DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
ONTWERP-WINTERDIENSTRECELINC
No. 178
Honderd en twaalfde faargang.
1910
MAANDAG
1 AUGUSTUS.
LOTINO
voor de Nationale Militie.
Dinsdag 9 Augustus a.s.
Kwade praktijken bij de keuriug
van lotelingen.
Bewijzen van ontslag
INNEK LAN1).
Uit Hoi- en Hoofdstad.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Noordbrabantsch-Duitsche Spoorweg
maatschappij.
ALKMAARSC
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der ge
meente ALKMAAR brengen ter kennis van belang
hebbenden, 'dat de loting der in 1910 alhier voor de
lichting van 1911 voor de Militie ingeschrevenen zal
geschieden op
ten Stadhuize.
Zij worden mitsdien opgeroepen, om zich op dien
dag, des voormiddags te 9 ure, aldaar te bevinden om
te loten en opgaven te doen van de redenen van vrij
stelling, die zij ter zake van de Militie vermeenen te
moeten inbrengen.
Om vrijstelling wegens eigen militairen dienst of
dien van broeders te verkrijgen, moet men overleggen
een paspoort of ander bewijs van ontslag, of een uit
treksel uit het stamboek of een bewijs van werkelij-
ken dienst.
Ter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst
moet men bovendien overleggen een getuigschrift van
den burgemeester, waaruit het getal zonen, tot het
gezin behoorende, blijkt.
Eerstgenoemd bewijsstuk kan, zoo het niet reeds
ingevolge art. 39, derde lid van het K. B. van 2
December 1901 (Staatsblad No. 230) onder den bur
gemeester berust, ten minste tien dagen voor den dag,
waarop de zitting van den Militieraad wordt geopend,
worden ingeleverd bij den burgemeester der gemeente
in welke de loteling, die vrijstelling verlangd wegens
eigen militairen dienst of wegens broederdienst, voor
de militie is ingeschreven.
De opgave van een reden van vrijstelling bij de
loting ontslaat hem die vrijgesteld wenscht te worden
niet van de verplichting om bij den Militieraad de
reden van vrijstelling in te brengen, hetgeen in elk
geval bij dit college moet worden gedaan op het daar
voor bestemde tijdstip.
Zij, die vermeenen vrijstelling te kunnen erlangen
wegens BROEDERDIENST moeten op DINSDAG 13
SEPTEMBER a.s., voormiddags te 10 uur, ten stad
huize verschijnen, vergezeld van twee bij den burge
meester te goeder naam en faam bekend staande meer
derjarige ingezetenen, die het vereischte getuigenis
kunnen afleggen en het aldaar op te maken getuig
schrift onderteekenen, terwijl zij verplicht zijn de noo-
dige opgaven voor het opmaken der stukken vóór 1
SEPTEMBER a.s. ter secretarie te verstrekken.
De lotelingen worden uitgenoodigd den oproepings
brief bij de loting mede te brengen.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
L. VAN DER VEGT, 10. Secretaris.
Alkmaar, 25 Juli 1910.
De BURGEMEESTER VAN ALKMAAR,
Overwegende, dat gebleken is, dat er nog steeds
personen zijn, die er hunne praktijk van maken, om
aan lotelingen, tegen betaling van eene som gelds,
hunne hulp aan te bieden, ten einde hunne onge-
schiktverklaring voor den militiedienst te verkrijgen.
WAAllSCHlIWT voor bovenbedoelde
praktijken en wijst belanghebbenden met nadruk
óp hej; gepaalde in art. 206 van het Wetboek van
Strafrecht, luidende als volgt
„Met gevangenisstraf van ten boogste twee
jaar wordt gestraft
10, hij, die zich opzettelijk voor den' dienst bij de
militie ongeschikt maakt of laat maken
20, hij, die een ander op diens verzoek opzettelijk
voor den dienst ongeschikt maakt, Indien in
het laatste geval het feit den dood tengevolge
heeft wordt gevangenisstraf van ten hoogste
zes jaren opgelegd.
Bréngt verder te hunner kennis, dat de bemoeiing
van bovenbedoelde personen in geen enkel opzicht tot
afkeuring van den betrokkene kan leiden, terwijl de
raadpleging dier personen den loteling slechts financieel
nadeel kan berokkenen.
