DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 159 Hosiderd en twaalfde Jaargang. 1910. ZATERDAG 9 JULI. De Brusselsche Tentoonstelling. FEUILLETON. Het nest van den sperwer. Uit school en hui*. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. f Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. RANT. HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar brengen ter algemeene kennis, dat heden op de ge- meente-secretarie ter visie is gelegd liet aan hen inge- diende verzoek met bijlagen van de firma H. RINGERS, s aldaar, om vergunning tot het uitbreiden van hare chocolade- en bonbonfabriek, door het bijplaatsen van 2 machines, dienende tot het bewerken van bonbons, in het perceel Varnebroek, Wijk E no. 15. Bezwaren tegen deze uitbreiding kunnen worden ingediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op Donderdag 21 Juli e.k., 's-voormiddags te elf uur en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer j gemeente van de terzake ingekomen schrifturen ken nis nemen. Alkmaar, 7 Juli 1910. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING. Voorzitter. DONATIE Secretaris. XII. (.Particuliere correspondentie.) Het wordt tijd, dat wij Nederland weer opzoeken. Want hoe klein daar ook het hestek is, hoe weinig men ten toon heeft kunnen stellen, er is toch heel, heel veel meer dan in zeer veel andere landen. Doch men moet het zoeken en willen vinden. Men heeft de voorwerpen er niet handig, smakelijk en vermakelijk opgesteld, als wij in1 Canada gezien hebben, en men heeft ook niet als in Tunis, Algiers, Japan, Amerika, Turkije en Perzië bijv. een winkel vant Nederland ge maakt. Tunis en Algiers zijn gewone bazaars: men kan zich daar op een Oostersche badplaats denken, en de verkoopers laten u er ook heusch niet met rust. Niet anders gaat het bij het weinige, dat Noord-Ame rika op deze tentoonstelling heeft. Daar noch recla me voor het land, noch reclame voor de regeering, noch pogingen om den vreemdeling voor te lichten of té leeren. Als men er komt, wordt men beschouwd als mogelijken kooper en dus toegeschreeuwd. Het is een schreeuwerige bazaar. Wat deftiger „winkels" hebben Japan, Turkije en Perzië er. Maar het zijn winkels, niet meer. Hoeveel de handige ,,Japs?' van het Wes ten hebben overgenomen, voor een groote landsrecla- me op de tentoonstelling gevoelen zij blijkbaar niet veel. Men ziet er ten minste niet meer dan wat men in een grooten winkel van Japansche dingen in de groote steden ziet. En ook in Perzië kan men zich heel best in een grooten tapijtwinkel denken. Iets an ders wordt de zaak in Italië. Dat land heeft, voorin rechts in het internationale hoofdgebouw, op het twee de tuinplein een aardig eigen gedeelte, met een eigen decoratie, die trouwens wel iets aan de Belgische en Eransche doet denken, al zijn de Franschen hier gc makkelijk de eersten. Maar toch, ook hier treedt het bazaaridee sterk op den voorgrond, waar het de heel den-industrie geldt. Winkels als deze heeft men niet veel in Europa. Trouwens het zouden onrustige winkels zijn met al die figuren in allerlei vorm en kleur, onrustig alseen Italiaansch kerkhof, waar de marmeren beelden ook welig tieren. Wie de klanten zijn, die met al deze beelden, beeld jes enz. in ons koude Noorden zullen gaan strijken, is ons niet aanstonds duidelijk. Maar de Italianen schij nen van een andere meening. Het aanbod is ten min ste enorm groot, bijna zelfs komiek-groot. Doch wij moeten naar Nederland'. Nu is er wel een EEN ROMANTISCH VERHAAL UIT DEN TIJD