DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 163
Honderd en twaalfde Jaargang,
1910.
DONDERDAG
14 J U L I.
Gemeenteraad van Alkmaar.
FEUILLETON.
Het nest van den sperwer.
TOLHEFFING OP DEN WEG VAN ALKMAAR
NAAR EGMOND AAN DEN HOEF.
ALKMAARSCHE
Vi:K(.AI»i:iü\(j van den
«1» Woensdag 13 Jnli 1910, "sn.m. 1 imr.
Voorzitter de Burgemeester G. RIPPING.
Secretaris de heer 0. D. DONATH.
Tegenwoordig 12 leden.
Afwezig met kennisgeving de heeren Van Buijsen,
Boelmans ter Spill en Luiting, zonder kennisgeving de
hoeren Van der Veen de Lille en Dorbeck.
De notulen der vorige vergadering worden goedge
keurd.
Mededeelingen
Aan de vergadering wordt medegedeeld:
a. dat is ingekomen, een schrijven d.d. 30 Juni 1.1. No.
439 van de Kamer van Koophandel, ten geleide van
een exemplaat van haar verslag over 1909;
Voor kennisgeving aangenomen.
b. een schrijven dd. 25 Juni 11. van Dr. D. M. Kooij,
houdende verzoek om ontslag als lid der Commis
sie van toezicht op het Lager Onderwijs;
Eervol verleend onder dankbetuiging voor bewezen
diensten.
e. een schrijven dd. 29 Juni 11. No. 8 van de Gedepu
teerde Staten, ten geleide van het goedgekeurde
primitief kohier van den hoofdelijken omslag,
dienst 1910 en van het kohier der belasting op de
gebouwde eigendommen, diepst 1910;
Voor kennisgeving aangenomen,
d. een adres dd. 22 Juni 1.1. van A. de Vries e. s., hou
dende het verzoek om een doodloopend straatje ten
noordoosten van de Lindengracht in eigendom van
hen over te nemen;
Gesteld in handen van B. en W. om bericht en raad.
e. een schrijven dd. 6 Juli 11. vau den heer W. J. Cre
fold, houdende dankbetuiging voor zijne benoeming
tot stadsklokkenist;
Voor kennisgeving aangenomen.
f. vier brieven van do Gedeputeerde Staten, ten ge
leide van goedgekeurde raadsbesluiten betreffende
finapcieele regelingen betreffende de begroetingen
dienst 1909 en 1910;
Alsvoren.
g. een schrijven van Gedeputeerde Staten, ten geleide
van het goedgekeurde raadsbesluit van 22 Juni 1.1.
_No. 7, tot overneming van een strookje grond van
J, 0, Baan;
Alsvoren,
li. een adres dd. 11 Juli 11. van het bestuur der Kaas-
fabriek „Brederode" in den Egmondermeer, hou
dende het verzoek om het toltarief voor den Hoe-
verweg zoodanig te wijzigen dat de leveranciers
van melk aan de genoemde fabriek worden vrijge
steld van het betalen van tolgeld.
Daarop terug te komen bij punt 8..
i. adres van de firma Spruit in zake beroep tegen een
beslissing van B. en W. omtrent een bouwvergun
ning.
De voorzitter licht dit adres toe. B. en W.
hebben een vergunning geweigerd! en thans doet de
firma hetzelfde verzoek aan den raad, en stelt voor het
in handen te stellen van B. en W. om bericht en raad.
De heer Van den Bosch vraagt of het niet
mogelijk is er dadelijk over te beslissen.
De voorzitter zegt, dat van deze beslissing
van B. en W. g-een beroep is bij den raad,
De heer U itenbosch meent, dat er wel beroep
op den raad mogelijk is.
De voorzitter stemt toe, dat de raad ten op
zichte van een of andere bepaling der verordening
ontheffing kan verleenen, maar dat is hier het geval
niet.
Op voorstel van den heer Van den Bosch
wordt gestemd voor of tegen dadelijke behandeling.
De stemmen staken, zoodat het adres tot een vol
gende vergadering is uitgesteld. De voorzitter stelt
voor, dat inmiddels B. en W. van bericht en raad zul
len dienen. Alzoo wordt besloten.
