DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 163 Honderd en twaalfde Jaargang, 1910. DONDERDAG 14 J U L I. Gemeenteraad van Alkmaar. FEUILLETON. Het nest van den sperwer. TOLHEFFING OP DEN WEG VAN ALKMAAR NAAR EGMOND AAN DEN HOEF. ALKMAARSCHE Vi:K(.AI»i:iü\(j van den «1» Woensdag 13 Jnli 1910, "sn.m. 1 imr. Voorzitter de Burgemeester G. RIPPING. Secretaris de heer 0. D. DONATH. Tegenwoordig 12 leden. Afwezig met kennisgeving de heeren Van Buijsen, Boelmans ter Spill en Luiting, zonder kennisgeving de hoeren Van der Veen de Lille en Dorbeck. De notulen der vorige vergadering worden goedge keurd. Mededeelingen Aan de vergadering wordt medegedeeld: a. dat is ingekomen, een schrijven d.d. 30 Juni 1.1. No. 439 van de Kamer van Koophandel, ten geleide van een exemplaat van haar verslag over 1909; Voor kennisgeving aangenomen. b. een schrijven dd. 25 Juni 11. van Dr. D. M. Kooij, houdende verzoek om ontslag als lid der Commis sie van toezicht op het Lager Onderwijs; Eervol verleend onder dankbetuiging voor bewezen diensten. e. een schrijven dd. 29 Juni 11. No. 8 van de Gedepu teerde Staten, ten geleide van het goedgekeurde primitief kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1910 en van het kohier der belasting op de gebouwde eigendommen, diepst 1910; Voor kennisgeving aangenomen, d. een adres dd. 22 Juni 1.1. van A. de Vries e. s., hou dende het verzoek om een doodloopend straatje ten noordoosten van de Lindengracht in eigendom van hen over te nemen; Gesteld in handen van B. en W. om bericht en raad. e. een schrijven dd. 6 Juli 11. vau den heer W. J. Cre fold, houdende dankbetuiging voor zijne benoeming tot stadsklokkenist; Voor kennisgeving aangenomen. f. vier brieven van do Gedeputeerde Staten, ten ge leide van goedgekeurde raadsbesluiten betreffende finapcieele regelingen betreffende de begroetingen dienst 1909 en 1910; Alsvoren. g. een schrijven van Gedeputeerde Staten, ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit van 22 Juni 1.1. _No. 7, tot overneming van een strookje grond van J, 0, Baan; Alsvoren, li. een adres dd. 11 Juli 11. van het bestuur der Kaas- fabriek „Brederode" in den Egmondermeer, hou dende het verzoek om het toltarief voor den Hoe- verweg zoodanig te wijzigen dat de leveranciers van melk aan de genoemde fabriek worden vrijge steld van het betalen van tolgeld. Daarop terug te komen bij punt 8.. i. adres van de firma Spruit in zake beroep tegen een beslissing van B. en W. omtrent een bouwvergun ning. De voorzitter licht dit adres toe. B. en W. hebben een vergunning geweigerd! en thans doet de firma hetzelfde verzoek aan den raad, en stelt voor het in handen te stellen van B. en W. om bericht en raad. De heer Van den Bosch vraagt of het niet mogelijk is er dadelijk over te beslissen. De voorzitter zegt, dat van deze beslissing van B. en W. g-een beroep is bij den raad, De heer U itenbosch meent, dat er wel beroep op den raad mogelijk is. De voorzitter stemt toe, dat de raad ten op zichte van een of andere bepaling der verordening ontheffing kan verleenen, maar dat is hier het geval niet. Op voorstel van den heer Van den Bosch wordt gestemd voor of tegen dadelijke behandeling. De stemmen staken, zoodat het adres tot een vol gende vergadering is uitgesteld. De voorzitter stelt voor, dat inmiddels B. en W. van bericht en raad zul len dienen. Alzoo wordt besloten. EEN ROMANTISCH VERHAAL UIT DEN TIJD VAN DE PURITEINEN DER 17de EEUW. door BARONES ORCZY, Schrijfster van: De Roode