DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 174 Honderd en twaalfde Jaargang. 1910 WOENSDAG 27 JULI FEUILLETON. Het nest van den sperwer. M1 N N E N L A N 1». Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. O Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. - AARSC COURANT ALKMAAR, 27 Juli 1910. Er zijn in Frankrijk een kleine vijfduizend analpha- beten zoek. De lichting 1909 telt n.l. volgens de bur gerlijke opgave 9529 jongemannen, die lezen noch schrijven kunnen, terwijl L t er volgens de militaire opgave 14.225 zijn. Het invloedrijke blad „le Temps", betoogt dat de oorlogsstatistiek de juiste is en spreekt in verband hiermede over het treurig resultaat, dat het verplicht lager onderwijs oplevert. „Meer dan veertien duizend ongeletterden in één enkele lichting. Gelukkig", zegt het blad, „dat vol gens de wet het lager onderwijs in Frankrijk verplicht is. Men vraagt zich af, hoe groot het cijfer wel zou wezen, als er geen leerplicht bestond. Het behoeft geen betoog, dat alle burgers die allereerste kundig heden moeten bezitten in een land waar de volks-sou- vereiniteit heerscht. Wat is een souverein die niet kan lezen of schrijven? Alle republikeinen hebben medegewerkt aan het stichten of verdedigen van onze onderwijswetgeving en die is op zichzelve uitmuntend, maar het is niet te ontkennen dat de wet niet gehoor zaamd wordt. Dat is een schandaal, waaraan ten spoedigste een einde moet komen, als men niet wil dat het democra tisch regeeringsstelsel belachelijk wordt. Vele ouders, vooral ten plattenlande, laten hunne kinderen, ondanks de wet, niet ter school gaan. Het zou goed zijn, zware boeten op te leggen en die streng te handhaven. Men zou voorts iederen ongeletterde kunnen straffen met verlenging van den militairen diensttijd. Ook kon het zijn nut hebben, onderzoek te doen naar de namen der onderwijzers die de ongelet terde miliciens hadden moeten leeren en die zich zoo slecht kweten van hun taak. Zij konden dan een be risping of een slechte aanteekening op hun conduite lijst krijgen. Sommige onderwijzers zijn zeker ten deele verant woordelijk voor dezen treurigen en belachelijken toe stand. Zij hebben een bepaalde taak en die vervullen EEN ROMANTISCH VERHAAL UIT DEN TIJD VAN DE PURITEINEN DER 17de EEUW. door BARONES OROZY, Schrijfster van: De Roode Pimpernel, Ik zal ver gelden, Een zoon van het Volk, etc. 24) Als wees en eenig kind bleef Sue achter, onderwijl de binnenlandsche oorlog hare nabestaanden en vrien den verstrooide. Sommigen weken uit naar liet vaste land, anderen vluchtten naar de voorvaderlijke goede ren, -verarmd door plundering en verbeurtverkla- ring, vervolgd door spionnen, wachtende op eene gelegenheid tot weerwraak, die zoo bitter lang uit bleef. Eerst, ondanks haar rijkdom, en misschien wel om hare millioenen, -her- en derwaarts meegeno men, was haar, door Cromwell's bemoeiing, Sir Mar maduke eindelijk als voogd toegewezen, in wiens Ilui- zinge Acol Court, zij tot hare meerderjarigheid zou verblijven, maar dat voor haar allerminst een home, sweet home kon zijn. Ofschoon bij het ontstaan van den strijd tus schen den aanhang van den Koning, tegenover de Pu riteinen onder Cromwell, zij nog te jong was om er iets van te begrijpen, had zij toch in haar hart de par tij gekozen, waarvoor haar vader zijn leven opgeofferd had. Haar aangewezen voogd en Mevrouw de Chavasse, de weduwe van zijn ouderen broer, behoorden tot de partij der Rondhoeden, die zij vanaf haar prille jeugd als schandelijke konings-moordenaars had leeren ver achten. Dat dan ook bepaalde, van het eerste oogen- blik af, hare gevoelens voor Sir Marmaduke en zijne zuster, en die deden hij gevolg haar den neus optrek ken voor het armelijke leven, waarin zij zich moest zij niet als zij ons leerlingen afleveren in een staat