VAN DE PURITEINEN DER 17de EEUW. door BARONES OROZY, Schrijfster van: De Roode Pimpernel, Ik zal ver gelden, Een zoon van het Volk, etc. 9) HOOFDSTUK V. DE NOTARIS. Mevrouw de Chavasse zat nog geruimen tijd' in haar Imogen leunstoel te zinnen over de raadselachtige ver zekering van haar zwager. Maar al spoedig ging Sir Marmaduke door den corridor naar huiten, geen acht slaande op hare tegenwoordigheid. Opmerkzaam sloeg zij hem gade, zooals hij de slothaan volgde en de slot brug overging, die aan het opgaande hout paalde. Er was in zijn^gang iets van uit vroegere dagen, dat hare opmerkzaamheid in hooge mate trof. Een on verklaarbare vrees beving haar. Zij kende Marmadu ke in al zijn manieren van doen, maar ditmaal begreep ilij hem niet. Ia zijn lach, waarmede hij haar laatste verwijtende woorden had beantwoord, had een juich toon weerklonken, als was hij zeker van zijn overwin ning in wat hij ging ondernemeneen kreet als van den sperwer, die neerschiet op zijn prooi. Die. triomf-kreet, van Sir Marmaduke maakte haar beangst. Niemand kende beter dan zij, den toestand zijner finantiën. Schuldvordering, gijzeling mis schien, wachtte hem van alle kanten. Zij wist dat hij tot dien graad van woest verzet, tegen de hem drei gende armoe, gekomen was dat hij voor niets zou te rugdeinzen, om zich het benoodigde geld te verschaf fen. En nu. pu ging hij vastberaden op zijn doel heel korte wegdichtbij, vooraan in. de Machinegalerij op vrijwel de gunstigste plaats is ook een stukje Ne derland, dat dé aandacht van het bekijken wèl waard is. Doch daar komen wij wel een ander maal, wij moeten nu eerst dwars het tuinplein over tot waar in de verte het rood en wit der vroolijke vaderlandsche baksteenhuizen, die zelfs, bij droevig weer onzen ste den zoo'n wannen, rijken, gezelligen, knussen indruk doen geven, ons toelacht. Recht toe, recht aan gaat niet. In) de diepte liggen de tuinpleinen, zelf weer exposities van den tuinaan leg van verschillende naties. Dan is er een kiosk, waar soms muziek gemaakt wordt, zoo, dat er naar geluisterd wordt, daar die veelal ook schijnt te; dienen om de duizenden fanfarecorpsen en zangvereenig'in- gen, die op de tentoonstelling moeten geblazen of ge zongen hebben, in staat te1 stellen zoo te blazen en te zingen, dat de tentoonstellingsbezoekers er niet al te veel last van hebben. Na de kiosk krijgen wij het fraaie Nederlandsche tuinplein. Wil men het goed zien, dan ga men er niet met zijn neus bij, doch bekijke het geheel van uit een der vensters van de zijvertrekken der bovengalerij van de Nederlandsche sectie. Dan zal men zien, dat het toch wel een heel mooi stukje, tuinarchitectuur is, hetwelk de architect Cuypers hier geleverd heeft. En al worden de vier koepels, van de Levensverzekering maatschappij „Utrecht", ook van boven gezien, niet een onderdeel van het geheel, zij doen toch lang niet zoo vreemd aan als van beneden kijkende bezoekers wel hebben willen beweren. Nu moeten wij beneden nog even de aandacht ves tigen op het in Oud'-Hollandschen stijl opgetrokken sigarenverkoophuis van de firma Hamers en Oo. te Oisterwijk (De Hi Jfkar), die ook binnen in het ge bouw een étalage heeft en de eemige is, die een zoo Nederlandsche industrie als de sigarenindustrie op de tentoonstelling vertegenwoordigt. (Voor tabak is er nog Frowein en Co. te Arnhem en. Herschel en Co. te Amersfoort). Verbaasd! hebben wij gevraagd, hoe het kwam, dat ook deze industrie, die wij voor een van de grootste van ons vaderland hielden, zoo weinig zij het