Pimpernel, Ik zal ver gelden, Een zoon van het Volk, etc. 13) Zij antwoordde niet. Alleen boog zij het lieve hoofd, opdat hij de tranen niet zou zien, die in haar oogen welden. De avond was gevallen. De duisternis had zich uitgestrekt over het bosch, terwijl in de verte de zee het lied der oneindigheid en van de onverbidde- 1 i,i k he id van het noodlot liet hooren. Zij konden elkaar ternauwernood zien, nogthans wist zij, dat hij haar aanstaarde met onuitsprekelijke liefde, een gebed voor haar in zijn hart, wat dubbel haar smartte en haar volle sympathie deed spreken. En hij wist dat zij schreide, dat er iets was in het hart van dat schijnbaar zoo schitterend en gelukkig le ven wat haar het hoofd deed' buigen als onder ontzet tend leed. Een onderdrukte zucht ontsnapte haar lippenof was het de zucht van den wind in de olmen? IJ ,was Prooi aan het hevigste zelfverwijt, dat oorzaak was harer tranen. „Sue mijn kleine, mooie Sue", fluisterde hij, zelf verwonderd over zijn vermetelheid haar weer te noe men zooals jaren vroeger, toen ze betrekkelijk nog kin deren waren. Maar het was haar verdriet, dat haar terneer boog, en het was zijn ridderlijk instinct, zijn bewustzijn van beschermende kracht, de drang zijner genegenheid, die hem tot' haar ophief. „M ilt gij het mij vergeven", zeide hij, „ik had geen recht om zoo tot u te spreken.en toch Mij zweeg, en zij herhaalde die beide laatstewoor- cen vriendelijk, als om hem aan te moedigen. BENOEMING VAN ZETTERS VOOR \s RIJKS DIRECTE BELASTINGEN. Ingevolge art. 4 der Wet van 5 April 1870 (Stbl. No. 63), moet de helft der leden van het college van zetters, volgens den daarvan opgemaakten rooster met liet einde dezes jaars aftreden. Ter vervulling van de vacatures in het college van zetters zijn aan de beurt van aftreding de heeren J. de Wit Dz., A. Goede Dz. en C. G. de Wild, die herkies baar zijn, wordt door B. en W. voorgesteld, de volgen- de opgaaf van personen aan den commissaris der Ivo- ningin te doen: 1. J. de Wit Dz. 2. A. Goede Dz. 1 3. C. G. de Wild. 4. M. Uitenbosch. 5. J. P. Kool Pz. 6. M. Preijer. Na gehouden stemming conform besloten. HERHALINGSONDERWIJS. In verband met de aangifte van nieuwe leerlingen voor den cursus van het herhalingsonderwijs, welke begin September a.s. aanvangt, zal het wenschelijk zijn over te gaan tot de benoeming der onderwijzers die gedurende dien cursus met de leiding van dat on derwijs zullen worden belast. B. en W. stellen den raad voor, voor 1910/1911 te benoemen aan den cursus van het herhalingsonder wijs: lo. tot onderwijs, belast met de leiding van het herhalingsonderwijs voor jongens, den heer J. J. T. Kooij, onderwijzer aan de Eerste Gemeenteschool; 2o. tot onderwijzeres, belast met de leiding van het herhalingsonderwijs voor meisjes, Mej. J. Kijlstra, on derwijzeres aan de Meisjesschool. De voorgedragenen worden herbenoemd. COMMISSIE TOT NAZIEN DER GEMEENTERE KENING. Benoemd de heeren de Lange, Glinderman, Van der Peen de Lille, Zaadnoordijk en Fortuin. TOEZICHT OP HET ITANDWERKONDERWIJS. Ter benoeming van een lid der dames-commissie van bijstand voor het toezicht op het onderwijs in de handwerken, ter voorziening in de vacature, ontstaan door het vertrek van Mevrouw Keuter-Brongers, wor den aanbevolen: 1. Mevrouw A. L. Roquette Muntinghe-Swijter, 2. Mejuffrouw T. E. Groenman. Benoemd Mevr. A. L. Roquette Muntinghe-Swijter piet 10 stemmen, 1 was in blanco en 1 was op No. 2 uitgebracht. BENOEM1NG ONDERWIJZERESSEN. Ter vervulling der vacature