van volslagen onwetendheid. Het ongeluk der onder wijzers op de lagere scholen is een overdreven eer zucht, waardoor zij zich afkeeren van het bescheiden, maar hoog-noodzakelijke werkzulke onderwijzers ach ten zich geroepen, te werken voor de algemeene be schaving, voor den vooruitgang. Zij willen geestelijke leidslieden hunner medeburgers zijn. Zij ijveren voor verkiezingen, voor eischen van materieelen of- moree- len aard, enz. Kortom, zij houden zich bezig met al lerlei staatkundige, wijsgeerige, wetenschappelijke of sociale kwesties, die zeker van groot belang zijn; maar ondertusschen denken zij niet aan het werk dat zij in de klas hebben te doen, en zij doen dat werk met ge ringschatting en verwaarloozen het als te min voor zulke verheven geesten. „Het gevolg daarvan is, dat een zeker aantal leer lingen de school verlaat zonder iets te weten, hoofd zakelijk omdat de onderwijzer, wiens geest in hooger sferen zweefde, vergeten heeft hun te leeren lezen." Die onderwijzers behooren tot de uitzonderingen en het zou onbillijk zijn aan de onderwijzers de schuld te geven van het groot aantal ongeletterden. De* fout ligt voornamelijk in het niet ter school komen van de kinderen, in het verzuim van de ouders, die volgens de wet verplicht zijn, hurnne kinderen naar school te zenden en voortdurend dien plicht verwaarloozen. In het algemeen mag aangenomen worden, dat het aantal analphabeten kenmerkend' is voor de ontwik keling der bevolking, vooral in een land als Frankrijk, waar men niet te rekenen heeft met streken, welke door bepaalde omstandigheden het proeentcijfer bui tensporig verhoogen. Voor een vijftiental jaren maakte Frankrijk lang geen slecht figuur onder de Europeesche mogendheden, waren het alleen Duitsch- land, Zwitserland, Zweden, Penemarken en Neder land welke een gunstiger cijfer konden aanwijzen. Het schijnt echter dat de republiek thans een lagere plaats gaat innemen en geheel afgezien van de door de Temps aangevoerde onderwijzerskwestie, welke stellig niet zoo belangrijk is als zij hierboven werd geschetst, is dit een onrustbarend teeken, waaraan de regeering wel al haar aandacht mag wijden in een land waar de geboorten afnemen, mag men al heelemaal niet in gemiddelde ontwikkeling achterblijven. HET ORANJE KRUIS. Gistermorgen kwam Z. K. H. Prins Hendrik dei' Nederlanden m#t den trein van 10.26 van het Loo aan het Centraalstation te Amsterdam aan, om in het Paleis een vergadering te presideeren van het hoofdbestuur van „Het O. anje Kruis". Z. K. H. was vergezeld van zijn adjudant kapt.-luit. ter zee jhr. C. Hooft Graafland en reed onmiddellijk per automobiel naar het Paleis. Des ochtends werd ten paleize een vergadering van het dagelijksch bestuur gehouden. De lunch gebruikte Z. K. H. met eenige bestuursleden bij burgemeester jhr. mr. A. Röell in het Brack's Doelenhotel. Des middags werd een vergadering van den raad van bestuur gehouden. schikken en dat zoo afschuwelijk veel verschilde van do onbekrompenheid en weelde in haar ouderlijk huis. Gelukkig, dat haar voogd haar tegenwoordigheid meer vermeed dan zocht: zij zag hem aan tafel, en bij na niet anders, ofschoon zij dikwijls zijn stemgeluid hoorde, wanneer hij vloekend en razend door het huis ging. Maar in hare tegenwoordigheid wist hij zich altijd te beheerschen en gebeurde het zelden, dat hij zijne stem tot luider toon verhief. Dan was er nog een huisgenoot Richard Lam bert, die als secretaris van Sir Marmaduke fungeerde. Diens intense vereering en hartgrondige sympathie, zoo onmiskenbaar uitkomende wanneer hij de gelegen heid vond ook maar een enkel woord met haar te wis selen, waren de eenig-e lichtpunten in haar kleurlooze leven op Acol Court; en vrij zeker zou haar toegene genheid en vertrouwelijke omgang in warme liefde zijn overgegaan, ware niet te