
bericht toch moet worden beschouwd als een in Ne- j
dei-land opgelaten proefballon. Er is geen uituoodi-
ging gekomen en bijgevolg is ook niets geweigerd.
Overigens is het niet zeer waarschijnlijk, dat de Pre
sident dit jaar op reis zal gaan, behalve dan naar
Zwitserland.
RECHTZ4KES.
ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE
ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 14 Juni 1910.
LANDLOOPERIJ.
Maria Elisabeth W., weduwe van Pieter Verduin
werd den 18en Mei door den agent van politie Pieter
de Rooy te Hoorn aangetroffen. Zij zat daar in het
gras en had behalve een paar doosjes lucifers vier
centen op zak. De agent hoorde van haar, dat zij zon
der middel van bestaan was. Haar oorspronkelijk be
roep van huishoudster kon zij niet meer uitoefenen,
zoodat zij daarom trachtte door negotie in haar on
derhoud te voorzien, wat haar evenwel niet gelukte,
zoodat zij de nachten tusschen den 14en en den 18en
Mei onder den blooten hemel had doorgebracht.
De Officier eischte tegen beklaagde wegens landloo-
perij een hechtenisstraf van 3 dagen, daarna plaatsing
in een rijkswerkinrichting voor den tijd van 1 jaar.
VERKOOP VAN STERKEN DRANK ZONDER
VERGUNNING.
De 62-jarige kruidenier Balthazar W. uit den Hel
der was door den kantonrechter aldaar veroordeeld
tot 5 boete subsidiair 5 dagen hechtenis, daar hij in
zijn kruidenierswinkel sterken drank verkocht zonder
vergunning daartoe te hebben.
Beklaagde was van dit vonnis in hooger beroep ge
komen, omdat de advokaat, welke hij verkocht, volgens
hem geen sterken drank was in den zin der wet. De
advocaat was namelijk samengesteld uit sherry eu
eieren.
De flescli advocaat de eenige welke beklaagde in
zijn winkel had was als overtuigingsstuk aanwezig
en werd afgedragen aan den heer H. J. F. Wanna,
apotheker alhier, die zal onderzoeken in hoeverre be
klaagde gelijk heeft.
Daarna werd de zaak voor onbepaalden tijd ge
schorst.
LOOPEN OP VERBODEN GROND.
Johannes K., arbeider te Bakkum, was door den
kantonrechter te Alkmaar veroordeeld tot 4 boete
subsidiair 2 dagen hechtenis wegens het loopen in
verboden duinen.
Beklaagde was met dit vonnis niet tevreden en was
daarom in appèl gekomen. De President wees be
klaagde er op, dat hij van dit vonnis niet in appèl kon
komen, waarop de Officier van justitie niet-ontvanke-
1 ijk verklaring van het ingestelde appèl eischte.
DIEFSTAL.
Cornelis K. te Alkmaar was niet verschenen. Hem
was ten laste gelegd, dat hij zich den 21en Mei een kip
en een haan wederrechtelijk had toegeëigend'.
Beklaagde had bekend. Nadat hij dien morgen één
haan en vier duiven had gekocht, welke hij in een zak
bij zich droeg, zag hij op de Kanaalkade alhier een
hondenkar staan, waarop een kistje met gevogelte ge
plaatst was. Hij maakte het deksel van het kistje los,
nam er schielijk een kip en een haan uit en deed die
bij zijn duiven in den zak. Vervolgens begaf hij zich
naar de markt op het Hof om het pluimvee daar weer
van de hand te doen. 't Liep hem evenwel leelijk te
gen.
De eigenaar van de kip en de haan, Cornelis Wit
van Schagen thans als getuige gehoord - had al
heel gauw den diefstal ontdekt. Ten einde de vermis
te dieren op te sporen, begaf hij zich naar het Hof,
waar hij inderdaad bij het gevogelte, dat beklaagde
daar te koop aanbood zijn blauwe kip en zijn bruin
haantje ontdekte. Toen getuige de politie in den arm
nam, kreeg hij de dieren terug.
De tweede getuige in deze zaak, Geertruida Bee-
rends, woonachtig- aan de Kanaalkade had van uit
haar huis gezien, dat beklaagde bij de hondenkar stond
en een blauwe kip in den zak deed, dien hij bij zich
droeg.
De Officier van justitie achtte het wettig en over
tuigend bewijs in deze zaak geleverd en eischte tegen
beklaagde twee weken gevangenisstraf.
RIJDEN OP DE KLEINE STEENTJES.
Daarna kwamen een zestal zaken aan de orde, die
voor het kantongerecht te Hoorn behandeld waren,
maar door den Hoogen Raad' naar de Arrondissements
rechtbank alhier verwezen waren. Het betrof een aan
tal personen, die door de politie te Hoorn bekeurd wa
ren. omdat zij zich met een rij- of voertuig hadden be
vonden op het voor de voetgangers bestemde gedeelte
van den openbaren weg.
n cc eerste zaak, die tegen Simon Nicolaas B.,
melkslijter, werd de agent Machiel Bakker, als getuige
gehoord, die mededeelde dat beklaagde zich met een
handkar op het zij-gedeelte van de Gouw had bevon
den, dat met klinkers bestraat is. Volgens getuige
zijn er verscheidene straten in Hoorn, waarvan het
middengedeelte met keien is bestraat, terwijl de zij-ge
deelten, die evenwel niet verhoogd1 zijn, met klinkers
zijn belegd. Er staan echter nergens palen of borden
om aan te duiden, dat de klinkerbestrating alleen voor
de voetgangers bestemd is.
In de volgende zaak was Auke G. beklaagde. Hij
had den 13en December met een rijwiel op de klinker
bestrating van het Groote Noord gereden.
De agent Johannes Sanders werd hierbij als getuige
gehoord, evenals in de volgende zaak, waarin Herma
nns M., bakkersknecht te Hoorn ten laste was gelegd,
dat hij zich den llden December met een broodkar op
de klinkerbestrating van het Groote Noord had be
vonden.