EEN ROMANTISCH VERHAAL UIT
DEN TIJD VAN DE PURITEINEN DER
17de EEUW.
door
BARONES ORCZY,
Schrijfster van: De Roode Pimpernel, Ik zal ver
gelden, Een zoon van het Volk, etc.
13)
Zij antwoordde niet. Alleen boog zij het lieve hoofd,
opdat hij de tranen niet zou zien, die in haar oogen
welden. De avond was gevallen. De duisternis had
zich uitgestrekt over het bosch, terwijl in de verte de
zee het lied der oneindigheid en van de onverbidde-
1 i,i k he id van het noodlot liet hooren.
Zij konden elkaar ternauwernood zien, nogthans
wist zij, dat hij haar aanstaarde met onuitsprekelijke
liefde, een gebed voor haar in zijn hart, wat dubbel
haar smartte en haar volle sympathie deed spreken.
En hij wist dat zij schreide, dat er iets was in het
hart van dat schijnbaar zoo schitterend en gelukkig le
ven wat haar het hoofd deed' buigen als onder ontzet
tend leed.
Een onderdrukte zucht ontsnapte haar lippenof
was het de zucht van den wind in de olmen?
IJ ,was Prooi aan het hevigste zelfverwijt, dat
oorzaak was harer tranen.
„Sue mijn kleine, mooie Sue", fluisterde hij, zelf
verwonderd over zijn vermetelheid haar weer te noe
men zooals jaren vroeger, toen ze betrekkelijk nog kin
deren waren. Maar het was haar verdriet, dat haar
terneer boog, en het was zijn ridderlijk instinct, zijn
bewustzijn van beschermende kracht, de drang zijner
genegenheid, die hem tot' haar ophief.
„M ilt gij het mij vergeven", zeide hij, „ik had geen
recht om zoo tot u te spreken.en toch
Mij zweeg, en zij herhaalde die beide laatstewoor-
cen vriendelijk, als om hem aan te moedigen.
BENOEMING VAN ZETTERS VOOR \s RIJKS
DIRECTE BELASTINGEN.
Ingevolge art. 4 der Wet van 5 April 1870 (Stbl.
No. 63), moet de helft der leden van het college van
zetters, volgens den daarvan opgemaakten rooster met
liet einde dezes jaars aftreden.
Ter vervulling van de vacatures in het college van
zetters zijn aan de beurt van aftreding de heeren J. de
Wit Dz., A. Goede Dz. en C. G. de Wild, die herkies
baar zijn, wordt door B. en W. voorgesteld, de volgen-
de opgaaf van personen aan den commissaris der Ivo-
ningin te doen: 1. J. de Wit Dz. 2. A. Goede Dz. 1
3. C. G. de Wild. 4. M. Uitenbosch. 5. J. P. Kool
Pz. 6. M. Preijer.
Na gehouden stemming conform besloten.
HERHALINGSONDERWIJS.
In verband met de aangifte van nieuwe leerlingen
voor den cursus van het herhalingsonderwijs, welke
begin September a.s. aanvangt, zal het wenschelijk
zijn over te gaan tot de benoeming der onderwijzers
die gedurende dien cursus met de leiding van dat on
derwijs zullen worden belast.
B. en W. stellen den raad voor, voor 1910/1911 te
benoemen aan den cursus van het herhalingsonder
wijs:
lo. tot onderwijs, belast met de leiding van het
herhalingsonderwijs voor jongens, den heer J. J. T.
Kooij, onderwijzer aan de Eerste Gemeenteschool;
2o. tot onderwijzeres, belast met de leiding van het
herhalingsonderwijs voor meisjes, Mej. J. Kijlstra, on
derwijzeres aan de Meisjesschool.
De voorgedragenen worden herbenoemd.
COMMISSIE TOT NAZIEN DER GEMEENTERE
KENING.
Benoemd de heeren de Lange, Glinderman, Van der
Peen de Lille, Zaadnoordijk en Fortuin.
TOEZICHT OP HET ITANDWERKONDERWIJS.
Ter benoeming van een lid der dames-commissie
van bijstand voor het toezicht op het onderwijs in de
handwerken, ter voorziening in de vacature, ontstaan
door het vertrek van Mevrouw Keuter-Brongers, wor
den aanbevolen:
1. Mevrouw A. L. Roquette Muntinghe-Swijter,
2. Mejuffrouw T. E. Groenman.
Benoemd Mevr. A. L. Roquette Muntinghe-Swijter
piet 10 stemmen, 1 was in blanco en 1 was op No. 2
uitgebracht.
