DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Openbare Verkooping No 153 Honderd en twaalfde Jaargang, Zaterdag 2 Juli 1910 WAARSCHUWING. Sabine Lettentin. ADVERTENTIEN Openbare Verkooping 1. Oost Indische kers; 2. rogge; 3. appelen 4, peren 5. roode bessen 6. zwarte bessen. ALKMAARSCIE COURANT. POSTKANTOOR TE ALKMAAR. Lijst van de aan dit kantoor ter post bezorgde brie ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt. 2e Helft der maand Juni 1910. Brieven. Mej. Suze van Arkesteijn, Alkmaar. H. Bos, Amsterdam. Mej. J. Koennis, van Leeuwen, van Zuijlen, Mevr. C. C. HaasbroekRoobol, s Hage. H. Konnan, Wijk aan Zee. P. Wit, Zandt. T. Kostelijk, Z.-Scharwoude. Briefkaarten. W. A. Visser, Alkmaar. An. Korff, Amsterdam. D. Tiegh, Krijn de Groot, D. v, d. Kruijf (2 stuks) M. A. Tiske, Arnhem. L. van Klaveren, 's Hage. Buitenland. J. van der Goot, Westfalen. De ingezetenen der gemeente ALKMAAR worden herinnerd aan art. 14 der Verordening houdende be palingen omtrent het verdeelen der gemeente in wij ken en het opmaken van volledige staten der bevolking en barer huizing (Gemeenteblad No. 90 van 1898) luidende VAN ELKE VERHUIZING BINNEN DE GE MEENTE WORDT BINNEN AOIIT DAGEN KENNIS GEGEVEN TER SECRETARIE VAN DE GEMEENTE: BIJ VERHUIZING VAN EEN GEZIN, DOOR HET HOOED VAN HET GEZIN; BIJ VERHUIZING VAN AEZONDERLIJK LE VENDE PERSONEN, DOOR HENZELVEN; BIJ VERHUIZING VAN INWONENDE DIENST- EN WERKBODEN, DOOR HENZET.. VEN; BIJ VERHUIZING VAN PERSONEN NAAR INSTELLINGEN, GESTICHTEN, INRICHTIN GEN VAN WELKEN AARD OOK, IN WELKE PERSONEN ONDER EENIG BESTUUR SAMEN WONEN, DOOR DE BESTUURDERS DIER IN STELLINGEN, GESTICHTEN OF INRICHTIN GEN. Verzuim van de bovenstaande kennisgeving wordt gestraft. Een schetsje van JUTHA CARLS. Naar het Duitsch. Hij reed de bloeiende kastanje-allee uit, aan een donkergroenen tunnel gelijk met flikkerende lichtjes bezaaid. Sabine Lettentin keek het rijtuig na, maar hij die kaarsrecht op den bok zat, keek niet om. Na tuurlijk niet! Wie pas een blauwtje geloopen heeft, zal daar geen lust in hebben. Zij keerde terug naar het erf. 's Morgens had zij de roode kristallen vaas op tafel met seringen gevuld. Zij boog er overheen zoodat haar gezicht bijna geheel tusschen de bloemen verdween. Zij wilde aan niets anders denken dan aan de lente, die zij met haar jeugdige lippen aanraakte. Daar ging de deur open welke naar de zitkamer van mevrouw Lettentin voerde. Een vrouw vertoonde zich op den drempel, lang, mager, zeer eenvoudig gekleed in een blauw katoenen japon en een zwart schort er overheen. Zij vestigde haar koude oogen op haar dochter en zeide: „Is hij weg, Sabine?" „Ja." Mevrouw Lettentin lachte spottend. „Mooi zooWij kunnen ons de weelde veroorloven een huwelijksaan zoek af te wijzen, wij, die zoo arm zijn als de mieren Sabine zag haar vragend1 aan; 't was of zij het eerst niet goed begrepen had; daarop kreeg zij een vuurroo- de kleur. „Was het dan het geld van Hans George Hopenrath waar u op rekende, moeder?" „Ja, zeker!" stemde mevrouw Lettentin toe. „Dat wij arm zijn en ons hier op het landgoed haast niet meer staande kunnen houden, dien je eindelijk eens te weten, en dat is de reden waarom ik je met Hopen rath in kennis gebracht heb; wat hadt