DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Openbare Verkooping
No 153
Honderd en twaalfde Jaargang,
Zaterdag 2 Juli 1910
WAARSCHUWING.
Sabine Lettentin.
ADVERTENTIEN
Openbare Verkooping
1. Oost Indische kers; 2. rogge; 3.
appelen 4, peren 5. roode bessen
6. zwarte bessen.
ALKMAARSCIE COURANT.
POSTKANTOOR TE ALKMAAR.
Lijst van de aan dit kantoor ter post bezorgde brie
ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van
de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt.
2e Helft der maand Juni 1910.
Brieven.
Mej. Suze van Arkesteijn, Alkmaar.
H. Bos, Amsterdam.
Mej. J. Koennis,
van Leeuwen,
van Zuijlen,
Mevr. C. C. HaasbroekRoobol, s Hage.
H. Konnan, Wijk aan Zee.
P. Wit, Zandt.
T. Kostelijk, Z.-Scharwoude.
Briefkaarten.
W. A. Visser, Alkmaar.
An. Korff, Amsterdam.
D. Tiegh,
Krijn de Groot,
D. v, d. Kruijf (2 stuks)
M. A. Tiske, Arnhem.
L. van Klaveren, 's Hage.
Buitenland.
J. van der Goot, Westfalen.
De ingezetenen der gemeente ALKMAAR worden
herinnerd aan art. 14 der Verordening houdende be
palingen omtrent het verdeelen der gemeente in wij
ken en het opmaken van volledige staten der bevolking
en barer huizing (Gemeenteblad No. 90 van 1898)
luidende
VAN ELKE VERHUIZING BINNEN DE GE
MEENTE WORDT BINNEN AOIIT DAGEN
KENNIS GEGEVEN TER SECRETARIE VAN
DE GEMEENTE:
BIJ VERHUIZING VAN EEN GEZIN, DOOR
HET HOOED VAN HET GEZIN;
BIJ VERHUIZING VAN AEZONDERLIJK LE
VENDE PERSONEN, DOOR HENZELVEN;
BIJ VERHUIZING VAN INWONENDE
DIENST- EN WERKBODEN, DOOR HENZET..
VEN;
BIJ VERHUIZING VAN PERSONEN NAAR
INSTELLINGEN, GESTICHTEN, INRICHTIN
GEN VAN WELKEN AARD OOK, IN WELKE
PERSONEN ONDER EENIG BESTUUR SAMEN
WONEN, DOOR DE BESTUURDERS DIER IN
STELLINGEN, GESTICHTEN OF INRICHTIN
GEN.
Verzuim van de bovenstaande kennisgeving wordt
gestraft.
Een schetsje van JUTHA CARLS.
Naar het Duitsch.
Hij reed de bloeiende kastanje-allee uit, aan een
donkergroenen tunnel gelijk met flikkerende lichtjes
bezaaid. Sabine Lettentin keek het rijtuig na, maar
hij die kaarsrecht op den bok zat, keek niet om. Na
tuurlijk niet! Wie pas een blauwtje geloopen heeft,
zal daar geen lust in hebben.
Zij keerde terug naar het erf. 's Morgens had zij
de roode kristallen vaas op tafel met seringen gevuld.
Zij boog er overheen zoodat haar gezicht bijna geheel
tusschen de bloemen verdween. Zij wilde aan niets
anders denken dan aan de lente, die zij met haar
jeugdige lippen aanraakte.
Daar ging de deur open welke naar de zitkamer van
mevrouw Lettentin voerde. Een vrouw vertoonde zich
op den drempel, lang, mager, zeer eenvoudig gekleed
in een blauw katoenen japon en een zwart schort er
overheen. Zij vestigde haar koude oogen op haar
dochter en zeide:
„Is hij weg, Sabine?"
„Ja."
Mevrouw Lettentin lachte spottend. „Mooi zooWij
kunnen ons de weelde veroorloven een huwelijksaan
zoek af te wijzen, wij, die zoo arm zijn als de mieren
Sabine zag haar vragend1 aan; 't was of zij het eerst
niet goed begrepen had; daarop kreeg zij een vuurroo-
de kleur. „Was het dan het geld van Hans George
Hopenrath waar u op rekende, moeder?"