Alkmaar, De Burgemeester van Alkmaar,
26 Juli 1910. G. RIPPING.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
herinnert den verlofgangers der militie van de lichting
1902, die bestemd zijn op 1 Augustus 1910 naar de
Landweer over te gaan, aan hunne verplichting om
zich nk 1 Augustus 1910, doch vóór of op 30 Augus
tus d.a.v. ter gemeente-secretarie aan te melden, onder
overlegging van hun militair zakboekje.
De Burgemeester vooi noemd
G. RIPPING.
Alkmaar, Juli 1910.
<81
De bewijzen van ontslag van de dienst
plichtigen van de Landweer, lichting 1903,
kunnen vanaf heden, ter gemeente-secreta rie
worden afgehaald.
Alkmaar, 30 Juli 1910.
De Burgemeester van Alkmaar,
G. RIPPING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat ter secre
tarie dier gemeente ter inzage van belanghebbenden
is nedergelegd het ontwerp der wintel-dienstregeling
1910/1911 van de Noord-Brabantsch-Duitsche Spoor
wegmaatschappij.
Eventueele opmerkingen betreffende deze dienst
regeling moeten, ten einde vóór de vaststelling van
de dienstregeling in overweging te kunnen worden
genomen, rechtstreeks ingezonden worden vóór of op
5 Augustus a.s. aan het Departement van Waterstaat.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter
30 Juli 1910. L. VAN DER VEGT, R Secretaris.
ALKMAAR, 1 Augustus.
De afgeloopen week bood voor Spanje wel de mees
te beslommeringen. Het kabinet-Canalejas had vele
zorgen, zoowel tengevolge van den strijd met het Va
tikaan als van de woelingen welke zich in het noorden
van het land voordeden. De dag van 26 Juli, de eerste
verjaardag van de troebelen te Barcelona, is betrekke
lijk kalm afgeloopen, alleen te Bilbao kwam et' tus-
schen Carlisten en republikeinen een botsing voor,
waarbij enkele gewonden vielen de socialisten te
Barcelona hadden het wachtwoord gegeven, om kalm
te blijven. In de vergadering van den ministerraad
kon de minister-president verklaren, dat de toestand
bevredigend was. Minder gemakkelijk gaat het met
de kerkelijke kwestie. Het Vatikaan heeft een nota ge
zonden, waarin het voor het voortzetten der onderhan
delingen noodzakelijk geacht werd, dat de Spaansclie
regeering alle maatregelen, welke zij tot dusverre ge
nomen heeft, zou intrekken. Wij herinneren er aan
dat de regeering eenige rechten toekende aan andere
eerediensten dan de katholieke. De regeering* heeft
evenwel een dergelijk verzoek afgewezen. Zij is van
oordeel, dat zij het recht heeft alle verantwoordelijk
heid voor den toestand, die door zuiver persoonlijke
redenen van den Heiligen Stoel is geschapen, af te
wijzen, daar het Vatica'an tot nu toe alle verzoenende
voorstellen van de regeering ontweken heeft. De re
geering verklaart dan ook, dat, daar zij nu tevergeefs
tot alle mogelijke middelen haar toevlucht genomen
heeft om tot overeenstemming te geraken inzake de
beperking der orden en godsdienstige inrichtingen, zij
haar gezant te Rome, Ojeda, zal uitnoodigen een ande
re nota aan den kardinaal Merry del Val te richten,
waarin hij mededeelt, dat hij door zijn regeering naar
Spanje is teruggeroepen om verdere orders te ontvan
gen, terwijl een attaché van de ambassade in zijn
plaats als zaakgelastigde zal geaccrediteerd worden.
De betrekkingen zijn dus nog niet afgebroken,
maar de houding van Spanje bewijst, dat het de re
geering ernst is en dat zij zich niet wil laten dwingen.
Aan een feestmaaltijd heeft de heer Canalejas een
toespraak gehouden, waarin hij o.m. zeide „Nooit had
ik zplk een zware verantwoordelijkheid1 en nooit was ik
meer bereid aan de moeilijkheden het hoofd te bieden.
De liberale partij in Spanje voert thans haar laatsten
strijd. Wij rekenen op het leger, op de meerderheid
in de Kamers en op ons zelf. De door ons aanvaarde
strijd is niet-anti-godsdienstig, maar slechts anti-cle-
ricaal. Wij willen geen vervolging van het oude ge
loof. Maar het gaat niet aan dat er bij ons in de twin
tigste eeuw geen gewetensvrijheid zou bestaan. Arm
Spanje! Als wij de nederlaag lijden zou dat het verval
van het land beteekenen. Spanje zal echter niet ten
ondergaan, maar op de hoogte komen waarop andere
naties staan. De regeering', die de verantwoordelijkheid
draagt Spanje te ontrukken aan de reactie, en die bet
vertrouwen des koning's bezit, zal Spanje redden on
danks alles en tegen allen."