dan ook zoo goed vertegenwoordigd was. En het antwoord wasNederland maakt geen sigaren voor het buitenland. Wij hebben de tabaks-markt. Wij zoo dachten wij hebben den naam. Doch men sprak dat laatste tegen. Gij hebt de tabak, zoo werd ons gezegd. Doch wij, het buitenland, koopen die u af. En wij maken er de betere sigaren van, aan Hol land, behoudens enkele uitzonderingen, de taak over latend om zich zelf en het' weinig eischende deel van de wereld van heel goedkoop© sigaren te voorzien. En dat is voor u dubbel beschamend, omdat gij goede en goedkoopè werkkrachten hebt. Wij konden niet antwoorden, dan mpt te wijzen op den aanwezigen vertegenwoordiger dezer industrie. Onze deskundige zegsman aanvaardde dit beroep, doch hield vol„Het is met nog- een paar uitnemende uitzonderingen op den regel, dat gij geen goede siga ren levert." Alweer een illusie wegTenzij men ons beter inlic-ht Maar wij moeten, verder, de geniesoldaat voorbij en ons paviljoen binnen. Daar zijn wij weer. Doch nu gaan wij niet eens de trap op of rechts af, nu eens links da koloniale afdee- ling in. liet is precies het omgekeerde van Canada. Het is ongetwijfeld deftiger en stemmiger. Al doet de roodbruine verf der pieterige uitstalkastjes en der verdere houtgedeelten niet onverdeeld-aangenaam aan, de dubbele pendoppo, waar da Indiërs hun kunst- ha ribwerk zitten te verrichten, heeft wel stijl, is wel fraai. Enkele mooie voorwerpen, niet te veel, verhoo- gen den indruk van dit middenstuk. Maar overigens is dit kleine, volgepropte magazijn met de uitstal- kastjes eu de donkere hoekkamertjes en de aehferafjes en hokjes, is dat ons „vorstelijk Insulinde", is dat de verbeelding van die prachtige, groote koloniën, die wij tot taak hebben goed te besturen en te ontwikkelen, is dat dit Indië, waaraan Nederland zijn rijkdom, zijn grootheid; zijn beteekenis te danken heeft? De Nederlandsch Indische Commissie te Batavia is blijkens pagina 629 van het geweldig dikke, zware boek, dat de Nederlandsche Catalogus; is, van mee ning dat zij hier een beeM heeft gegeven van den eco- nomischen toestand van Nederlandsch Oost Indic, een beeld naar zij schrijft „in voorwerpen". En naast 'dat beeld „in voorwerpen" heeft zij nu door den heer D. van Hinloopen Labberton te Batavia, een synthe tische Catalogus (alweer!) vam d'en Oeconomischen Staat van den Nederlandsch-Indischen Archipel laten bewerken. En dat tweede beeld in woorden en cij fers is ook op de tentoonstelling'. Wij gelooven dat het degelijk en goed zal zijn, ge lijk bijna alles in deze afdeeling' degelijk, ernstig, en goed schijnt. En waarschijnlijk zal men) er ook een beeld in kunnen zien. Maar van al die voorwerpen, die er in de Indische tentoonstelling zijn,, zich een beeld te vormen, al die duizenden nummers uit den catalogus' zoo samen te zetten dat uit die synthese het deftige woord is van de commissie een beeld wordt, wij tarten ieder dat te doen. Het is onmogelijk. Men verdrinkt in de hoeveelheid. Hoeveel nummers, er hier zouden, zijn het zou uren nemen om het te tellen. Maar schatten wij eens 330 X 25 8250. Ieder van die nummers zijn dikwijls weer 5, 6, 7, 8, 20, 40 voorwerpen. Ziehier dus, zeggen wij maar eens 50,000 voorwerpen waaruit men zich een „beeld" heeft te maken. Wie heeft een hersenkas, groot genoeg voor het maken van zulk een legkaart? En nu spreken wij nog uiet van den gewonen ten toonstellingsbezoeker, zeker niet van den' pretlieven- den of dagjesmensch, en ook niet- van hem die tijd heeft en bereid is het al op zich te