aan de 3de Gemeente school, ontstaan door het verleend eervol ontslag aan mejuffrouw E. Sellemans, worden voorgedragen: 1. Mejuffrouw C. Abcouwer, te Heer Hugo Waard, 2. mejuffrouw J. de Vries, te Hilversum, 3. mejuf frouw H. Meijns, te Harenkarspel. Ter vervulling der vacature aan de 2de Gemeente school, ontstaan door het verleend! eervol ontslag aan mejuffrouw M. Bakker, worden voorgedragen: 1. Mejuffrouw J. de Vries, te Hilversum, 2. Mejuf frouw C. Abcouwer, te Heerhugowaard, 3. mejuffrouw li. Meijns, te Harenkarspel. Benoemd mej. Abcouwer en mej. de Vries met al gemeen e stemmen. LIGGER DER WEGEN. oorgesteld wordt het door B. en W. dezer ge meente den 4en Mei j.l. opgemaakte en vastgestelde ontwerp van wijzigingen in den ligger der wegen, zoo als deze is vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten dezer provincie bij besluit van 30 Juni 1909, No. 60, voorloopig vast te stellen en bedoeld ontwerp met een afschrift van den voorloopig vastgestelden ligger te zendèn aan heeren Gedeputeerde Staten de zer provincie, ter voldoening aan art. 7 in verband met art. 13 van het reglement op de wegen in Noordhol land. Conform besloten. VASTSTELLING ROOILIJNEN. Burgemeester en Wethouders stellen voor vast te stellen verordeningen, tot vaststelling van rooi- en bouwlijnen langs den Geestmer-ambachtsdijk, tussehen den Kanaaldijk en den Schermerweg, een rooilijn aan de Lindenlaan, een rooilijn aan het Varne- broek en een gedeelte van den Kennemersingel. De heer Pot vraagt of het bepaalde bij de Wo ning-wet hier niet in strijd is met artikel 27 der Wo ningwet. Nadat de heer Pot de voorzitter de Woningwet heeft ter hand gesteld, wordt medegedeeld, dat bij Kon. Besluit is vastgesteld1 dat een rooilijn tot ver- breeding van een straat niet mag g-aan door bebouwd eigendom. De voorzitter betwijfelt of de opvatting van den heer Pot de juiste is; mocht dit zoo zijn, dan zul len belanghebbenden er zeker wel werk van maken en dan kan men het afwachten. De heer Pot legt zich daarbij neer. De heer Uitenbosch vraagt, of het niet mo gelijk is, vast te stellen, dat eigenaren, die door de vaststelling van een rooilijn een gedeelte van hun per ceel zullen verliezen, later die gronden van de belang hebbenden zullen overnemen tegen billijken prijs. Do voorzitter acht het gevaarlijk den Raad door een besluit te binden. Bekend is het genoeg-, dat indien eigenaren komen met een niet onbillijk aanbod, de gemeente daartoe niet ongenegen is. De heer L itenbosch zou het toch al reeds in beginsel willen uitspreken, een volgend college kan er anders over denken. De voorzitter meent dat de raad reeds in beginsel die uitspraak deed! en indien een volgend college van B. en of Raad, er niet van zou willen weten, dan kunnen zij toch de onderhandelingen zoo danig' voeren, dat ze tot geen resultaat leiden. De uitspraak geeft dus niet de verlangde zekerheid. Daarna wordt conform besloten. beschouwen iu verband met de opbrengst van de melk dier boeren. De heer F ortuin stelt voor, die menschen het halve geld te doen betalen. De heer Van den Bosch vraagt, of dan ook gen vrachtrijder, die melk naar die fabriek vervoert liét halve geld zal betalen. De heer f ortuin zeg-t, dat dit niet de bedoeling- is. Het voorstel Fortuin komt echter niet in behande ling-, daar het niet voldoende wordt gesteund. Er wordt thans conform het voorstel van B. en W. besloten en op het adres van adressant afwijzend be schikt. Burgemeester en Wethouders stellen voor zich te wenden met