BENOEM1NG ONDERWIJZERESSEN.
Ter vervulling der vacature aan de 3de Gemeente
school, ontstaan door het verleend eervol ontslag aan
mejuffrouw E. Sellemans, worden voorgedragen:
1. Mejuffrouw C. Abcouwer, te Heer Hugo Waard,
2. mejuffrouw J. de Vries, te Hilversum, 3. mejuf
frouw H. Meijns, te Harenkarspel.
Ter vervulling der vacature aan de 2de Gemeente
school, ontstaan door het verleend! eervol ontslag aan
mejuffrouw M. Bakker, worden voorgedragen:
1. Mejuffrouw J. de Vries, te Hilversum, 2. Mejuf
frouw C. Abcouwer, te Heerhugowaard, 3. mejuffrouw
li. Meijns, te Harenkarspel.
Benoemd mej. Abcouwer en mej. de Vries met al
gemeen e stemmen.
LIGGER DER WEGEN.
oorgesteld wordt het door B. en W. dezer ge
meente den 4en Mei j.l. opgemaakte en vastgestelde
ontwerp van wijzigingen in den ligger der wegen, zoo
als deze is vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde
Staten dezer provincie bij besluit van 30 Juni 1909,
No. 60, voorloopig vast te stellen en bedoeld ontwerp
met een afschrift van den voorloopig vastgestelden
ligger te zendèn aan heeren Gedeputeerde Staten de
zer provincie, ter voldoening aan art. 7 in verband met
art. 13 van het reglement op de wegen in Noordhol
land.
Conform besloten.
VASTSTELLING ROOILIJNEN.
Burgemeester en Wethouders stellen voor vast
te stellen verordeningen, tot vaststelling van
rooi- en bouwlijnen langs den Geestmer-ambachtsdijk,
tussehen den Kanaaldijk en den Schermerweg, een
rooilijn aan de Lindenlaan, een rooilijn aan het Varne-
broek en een gedeelte van den Kennemersingel.
De heer Pot vraagt of het bepaalde bij de Wo
ning-wet hier niet in strijd is met artikel 27 der Wo
ningwet.
Nadat de heer Pot de voorzitter de Woningwet
heeft ter hand gesteld, wordt medegedeeld, dat bij
Kon. Besluit is vastgesteld1 dat een rooilijn tot ver-
breeding van een straat niet mag g-aan door bebouwd
eigendom.
De voorzitter betwijfelt of de opvatting van
den heer Pot de juiste is; mocht dit zoo zijn, dan zul
len belanghebbenden er zeker wel werk van maken en
dan kan men het afwachten.
De heer Pot legt zich daarbij neer.
De heer Uitenbosch vraagt, of het niet mo
gelijk is, vast te stellen, dat eigenaren, die door de
vaststelling van een rooilijn een gedeelte van hun per
ceel zullen verliezen, later die gronden van de belang
hebbenden zullen overnemen tegen billijken prijs.
Do voorzitter acht het gevaarlijk den Raad
door een besluit te binden. Bekend is het genoeg-, dat
indien eigenaren komen met een niet onbillijk aanbod,
de gemeente daartoe niet ongenegen is.
De heer L itenbosch zou het toch al reeds in
beginsel willen uitspreken, een volgend college kan er
anders over denken.
De voorzitter meent dat de raad reeds in
beginsel die uitspraak deed! en indien een volgend
college van B. en of Raad, er niet van zou willen
weten, dan kunnen zij toch de onderhandelingen zoo
danig' voeren, dat ze tot geen resultaat leiden.
De uitspraak geeft dus niet de verlangde zekerheid.
Daarna wordt conform besloten.
beschouwen iu verband met de opbrengst van de melk
dier boeren.
De heer F ortuin stelt voor, die menschen het
halve geld te doen betalen.
De heer Van den Bosch vraagt, of dan ook
gen vrachtrijder, die melk naar die fabriek vervoert
liét halve geld zal betalen.
De heer f ortuin zeg-t, dat dit niet de bedoeling-
is.
Het voorstel Fortuin komt echter niet in behande
ling-, daar het niet voldoende wordt gesteund.