onzaliger tijd de myste- rieuse heldenfiguur van den franschen Prins komen opdagen, die door zijn vreemd accent en geheimzinnig doen, meer nog door zijn dwepen met vaderland en volk, en zijne zelfopoffering voor die heilige zaak, als met één slag' het romantieke meisje voor zich en Frankrijk had gewonnen. Voor zóó diepe indrukken was zij bij hare kennis making met Lambert misschien nog te jong. Toen maals stond zij nog niet op de gevaarlijke grenslijn-, waarop het meisjes-sentiment onbewust overgaat in vrouwelijke aspiraties, en helaas! het liefvindeii zoo menigmaal met liefhebben wordt verwisseld. Zij was nog een echt meisje, toen Richard Lambert door dui zend kleine attenties en door de aanbiddende uitdruk king zijner blikken, haar zijne liefde betoonde. Zijne intense liefde drong haar naar die grenslijn, terwijl hij in de zuiverheid zijner gevoelens en hare oprechte vergoding, haar steeds aan deze zijde van die lijn te rughield. Met voorbedachten rade drong haar de mysterieuse prins, door zijn welsprekend optreden als balling en romanheld, terstond over die grenslijn heen. Lambert sprak tot het meisje, Marmaduke tot de vrouw. Hij liet haar geen tijd tot nadenken, tot het ontleden hst- MINISTERIEELE LANGZAAMHEID. Het Koninklijk besluit van 22 December 1863, S. 149, „ter nadere ïegeling van de wijze en den vorm van afkondiging van wetten en Koninklijke besluiten" zorgt er wel voor, dat de minister van justitie wetten en Koninklijke besluiten plaatst in het Staatsblad c. q. ook in de Staatscourant, onmiddelijk nadat hij het stuk van de contrasigneerende ministers heeft ont vangen, maar geeft geene waarborgen, dat die mede- onderteekenende ministers ook onmiddelijk hun con- trasigne stellen. Zoo kan het voorkomen, dat maanden verloopen tusschen de onderteekening van eene wet of een Koninklijk besluit door de Koningin en de plaatsing er van in het Staatsblad. Een zeer sterk voorbeeld hiervan leverde het Koninklijk besluit van 4 April 1910, houdende nadere bepalingen omtrent de meting van binnenvaartuigen, dat na door de ministers van financiën, landbouw, nijverheid en handel, alsmede waterstaat te zijn gecontrasigneerd, eerst 12 Juli 1910 in het Staatsblad is opgenomen. (N. R. Ct.) VERBETERING DER VOLKSHUISVESTING. Werd dezer dagen op gezag van de „Arnh. Ct." medegedeeld, dat het Rijk nu reeds een bedrag van 15 millioen heeft voorgeschoten aan vereenigingen tot verbetering der volkshuisvesting, het „Centrum" zegt, dat dit niet meer dan 41 /2 millioon bedraagt. Daar deze voorschotten evenveel rente opbrengen als de Staat aan zijn schuldeischers betaalt, merkt het Centrum hierbij op, dat de Woningwet niet be hoort tot de sociale wetten, die het Rijk op beteeke- nende geldelijke offers komen te staan. I)E HERSTEMMING VAN MAANDAG. Het „Hbld." ontving het volgende schrijven van den heer 1. A. Levy Een nabetrachting. Ten tijde der „Terreur", doorliep Fransch gepeupel de straten, met den kreet„les ai'istos it la lanterne." Chamberd, het getier vernemend, plaatste zich voor het venster en slingerde den volkshoop te gemoet „les aristos la lanterne En verrez-vous plus clair, imbéciles Al bestaat er. tnsschen de handelende personen van toen en nu, een verschil van mijlen afstands, onwil lekeurig wordt men herinnerddat de geschiedenis zich herhaalt. Ook thans is men er in geslaagd een aristocraat het veld te doen ruimen voor een „volksman." Dat de aristocraat, bij toeval, het college, waarin hij jaren lang gewest en staat diende, tot luister strekte, en de „volksman' in de zaken, welke hij te beslissen krijgt, een pyramidale stommeling is, woog niet. Wij zijn immers democraten en vatten de demo cratie aldus op, dat geboerte, noch bekwaamheid, staat van dienst, noch toewijding ons schelen kunnen. Dat de democratie daarmede sprekende