DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Lommerd. No. 147 Honderd en twaalfde jaargang* 1910 ZATERDAG 25 JUNI. K IXMiNi.AN 1». Deze Courant wordt elkers avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. O— Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. AL&MAARSGHE COURANT. Dit nummer bestaat uit 3 bladen.' Zijdie zich met 1 .1111 op dit blad aboimeerenontvangen de tot dien datum verschijnende nummers franco en gratis. l>e Uitgevers. ii. Op een ander punt heeft de Kamer den heer Scha per of nauwkeuriger den heer De Visser wèl ge volgd en zco het regeerings-ontwerp niet onbelangrijk uitgebreid. De regeering wilde de nadeelen der particuliere in stellingen alleen bestrijden door reglementeeren en concessioneeren. De Kamer heeft daaraan een nieuw middel toegevoegd door aan zekere gemeenten de ver plichting op te leggen zelf zulk een openbare instel ling in te richten. Zij heeft dat gedaan niettegen staande de regeering uitdrukkelijk verklaard' had, dat dit, van de overheid verkeerd zou zijn en dat het een zeer krasse maatregel zou wezen, waartoe men alleen in uiterste gevallen zijn toevlucht zou mogen nemen. Eenerzijds gaat het ontwerp heel ver in zijn be moeienis met de gemeentelijke banken van leening. Wat de gemeenteraden in een reglement voo,r zulk een bank hebben te zetten wordt uitvoerig voorgeschreven. Doch nu nog een stap verder gaan en voorschrijven: „gij, gemeente, moet zulk een bank oprichten", heeft de regeering niét willen doen. De Kamer heeft het wèl gewild. Bezwaren met het oog op de gemeentelijke autonomie zijn nagenoeg niet gehoord. Men had te kiezen tusschen twee stelselsdat van den heer Schaper en dat van den heer De Visser. De heer Schaper wilde voorschrijven: Alle gemeenten van 10,000 zielen met kommen van 5000 moeten een ge meentelijke bank hebben. Zij kunnen er telkens voor 5 jaar afkomen, als Gedeputeerde Staten vinden dat er geen behoefte aan zulk een bank is of indien dezen cönstateeren, dat in de behoefte voorzien wordt door een niet op winstbejag gerichte particuliere instelling. De heer De Visser stelt de verplichting vager en al- gemeener: „Als er behoefte aan bestaat, moet de ge meente zulk een bank oprichten. Doet zij het niet, dan kunnen Gedeputeerde Staten tusschenbeideu ko men." Dit laatste is aangenomen. De vraag of er behoefte bestaat, is natuurlijk voor zeer verschillende beant woording vatbaar. Doch het neemt niet weg, dat de gemeenteraad in eigen gemeente daarover voortaan noch het eenige, noch het laatste woord zal hebben te spreken. De Commissaris der Koningin! zal desnoods de bank oprichten voor de gemeente, in de gemeente, doch zonder de gemeente. Word't dit ontwerp wet en dat dit zal gebeuren is niet twijfelachtig dan zullen dus verscheiden ge meenten banken van leening moeten oprichten vol gens de voorschriften dezer wet, of zij het noodig ach ten of niet. Het ligt voor de hand, dat in de gemeentelijke bank van leening geen plaats zal zijn voor verrijking op kosten van de economisch zwakken, die daar hun pan den komen beleenen. Doch -zooals gezegd de wetgever wil niet alleen zooveel mogelijk inrichtingen scheppen waar- misbruiken niet te vreezen zijn, hij treedt ook krachtig op ten aanzien van de bestaande particuliere inrichtingen. De houders moeten per missie hebben-van B. en W. Zij moetén bij hun deu ren witte borden hebben, waarop met zwarte letters zal zijn te lezen „Pandhuis". Zij moeten boekhouden op een bepaalde wijze en worden daarbij gecontroleerd. Zij mogen panden niet verkoopen dan onder de noodi- ge waarborgen van deugdelijke