laten inwerken. Nu spreken wij van menschen als de zeer beschaafde Ne derlander, die iets meer van zijn Indië weet, dan de gewone Nederlander en natuurlijk dan de buitenlan der. In een oogenblik is hij dof gekeken. Er is zooveel, dat men de mooie batiks en doeken niet heeft kunnen uithangen maar samengepakt' geborgen heeft in een kermiskraam-uitstalvensters. Er is zooveel, dat men direct van de boomen, het bosch niet meer ziet. En niemand die u op weg helpt, niet de minste poging om het g'eheel smakelijk te maken. Geen wegwijzer tus- schen al die boomen, die u weer aan het bosch herin nert, het gaat maar door. Cuminum Cyminum L. Za den Filet. 2107, de Clereq 938. Djintenpoetih; inge voerd en op Java geteeld. Werkt, verwarmend. Cus- cuta Chinensis, Lam. Zaden. Madja moedjoe, inge voerd. Wordt in de djamoe's gebruikt. Cyclea pelta- ta, Hooks en Thoms. Wortel, de Clereq 963. Akart- jintjaoe, Java-Blad van den1 lontarpalm, Daoengta. Afkomstig' van Boné, Lontarpalm-Borassus flabelli formis idem idem. Afkomstig van Boné. En nu heb ben wij nog maar 5 numimers van de 8250. Er is mooi weefwerk, mooie pajongs zij heeten tegenwoordig blijkbaar pajoengs. Wee ons, arme, die tcch al zoo weinig van Indië weten en nu het spoor weer bijster werden gemaakt door allerlei preciesere, nieuwmodische spellingen, die veel meer last veroor zaken dan welke nieuwe Hollandsehe spelling ook. Er af, juichend als was hij zeker van zijn slag! Zij beefde bij de gedachte aan wat kon gebeuren. Als bij instinct vermoedde zij, dat hij Sue zocht. Zij had geen reden om van het meisje te; houden, maar dat haar een ongeluk zou overkomen, dat wenschte zij niet. Zij durfde het zich niet bekennen, dat zij er van overtuigd was,kon Marmaduke iets winnen met den dood van het meisje. hij zou niet aarzelen. Neen, zij wilde er niet verder aan denken.... Was Marmaduke niet altijd vriendelijk gezind geweest je gens zijn pupil! Alleen hoopte zij, dat hij nooit in die verzoeking zou komen. Loflied Busy onderbrak op dat oogenblik den loop van hare gedachten. De afschuwelijke neusklank, die haar altijd ontstemde, was haar nu bijna aangenaam, omdat deze het varnet der bange gedachten verbrak. „Mijnheer Skyffington, Mevrouw," zeide hij op zijn gewonen temerigen toon „is op weg naar Do ver, en wenschte u zijn compliment te maken, indien u hem zoudt willen ontvangen." „Ja! zeker wil ik mijnheer Skyffington ontvangen", zeide zij, vlug van haar stoel opstaande. „Waar schuw Sir Marmaduke, en verzoek mijnheer Skyffing ton binnen te komen." Zij was nu een en al zenuwachtige opgewektheid en leven, en ging den zonderlingen spookachtigen man tegemoet, die over den drempel trad. Mijnheer Skyffington, procureur en notaris, was klein en Schraal van figuur, wat door zijn nauwslui tende zwarte kleeding nog te meer uitkwam. Hij had bijna kleurlooze blauwe oogen, en beschroomder dan hij, kon men moeielijk optreden. Hij scheen door al-v les em in alles de wereld aldoor zijn excuus te maken, dat hij op haar bestond. Zelfs nu Mevrouw de Chavasse intens verheugd zich toonde over zijn komst, bleef hij bedeesd en buigende op den drempel staan, tot zij, ongeduldig, hom bij den arm pakte en naar binnen trok. „Ga toch zitten, mijn beste Mijnheer!" zeide zij hoogst opgewonden, en den kleinen man bijna omver trekkende, terwijl zij hem haastig binnen, deed gaan. „Sir Marmaduke zal u aanstonds ontvangen, maar ik ben u dankbaar voor de vriendelijkheid, mij uw nieuws ook te komen vertellen!" „H'm!.... h'rpstamelde mijnheer Skyffing