je op dezen jongen man nu weer aan te merken, als ik het je vra gen mag, Sabine?" „Niets!" zeide het meisje zacht; „ik wil niet trou wen, ik wil hier niet vandaan, ik wil vader niet alleen laten!" „Dat is een mooi excuus! Het zal niet lang meer duren of wij moeten hem van zijn bed opnemen en naar een klein vreemd huis brengen. Wij trekken hier alle drie het huis uit met den bedelstaf iu de band. Dat lot had Hopenrath ons kunnen besparen!" Sabine gaf geen antwoord. Zij had; een gevoel alsof haar hart ophield met kloppen, zoo benauwde haar de vreeselijke voorstelling dat men den verlam den ouden man, dien zij zoo onbeschrijfelijk liefhad, het huis zijner voorvaderen zou moeten uitdragen. Iedere boom, iedere steen had haar een familiege schiedenis te verhalen. Haar overgrootmoeder had de kastanje-allee voor het huis zelf geplant. Haar vader had zelf aan het uiterste einde daarvan de tent ge maakt, waar hij in de schaduw der hoornen menigmaal had zitten peinzen; „zijn kerk" noemde hij dat rustige, vreedzame plekje. En hier, in het voorhuis, hadden zij allen op de lijkbaar gelegen, voordat zij naar hun laat ste rustplaats werden gebracht. Hier wilde, ja hier moest ook de laatste afstammeling van het geslacht op do lijkbaar gelegd worden. Sabine richtte zich op; een groote kracht, een warm gevoel voor het huis waarin zij geboren was, deed haar geheele lichaam trillen. Zij vestigde haar schitterende blauwe oogen op de vrouw welke op den drempel stond en zeide: aarom laat u mij niet werken, als wij arm zijn, moeder? Ben ik niet jong en sterk, ik ben toch geen kind meer?" „Ach ik werk immers voor tien", zoo viel haar moe der haar in de rede. „Ik werk meer dan een dienst bode en het geeft allemaal niets. Weet je dan niet, dat ik bak en slacht en kransen en bouquetten maak om op do .uwrkt te verkoopen, hoe ik iederen cent be knibbel, weet je niet, dat ik het eerste opsta en het laatst naar bed ga, zie je niet dat ik jaar in jaar uit in dezelfde katoenen japon loop.dat ik mij zelf niets, neen geen sikkepit weelde gun? Denk je dat ik dit alles voor mijn plezier doe, dat het alles geen bit tere noodzakelijkheid is?" Sabine zag de werkhanden van haar moeder aan en het harde gelaat, alsof ze het vandaag voor het eerst aanschouwde, en tegelijkertijd: kwam zij tot het besef, dat zij elkander vreemd geworden waren en niets meer van elkaar afwisten, dat zij nooit over elkander had den nagedacht. En smeekend vroeg zij„Laat mij u helpen, lieve moeder!" „Neen!" riep de,strenge vrouw met dreigende stem. Toen verflauwde eensklaps het teedere gevoel in Sabine's hart. Toen hief zij het hoofd op. Dat was dezelfde stem, die zij vroeger in de kinderkamer had gehoord; zij kende dien toon, hij oefende nog steeds denzelfden verkillenden invloed uit. Reeds menig maal had haar moeder een verzoek afgewezen; Sabine waagde het „waarom" niet uit te spreken en toch meende zij er op dat oogenblik het volste recht toe te hebben. Mevrouw Lettentin trok de deur achter zich dicht. Zij had er niets meer bij te voegen. Sabine mocht zelf weten wat zij deed. Het jonge meisje ging pein zend naar boven, naar de kamer van haar vader. Zou deze iets vermoeden van het zwaard van Damocles, dat dreigend boven zijn