bekendmaking en vol ledige openbaarheid. Voor zorgvuldige bewaring wor den voorschriften gegeven, terwijl ook maatregelen worden genomen tegen het in pand nemen van ont vreemde of verloren zaken. Eindelijk is de mogelijk heid open gelaten om toelating als houder van een bank van leening in te trekken. Van kinderen beneden 16 jaar of beschonken lieden mogen geen panden worden aangenomen. Ook mogen niet tot pand worden aangenomen: zaken, die kenne lijk tot den eered'ienst behooren, militaire kleeding- stukken enz. enz. Nog twee bepalingen van het wetsontwerp gaven aanleiding tot debat en zijn dan ook van gewicht. De eerste is de bepaling, dat de particuliere banken van leening als betaling voor haar diensten alleen een be drag ineens mogen vorderen, dat oorspronkelijk in het ontwerp „rente" werd genoemd, terwijl de gemeente- banken ook administratiekosten in rekening mogen brengen. Terecht kwam men daartegen op. Zoo be handelde men de particuliere inrichtingen beslist on billijk. Die zoo werd betoogd moesten ook „ad ministratiekosten kunnen declareeren. Want bij klei ne panden waren die kosten vaak oneindig veel hoo- ger dan de rente. Zou men die in de renteberekening moeten opnemen, dan zou de rente in veel gevallen be lachelijk hoog moeten worden en dan zou de bepaling, dat de gemeenteraad een maximum rente zou mogen vaststellen, een wassen neus worden, nademaal de ren te door de administratiekosten in veel gevallen zóó hoog zou moeten worden genomen, dat er van de be- teekenis dier maximumbepaling niets overbleef. Die redeneering was onbetwistbaar juist. Doch even juist was het bezwaar van hen, die strijdend voor de verplichting der particuliere banken om alle kosten op de panden (voor rente en administratie) als één bedrag te noemen betoogden, dat de vrijheid om administratiekosten te declareeren zou leiden tot het vragen van allerlei fantastische bedragen onder veler lei naam, gelijk dat tot heden in dé kleine pandhuizen zoo veel moet voorkomen. Men heeft zich uit al deze bezwaren gered door ten slotte voor te schrijven, dat slechts één bedrag mag worden gevraagd, waarbij een geldsom als minimum mag worden gesteld (voor de administratiekosten) doch dat overigens als bedrag ten honderd benoemd moet worden. En dit laatste bedrag kan dan bij ver- chillende soorten van beleening verschillend zijn. Eindelijk verdient nog aanteekening, dat bij strijd tusschen den inhoud van een pandbewijs en den in houd van het register het eerstgenoemde beslissend is, zoolang niet de valschheid of de vervalsching van het pandbewijs is bewezen een bepaling, die natuurlijk bedoeld is om den beleener (die den inhoud van het pandbewijs het best controleeren kan), te verdedigen tegen kwade praktijken van den pandhuishouder. In het bovenstaande hebben wij getracht enkele van de voornaamste bepalingen mee te deelen van het nieuwe wetsontwerp, dat gisteren zonder hoofdelijke stemming in de Tweede Kamer werd aangenomen, „Pandhuiswet" zal heeten en in veel gevallen vrij diep in het dagelijksch leven zal ingrijpen. TWEEDE KAMER. De Kamer heeft gisteren goedgekeurd de overeen komst tot ruiling van grond met de gemeente Venloo; het in 1909 te Parijs gesloten internationaal ver drag betreffende het verkeer met automobielen en tot wijziging van de Motor- en Rijwielwet het wetsont werp, inhoudende nadere bepalingen omtrent den wijn accijns grenswijziging tusschen de gemeenten Gro ningen en Noordelijk; suppletoire begrooting fi nanciën voor uitbreiding' van het rijksbelastinggebouw te Botterdam. Bij de behandeling van het wetsontwerp betreffende de Groningsche grenswijziging wenscht de heer Ter Laan (s.