een adres tot II. M. de Koningin, waarin wordt aangetoond dat tegenover een gemiddeld jaarlijks ko,stenbedrag van 1531.43 van den Schelp- weg van Alkmaar naar Egmond aan den Hoef een gemiddelde bate staat van 1262.59, zoodat het on derhoud over de laatste twee en twintig jaren gemid deld heeft gekost een bedrag van 268.84% en waarin II. M. wordt verzocht opnieuw concessie te verleenen tot heffing- van tolrechten op dien schelpweg, het liefst voor een langer tijdperk dan van drie jaren en wel overeenkomstig het bij dit adres behoorende en door den Raad opnieuw vastgesteld tarief, zooals dat is opgenomen in het Gemeenteblad van Alkmaar No. 237. In behandeling1 komt hierbij het adres van de kaas- fabriek Brederode. De voorzitter stelt na toelichting voor afwij- zend te beschikken. De heer Covers vraagt, of er wel eens sprake van is geweest, dat deze weg zou worden overgenomen door den polder of de gemeente Egmond. De voorzitter weet het niet, maar men zhl er niet graag aan willen daar de weg geld aan onder houd kost. De heer I itenbosch vraagt, waarom op dezen j weg tol wordt geheven en op andere wegen niet. Is liet heffen niet uit den tijd1? De voorzitter zegt, dat de gemeente het recht heeft, en wel krachtens de geschiedenis. De heer i Bruinvis heeft er een brochure over geschreven. De heer ti linderm a n wijst er op, dat het hef fen van tol misschien uit den tijd! is, maar het betalen niet. Hij acht tolheffing niet onbillijk. Voorts vindt hij ook geen reden om ontheffing te verleenen, het kost die menschen niet zooveel. De heer I ortui n vindt het toch wel wat erg, dat die menschen tot 70 tolgeld betalen per jaar. De gemeente heeft toch weer voordeel door de wik- en w eegloonen van de kaas, die hier aan de markt komt. De voorzitter meent, dat men die som moet OVERSCHRIJDING GEMEENTE- BEGROOTING. B. en W. stellen den Raad voor te besluiten: hen te machtigen volgnr. 107 der gemeentebegroo- ting-, dienst 1910, zoo noodig te overschrijden met het bedrag dat aan J. van Kleef zal worden uitgekeerd aan ziekengeld; Goedgekeurd. REGELING DER BEZOLDIGING VAN AMBTE NAREN, BEDIENDEN EN WERKLIEDEN DER GEMEENTE. De voorzitter wijst er op dat iu de vergade ring, waarin de heer Uitenbosch vroeger voor stelde, om de voorstellen in zake de bezoldiging uit te stellen wegens onvoltalligheid, twaalf leden aanwe- zig waren. Hij meent, dat nu er weer 12 leden aan wezig- zijn hij niet anders kan doen dan voorstellen om het punt aan te houden. Alzoo besloten. De voorzitter deelt mede dat hij ook een vol gende. maal op de agenda zal brengen het voorstel om- trent de ambachtsschool. De heer Uitenbosch stelt voor, om deze zaak j die van zoo g-roote finaneiëele gevolgen is voor de ge- meente, eerst in de secties te behandelen, i De voorzitter meent, dat de raad van een behande ling- in de secties van andere zaken dan de gemeente- begrooting geen aangename ervaringen heeft. Wel zou hij er iets voor voelen, om deze zaak eerst in een huishoudelijke vergadering aan een bespreking te on- derwerpen. j De raad vereenigt zich daarmede. GOEDKEURING REKENINGEN, i Den Raad wordt voorgesteld goed te keuren de re- i kening der gemeente-gasfabriek, dienst 1909, in ont vang- tot een bedrag van 247.247.69 en in uitgaaf van 222.360.44°, dus met een batig saldo van 24.887.24°, van het gemeenteslachthuis in ontvangst en uitgaaf 24.722.85° (verlies 246.82), en van de i huishoud- en industrieschool (sluitend met een voor- j deelig saldo van 179.24% bij een totaal der