Er wordt thans conform het voorstel van B. en W.
besloten en op het adres van adressant afwijzend be
schikt.
Burgemeester en Wethouders stellen voor zich
te wenden met een adres tot II. M. de Koningin,
waarin wordt aangetoond dat tegenover een gemiddeld
jaarlijks ko,stenbedrag van 1531.43 van den Schelp-
weg van Alkmaar naar Egmond aan den Hoef een
gemiddelde bate staat van 1262.59, zoodat het on
derhoud over de laatste twee en twintig jaren gemid
deld heeft gekost een bedrag van 268.84% en waarin
II. M. wordt verzocht opnieuw concessie te verleenen
tot heffing- van tolrechten op dien schelpweg, het
liefst voor een langer tijdperk dan van drie jaren en
wel overeenkomstig het bij dit adres behoorende en
door den Raad opnieuw vastgesteld tarief, zooals dat
is opgenomen in het Gemeenteblad van Alkmaar No.
237.
In behandeling1 komt hierbij het adres van de kaas-
fabriek Brederode.
De voorzitter stelt na toelichting voor afwij-
zend te beschikken.
De heer Covers vraagt, of er wel eens sprake
van is geweest, dat deze weg zou worden overgenomen
door den polder of de gemeente Egmond.
De voorzitter weet het niet, maar men zhl
er niet graag aan willen daar de weg geld aan onder
houd kost.
De heer I itenbosch vraagt, waarom op dezen j
weg tol wordt geheven en op andere wegen niet. Is
liet heffen niet uit den tijd1?
De voorzitter zegt, dat de gemeente het
recht heeft, en wel krachtens de geschiedenis. De heer i
Bruinvis heeft er een brochure over geschreven.
De heer ti linderm a n wijst er op, dat het hef
fen van tol misschien uit den tijd! is, maar het betalen
niet. Hij acht tolheffing niet onbillijk. Voorts vindt
hij ook geen reden om ontheffing te verleenen, het
kost die menschen niet zooveel.
De heer I ortui n vindt het toch wel wat erg,
dat die menschen tot 70 tolgeld betalen per jaar. De
gemeente heeft toch weer voordeel door de wik- en
w eegloonen van de kaas, die hier aan de markt komt.
De voorzitter meent, dat men die som moet
OVERSCHRIJDING GEMEENTE-
BEGROOTING.
B. en W. stellen den Raad voor te besluiten:
hen te machtigen volgnr. 107 der gemeentebegroo-
ting-, dienst 1910, zoo noodig te overschrijden met het
bedrag dat aan J. van Kleef zal worden uitgekeerd
aan ziekengeld;
Goedgekeurd.
REGELING DER BEZOLDIGING VAN AMBTE
NAREN, BEDIENDEN EN WERKLIEDEN DER
GEMEENTE.
De voorzitter wijst er op dat iu de vergade
ring, waarin de heer Uitenbosch vroeger voor
stelde, om de voorstellen in zake de bezoldiging uit
te stellen wegens onvoltalligheid, twaalf leden aanwe-
zig waren. Hij meent, dat nu er weer 12 leden aan
wezig- zijn hij niet anders kan doen dan voorstellen om
het punt aan te houden.
Alzoo besloten.
De voorzitter deelt mede dat hij ook een vol
gende. maal op de agenda zal brengen het voorstel om-
trent de ambachtsschool.
De heer Uitenbosch stelt voor, om deze zaak
j die van zoo g-roote finaneiëele gevolgen is voor de ge-
meente, eerst in de secties te behandelen,
i De voorzitter meent, dat de raad van een behande
ling- in de secties van andere zaken dan de gemeente-
begrooting geen aangename ervaringen heeft. Wel
zou hij er iets voor voelen, om deze zaak eerst in een
huishoudelijke vergadering aan een bespreking te on-
derwerpen.
j De raad vereenigt zich daarmede.
GOEDKEURING REKENINGEN,
i Den Raad wordt voorgesteld goed te keuren de re-
i kening der gemeente-gasfabriek, dienst 1909, in ont
vang- tot een bedrag van 247.247.69 en in uitgaaf
van 222.360.44°, dus met een batig saldo van
24.887.24°, van het gemeenteslachthuis in ontvangst
en uitgaaf 24.722.85° (verlies 246.82), en van de
i huishoud- en industrieschool (sluitend met een voor-
j deelig saldo van 179.24% bij een totaal der ontvang-
sten van 24.383.92%.
i Goedgekeurd.