^Op rozen slaapt de minister-president zeker niet,
evenmin als zijn voorganger Maura, op wien een aan
slag werd gepleegd, welke gelukkig goed is afgeloopen.
De Italiaansche koning is deze week veelvuldig'
door de pers gegaan. De heer Gervois, lid van den
Franschen Senaat schreef in de Eransche Matin een
artikel, waarin hij beweerde, dat de koning van Italië
getracht zou hebben een algemeene regeling tot stand
te brengen, tot vaststelling' van de tonnemaat, de snel
heid en de bewapening van elk soort van oorlogsschip,
welke regeling de mogendheden bij overeenkomst niet
zouden overschrijden. Daardoor zou er een eind komen
aan den onzinnigen wedstrijd! om het zwaarste schip,
de grootste snelheid en de sterkste bewapening te krij
gen. Volgens den heer Gervois zou het plan afgestuit
zijn op hem „die krachtens zijn positie aan zijn denk
beeld den doeltreffendsten steun zou kunnen verlee-
nen." Met die „hem" werd natuurlijk de Duitsche Kei
zer bedoeld. i t&i
Veel werd er geschreven over vermindering van de
bewapening, zoowel in Duitschland als in Engeland
werden er allerlei rondvragen gehouden, welke leer
den, dat de publieke opinie, voorzoover zij in de gele
genheid was zich te uiten, ten zeerste een overeen
komst wenscht, om tot beperking der vlootuit'breiding
te geraken. Wat echter geenszins wil zeggen, dat de
overeenkomst tot stand gebracht zal worden.
De Duitsche pers hadi gelegenheid te spreken over
de betrekkingen met het buitenland, en wel naar aan
leiding- van het feit, dat de nieuwe staats-secretaris
van buitenlandsche zaken zijn nieuw ambt beeft aan
vaard. Men lieeft verklaard, dat er geen wolkje aan
den buitenlandschen politieken hemel was boven
het binnenland ziet de hemel er blauw-zwart onheil
spellend uit! men heeft met ingenomenheid ge
waagd van de vriendschap, welke er tusschen den heer
v. Kiderlen—Wachter en zijn Oostenrijkschen collega
bestaat, en men heeft de hoop uitgesproken, dat deze
vriendschappelijke betrekkingen zullen leiden tot een
eensgezind optreden ten aanzien van Turkije, dat,
naai' het heet, wel plan heeft, om zich bij het drievou
dig verbond aan te sluiten. De verhouding tusschen
Griekenland en Turkije is op het oogenblik weer min
der goed. Nauwelijks is n.l. de kwestie van de. natio
nale vergadering op> Kreta van de baan of de Turk-
sche regeering ziet zich genoodzaakt te protesteeren
tegen de candidatunr van Yenezelos, den voorman der
Kretenzers, voor de Grieksche nationale vergadering.
Griekenland protesteerde op haar beurt de regee
ring- liet door middel van haar gezant aan den Fran
schen minister van Buitenlandsche Zaken weten, dat
zij gegriefd was door de uitlatingen, welke de Turk-
sche gezant te Athene in een interview gedaan heeft,
daar hierin dingen voorkomen, die voor den koning
van Griekenland beleedigend zijn. De minister van
Buitenlandsche Zaken antwoordde, dat hij eerst
weuschte te spreken met den Turkschen gezant te
Athene, voordat hij een beslissing' in deze zaak nam.
In Engeland heeft de minister-president verklaard,
dat de vertegenwoordigers van Z. M.'s regeering' en
die van de oppositie 12 keeren bijeengekomen waten
en zorgvuldig een groot gedeelte van het Hoogerhuis-
vraagstuk hadden onderzocht. Men was nog niet tot
overeenstemming gekomen, maar toch met de bespre
kingen zoover gevorderd, dat het wenschelijk was er
mede voort te gaan. Deze verklaring werd lang ver
wacht, maar zij bracht vermoedelijk niet het nieuws,
dat velen hadden gehoopt te zullen krijgen. Voorts
nam het Lagerhuis het wetsontwerp aan, waarbij de
kröningsformule in dezen geest gewijzigd wordt, dat
daaruit een voor de katholieken hatelijke zinsnede
werd gelicht. Daarna is ook het Lagerhuis uiteenge
gaan het is nu voorgoed vacantie in de politiek.