ontvang- sten van 24.383.92%. i Goedgekeurd. BEGROOTING STADSZIEKENHUIS. Den Raad wordt voorgesteld regenten van het stadsziekenhuis op hun verzoek machtiging tot af schrijving van een bedrag van 557.06° van 7, en overschrijving daarvan op 6 andere volgnummers hun ner begrooting van 1909 te verleenen. Goedgekeurd. RONDVRAAG. De heer Glinderman herinnert er aan, dat een fiets rijder is veroordeeld wegens het rijden op de klein* steentjes. Hij acht het in verband daarmede wensche lijk, er bij B. en W. op aan te dringen, dat er hier ook op wordt toegezien. De voorzitter zegt dit fbe. Daar niemand meer het woord verlangt wordt de openbare verg-adering gesloten. Juist als de hamer gevallen is, komt de heer Dor beck onder hilariteit ter vergadering. De Raad gaat daarna over in geheime zitting ter behandeling van belastingzaken. „En toch. mijn goede vriend?" „En toch, wanneer ik dien troep leeghoofdige, for tuin-jagende apen zie, die naar uwe hand dingen. heb ik mij soj^s afgevraagd of ik misschien wel het recht had te zwijgen, terwijl ze u bestormden met hun mengelmoes van allerlei onzin. Want, ik heb u lief, Sue, oprechter, inniger dan een van die allen!" „Neen! Neen, mijn vriend, zeg dat niet!" riep zij afwerend uit, alsof een onbestemde vrees haar over viel, toen hij die weinige eenvoudige woorden uit sprak, die hij zoo dikwerf in zijne jongere jaren haar gezegd had. Maar deze woorden, nu herhaald) in hoogeren' zin, voelde Richard dat het lafhartig was, indien hij terug trok. Zijn zoo lang gekoesterd geheim was hem over ue lippen gekomen, hij kon: de diepste roerselen van zijn hart niet langer bedwingen. Eenmaal de dijk doorbroken, stroomde de vloed met onbedivingbare kracht. Hij achtte niet op de plaats, waar hij was, niet op de duisternis, niet op het late uur, hij vergat dat zij millioenen bezat en hij slechts' een dienstbare kiacht.^ Hij lette niet op de plaats, waar hij was, niet was, hij wist alleen dat zij in allen opzichte boven hem stond, en dat hij, arme dwaas, krankzinnig was, dat hij de oogen durfde ©pheffen tot haar. Het was nu geen schemering meer, zooals in den zomer ook de bosschen belicht tot in den nacht, een nevel-bank had de avond-belichting onderbroken. Alleen de figuur der aangebedene kon hij onderschei den, zoo als zij voor hem stond, de armen gestrekt, de handen gevouwen. Hij vatte haar hand. Ridderlijk, maar ontroerd bracht hij die aan zijne lippen, en die vasthoudende zeide hij „Bij den hemel boven ons, Sue, bij mijne zaligheid zweer ik u, dat mijne liefde oprecht en zonder bijbe doelingen is. Alleen uw rijkdom heeft mij weerhouden, anders had ik reeds lang geleden tot u gezegd1: Laat mij voor u arbeiden! Door de kracht mijner liefde zou ik een fortuin bijeen hebben gebracht, om het aan uwe voeten neer te leggen. Ieder naamloos kind is wellicht een koningszoonen ik, die geen wetti gen naam heb geen vader geen ouderlijk huis of bloedverwanten ken, ik zou een koninkrijk weten te winnen, Sue, indien gij mij uw liefde kondt schen ken." j Zjjn fluisterende, stokkende stem ging over in een snik- Verlegen over zijne uitbarsting trachtte hij zijn aandoening voor haar te verbergen door eene knie te buigen op het zachte mos. - Van uit het armelijke Acol-dorpje achter het bosch, klonken negen slagen, j den tijd verkondigend. Sue zeide niets, maar tot in j het diepst van haar ziel ontroerd! door het nameloos J lijden van haren jongen vriend. Geheel in duisternis I gehuld, lag hij aan hare voeten, maar zij hoorde de