familiege lijkenis krijgt met de ochlocratie, d. w. z. de regeering Van den dommen, grooten hoop, deert ons ook al niet. Het zijn veege teekenen des tijds, die het verdrin gen van Röell veraanschouwelijken. Veege teekenen, ook omdat de kodde beiers, die den knods daartoe hanteerden kennelijk niet de geringste bewustheid van het onverantwoordelijke hunner han delwijze hadden. Zij wisten niet, dat, wanneer een geestverwant voor een andere plaats maakt men, in constitutioneelen zin, inbrekers werk doet, door er tusschen te sluipen. En evenmin wisten zij dat, groote tegenstellingen waarvan hier niet sprake is daargelaten, onze regee- rer gevoelens, hij sleepte haar mee, in eene voortdu rende opwinding en spanning, onder welke hypnotisee- ring zij ternauwernood ademhalen kon. Zij had hem dien avond beloofd, dat ze in 't geheim met hem zou trouwen, zich naar lichaam en ziel zou overg-even aan den man, dien zij nauwelijks kende en inderdaad nooit had' gezien. Geen blijheid was er in haar hart, ook geen spijt. Alleen telde zij zenuwach tig de dagen, die nog moesten verloopen, en dat deed ze in een onnatuurlijk en koortsachtig verlangen naar het voorbij-zijn van den dag, waarop zij de haar afge dwongen belofte zou vervullen. Voor het eerst sedert haar komst op Acol Court, en hare kennismaking met den sympathieken jongman, was zij nu boos op Richard, omdat hij haar bij het pa viljoen, zonder mot den Prins te spreken, achter gela ten had. En toen zij nu huiswaarts g'ing, stond hij on verwachts voor haar. Van het rustieke bruggetje leidde een voetpad naar het hek, en Richard wandelde daar in de richting van het paviljoen. „Ik liep hier op en neer, in de hoop u te zullen tref fen en u-aar huis te mogen geleiden", zeide hij, met nog- een beroep op de niet ongevaarlijke duisternis, als antwoord op het misnoegen dat op haar gelaat te le zen was over het nagaan harer gangen. „Ik maakte een wandeling' in het park", antwoordde zij koel, „het was zoo heerlijk rustig en geurig tegen den avond. maar. ik heb geen begeleiding noo- dig. dank u. ik wensch onverzeld naar huis te gaan „Maar het is erg donker en al heel laatdus niet ongevaarlijk", antwoordde hij vriendelijk. „Mag ik niet tot dicht bij de ILuizinge met u meegaan?" Maar de eclite beleefdheid van zijn zachtmoedig aanhouden, prikkelde haar tot een verzet, waarvan zij zich zelf geen verklaring had kunnen geven. Voelde zij eenigermate het contrast tusschen zijne liefde en het dwingend, dreigend optreden van haar Prins, en was haar dit eene waarschuwing, die zij niet kon ver dragen Ofschoon zij die waarschuwing meer voelde dan be- ringscollege's mannen en niet nullen behoeven. Wordt thans het kiezersvolk de oogen geopend, dan zal het verlies van Röell, hoe onmetelijk, niet te duur zijn betaald. Gemengd nieuws. NADEELIGE GEVOLGEN VAN HET ONGUNSTI GE WEER. De teelt in het Westland ondervindt de nadeelige I gevolgen van het ongunstige zomerweer reeds. Er s zijn veel meloenenplanten bezweken door verkleuming der wortels. De stokdruiven zijn veelal tot stilstand in den groei gekomen, waardoor verlamming is te vreezen, terwijl de druiven in de koudekas, die in de kleuring zijn, hard naar zon verlangen. Tomaten en boonen, in den vollen grond geteeld, liggen verwaaid. De tomaten, die aanvankelijk goed gezet zijn, groeien niet door. Als het weer niet spoe dig verandert, zal deze teelt weer grootendeels mis lukken. De uitgepote aardbeiplanten zijn door begunstiging van 't vochtige weer goed aangeslagen en de 2e vrucht ontwikkelt zich voordeelig. EEN TREURIGE TOESTAND. Bewoners van de Ommoordsche straat te Rotterdam vestigden de aandacht der politie op een kind, dat zich in zeer verwaarloosden toestand zou bevinden in pand No. 72 in die straat. Men stelde een onderzoek in en trof er aan het kind van (le