„Ja, zeker!" stemde mevrouw Lettentin toe. „Dat
wij arm zijn en ons hier op het landgoed haast niet
meer staande kunnen houden, dien je eindelijk eens te
weten, en dat is de reden waarom ik je met Hopen
rath in kennis gebracht heb; wat hadt je op dezen
jongen man nu weer aan te merken, als ik het je vra
gen mag, Sabine?"
„Niets!" zeide het meisje zacht; „ik wil niet trou
wen, ik wil hier niet vandaan, ik wil vader niet alleen
laten!"
„Dat is een mooi excuus! Het zal niet lang meer
duren of wij moeten hem van zijn bed opnemen en
naar een klein vreemd huis brengen. Wij trekken hier
alle drie het huis uit met den bedelstaf iu de band.
Dat lot had Hopenrath ons kunnen besparen!"
Sabine gaf geen antwoord. Zij had; een gevoel
alsof haar hart ophield met kloppen, zoo benauwde
haar de vreeselijke voorstelling dat men den verlam
den ouden man, dien zij zoo onbeschrijfelijk liefhad,
het huis zijner voorvaderen zou moeten uitdragen.
Iedere boom, iedere steen had haar een familiege
schiedenis te verhalen. Haar overgrootmoeder had de
kastanje-allee voor het huis zelf geplant. Haar vader
had zelf aan het uiterste einde daarvan de tent ge
maakt, waar hij in de schaduw der hoornen menigmaal
had zitten peinzen; „zijn kerk" noemde hij dat rustige,
vreedzame plekje. En hier, in het voorhuis, hadden zij
allen op de lijkbaar gelegen, voordat zij naar hun laat
ste rustplaats werden gebracht. Hier wilde, ja hier
moest ook de laatste afstammeling van het geslacht
op do lijkbaar gelegd worden.
Sabine richtte zich op; een groote kracht, een warm
gevoel voor het huis waarin zij geboren was, deed haar
geheele lichaam trillen. Zij vestigde haar schitterende
blauwe oogen op de vrouw welke op den drempel stond
en zeide:
aarom laat u mij niet werken, als wij arm zijn,
moeder? Ben ik niet jong en sterk, ik ben toch geen
kind meer?"
„Ach ik werk immers voor tien", zoo viel haar moe
der haar in de rede. „Ik werk meer dan een dienst
bode en het geeft allemaal niets. Weet je dan niet,
dat ik bak en slacht en kransen en bouquetten maak
om op do .uwrkt te verkoopen, hoe ik iederen cent be
knibbel, weet je niet, dat ik het eerste opsta en het
laatst naar bed ga, zie je niet dat ik jaar in jaar uit
in dezelfde katoenen japon loop.dat ik mij zelf
niets, neen geen sikkepit weelde gun? Denk je dat ik
dit alles voor mijn plezier doe, dat het alles geen bit
tere noodzakelijkheid is?"
Sabine zag de werkhanden van haar moeder aan en
het harde gelaat, alsof ze het vandaag voor het eerst
aanschouwde, en tegelijkertijd: kwam zij tot het besef,
dat zij elkander vreemd geworden waren en niets meer
van elkaar afwisten, dat zij nooit over elkander had
den nagedacht. En smeekend vroeg zij„Laat mij u
helpen, lieve moeder!"
„Neen!" riep de,strenge vrouw met dreigende stem.
Toen verflauwde eensklaps het teedere gevoel in
Sabine's hart. Toen hief zij het hoofd op. Dat was
dezelfde stem, die zij vroeger in de kinderkamer had
gehoord; zij kende dien toon, hij oefende nog steeds
denzelfden verkillenden invloed uit. Reeds menig
maal had haar moeder een verzoek afgewezen; Sabine
waagde het „waarom" niet uit te spreken en toch
meende zij er op dat oogenblik het volste recht toe te
hebben.
Mevrouw Lettentin trok de deur achter zich dicht.
Zij had er niets meer bij te voegen. Sabine mocht
zelf weten wat zij deed. Het jonge meisje ging pein
zend naar boven, naar de kamer van haar vader. Zou
deze iets vermoeden van het zwaard van Damocles,
dat dreigend boven zijn hoofd hing?