ton. „Ilc. dat is. h'm. ik ging van morgen weg' van Canterbury en was nu op weg' naar Dover. en Acol Court lag op mijn weg, Mevrouw.en. „Ja, ja!" zeide zij, brandende van verlangen om te hooren wat de man wist, „maar ge hebt natuurlijk iets op uw hart, dat voor ons belangrijk is?" „Nieuwsnieuwsstotterde hij, als ter ver ontschuldiging' aan zijn das trekkende, die hem scheen te benauwen, „wat nieuwsals ik u bidden mag, waarde Mevrouw?" „Ge waart iets op het spoor, niet waar?" „Het hield opstamelde hij. „En het bracht u niet verder?" „Ik, arme!" De moed ontzonk haar. Zij zonk op haar stoel en kreunde: „Mijn laatste hoop, verdwenen!" „Neen, geen moed verloren!" troostte hij, alsof haar wanhoop zijn moed deed opleven. „We moeten niet wanhopen. De Graaf van Northallerton, uw schoonvader, laat nu onderzoek doen, en Zij haalde de schouders op, terwijl een kort bitter lachje aan haar lippen ontsnapte. „Eindelijk?" zeide zij met bijtend sarcasme. „Na zoo veel jaren!" „Laat dat zijn, Mevrouw, en, bedenk dat de Graaf nu heel. heel ziek is. en ver over de zeventig jaar. Bij ontsteltenis van mijnheer Rowland, is uw oudste zoon. h'm. de wettige erfgenaam, Mevrouw. en met alle respect voor Sir Marmaduke, uw zwager. volgt uw oudste zoon den stervenden Graaf als erfge naam op, in al zijn titels en bezittingen." „En ofschoon hij een afschuw van mij heeft, laat hij liever mijn zoon erven, dan Sir Marmaduke, dien hij haat!" Die beoordeeling vau een zoo adelijke familie en van haar hooggeplaatst hoofd, was meer dan de arme notaris, met zijn begrip van verschuldigden eerbied voor zulk een geslacht, kon overeenbrengen. „Dat is.... h'm...." stotterde hij verschrikt en is mooi batikwerk, vlechtwerk, borduurwerk, koper werk, kantwerk, smeedwerk, leerwerk, houtsnijwerk, fifigrain zilverwerk. Maar het is, er het is niet „tentoongesteld" en het kon niet „tentoongesteld" worden omdat dat 10, 20, 30 maal grooter ruimte had geëischt en omdat dan het beeld) had moeten worden geschapen, het. geheel had moeten worden gemaakt, waarin dat alles1 thuis; hoorde, zoo dat de toeschouwers bekoord en geboeid! werden1 in plaats; van als nu het hooge woord moet er uit) verveeld! te worden. Nu begrijpen wij natuurlijk wel, dat wij onze koloni ale tentoonstelling niet kunnen maken tot wat België de hare heeft gemaakE Wij hebben niet één paleis als het Belgische koloniale Museum te Tervueren, dat al dadelijk in zijn afmetingen de grootte der kolonie verzinnelijkt, dat zonder overmatige mooidoenerij is als een waardig paleis voor de kolonie. Wij hebben zelfs in de verte niet op de ruimte kunnen rekenen, die België in Tervueren in de twee tijdelijke tentoon stellingszalen heeft. Bovendien onze tentoonstel ling is tijdelijk, de Belgische grootendeels, permanent. Doch dat ontslaat ons toch niet van de opdracht, ge lijk die de Bataviaansche commissie genoemd! heeft, Om te trachten een beeld' te geven. Welnu, dat beeld is er niet. En als wij qua verslaggever dat beeld hier zouden willen gaan geven, dan zou het alleen kunnen met de achtelooze waarde, welke wij in een buit en - landsch blad van een. vluchtigen verslaggever gelezen hebben: er is veel en veel te veel en lang, lang niet ge- neeg. Te veel boomen, en in, het geheel geem bosch. Deze opmerking treft niet de Indische commissie en al evenmin eenige andere bepaalde autoriteit. De toe stand, waarvan zij de karakteriseering is, schijnt ons meer het gevolg van het bekende uitstel in de beslis sing over de deelneming van ons vaderland aan