hoofd hing? Reeds geruimen tijd viel men hem met niets meer lastig; trouwens op dit punt vertrouwde zij haar moe der niet, want veel kiesch gevoel bezat deze niet. De heer des huizes lag uitgestrekt op zijn rustbed, zooals hij reeds acht maanden lang gedaan had. Als een gebroken eikeboom uit zijn bosschen. Hij wist, dat hij nooit weer zou opstaan. Dat wisten zij allen het einde van den ouden man naderde langzaam. Sabine zette zich neder in den armstoel naast het bed van den zieke en zag het vermagerd! gelaat met innig medelijden aan. Neen! Zij zou niet toelaten dat hem eenig leed wedervoer, zij zou over hem en zijn landgoed waken Iloe, op welke manier, was haar zelve nog niet duide lijk. Onwillekeurig sloeg zij de oogen op naar de spreuk boven het bed van haar vader; de zilveren let ters op den zwarten achtergrond' schenen tot haar te willen spreken. „Die wolken, lucht en winden „Wijst spoor en loop en baan, „Zal ook wel wegen vinden „Waarlangs uw voet kan gaan." De woorden „Zal ook wel wegen vinden", bleven haar voor 't eerst bij met vertroostende zekerheid en het was of een stevige, warme hand de hare vatte. Zij dacht aan Hans George Hopenrath en ging m gedachten den tijd na van hun korte kennismaking af aan, den dag waarop haar moeder hem op den markt dag aan. haar had voorgesteld.- Zij had hem al meermalen gezien en wist natuurlijk wie hij was. Zij gingen echter met niemand om, zelfs niet met de naaste buren; haar verbazing* was dus des te grooter toen haar moeder hem uitnoodigde een be zoek te komen brengen. Nu begreep zij dadelijk wat daarvan de reden ge weest was. Het was om zijn geld, dat hem de eer werd aangedaan en niet om zijn persoon. Zij beschouwde het als een beleediging die hem was aangedaan. Men had den niets kwaads-vermoedenden jongen man wil len bedriegen, hem in* een val lokken.... even als vroeger de roofridders deden. En zij had tot lokaas gediend! Het bloed steeg Sabine naar het gelaat. De zieke werd onrustig; zij schelde om den oppas ser. Deze gaf Sabine een wenk, dat zij vertrekken moest voordat hij geheel was ontwaakt. Met een zucht stond zij op, ging naar beneden en door de achterka mer naar den tuin. De weide achter den tuin was aan één rose wolk gelijk, door de heerlijke pluimanjelieren, uit- geur en licht bestaande. Het was alles even schoon, de lente had de geheele omgeving in een waar paradijs omge- tooverd. De smalle voetpaden waren met goud be strooid, want de paardebloemen bloeiden welig en Sa bine liep over een zacht tapijt. Plotseling kwam haar een plan in 't hoofd; zij keerde terug en ging naar den stal; daar verzocht zij den ouden Riedel, die pein zend tegen de staldeur leunde, haar bruine paard te zadelen: zij wilde paardrijden, alleen zijn. Vlug verkleedde zij zich, stak haar mooie blonde haar in een dikken wrong op en verborg het onder het stijve heerenhoedje. Dat was het verstandigste, zij moest er niet te lang over nadenken anders mocht zij berouw hebben over haar besluit, en het was toch be ter zoo. Er moest gehandeld! worden» morgen was het misschien reeds te laat. Zij nam den kortst-en weg en reed naar Kanzelow. Hans George was zeker al lang* thuis, indien hij ten minste niet doorgereden was naar de stad. Neen! Goddank