Reeds geruimen tijd viel men hem met niets meer
lastig; trouwens op dit punt vertrouwde zij haar moe
der niet, want veel kiesch gevoel bezat deze niet.
De heer des huizes lag uitgestrekt op zijn rustbed,
zooals hij reeds acht maanden lang gedaan had. Als
een gebroken eikeboom uit zijn bosschen. Hij wist,
dat hij nooit weer zou opstaan. Dat wisten zij allen
het einde van den ouden man naderde langzaam.
Sabine zette zich neder in den armstoel naast het
bed van den zieke en zag het vermagerd! gelaat met
innig medelijden aan.
Neen! Zij zou niet toelaten dat hem eenig leed
wedervoer, zij zou over hem en zijn landgoed waken
Iloe, op welke manier, was haar zelve nog niet duide
lijk. Onwillekeurig sloeg zij de oogen op naar de
spreuk boven het bed van haar vader; de zilveren let
ters op den zwarten achtergrond' schenen tot haar te
willen spreken.
„Die wolken, lucht en winden
„Wijst spoor en loop en baan,
„Zal ook wel wegen vinden
„Waarlangs uw voet kan gaan."
De woorden „Zal ook wel wegen vinden", bleven
haar voor 't eerst bij met vertroostende zekerheid en
het was of een stevige, warme hand de hare vatte.
Zij dacht aan Hans George Hopenrath en ging m
gedachten den tijd na van hun korte kennismaking af
aan, den dag waarop haar moeder hem op den markt
dag aan. haar had voorgesteld.-
Zij had hem al meermalen gezien en wist natuurlijk
wie hij was. Zij gingen echter met niemand om, zelfs
niet met de naaste buren; haar verbazing* was dus des
te grooter toen haar moeder hem uitnoodigde een be
zoek te komen brengen.
Nu begreep zij dadelijk wat daarvan de reden ge
weest was. Het was om zijn geld, dat hem de eer werd
aangedaan en niet om zijn persoon. Zij beschouwde
het als een beleediging die hem was aangedaan. Men
had den niets kwaads-vermoedenden jongen man wil
len bedriegen, hem in* een val lokken.... even als
vroeger de roofridders deden. En zij had tot lokaas
gediend! Het bloed steeg Sabine naar het gelaat.
De zieke werd onrustig; zij schelde om den oppas
ser. Deze gaf Sabine een wenk, dat zij vertrekken
moest voordat hij geheel was ontwaakt. Met een zucht
stond zij op, ging naar beneden en door de achterka
mer naar den tuin.
De weide achter den tuin was aan één rose wolk
gelijk, door de heerlijke pluimanjelieren, uit- geur en
licht bestaande. Het was alles even schoon, de lente
had de geheele omgeving in een waar paradijs omge-
tooverd. De smalle voetpaden waren met goud be
strooid, want de paardebloemen bloeiden welig en Sa
bine liep over een zacht tapijt. Plotseling kwam haar
een plan in 't hoofd; zij keerde terug en ging naar
den stal; daar verzocht zij den ouden Riedel, die pein
zend tegen de staldeur leunde, haar bruine paard te
zadelen: zij wilde paardrijden, alleen zijn.
Vlug verkleedde zij zich, stak haar mooie blonde
haar in een dikken wrong op en verborg het onder het
stijve heerenhoedje. Dat was het verstandigste, zij
moest er niet te lang over nadenken anders mocht zij
berouw hebben over haar besluit, en het was toch be
ter zoo. Er moest gehandeld! worden» morgen was het
misschien reeds te laat.
Zij nam den kortst-en weg en reed naar Kanzelow.
Hans George was zeker al lang* thuis, indien hij ten
minste niet doorgereden was naar de stad. Neen!
Goddank hij was thuis! Zij werd dadelijk in zijn
studeerkamer gelaten; men dacht zeker dat het een
gewichtige, een buitengewone reden moest wezen
waarom juffrouw Sahine Lettentin in hoogst eigen
persoon een bezoek kwam brengen.