deze 1 tentoonstelling. Doch dat dit uitstel voor Nederland en speciaal voor Nederlandsch-Indië ongunstige re sultaten heeft opgeleverd, schijnt ons nauwelijks voor j tegenspraak vatbaar. Men heeft goed, men en ze- ker ook de Indische commissie heeft heel goed werk geleverd. Doch men heeft ten slotte de ruimte ge mist, noodig om al dat werk goed tot zijn recht te doen komen. Wat dan ook waarlijk dubbel jammer is. (Wordt vervolgd.) LIEFDADIGHEID. Onlangs kwam er een vrij scherp artikeltje in de „Standaard" voor naar aanleiding van het „venten" met Juliana-bloempjes. Een niet minder scherp pro test in het „N. v. d. D." volgde en de zaak ging weer bij zoovele andere in den doofpot. Na dien werd er in de pers geen woord meer van gerept. Wat'jam mer is. Hier was geen kleur of partij in het spel, maar wel een zeer diep ingrijpend nationaal belang. De schrijver van het artikel in de „Standaard" ergerde zich aan het openbaar reclame-maken voor liefdadig heid. aan het feit, dat een nationale gedenkdag werd gebruikt (misbruikt) om gelden in te zamelen voor een liefdadig doel en vooral hieraan, dat men in het openhaar geprest werd, tot het, koopen en dragen van huldebetoon. Zijn ergernis verdient meer dan een enkel protest. Wij hebben dan ook me.t lieden van al lerlei „kleur en richting" over dit onderwerp gespro ken en zijn tot een zeer eigenaardige conclusie geko men, welke wij zouden kunnen neerleggen in deze woorden: „Liefdadigheid wordt een maatschappelijk noodzakelijk kwaad." Dit wordt door de meeste menschen als bij intuïtie gevoeld en toch. Wordt zoo langzamerhand elke gelegenheid aangegrepen om dat noodzakelijk kwaad wat dieper wortel te laten schieten. Op vele vergade ringen wordt collecte gehouden voor werkloozen, uit- ontdaan, met moeite doorslikkende wat hem in de keel opkwam bij die vermetele en oneerbiedige woor den van een gewezen actrice „Familie-twisten. h'm. zeer te betreuren, werkelijk. en.dat is „Ik vrees dat de Graaf zijn zin niet zal krijgen", antwoordde zij, niets begrijpende van wat den kleinen notaris zoo ontroerde, „en: dat in de gegeven omstan digheden Sir Marmaduke zeker de erfgenaam van den Graaf zal worden." „Ik wilde u juist doen opmerken", hernam hij, „dat nu, met, de middelen en den, invloed van den Graaf, die zich persoonlijk voor de zaak interesseert,. h'm. we opnieuw onderzoek zullen doen. met meer kans. h'm. van slagen." Vergeefsche moeite, heer Notaris. Ik heb gedaan wat in eeri 's menschen vermogen was. Ik hield veel van mijn jongens, en het was juist daarom, dat, ik ze onder de hoede mijner moeder stelde. Ik hield werkelijk veel van ze, maar ge begrijpt, ik woonde in Londen. in een vroolijken kring. mijn man was doodLk kon niets voor ze doen, en zoo meende ik dat het beter voor hen was. Het was nu haar beurt om de minste, te zijn. Zij sprak te barer verontschuldiging, aldoor trachtende in de oogen van liet nietige mannetje eenige goedkeu ring' van hare handeling te lezen, -in allen gevalle gc-en verwijt, zoo als haar geweten sprak. Maar hij schudde aldoor het hoofd, zichtbaar verlegen met het antwoord, dat van hem verwacht werd. In de diepste diepte van zijn eerlijk hart kon hij geen verontschul diging' vinden voor de genotzïi^ke moeder, die al wat ze verzinnen kon, had1 aangegrepen om de verantwoor delijkheid, door God zelf op haar gelegd, van zich af te schuiven, opdat zij zelf een leven zou kunnen lei den van door geen kinder-zorg belemmerde uitspat ting. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 5