hij was thuis! Zij werd dadelijk in zijn studeerkamer gelaten; men dacht zeker dat het een gewichtige, een buitengewone reden moest wezen waarom juffrouw Sahine Lettentin in hoogst eigen persoon een bezoek kwam brengen. Op 't eerste oogenblik kon Sabine geen hand voor haar oogen zien. Het was pikdonker in de kamer, alle jalouzieën waren dicht; zij hoorde echter wel een booze stem mompelen „Wat duivel! heb ik dan geen bevel gegeven mij vandaag niet te storen en niemand binnen te laten." „Juffrouw Lettentin van Drassen!" herhaalde de grijze bediende. Nu sprong Hans George met zijn lange gestalte uit zijn stoel op en de dichtst bijzijnde jalouzie vloog met een ruk open. Zij konden elkaar zien. Bleek, met kloppend hart-, traden zij elkander tegemoet. „Ik begrijp niet wat' de reden is van uw bezoek, juf frouw Lettentinzeide hij eindelijk met een stem heesch van ontroering. Zooeven had hij op deze zelfde plek, met de handen voor het gelaat, als een kind zit ten schreien. „Neen, dat kunt u ook niet begrijpen", antwoordde zij zacht-, „ik zal u dadelijk verklaring geven. Wilt- u mij even aanliooren?" Hans George knikte. Hij schoof een tweeden stoel bij de schrijftafel en Sabine Lettentin nam plaats. „Mijnheer Hopenrath", begon zij zonder omwegen maar met een doodsbleek gezichtje, zooals hij nog nooit van haar gezien had, „mijnheer Hopenrath, ik heb u vanmorgen gezegd, dat ik niet met u trouwen kan, ik dacht dat men niet moet trouwen als men zijn landgoed zoo lief heeft als ik ons Drassen en als men bij zijn lieven, goeden vader kan blijven. Maar moe der heeft mij gezegd, dat wij arm zijn, dat wij het niet uang meer op Drassen kunnen volhouden, dat het landgoed ons, mijn besten vader misschien ontnomen zal worden, en eer ik hem zulk een ontzettend groot l leed zou willen berokkeneno, mijnheer Hopenrath, j het is zoo moeilijk het u te zeggen, maar. ik wou j u vragen. of u toch maar met mij wilt trouwen. j Hans Georg-e bleef met gebogen hoofd zitten en ant woordde niet. Men hoorde het luide tikken der hang klok en het gonzen van een wesp. Sabine wachtte te vergeefs. Het was haar zeer wonderlijk te moede toen zij daar als een smeekende tegenover haar afgewezen minnaar zat. Wat zag hij er heel anders uit met dien diep ern- stigen trek op zijn ve-rbruind' gelaat. Zij kende hem eigenlijk alleen in een vroolijke stemming en zulke door en door vergenoegde mannen mocht zij niet gaar ne, zij vond ze zoo jongensachtig, zoo weinig degelijk. Zij had een bepaalde voorliefde voor ernstige. „U is ten minste eerlijk, juffrouw Lettentin, dat moet ik erkennen!" zeide hij eindelijk, maar de woor den klonken eerder vijandig dan waardeerend, „maar hoe kunt u het in uw hoofd! krijgen zonder liefde te willen trouwen, dat kunnen fatsoenlijke, verstandige menschen toch niet- doen!" „Ik dacht, dat ik u uit dankbaarheid! misschien zou leeren liefhebben!" antwoordde Sabine. „Neen!" zeide hij kortaf, „ik wil niet uit dankbaar heid bemind worden! Op zulk een liefde hen ik niet gesteld, want dat is geen liefde of ten minste niet zoo als ik ze mij voorstel, zooals ik voor u gevoel. Ik bied u mijn hulp aan zonder er belooning voor te eischen, u kunt op mij rekenen." Hij stond op en liep met groote stappen