Op 't eerste oogenblik kon Sabine geen hand voor
haar oogen zien. Het was pikdonker in de kamer, alle
jalouzieën waren dicht; zij hoorde echter wel een
booze stem mompelen
„Wat duivel! heb ik dan geen bevel gegeven mij
vandaag niet te storen en niemand binnen te laten."
„Juffrouw Lettentin van Drassen!" herhaalde de
grijze bediende. Nu sprong Hans George met zijn
lange gestalte uit zijn stoel op en de dichtst bijzijnde
jalouzie vloog met een ruk open. Zij konden elkaar
zien. Bleek, met kloppend hart-, traden zij elkander
tegemoet.
„Ik begrijp niet wat' de reden is van uw bezoek, juf
frouw Lettentinzeide hij eindelijk met een stem
heesch van ontroering. Zooeven had hij op deze zelfde
plek, met de handen voor het gelaat, als een kind zit
ten schreien.
„Neen, dat kunt u ook niet begrijpen", antwoordde
zij zacht-, „ik zal u dadelijk verklaring geven. Wilt- u
mij even aanliooren?" Hans George knikte. Hij
schoof een tweeden stoel bij de schrijftafel en Sabine
Lettentin nam plaats.
„Mijnheer Hopenrath", begon zij zonder omwegen
maar met een doodsbleek gezichtje, zooals hij nog
nooit van haar gezien had, „mijnheer Hopenrath, ik
heb u vanmorgen gezegd, dat ik niet met u trouwen
kan, ik dacht dat men niet moet trouwen als men zijn
landgoed zoo lief heeft als ik ons Drassen en als men
bij zijn lieven, goeden vader kan blijven. Maar moe
der heeft mij gezegd, dat wij arm zijn, dat wij het niet
uang meer op Drassen kunnen volhouden, dat het
landgoed ons, mijn besten vader misschien ontnomen
zal worden, en eer ik hem zulk een ontzettend groot
l leed zou willen berokkeneno, mijnheer Hopenrath,
j het is zoo moeilijk het u te zeggen, maar. ik wou
j u vragen. of u toch maar met mij wilt trouwen.
j Hans Georg-e bleef met gebogen hoofd zitten en ant
woordde niet. Men hoorde het luide tikken der hang
klok en het gonzen van een wesp. Sabine wachtte te
vergeefs.
Het was haar zeer wonderlijk te moede toen zij daar
als een smeekende tegenover haar afgewezen minnaar
zat. Wat zag hij er heel anders uit met dien diep ern-
stigen trek op zijn ve-rbruind' gelaat. Zij kende hem
eigenlijk alleen in een vroolijke stemming en zulke
door en door vergenoegde mannen mocht zij niet gaar
ne, zij vond ze zoo jongensachtig, zoo weinig degelijk.
Zij had een bepaalde voorliefde voor ernstige.
„U is ten minste eerlijk, juffrouw Lettentin, dat
moet ik erkennen!" zeide hij eindelijk, maar de woor
den klonken eerder vijandig dan waardeerend, „maar
hoe kunt u het in uw hoofd! krijgen zonder liefde te
willen trouwen, dat kunnen fatsoenlijke, verstandige
menschen toch niet- doen!"
„Ik dacht, dat ik u uit dankbaarheid! misschien zou
leeren liefhebben!" antwoordde Sabine.
„Neen!" zeide hij kortaf, „ik wil niet uit dankbaar
heid bemind worden! Op zulk een liefde hen ik niet
gesteld, want dat is geen liefde of ten minste niet zoo
als ik ze mij voorstel, zooals ik voor u gevoel. Ik bied
u mijn hulp aan zonder er belooning voor te eischen,
u kunt op mij rekenen."
Hij stond op en liep met groote stappen de kamer
op en neer en Sabine vouwde de handen in den schoot
en deed al haar best een zeldzaam onaangenaam ge
voel te bestrijden.
„Dus u wijst mij af?" vroeg zij een weinig uit de
hoogte. Eigenlijk had zij moeten opstaan en vertrek
ken. Het was toch alles afgeloopen heel spoedig
afgeloopen!"
„U niet, maar deze manier, deze koop of afspraak,
om het zoo maar eens te noemen", antwoordde hij.