-d. den Haag I) uitstel van dat ontwerp, om dat g-een schetskaart aan de Kamer is overgelegd. Ook de heer Drucker (v.-d. Groningen) betreurde dat geen kaart was beschikbaar gesteld, doch was van oor deel dat dit geen uitstel wettigt. Daarna wïerd behandeld de suppletoire begroeting wegens meerdere kosten van decoratiën. De lieer Troelstra (s.-d. Amsterdam YI) ver klaarde tegen het ontwerp te zullen stemmen. In plaats van eene steeds doorgaande verhooging van uitgaven, had' men van dit kabinet met zijne beginse len vermindering, beperking en veredeling op het punt van decoratiënverleening mogen verwachten. Minister Kolkman verdedigde het ont werp, wijzende op het exeeptioneele van het jaar 1909, wegens de Julianafeesten. De heer T roelstra handhaalde zijne bedenking, opmerkende dat dit kabinet in het normale jaar 1908 bijna honderd decoratiën meer heeft verleend dan in 1906. ITet ontwerp werd aangenomen mét 70 tegen 6 stemmen. Met de socialisten stemde ook de heer Ke telaar tegen. De voorzitter heeft medegedeeld, dat ingekomen is eene Koninklijke boodschap, meldende het overlijden der Vorstin-Moeder van Wied, geboren Prinses Marie der Nederlanden. Besloten is te antwoorden met een adres van rouw beklag. Daarna werd opgemaakt de voordracht voor raads heer in den Hoogen Baad. Gekozen tot eersten candidaat, bij eerste stemming: mr. A. M. Pleyte, advocaat-generaal bij het Gerechts hof te Amsterdam, met 51 van de 77 stemmen; tot tweeden candidaat mr. C. O. Segers, president der Rechtbank te Utrecht; tot derden candidaat mr. H. Hesse, raadsheer in het Gerechtshof te Arnhem. Daarna was aan de orde de interpellatie van den heer Van Doorn omtrent de Borromeo-Ehcycliek. De tribunes waren dicht bezet. De heer V an Doorn (u.-l. Gouda) hoopte vrij to zijn en te blijven van elke dwaze opwinding. Hij herinnerde, dat 57 jaren geleden) de toenmalige Utrechtsche afgevaardigde Van Doom ook interpel leerde in een dergelijke aangelegenheid en toen ook verklaarde alleen te willen protesteeren tegen eenige minder aangename woorden bij hét herstel van de bis schoppelijke hiëarchie, en dat het hem niet te doen was om de vrijheid der Boomsche Kerk in te perken. De interpellant stelde zich ook .niet op het stand punt om de vrijheid der Katholieke Kerk aan te ran den. Het ligt dan ook in den regel buiten den werk kring der Kamer critiek te oefenen op hetgeen de Ka tholieke Kerk in eigen kring doet. Maar anders wordt het, indien de Paus in zijne herderlijke brieven niet schroomt zich te uiten op eene wijze die voor anders denkenden grievend is. Indien de Paus in herderlijke brieven het Protestantisme een pest en eene bron van kwaad noemt, raakt ons dit niet; want, wanneer wij de toestanden hier te lande met die van sommige andere rijken- vergelijken, bedenken wij onwillekeurig dat het Protestantisme nog zoo kwaad niet is. Maar iets an ders wordt het, indien aangetast wordt de eer van hen aan wie wij ons volksbestaan danken, en de eer van ons volk. In dit verband wees spreker op sommige ge deelten der Borremeo-eneycliek. Spreker vestigde de aandacht op de zinsnede in dé Encycliek, waarin de Hervormers, en het Nederland- sche volk en de vorsten die de Hervorming omhelsden, worden voorgesteld als de meest verdorven volken, als de meest verloopen vorsten. Tegenover een dergelijke uiting past een woord! van protest. Een protest dient op te gaan tegen beleedigingen, den vorsten uit het Oranjestamhuis, aangedaan. Daar tegen dient ook uit een politiek lichaam als de Kamer een woord van protest op te gaan. Spr. kwam op tegen de voorstelling als zou de Paus een gewoon particulier persoon zijn. De interpellant wilde niet bij de regeering aandrin gen op bepaalde maatregelen, maar bepaalde zich tot het stellen van twee vragen: lo. Kan de regeering aan de Kamer mededeelen op welke wijze zij geprotesteerd heeft tegen ook voor ons land krenkende uitingen? 