de kamer op en neer en Sabine vouwde de handen in den schoot en deed al haar best een zeldzaam onaangenaam ge voel te bestrijden. „Dus u wijst mij af?" vroeg zij een weinig uit de hoogte. Eigenlijk had zij moeten opstaan en vertrek ken. Het was toch alles afgeloopen heel spoedig afgeloopen!" „U niet, maar deze manier, deze koop of afspraak, om het zoo maar eens te noemen", antwoordde hij. „Dacht u misschien, juffrouw Lettentin, dat ik wat tevreden gesteld moest worden?" „Neen, dat meen ik niet!" zeide Sabine met volle overtuiging. Zulk een fier man moet wel door eene vrouw bemind worden. Maar dat begreep zij nu pas. Vanmorgen had zij hem mog niet gekend, toen had zij hem nog zeer gewoon en alledaagsch gevonden. Zij had eensklaps een gevoel of zij zelf heel klein en arm en onbeduidend was. Hij had groot gelijk haar te be danken; zij begreep best, dat zij voor hem afgedaan had. Maar zij wilde ook trotsch wezen. „Ik zal natuurlijk nooit gebruik maken van uw hulp, daar ik het u nooit zou kunnen vergelden zeide zij. Zij stond op en reikte hem de hand. Hij hield' die stevig vast tusschen zijn beide warme, groote handen. „En als het ergste gebeuren mocht, juffrouw Sabi ne", vroeg* hij, „hoe z-ou u het dan- kunnen verhinde ren?" „Ik zal werken, mijnheer Hopenrath." Hij zag haar doordringend! aan en zij sloeg de oogen niet neer. Maar dat zij een vuurroode kleur kreeg kon zij hem niet- verbergen. Zij schaamde zich voor haar aanwezigheid aan deze plaats en voor het verzoek, dat zij hem had gedaan. Had zij niet eerst moeten trach ten op een andere wijze zich zelve te helpen? aarwei", fluisterde zij. Hans George rekte zich uit in zijn volle lengte. Hij zuchtte. „Nu heb i k een verzoek", riep hij met veel nadruk op het woord i k, „zou u niet nog even willen gaan zit ten, Sabine Lettentin? Nu moet ik u iets zeggen voordat u voor goed' van .mij afscheid neemt." Gehoorzaam ging zij weder op haar oude plaats zit ten het- was een verlichting voor haar, dat het laatste woord tusschen hen beiden nog niet gesproken was. „Juffrouw Sahine, uw moeder heeft u de waarheid niet gezegdU is rijk. Dat is boven allen twijfel verheven. U kunt het informeeren als u wilt bij no taris Noteborn in Stolp, den notaris van uw familie. Uw moeder staat wijd en zijd om haar gierigheid be kend, men vertelt er allerlei anecdotes over, die helaas het nadeel hebben waar te zijn. Maar het is meer dan zelfzuchtig van haar, haar eigen eenig kind aan dien ong*elukkigen hartstocht te willen opofferen!" Sahine was verstomd; zij wist niet of zij zich moest verheugen of in tranen uitbarsten. „Juffrouw Sabine heb ik u verdriet gedaan?" vroeg Hans George vriendelijk. Zij knikte, maar spoedig daarop schudde zij het hoofd. „Neen, mijnheer Hopen rath! Want mijn moeder is geen Lettentin. Anders zou ik mij schamen." „Ik heb u nog meer te zeggen", ging hij opgewonden voort. „Nu komt de hoofdzaak zelfs. Uw moeder vergist zich wat mij betreft, zooals de geheele wereld zich schijnt te vergissen. Want ik ben een arme man, die liet zwaar te verantwoorden heeft, en veel heeft te strijden. Maar ik geef het niet op, zoolang het mo gelijk is houd ik het vol, Godl zal mij helpenToen ik u leerde kennen, Sahine, zag ik in u eerst niets