„Dacht u misschien, juffrouw Lettentin, dat ik wat
tevreden gesteld moest worden?"
„Neen, dat meen ik niet!" zeide Sabine met volle
overtuiging. Zulk een fier man moet wel door eene
vrouw bemind worden. Maar dat begreep zij nu pas.
Vanmorgen had zij hem mog niet gekend, toen had zij
hem nog zeer gewoon en alledaagsch gevonden. Zij
had eensklaps een gevoel of zij zelf heel klein en arm
en onbeduidend was. Hij had groot gelijk haar te be
danken; zij begreep best, dat zij voor hem afgedaan
had. Maar zij wilde ook trotsch wezen.
„Ik zal natuurlijk nooit gebruik maken van uw
hulp, daar ik het u nooit zou kunnen vergelden zeide
zij. Zij stond op en reikte hem de hand. Hij hield' die
stevig vast tusschen zijn beide warme, groote handen.
„En als het ergste gebeuren mocht, juffrouw Sabi
ne", vroeg* hij, „hoe z-ou u het dan- kunnen verhinde
ren?"
„Ik zal werken, mijnheer Hopenrath."
Hij zag haar doordringend! aan en zij sloeg de oogen
niet neer. Maar dat zij een vuurroode kleur kreeg kon
zij hem niet- verbergen. Zij schaamde zich voor haar
aanwezigheid aan deze plaats en voor het verzoek, dat
zij hem had gedaan. Had zij niet eerst moeten trach
ten op een andere wijze zich zelve te helpen?
aarwei", fluisterde zij. Hans George rekte zich
uit in zijn volle lengte. Hij zuchtte.
„Nu heb i k een verzoek", riep hij met veel nadruk
op het woord i k, „zou u niet nog even willen gaan zit
ten, Sabine Lettentin? Nu moet ik u iets zeggen
voordat u voor goed' van .mij afscheid neemt."
Gehoorzaam ging zij weder op haar oude plaats zit
ten het- was een verlichting voor haar, dat het laatste
woord tusschen hen beiden nog niet gesproken was.
„Juffrouw Sahine, uw moeder heeft u de waarheid
niet gezegdU is rijk. Dat is boven allen twijfel
verheven. U kunt het informeeren als u wilt bij no
taris Noteborn in Stolp, den notaris van uw familie.
Uw moeder staat wijd en zijd om haar gierigheid be
kend, men vertelt er allerlei anecdotes over, die helaas
het nadeel hebben waar te zijn. Maar het is meer dan
zelfzuchtig van haar, haar eigen eenig kind aan dien
ong*elukkigen hartstocht te willen opofferen!"
Sahine was verstomd; zij wist niet of zij zich moest
verheugen of in tranen uitbarsten.
„Juffrouw Sabine heb ik u verdriet gedaan?" vroeg
Hans George vriendelijk. Zij knikte, maar spoedig
daarop schudde zij het hoofd. „Neen, mijnheer Hopen
rath! Want mijn moeder is geen Lettentin. Anders
zou ik mij schamen."
„Ik heb u nog meer te zeggen", ging hij opgewonden
voort. „Nu komt de hoofdzaak zelfs. Uw moeder
vergist zich wat mij betreft, zooals de geheele wereld
zich schijnt te vergissen. Want ik ben een arme man,
die liet zwaar te verantwoorden heeft, en veel heeft
te strijden. Maar ik geef het niet op, zoolang het mo
gelijk is houd ik het vol, Godl zal mij helpenToen ik
u leerde kennen, Sahine, zag ik in u eerst niets an
ders dan het rijke meisje; het duurde echter niet lang
of ik vatte een innige liefde voor u op; uw beeld
stond mij steeds voor oogen, waar ik ook henen ging,
wat ik ook deed. Al houdt haar moeder de koorden
van den geldzak vast, ik begeer alleen het jonge meis
je en haar alleen, dacht ik. En ik deed aanzoek om
uw hand, zonder de minste bijgedachte.... en verder
weet u alles...." Hij zweeg plotseling en zij keken
beiden voor zich neder en deden hun best hun ontroe
ring* niet te toonen. Maar dat duurde geruimen tijd.