BEGROOTING STADSZIEKENHUIS.
Den Raad wordt voorgesteld regenten van het
stadsziekenhuis op hun verzoek machtiging tot af
schrijving van een bedrag van 557.06° van 7, en
overschrijving daarvan op 6 andere volgnummers hun
ner begrooting van 1909 te verleenen.
Goedgekeurd.
RONDVRAAG.
De heer Glinderman herinnert er aan, dat een fiets
rijder is veroordeeld wegens het rijden op de klein*
steentjes. Hij acht het in verband daarmede wensche
lijk, er bij B. en W. op aan te dringen, dat er hier
ook op wordt toegezien.
De voorzitter zegt dit fbe.
Daar niemand meer het woord verlangt wordt de
openbare verg-adering gesloten.
Juist als de hamer gevallen is, komt de heer Dor
beck onder hilariteit ter vergadering.
De Raad gaat daarna over in geheime zitting ter
behandeling van belastingzaken.
„En toch. mijn goede vriend?"
„En toch, wanneer ik dien troep leeghoofdige, for
tuin-jagende apen zie, die naar uwe hand dingen.
heb ik mij soj^s afgevraagd of ik misschien wel het
recht had te zwijgen, terwijl ze u bestormden met hun
mengelmoes van allerlei onzin. Want, ik heb u lief,
Sue, oprechter, inniger dan een van die allen!"
„Neen! Neen, mijn vriend, zeg dat niet!" riep zij
afwerend uit, alsof een onbestemde vrees haar over
viel, toen hij die weinige eenvoudige woorden uit
sprak, die hij zoo dikwerf in zijne jongere jaren haar
gezegd had.
Maar deze woorden, nu herhaald) in hoogeren' zin,
voelde Richard dat het lafhartig was, indien hij terug
trok. Zijn zoo lang gekoesterd geheim was hem over
ue lippen gekomen, hij kon: de diepste roerselen van
zijn hart niet langer bedwingen. Eenmaal de dijk
doorbroken, stroomde de vloed met onbedivingbare
kracht. Hij achtte niet op de plaats, waar hij was, niet
op de duisternis, niet op het late uur, hij vergat
dat zij millioenen bezat en hij slechts' een dienstbare
kiacht.^ Hij lette niet op de plaats, waar hij was, niet
was, hij wist alleen dat zij in allen opzichte boven hem
stond, en dat hij, arme dwaas, krankzinnig was, dat
hij de oogen durfde ©pheffen tot haar.
Het was nu geen schemering meer, zooals in den
zomer ook de bosschen belicht tot in den nacht,
een nevel-bank had de avond-belichting onderbroken.
Alleen de figuur der aangebedene kon hij onderschei
den, zoo als zij voor hem stond, de armen gestrekt, de
handen gevouwen.
Hij vatte haar hand. Ridderlijk, maar ontroerd
bracht hij die aan zijne lippen, en die vasthoudende
zeide hij
„Bij den hemel boven ons, Sue, bij mijne zaligheid
zweer ik u, dat mijne liefde oprecht en zonder bijbe
doelingen is. Alleen uw rijkdom heeft mij weerhouden,
anders had ik reeds lang geleden tot u gezegd1: Laat
mij voor u arbeiden! Door de kracht mijner liefde
zou ik een fortuin bijeen hebben gebracht, om het aan
uwe voeten neer te leggen. Ieder naamloos kind is
wellicht een koningszoonen ik, die geen wetti
gen naam heb geen vader geen ouderlijk huis of
bloedverwanten ken, ik zou een koninkrijk weten te
winnen, Sue, indien gij mij uw liefde kondt schen
ken."
j Zjjn fluisterende, stokkende stem ging over in een
snik- Verlegen over zijne uitbarsting trachtte hij zijn
aandoening voor haar te verbergen door eene knie
te buigen op het zachte mos. - Van uit het armelijke
Acol-dorpje achter het bosch, klonken negen slagen,
j den tijd verkondigend. Sue zeide niets, maar tot in
j het diepst van haar ziel ontroerd! door het nameloos
J lijden van haren jongen vriend. Geheel in duisternis
I gehuld, lag hij aan hare voeten, maar zij hoorde de
j wanhopige pogingen, die hij deed' om zijn ontroering
meester te worden.