PRINSES JULIANA NAAR BAARN.
Precies op tijd 3.49 uur stoomde de extra-trein, wel
ke de Vorstelijke personen naar Baarn met klein ge
volg Zaterdag bracht, het station Baarn binnen. II. M.
de Koningin-Moeder ontving Hare gasten, terwijl ook
de Commissaris der Koningin en de burgemeester
aanwezig waren. Na eenige oogenblikken in de wacht
kamer vertoefd te hebben, had' de intrede van ons
Prinsesje in Baarn plaats.
Yap uit rijtuigen en uit villa's, alsmede door zeer
velen langs den weg werd met vlaggen en hoeden ge
wuifd.
Gevolgd door een talrijk publiek werd in vier rij
tuigen naar Soestdijk gereden, waar bij aankomst de
Koninklijke standaard ten Paleize werd geheschen,
terwijl die der Koningin-Moeder naar omlaag ging.
Er heerschte veel enthousiasme onder de talrijke me
nigte, welke voor het paleis wachtte, in de hoop hulde
te kunnen brengen aan de Vorstelijke Familie. Deze
hoop werd niet teleurgesteld, want weldra verschenen
de Prinses, H. M. en de Koningin-Moeder op het bal-
con. De Vorstelijke personen werden luide toege
juicht. Ook de Prinses wuifde met het handje het pu
bliek terug. i
De Ilaagsche briefschrijver heeft het over het on
derzoek van den bodem van Arentsburg, waar een Ro-
nieinsche vesting geweest is. Hij zegt in verband
hiermede
De leek wordt door de beschouwing van het opge
dolven materiaal tot gevolgtrekkingen geleid, waar
van de archaeoloog niet zou droomem. Zoo hoorde ik
een kinderjuffrouw naast een lioop scherven tot haar
mevrouw opmerken: „Nu, mevrouw, de dienstboden,
uit dien tijd braken ook wel eens wat!"
Nieuwsgierig wat er alzoo in de hoofden der gra
vers omging, begon ik een praatje met een groep van
een tiental hunner, die onder het rooken van een pijp
van liet zware werk uitrustten naast een paar, die, uit
scherven, met stopverf en klei den oorspronkelijken
vorm zochten terug- te vinden. Dit was hun met een
groote vaas vrijwel gelukt.
„Waartoe zou die wel gediend hebben," bespiegelde
er een.
„Voor wijn, denk ik," merkte ik op.
Zij wisselden knipoogjes om den „heer" er eens tus
schen te nemen.
„Wijn, neen, mijnheer, dan was er een deksel bij.,
voor de vliegen," zei er een. Even grinnikten ze.
„Ze haalden er water in, en droegen het op derlui
kop. Kijk maar het holle voetstuk," meende een an
der.
„Meneer Holwerda zeit, dat het een waterpot is,"
verzekerde een kameraad, weer met een knipoogje.
„Is de vaas daar niet wat groot voor?" vroeg ik on-
noozel.
,,'t Kan zijn, maar. we hebben er nooit meer ge
vonden dan één voor elk huis," beweerde bij met Imo
gen ernst.
„En denk er ook aan, dat de menscben in dien tijd
veel grooter waren dan wij," voegde een er bij, met een
genoeglijk gegrinnik van de anderen. Ik liet de man
nen maar aan hun schoft, in het besef dat daar meer
te leeren dan te belieeren viel.
Op een uithoek waren twee arbeiders bezig een door
snee te vervolgen in een zware zandlaag zonder een
spoor van menscb of dier.
„Wel, lijkt zulk werk jullie nogal?" vroeg ik.
„Nou," zei de een, terwijl hij even ophield met gra
ven, en de handen op de spadegreep rustte, „zoolang
ze mij een kwartje per uur geven, maggen ze mij de
heele streek tusschen Voorburg en Rotterdam onder
ste boven laten keeren."
„En dan g-un ik haarlui de scherven,'" zei de ander,
terwijl hij een nieuwe laag afstak.
„Wat ze zoeken, vinden ze toch niet," gromde een
oude kerel, die op zijn eentje een diep gat groef. Op
mijn vraag, wat ze dan wel zochten, maakte hij met de
vingers een gebaar als van tellen.
Aan den Amsterdamschen brief van de Prov. 'Gron.