an ders dan het rijke meisje; het duurde echter niet lang of ik vatte een innige liefde voor u op; uw beeld stond mij steeds voor oogen, waar ik ook henen ging, wat ik ook deed. Al houdt haar moeder de koorden van den geldzak vast, ik begeer alleen het jonge meis je en haar alleen, dacht ik. En ik deed aanzoek om uw hand, zonder de minste bijgedachte.... en verder weet u alles...." Hij zweeg plotseling en zij keken beiden voor zich neder en deden hun best hun ontroe ring* niet te toonen. Maar dat duurde geruimen tijd. Eindelijk stond Sabine op en kwam vlak bij Hans George staan, haar roode lippen trilden, maar haai* oogen schitterden. „Dus ik ben rijk, Hans George?" vroeg zij lachend. „Ja." „En ik heb uw hulp niet noodig?" „Neen, zeker niet." „En van dankbaarheid is geen sprake?" „Hoe komt u daaraan?" zeide hij met een bitteren lach, niet vermoedende waar zij met haar vragen heen wilde. „Hans George", riep zij, „wil je nu zoo vriendelijk zijn met mij te trouwen, met mij, precies zooals ik ben, liet mag dan arm zijn of rijk! Precies zooals ik jou hebben wil, niemand dan jou, precies zooals je ben?. Niet uit dankbaarheid. maar uit liefde, Hans George GEVESTIGDE PERSONEN. J. Zwagerman, koopman, Overd'iepad 40, n.h. A. Bakker, zonder beroep, Forestusstraat 24, geref. N. Molenaar, huishoudster, Lindenlaan 49, r.k. C. Mul der, dienstbode, Kennemerstraatweg 101, r.k. A. Win der, zonder beroep, Stuartstraat 3, n.h. M. H. Leo pold, zonder beroep, Kennemerstraatweg 2, geen kerk genootschap. P. H. van Huit, directeur Huis van Be-. waring, Geestersingel 14, n.h. M. Walstra, dienstbo de, Emmastraat 25, geref. P. Hofman, banketbakker, I Klein Nieuwland 14, r.k. O. J. Kuhne, winkeldief, i Boterstraat 7, r.k. M. O. Knuppel, winkeljuffrouw, Langestraat 138, r.k. A. Haarman, banketbakker, Doodlaan 12, r.k. A. J. Duistermaat, dienstbode, Me- tiusgracht 22, n.h. M. C. Elich, metaalslijper, Linden- laan 9, n.h. J. Beukema, smid, Landstraat 26, n.h. W. A. Levert, kantoorbediende, Hekelstraat 28, n.h. H. Blom, dienstbode, Luttik Oudorp 89, n.h. A. Koe man, pakhuisknecht, Stuartstraat, 10, rem. A. J. de Nijs, winkelbediende, Houttil 30-31, r.k. A. Verger, kleermaker, Kerkplein 2, r.k. E. Visser, sigarenmaker, V esterkolkstraat 22, n.h. F. Pauw, houtwerker, Erie- sqheweg 7, n.h. W. Kraakman, tdfnier, Westerweg 284, r.k. VERTROKKEN PERSONEN. G. Vrijer, voerman, Forestusstraat 33, Oudkarspel, d.g. van Truijen, banketbakker, Kennemerstraat weg 7, Z. en N. Schermer, n.h. M. G. O. G. Homan, dienstbode, Westelijk 19, Utrecht, n.h. II. van den Berg, sigarenmaker, Stuartstraat 21a, Zwolle, n. h. J. J. Smolenaars, chef waschinr. Schermerweg 37, Wormerveer, r.k. A. Heilig, dienstbode, Spoorstraat 58, Hoorn, r.k. A. J. van Wagtendonck, klerk po^t. en tel., Molenbuurt 29, Hilversum, n.h. C. J. Castricum, teekenaar, Overdiepad 42, Kerkrade, r.k. J. Ruiter, schilder, Helderscheweg 21, Haarlemmermeer, r.k. N. van Duin, schilder, Helderscheweg 21, Haarlemmer meer, r.k. C. II. M. Kosters, winkeljuffrouw, Ko ningsweg 23, 's Hertogenbosch, r.k. Wed. J. A. Brug Kalis, zonder beroep, Parkstraat 13, Schiedam, n.h. J. M. C. Korlvinke, onderwijzeres, Koorstraat 10, Wondseradeel, n.h. J. II. Rijkenberg, bankethakker, Langestraat 