2o. Of de regeering, indien zij nog niets gedaan heeft iets wat spreker niet wilde veronderstellen alsnog bereid is te doen blijken, dat zij met leedwezen van bedoelde krenkende woorden heeft kennis geno men? De minister van buitenlandsche zaken, de heer D e Ma rees van Swinderen, zegt, dat de vragen van den interpellant uitgaan van de veronderstelling,' dat de regeering van de Encycliek heeft kennis gekre gen. Dit laatste is niet het geval. (Uitroepen: „ho! hp!") De regeering meende, en is nog van meening, dat het hier een zuivere inwendige aangelegenheid der Katholieke Kerk betreft, gelegen buiten den bemoei- ïngskring der regeering. Daarom beantwoordde de mi nister de beide vragen ontkennend (Hevig rumoer zoo wel in de Kamer als op de tribune). De heer Van Doorn noemde 's ministers ant woord geheel onvoldoende. Ploe kan de regeering vervolgde spreker een dergelijk antwoord geven, wanneer men ziet het protest en de ontroering door gaiiseh Europa opgegaan? (Applaus, ook op de publie ke tribune). De voorzitter gelastte aan de tribune stilte. De heer Van Doorn vervolgdeDit is de geest, die zich bij het volk uit. Laat ons, Kamerléden, aan de regeering ieder een paar dubbeltjes geven, op dat zij zich kan abonneeren op bladen en zich een En cycliek kan aanschaffen. Spreker wilde niet verder op de zaak ingaan, maar liet de beoordeeling aan het Nederiandsche volk over. (Bravo's). De heer De Visser (c.-h. Leiden) had, evenmin als zijne partijgenooten, over de Encycliek in de Ka mer willen spreken. Maar nu dit eenmaal is geschied, meende hij over die Encycliek en over de- houding der regeering niet te mogen zwijgen. Spreker is van ooi-deel, dat de Kamer en de regee- ring' met deze zaak geen rekening hebben te houden. Het geldt hier eene zuiver kerkelijke aangelegenheid, een herderlijk schrijven van den Paus aan zijne kerk- genooten. Waar zou het heengaan, alsi de Kamer zich ging bemoeien met ieder schrijven van kerkgenoot schappen? Als Kamerlid! legt spreker de Encycliek kalm naast zich neer; maar als lid van de Christelijk-historische fractie wil spreker toonen, dat hij vervuld is van de beginselen der Hervorming, en er naar streven den geest dier voorouders hoog te houden en mede te wer ken, niet tot afbraak, maar tot opbouw vau het Chris telijk levensgebouw. Aan de orde was daarna de eindstemming over het wetsontwerp tot voorziening- tegen besmettelijke ziek ten. Wetsontwerp tot regeling der banken van leening. Wetsontwerp tot regeling van het Octrooirecht. Deze wetsontwerpen werden zonder stemming aan genomen. Omtrent een nieuw verzoekschrift van den luit.-kol- inlendant Douglas, vragende herstel van hem gedaan onrecht werd, overeenkomstig de conclusie der com missie overgegaan tot de orde van den dag. Na de pauze betuigde de heer Ankerman (c.