ongehuwde vrouw J. H., een jongetje van 2 jaar. Dit kind, dat erg ver vuld en ziekelijk was, is de moeder ontnomen en op last van een geneesheer naar het ziekenhuis overge bracht. De moeder er van, die den geheelen dag in een oliekoekenkraam zit, woonde met haar kind bij mensehen in genoemd huis in. Aan de zorg van die mensehen was het kind overdag toevertrouwd. EEN AARDIGE ATTENTIE. In de afgeloopen week ontmoette ik schrijft een lezer van het Hbld. 20 dames uit Brooklyn te Breukelen, die dit plaatsje bezochten omdat Brooklyn van Breukelen afstamt. Zij namen hier en daar kiekjes en werden door de jeugd overal vergezeld. Daar de kinderen geen Engelsch en de dames geen Hollandsch verstonden, waren de gesprekken tusschen beide par tijen niet druk. Een vriendelijke tolk maakte het hun iet of wat gemakkelijk. De dames verzochten den kinderen de Hollandsche volksliederen te zingen en in dank hiervoor hieven zij het Amerikaansche volks lied aan. Het was een aardig oogenblik, die liederen op het perron in Breukelen te hooren. Bij de afreis stonden de kinderen geschaard en werd hartelijk af scheid genomen. VOLKSBOND TEGEN DRANKMISBRUIK. In het Kurhaus te Scheveningen werd gisteren de 37ste algemeene vergadering gehouden van den Volks bond tegen drankmisbruik. Tegenwoordig waren 160 afgevaardigden, vertegen woordigende 100 afdeelingen. Onder de aanwezigen werden o. m. opgemerktde Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Hol land, mr. J. G. Patijn; de Inspecteur iin de 2de en 3de Drankwetinspectie (die der 1ste inspectie was ver- derd). De leider der vergadering, mr. F. W. J. G. Snijder van Wissenkerke algemeen voorzitter heette de dames en heeren afgevaardigden en leden van den Bond hartelijk welkom, ook in verband met het feit dat thans te Scheveningen de Nationale Iluisvlijt- greep, was inderdaad het contrast tusschen die beiden het onbewuste motief van haar bitterheid, die haar deed zeggen: „Ik herhaal, Mijnheer Lambert, dat ik uw geleide niet behoef of verlang! Ik heb geen aanranding van struikroovers of wilde dieren te vreezen. En gij zult mij verplichten", vervolgde zij, wetende dat zij name loos wreed was, en onbarmhartig wreed willende zijn, „verplichten, indien gij verder het bespionneeren mij ner gangen naliet." „Bespionneeren Dat opzettelijk beleedigende woord had hem getrof fen als een verachting, als een slag in het aangezicht. En zij, wreed als vrouwen van haar temperament kun nen zijn, haar speet dat scherpe woord niet. Of Richard het aan haar verdiend had Of zij zich werkelijk beleedigd gevoelde over zijn zorg voor hare persoon iets dat hij met innige trouw al die jaren gedaan had,....? Neen! Maar meer dan boos was zij, en tot de bitterste grieving had zij zich opgewon den, omdat hij, optredende zooals 'hij was, haar, zonder dat hij het wilde, 's Prinsen onheilspellend karakter had doen zien, neen, had laten voelen „Dat mij nagaan, is beleedigend", zeide zij, „en gij hadt dat zelf moeten inzien, evenals gij begrijpen moet, dat voortaan onze verhouding van vroeger op houden moet. Wanneer ik ook uitga, altijd loopt gij me achterna,en kom ik terug, dan wacht ge me op. Ik heb getracht, dat op te vatten als een be wijs uwer zorg voor mijne veiligheid, maar als gij prijs stelt op mijne vriendschap, dan laat gij mij voortaan rustig mijn gang gaan." „Lady Sue vergeve mij, indien ik haar heb gehin- der", zeide hij, „maar indien ik soms scherper dan voorheen op alles, wat U betrof, heb gelet, dan ver zoek ik Mylady, dat alleen' te willen toeschrijven aan mijne bezorgdheid over haar toekomst. Mijne afwij zing heb ik aanvaard als een welverdiende straf voor mijn al te vermetel "aanzoek. Maar de gedachte aan den avonturier maakt mij angstiger dan ik kan dra gen.' (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1