j wanhopige pogingen, die hij deed' om zijn ontroering meester te worden. I „Richard. beste Richard," zeide zij troostend, „geloof me, het spijt me, meer dan ik zeggen kan,. ikik had' geen flauw vermoeden hoe kon ik dat denken, dat gij zóó aan mij dacht! Ge gelooft mij immers wel, nu ik het u zeg. Zeg me toch, dat gij zeker zijt van mijne zóó groote vriendschap, dat ik u onmogelijk zooveel verdriet zou kunnen doen, als nu het geval is." „Ik geloof dat gij de liefste en eerlijkste vrouw ter wereld zijt, zeide hij, wei zacht maar met groote beslistheid „en dat gij zoo ver buiten mijn bereik j staat als de sterren aan den hemel!" 1 „Neen, neen, zoo moet gij niet over mij denken! Heus, heus, ik ben maar een weekhartig dwaas meisje en verdien uwe groote vereering niet, en gij moet uw I best doen, werkelijk, gij moet vergeten, wat er van avond tussehen ons verhandeld is." „Daarover behoeft gij u niet ongerust te maken!" antwoordde hij, nu kalmer, onderwijl hij oprees en weer voor haar stond, een sombere figuur te midden van het bosch, onbeweeglijk, bijna onaangedaan als de clinen candom, het hoofd gebogen en de armen over de borst ineen. „Overigens, liet moge dwaas zijn, als een landlooper spreekt van zijn eer. toch verzeker ik u, Lady Sue, dat mijn eergevoel mij altijd zal herinneren aan het feit: dat een stapel goud tussehen mij stond en de verwezenlijking van mijn droom." „Neen, neen, dat ellendige goud staat u niet in den weg!" -hernam zij in vollen ernst. „Gij zijt mijn trouwe vriend, beste Richard, en ik wil niet dat ijdele en onmogelijke verwachtingen aan uw hart zou den knagen. Wat gij.... wat gij wenscht, kan nim mer. nimimer gebeuren. Mijn waarde vriend, in dien gij morgen een fortuin hadt als het mijne en ik zoo arm werd als gij zijt, zou ik toch nooit uw vrouw kunnen worden." „Wilt gij mij zeggen, dat ik nooit uw liefde zou kunnen winnen?" Zij zweeg. Een woeste opwelling van jalousie, van waanzinnige doldriftige jalousie scheen als een stort zee over hem te komen.. „Gij hebt dus uw hart aan een ander geschonken?" vroeg hij stroef. „Met welk recht doet gij mij die vraag?" „Met het recht van den man, die zou willen sterven cm u geluk te verzekeren!" Hij sprak in hoogheid, bijna gebiedend. Zijn naijver had alle nederigheid bij hem weggevaagd. Liefde, grootsch, innig en uitdagend, kwam op voor zijn rechtmatige eischen, voor zijn recht van bestaan, voor zijn plicht om het op te nemen tegen een ieder, die de beminde ongelukkig zou maken. Maar juist toen hij voor haar stond, haar bijna be angstigend door zijne oppermachtige woorden, en door den onmiskenbaren ernst zijner liefde die zich door niets meer liet afschrikken van zijn plicht, juist op dat oogenblik dreef de nevel-bank, die tot nu toe het zomeravondschijnsel hadi verduisterd, plotseling weg. Len gedempt geluid als van iemand die voorzichtig over den mos-grond naderde, en het gekraak van enke le takjes, maakten dat Richard Lambert een oogenblik niet lette op haar die hij zoo eerlijk liefhad, en uitkeek naar wat er achter haar mocht zijn, daar, tussehen de tooverachtig belichte boomen van het bosch. Geen twintig schreden van af de plek waar zij ston den, scheidde een lage walling het park van den tuin. Aan den hoek dier walling was een ijzeren hek, alsook het half ingevallen paviljoen, onder klimop bedolven en onbewoond, met een st-eenen trap, tussehen welker treden gras en mos welig tierden. i, Nu rut vervolgd J.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 5