-h. Harlingen) vervolgens zijn adhaesie aan bijna alles wat de heer De Visser heeft gezegd. Nu deze betreu renswaardige zaak hier in de Kamer ter sprake is ge komen, wil spreker gaarne zeggen, dat zijne partijge nooten deze encycliek met leedwezen gelezen hebben, als zij hem gelezen hebben. (Gelach.)1 Niet alleen voor zich zelf, maar ook namens zijne partijgenooten spreekt hij zijne, verontwaardiging uit over deze encycliek, die de heiligst© gevoelens der christelijke natie aantast. Niet de minste aanleiding bestaat er voor het ver wijt, dat de Ohristelijk-ITistorische partij hare begin selen prijs geeft. Diepe smart -en verontwaardiging hebben de woor den der Encycliek gewekt en spr. schroomt niet hier uit te spreken zijne groote verontwaardiging over de wijze, waarop over Hervormden en Hervormers in de Encycliek wordt gesproken. Niettemin gaat spr. toch niet mede met. de interpellatie van den heer Van Doorn. Door van deze quaestie een politieke quaestie te maken, brengt men, naar spr. .meening, den gods dienstvrede veel meer in gevaar, dan door de Ency cliek. Uitvoerig zet spr. uiteen, dat de positie van Duitschland tegenover de Kerk in het algemeen geheel anders is dan het openbaar ge-zag in Nederland. Spr. betreurt het, dat van deze quaestie is gemaakt een politieke quaestie.' Gelijk de rechterzijde thans is gegroepeerd, kan ieder zijn vaandel hoog houden en toch gezamenlijk optreden tegen de linkerzijde. (Ge joel in de Kamer en op de tribunes). De voorzitter herhaalt, dat alle kenteekenen van goed- en afkeuring verboden zijn. Bij herhaling zullen de tribunes ontruimd worden. De heer Van der Vooyt van Zijp (a.-r. Tietjerksteradeel) stemt geheel in met het antwoord, door de Begeering gegeven en d© door haar aangeno men houding. Spr. wil de beginselverschillen der coalitie niet weg doezelen. maar tegenover de dogmatiek der Katholier ken moet gesteld worden d© dogmatiek der Protestan ten. En waar men het opneemt voor de vorsten daar moet men zorgen, dat niet dè eer wordt aangerand van den Vorst der vorsten. De heer Van Doorn heeft het zwaard getrok ken tegen de rechterzijde maar de rechterzijde is door dat zwaard niet geveld. De heer N olens (K. Venlo) acht deze zaak hier niet op haar plaats. Na de verklaring door den Paus tegenover Duitschland afgelegd, kan spr. zich niét be grijpen hoe nog van krenkende bejegening sprake kan zijn. Prijs stellende op godsdienstvrede en practische verdraagzaamheid zullen de Katholieken zich van de bat onthouden. De minister van Buitenl. Zaken verklaart, dat het de bedoeling der Begeering is geweest deze zaak zoo kort mogelijk af te doen maar allerminst is het de be doeling- der Begeering geweest zich er met eene woord speling af te maken. De vraag luidde: of de Kegee- ring van de Encycliek kennis had gekregen en daarop was het antwoord ontkennend; kon, het niet anders zijn. Maar daarmede wilde de Begeering allerminst zeggen, dat zij niet over de zaak spreken wilde. Is die indruk gevestigd dan betreurt de minister dat. De minister geeft daar een historisch overzicht van de opheffing van het gezantschap van den Paus bij ons Hof. Ook in 's ministers gemoed hebben bij het lezen der Encycliek snaren getrild, maar dat is de vraag niet. Waar de Encycliek niet officieel ter kennis van de Begeering is gebracht, daar bestond voor haar geen aanleiding er zich over uit te laten. De heer Troelstra staat op hetzelfde stand punt als de Begeering, ook hij is gematigd onverschil lig tegenover.deze zaak. Hij kan zich begrijpen, dat al len die nog in de cultuurbeweging zitten, welke in de hervorming uiting heeft gevonden, pijnlijk getroffen zijn. Spreker zit niet meer in de oude cultuurbewe ging maar in den cultuurbeweging van den teg'enwoor- digen tijd. Het systeem van elkaar te disqualificeeren komt voor in de Encycliek maar komt ook voor in het sysjeem, dat gevolgd wordt tegenover de socialisten. Ook zij worden dagelijks gedisqualificeerd door hen, die zich nu zoo gegriefd' gevoelen. Ook de socialisten worden dagelijks door