Eindelijk stond Sabine op en kwam vlak bij Hans
George staan, haar roode lippen trilden, maar haai*
oogen schitterden. „Dus ik ben rijk, Hans George?"
vroeg zij lachend.
„Ja."
„En ik heb uw hulp niet noodig?"
„Neen, zeker niet."
„En van dankbaarheid is geen sprake?"
„Hoe komt u daaraan?" zeide hij met een bitteren
lach, niet vermoedende waar zij met haar vragen heen
wilde.
„Hans George", riep zij, „wil je nu zoo vriendelijk
zijn met mij te trouwen, met mij, precies zooals ik ben,
liet mag dan arm zijn of rijk! Precies zooals ik jou
hebben wil, niemand dan jou, precies zooals je ben?.
Niet uit dankbaarheid. maar uit liefde, Hans
George
GEVESTIGDE PERSONEN.
J. Zwagerman, koopman, Overd'iepad 40, n.h. A.
Bakker, zonder beroep, Forestusstraat 24, geref. N.
Molenaar, huishoudster, Lindenlaan 49, r.k. C. Mul
der, dienstbode, Kennemerstraatweg 101, r.k. A. Win
der, zonder beroep, Stuartstraat 3, n.h. M. H. Leo
pold, zonder beroep, Kennemerstraatweg 2, geen kerk
genootschap. P. H. van Huit, directeur Huis van Be-.
waring, Geestersingel 14, n.h. M. Walstra, dienstbo
de, Emmastraat 25, geref. P. Hofman, banketbakker,
I Klein Nieuwland 14, r.k. O. J. Kuhne, winkeldief,
i Boterstraat 7, r.k. M. O. Knuppel, winkeljuffrouw,
Langestraat 138, r.k. A. Haarman, banketbakker,
Doodlaan 12, r.k. A. J. Duistermaat, dienstbode, Me-
tiusgracht 22, n.h. M. C. Elich, metaalslijper, Linden-
laan 9, n.h. J. Beukema, smid, Landstraat 26, n.h.
W. A. Levert, kantoorbediende, Hekelstraat 28, n.h.
H. Blom, dienstbode, Luttik Oudorp 89, n.h. A. Koe
man, pakhuisknecht, Stuartstraat, 10, rem. A. J.
de Nijs, winkelbediende, Houttil 30-31, r.k. A. Verger,
kleermaker, Kerkplein 2, r.k. E. Visser, sigarenmaker,
V esterkolkstraat 22, n.h. F. Pauw, houtwerker, Erie-
sqheweg 7, n.h. W. Kraakman, tdfnier, Westerweg
284, r.k.
VERTROKKEN PERSONEN.
G. Vrijer, voerman, Forestusstraat 33, Oudkarspel,
d.g. van Truijen, banketbakker, Kennemerstraat
weg 7, Z. en N. Schermer, n.h. M. G. O. G. Homan,
dienstbode, Westelijk 19, Utrecht, n.h. II. van den
Berg, sigarenmaker, Stuartstraat 21a, Zwolle, n. h.
J. J. Smolenaars, chef waschinr. Schermerweg 37,
Wormerveer, r.k. A. Heilig, dienstbode, Spoorstraat
58, Hoorn, r.k. A. J. van Wagtendonck, klerk po^t. en
tel., Molenbuurt 29, Hilversum, n.h. C. J. Castricum,
teekenaar, Overdiepad 42, Kerkrade, r.k. J. Ruiter,
schilder, Helderscheweg 21, Haarlemmermeer, r.k. N.
van Duin, schilder, Helderscheweg 21, Haarlemmer
meer, r.k. C. II. M. Kosters, winkeljuffrouw, Ko
ningsweg 23, 's Hertogenbosch, r.k. Wed. J. A. Brug
Kalis, zonder beroep, Parkstraat 13, Schiedam, n.h.
J. M. C. Korlvinke, onderwijzeres, Koorstraat 10,
Wondseradeel, n.h. J. II. Rijkenberg, bankethakker,
Langestraat 20, Purmerend, r.k. M. van Driel, dienst
bode, Lindenlaan 5, Bergen, r.k. A. J. Sernee, ban
ketbakker, Appelst-eeg 1, Leiden, r.k. E. Hazes, zon
der beroep, Nieuwlandersingel 12, Haarlem, d.g. Joh.