20, Purmerend, r.k. M. van Driel, dienst bode, Lindenlaan 5, Bergen, r.k. A. J. Sernee, ban ketbakker, Appelst-eeg 1, Leiden, r.k. E. Hazes, zon der beroep, Nieuwlandersingel 12, Haarlem, d.g. Joh. Elles, bouwkundig opzichter, Stuartstraat 57, Leiden, n.h. A. van Dam, student, Vrouwenstraat 1, Londen r.k. Verkortingen. Hierachter laten wij een lijstje volgen van de verschillende verkortingen, die in den wekelijkschen staat kunnen voorkomen: N.H. Neder- landsch Hervormd. R. K. Roomsch Katholiek. D. G. z-t: Doopsgezind. L. d. II. Leger des Heils. Geref. Gereformeerd. Rem. Remonstrantsch. H. L. Hersteld Luthersch, E. L. Evangelisch Luthersch. N. I. Nederlandsch Israëlitisch. W. H. Waalsch Hervormd. Ingezonden Mcdedeelingeu, Verdenkt gij nw nieren wel? Staat gij op met een ellendig gevoel in uw rug? Pijn in de lendenen en zijden? Zijt gij prikkelbaar of moedeloos? Zonder energie? Is uw urine bewolkt, zanderig of brandend Heeft uw wat-er een onnatuurlijke kleur? Loost gij te veel of te weinig urine? Zijt gij waterzuchtig of rheumat-isch V' anneer gij het geringste verschijnsel van een nier- of blaasziekte hebt, dan zijt gij nooit veilig voor een plotselinge ineenstorting der nieren of van de blaas. Uw ziekte kan zelfs een hoogeren trap bereikt hebben dan gij denkt en lioe langer zij veronacht zaamd wordt, des te dieper kan zij wortel schieten. Alleen een spicaal nierengeneesmiddel kan iederen wortel van een nierziekte uitroeien en de werkelijke oorzaak der ziekte genezen. Dit is de reden, dat Fos ter's Rugpijn Nieren Pillen dhurzaam genezen. Zij dienen uitsluitend' voor nier- en blaaskwalen. Zij wer ken m overeenstemming met de natuur en geven aan de nieren hun gezondheid terug, terwijl zij een natuur lijke werking der blaas herstellen, zoodat het bloed behoorlijk gefiltreerd wordt en de vloeibare onzuiver heden geregeld uit het lichaam worden afgevoerd. Foster's Rugpijn Nieren Pillen (let op den juisten naam) zijn te Alkmaar verkrijgbaar bij de heeren Nierop Slothouber, Langestraat 83. Toezending geschiedt franco na ontvangst van postwissel 1.75 voor één, of f 10 voor zes doozen. van STRANDGOEDEREN te ILMO.M) AAN ZEE op Woensdag O Juli 1910, des voormiddags tien uur, bestaande in zt 500 palen (barkrens) 15 en 16 voet lang, 41/, en 6 /2 d.M. .Amst, dik. Hr 450 battings, diverse lengte, 2 X 5 2 X 6- I2 X 61/-; 3 7 en 3 X dm. Amst. zwaar. Een Reddingboot (Thesbé), lang 231/,wijd 61/, voet. 8 koperen luehtkisten. Een nieuwe balk, 25 vt. lang, 23 dm. Amst, zwaar Een dito 28 vt. lang, 15 dm. Amst zwaar. Een gaffel, 25 voet. Een laadboom, 38 voet, enz. enz. in het koffiehuis van den heer RUS te Schoorl, op Zaterdag* 9 Juli 1910, 's avonds 7 uur, van de vruchten op den tuin en boomgaard, genaamd „het Slot", aan den Sc-hoorlschenweg te IIOORI.. in 6 kavelingen, als Ten verzoeke, van den heer W. ZAADNOORDIJK. Betaling Kerstmis a.s. Te bezichtigen dagelijks, na aanvrage bij den be woner GROENLAND. P. J. LAURMAN, Notaris. Voor Amsterdam of buiten zoekt gerontineerd Reiziger, pr. referenties en vele relaties, terstond plaatsing, ook geschikt voor kantoor èn reizen. Br. fr. bur. dezer cour. onder lett. X.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 9