Katholieken en Protestanten gequalificeerd' als stofvergoders. Staatsrechterlijk acht spr. de Begeering vrij zich buiten deze zaak te houden evengoed als hij haar gevoegd acht om een oordeel er over uit te spreken. Maar spr. constateert, dat deze Christelijke Protestantsche Begeering niet eens be hoefte gevoelt om uiting te geven van hare gevoelens aan een Protestantsche natie. De heer Van Doorn repliceerde. De voorzitter zei de Begeering dank. De no tulen van deze: laatste vergadering werden gelezen en de Kamer ging op reces. EEN ADBES. Het hoofdbestuur, van het Ned. Onderwijzers-Ge nootschap heeft een adres gezonden aan de Tweede Kamer, waarbij verzocht wordt in de Arbeidswet als nog een zoodanige wijziging aan te brengen dat jeug dige personen geen arbeid mogen verrichten na 5 uur des namiddags,'opdat zij met vrucht deel kunnen ne men aan het herhalingsonderwijs en aan avondcursus sen voor vakonderwijs. SLUITING MINISTERIEELE BUREAUX. Door den ministerraad is onlangs besloten, dat de departementale bureaux, behalve op Zondagen en al- gemeen erkende Christelijke feestdagen, ook gesloten zullen zijn op den Nieuwjaarsdag, den Goeden Vrij dag en op den verjaardag van H. M. de Koningin. Op den verjaardag van Z. K. H. den Prins der Ne derlanden en van H. M. de Koningin-Moeder zullen de bureaux, zooals tot dusver gebruikelijk was, te één uur 's namiddags gesloten worden; dit zal echter niet het geval zijn op den verjaardag, van Prinses Juliana. Op 30 April j.l. waren dé bureaux wel na één uur gesloten. DE KRUPP-COMMISSIE. Donderdag vergaderde naar men weet de Tweede Kamer met gesloten deuren, ter behandeling van het rapport der Krupp-commissie. Daar de commissie naar wij vernemen voorgesteld heeft om tot open baarmaking van het rapport over te gaan, kan deze binnen weinige dagen worden verwacht. (Avpst.) PROVINCIALE STATEN ZUID-HOLLAND. Vóór de verkiezingen was de- verhouding in de Sta ten van Zuid-Holland 51 rechts én 31 links; in het vervolg zal het zijn 55 rechts en 27 links. In Dordt wisten de liberalen uit eigen kracht hoven den antirevolutionnair te/blijven, en Gorinchem bleef met niet minder dan 100 stemmen verschil zijn aftre dend Statenlid, prof. Visser handhaven. Leiden bleef ook zijn eigenaardige traditie getrouw, om wcl een antirevolutionnair, maar geen roomsck-ka- tholiek af te vaardigen en daaraan, dankt de heer Paul het behoud van zijn zetel met een mooie meerderheid. Rotterdam III herkoos den heer Plate en vaardigde den heer De Jongh af maar in V viel een der vrij zinnigen af 'tegen, den r.-k. candidaat Van der Vijver. De heer Mees zag zijn mandaat vernieuwen. Met de verkiezing in I van de heeren Hoogeweegen en Valk ging het district, dat bij eerste stemming den vrijzin nigen ontviel, ook voor de linkerzijde verloren. Het gelukte de rechterzijde voor de eerste maal, ook in het Statendistrict van Den Haag een bres t© schie ten. Wel zijn vier vrijzinnigen gekomen, maar de vijf de moest het met een klein verschil van stemmen af leggen tegen den heer Macltay. Is bijna overal drukker gestemd dan den eersten keer, in 's-Gravenhage kwamen thans 3000 kiezers meer aan de bus dan bij de stemming. De liberalen kregen daarvan gemiddeld ongeveer 1200 stemmen, de kerke- lijken 2000, de socialisten 200. Alleen in Botterdam liep het anders. District III herkoos wel den heer Plate, en vaardigde met hem den heer De Jongh af, maar V wierp een vrijzinnige uit voor een roomsch-katholiek. District I eindelijk, waar de aftredende liberalen bij derde stemming uitvielen,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1