Elles, bouwkundig opzichter, Stuartstraat 57, Leiden,
n.h. A. van Dam, student, Vrouwenstraat 1, Londen
r.k.
Verkortingen. Hierachter laten wij een lijstje
volgen van de verschillende verkortingen, die in den
wekelijkschen staat kunnen voorkomen: N.H. Neder-
landsch Hervormd. R. K. Roomsch Katholiek. D.
G. z-t: Doopsgezind. L. d. II. Leger des Heils. Geref.
Gereformeerd. Rem. Remonstrantsch. H. L.
Hersteld Luthersch, E. L. Evangelisch Luthersch.
N. I. Nederlandsch Israëlitisch. W. H. Waalsch
Hervormd.
Ingezonden Mcdedeelingeu,
Verdenkt gij nw nieren wel?
Staat gij op met een ellendig gevoel in uw rug?
Pijn in de lendenen en zijden?
Zijt gij prikkelbaar of moedeloos? Zonder energie?
Is uw urine bewolkt, zanderig of brandend
Heeft uw wat-er een onnatuurlijke kleur?
Loost gij te veel of te weinig urine?
Zijt gij waterzuchtig of rheumat-isch
V' anneer gij het geringste verschijnsel van een
nier- of blaasziekte hebt, dan zijt gij nooit veilig voor
een plotselinge ineenstorting der nieren of van de
blaas. Uw ziekte kan zelfs een hoogeren trap bereikt
hebben dan gij denkt en lioe langer zij veronacht
zaamd wordt, des te dieper kan zij wortel schieten.
Alleen een spicaal nierengeneesmiddel kan iederen
wortel van een nierziekte uitroeien en de werkelijke
oorzaak der ziekte genezen. Dit is de reden, dat Fos
ter's Rugpijn Nieren Pillen dhurzaam genezen. Zij
dienen uitsluitend' voor nier- en blaaskwalen. Zij wer
ken m overeenstemming met de natuur en geven aan
de nieren hun gezondheid terug, terwijl zij een natuur
lijke werking der blaas herstellen, zoodat het bloed
behoorlijk gefiltreerd wordt en de vloeibare onzuiver
heden geregeld uit het lichaam worden afgevoerd.
Foster's Rugpijn Nieren Pillen (let op den juisten
naam) zijn te Alkmaar verkrijgbaar bij de heeren
Nierop Slothouber, Langestraat 83. Toezending
geschiedt franco na ontvangst van postwissel 1.75
voor één, of f 10 voor zes doozen.
van STRANDGOEDEREN te ILMO.M) AAN ZEE
op Woensdag O Juli 1910, des voormiddags tien
uur, bestaande in
zt 500 palen (barkrens) 15 en 16 voet lang, 41/,
en 6 /2 d.M. .Amst, dik.
Hr 450 battings, diverse lengte, 2 X 5 2 X 6-
I2 X 61/-; 3 7 en 3 X dm. Amst. zwaar.
Een Reddingboot (Thesbé), lang 231/,wijd
61/, voet. 8 koperen luehtkisten.
Een nieuwe balk, 25 vt. lang, 23 dm. Amst, zwaar
Een dito 28 vt. lang, 15 dm. Amst zwaar.
Een gaffel, 25 voet. Een laadboom, 38 voet, enz. enz.
in het koffiehuis van den heer RUS te Schoorl, op
Zaterdag* 9 Juli 1910, 's avonds 7 uur, van de
vruchten op den tuin en boomgaard, genaamd „het
Slot", aan den Sc-hoorlschenweg te IIOORI.. in 6
kavelingen, als
Ten verzoeke, van den heer W. ZAADNOORDIJK.
Betaling Kerstmis a.s.
Te bezichtigen dagelijks, na aanvrage bij den be
woner GROENLAND.
P. J. LAURMAN, Notaris.
Voor Amsterdam of buiten zoekt gerontineerd
Reiziger, pr. referenties en vele relaties, terstond
plaatsing, ook geschikt voor kantoor èn reizen.
Br. fr. bur. dezer cour. onder lett. X.