Ct. ontleenen we het volgende:
De zomer heeft de Amsterdammers, die het eenigs-
zins doen kunnen, naar buiten gejaagd! en op Zand-
voort is het dan ook weer propvol. Onder de badgasten
zijn tal van diamantbewerkers is een best jaar ge
weest voor de diamant-industrie en deze reizen ge
regeld dagelijks heen en weer. Bijna allen vertrekken
naar Zandvoort brengt en 't is er een heele drukte op
's namiddags 5.3 met den trein, die hen in een halfuur
dat uur van den dag'. Weet men boe die trein door het
personeel is gedoopt? De Orient-express.... De hu
moristische uitdrukking heeft een licht antisemitisch
tintje, doch tot geruststelling mijner lezers zij vermeld,
dat mijn zegsman is een mijner tot het Semitische ras
behoorende goede vrienden!
Gemengd nieuws.
PAPENDRECI-ITSCHE STRAFZAAK.
In de Vrijdagavond gehouden gemeenteraadsverga
dering te Papendrecht, kwam, naar liet Hbld. meldt,
o. m. in behandeling' het bekende verzoek van de hee-
ren mrs. Dicke en Van Hamel, om vergunning tot het
opnieuw nemen van een gehoorproef op het raadhuis,
thans in tegenwoordigheid! en met medewerking van
Garsthagen, (die beweert mishandeld te zijn) en Kwa-
kernaat, (één der getuigen, die in een arrestantenlo
kaal zat, toen de beweerde mishandteling van G. plaats
had) en van een rechtskundig medewerker; tevens
werd in het request vergunning gevraagd, de proef op
verschillende dagen te mogen nemen.
De heer Abr. Visser zegt, dat het hem niet verwon
derd heeft, dat de proef voor de heeren niet bevredi
gend geweest is, daar de getuigen Kwakernaat en
Garsthagen er niet bij tegenwoordig waren om aanwij
zingen te doen, en om te roepen, want, meent spr.,
als wij roepen is dat niet hetzelfde als dat Garsthagen
roept. Spr. stelt voor, het verzoek! in te willigen, en
den voorzitter (burgemeester Bouten) op te dragen de
woorden op te geven, welke geroepen zullen worden, en
de proef zoo te nemen, dat alle contact uitgesloten is,
dan kan de proef als voldoende gelden.
De voorzitter is van meening, datl het nemen van
proeven gerust aan de justitie kan overgelaten wor
den, die dit reeds verscheiden malen heet gedaan. Spr.
is van meening, dat de heer Visser door zijn voorstel
een soort wantrouwen uitspreekt in het beleid der
justitie, en hij bedankt voor de opdracht om de te roe
pen woorden op te geven.
De heer Visser blijft de proef altijd1 onvoldoende
achten, als Kwakernaat en Garsthagen daarbij niet
tegenwoordig zijn.
De heer Teunis Veth stelt voor, alleen Garsthagen
en Kwakernaat bij de proef toe te laten, en een raads
commissie te benoemen, die de leiding zal hebben bij
de proefneming; spr. is ook niet tegen toelating' van
een rechtskundige, meester in de rechten.
De heer Jacob Veth had gehoopt, dat de verdedi
gers nu tevreden zouden zijn, en het spijt hem, dat zij
den raad weer lastig vallen met hetzelfde verzoek.
De heer Verheul zegt, dat de verdedigers alles heb
ben geprobeerd en dat gebleken is, dat ze niets konden
hooren. Spr. begrijpt daarom niet, waarom nu weer
een proef genomen moet worden en is tegen inwilli
ging' van het verzoek.
De voorzitter constateert, dat er nu twee voorstel
len zijn ingediend, n.l. door dte heeren Visser en Veth,
waarop de eerste verklaart zijn voorstel ten behoeve
van dat van den heer Veth in te trekken.
Het voorstel-Veth wordt daarop in stemming ge
bracht en verworpen met 54 stemmen; ook de voor
zitter stemde tegen.
De voorzitter zegt daarna nog, dat hij meent, dat de
heeren voldoende gelegenheid hebben gehad, een proef
neming te doen. Aan mr. Van Hamel heeft spr. tij
dens de proef herhaaldelijk gevraagd, of deze voldaan
was over de getroffen maatregelen, waarop deze heeft
geantwoord, dat er niets op viel aan te merken, maar,
zegt spr., de heeren hadden een ontzettende haast.