I „Richard. beste Richard," zeide zij troostend,
„geloof me, het spijt me, meer dan ik zeggen kan,.
ikik had' geen flauw vermoeden hoe kon ik
dat denken, dat gij zóó aan mij dacht! Ge gelooft
mij immers wel, nu ik het u zeg. Zeg me toch, dat gij
zeker zijt van mijne zóó groote vriendschap, dat ik u
onmogelijk zooveel verdriet zou kunnen doen, als nu
het geval is."
„Ik geloof dat gij de liefste en eerlijkste vrouw ter
wereld zijt, zeide hij, wei zacht maar met groote
beslistheid „en dat gij zoo ver buiten mijn bereik
j staat als de sterren aan den hemel!"
1 „Neen, neen, zoo moet gij niet over mij denken!
Heus, heus, ik ben maar een weekhartig dwaas meisje
en verdien uwe groote vereering niet, en gij moet uw
I best doen, werkelijk, gij moet vergeten, wat er van
avond tussehen ons verhandeld is."
„Daarover behoeft gij u niet ongerust te maken!"
antwoordde hij, nu kalmer, onderwijl hij oprees en
weer voor haar stond, een sombere figuur te midden
van het bosch, onbeweeglijk, bijna onaangedaan als de
clinen candom, het hoofd gebogen en de armen over de
borst ineen.
„Overigens, liet moge dwaas zijn, als een landlooper
spreekt van zijn eer. toch verzeker ik u, Lady Sue,
dat mijn eergevoel mij altijd zal herinneren aan het
feit: dat een stapel goud tussehen mij stond en de
verwezenlijking van mijn droom."
„Neen, neen, dat ellendige goud staat u niet in
den weg!" -hernam zij in vollen ernst. „Gij zijt
mijn trouwe vriend, beste Richard, en ik wil niet dat
ijdele en onmogelijke verwachtingen aan uw hart zou
den knagen. Wat gij.... wat gij wenscht, kan nim
mer. nimimer gebeuren. Mijn waarde vriend, in
dien gij morgen een fortuin hadt als het mijne en ik
zoo arm werd als gij zijt, zou ik toch nooit uw vrouw
kunnen worden."
„Wilt gij mij zeggen, dat ik nooit uw liefde zou
kunnen winnen?"
Zij zweeg. Een woeste opwelling van jalousie, van
waanzinnige doldriftige jalousie scheen als een stort
zee over hem te komen..
„Gij hebt dus uw hart aan een ander geschonken?"
vroeg hij stroef.
„Met welk recht doet gij mij die vraag?"
„Met het recht van den man, die zou willen sterven
cm u geluk te verzekeren!"
Hij sprak in hoogheid, bijna gebiedend. Zijn naijver
had alle nederigheid bij hem weggevaagd. Liefde,
grootsch, innig en uitdagend, kwam op voor zijn
rechtmatige eischen, voor zijn recht van bestaan, voor
zijn plicht om het op te nemen tegen een ieder, die de
beminde ongelukkig zou maken.
Maar juist toen hij voor haar stond, haar bijna be
angstigend door zijne oppermachtige woorden, en door
den onmiskenbaren ernst zijner liefde die zich door
niets meer liet afschrikken van zijn plicht, juist op
dat oogenblik dreef de nevel-bank, die tot nu toe het
zomeravondschijnsel hadi verduisterd, plotseling weg.
Len gedempt geluid als van iemand die voorzichtig
over den mos-grond naderde, en het gekraak van enke
le takjes, maakten dat Richard Lambert een oogenblik
niet lette op haar die hij zoo eerlijk liefhad, en uitkeek
naar wat er achter haar mocht zijn, daar, tussehen de
tooverachtig belichte boomen van het bosch.
Geen twintig schreden van af de plek waar zij ston
den, scheidde een lage walling het park van den tuin.
Aan den hoek dier walling was een ijzeren hek, alsook
het half ingevallen paviljoen, onder klimop bedolven
en onbewoond, met een st-eenen trap, tussehen welker
treden gras en mos welig tierden.
i, Nu rut vervolgd J.