DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. binnem1Ta¥ïI No. 186 Honderd en twaalfde faargang. 1910. WOENSDAG 10 AUGUSTUS FEUILLETON. Het nest van den sperwer. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. O - Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. TWEE BELANGRIJKE ONTWERPEN. Gemengd Nienw». VAN DEN HONGER. ALKMAARSCHE COURANT II A. VU ALKMAAR, 10 Augustus. De Duitsehe kroonprins gaat, gelijk dezer dagen be kend werd, op reis. Voor hem behoeft gelukkig niet zooveel omslag gemaakt te worden als voor den Tsaar, wiens reizen wij gisteren schetsten. De kroonprins heeft minder pracht en praal, maar ook minder voor zorgsmaatregelen noodig. Trouwens1 toen de Tsaar nog troonopvolger was reisde hij ook gemakkelijker en aangenamer en moediger dan thans. Nicolaas II heeft destijds Japan bezocht, waar hij inderdaad echter bijna het slachtoffer van een Aanslag is gewor den. In Duitschland1 heeft men met zeer veel ingeno menheid van het reisplan van den kroonprins gehoord. Do jonge man is zeer populair en hij heeft zeer sym pathieke dingen gedaan. Hij heeft als student in Bonn door zijn gematigdheid de aandacht getrokken, hij heeft later den Keizer ingelicht over het karakter van Eulenburg, die ten val gebracht werd, hij heeft de motor-techniek en de vlijeg-techniek aangewakkerd. Lenige jaren geleden schreef de kroonprins: „Ik doe thans veel aan redevoeringen houden. Kort geleden heb ik twee uren bij Bülow doorgebracht. Pa pa is ook steeds zeer vriendelijk voor mij. Wij zijn elkaar veel nader gekomen. Eenige dagen geleden heeft hij lang met mij over politiek gesproken. Ik ben zoo dankbaar daarvoor. Je weet, het gaat mij als een zeeman, die nooit het schip sturen mag, en toch plot seling tot stuurman gemaakt kan worden." Bij toeval is deze uitlating bekend geworden. Zij toont, dat de verhouding tusschen vader en zoon niet geheel ideaal is. Maar zij leert ook, dat de kroonprins van goeden wille is. Hij heeft tot dusver nog niet zoo heel veel gereisd, in elk geval niet voldoende voor een zoon van een lieiskeizer. Den laatsten tijd zal hij veelvuldig in de regeeringsbureaux rondgekeken heb ben, maar daardoor wordt men niet dadelijk „stuur man." In November gaat hij op reis, in Eebruari komt hij weer thuis. Heel lang heeft hij dus den tijd niet, inaar vorstelijke personen reizen gewoonlijk kort men denke maar eens aan tentoonstellings-bezoeken. Het spreekt wel van zelf, dat het bezoek aan het Verre Oosten nog een andere beteekenis- heeft. Wie Duitsche bladen leest, zal het opgevallen zijn, dat daarin zooveel reisbrieven voorkomen van naar China en Japan gezonden speciale verslaggevers, die het da- gelijksche, maar ook het politieke en vooral het eco nomische leven in het land van den draak en van de opgaande zon schetsen. Daar zit natuurlijk iets ach ter. Duitschland is in het Verre Oosten in den knel gekomen. De tegenstanders van weleer, Rusland en Japan hebben besloten Mautsjoerije zoo'n beetje voor zich te houden, Japan is bezig Korea geheel in te palmen, China begint op te leven, Engeland en Ame rika zorgen dat ze er bij zijn, om te kunnen profitee- ren zoodra het gunstige oogenblik er is. En Duitsch land deed tot dusver heel wéinig, is met het pachtge- EEN ROMANTISCH VERHAAL UIT DEN TIJD VAN DE PURITEINEN DER 17de EEUW. door BARONES ORCZY, Schrijfster van: De Roode Pimpernel, Ik zal ver gelden, Een zoon van het Volk, etc. (36 „Maar gij kunt elkaar toch geen kaart geven zei Endicott op meesterachtigen toon. „Bovendien schrijven de regels van het Primero-spel voor, dat als er maar twee spelers zijn, een derde volkomen belange- looze, de kaarten moet geven." Wees gij dan zoo goed te coupeeren en ons een kaart te geven!" zeide Segrave tegen Mijnheer En dicott. „Ik schei er niet uit, voor ik de veine van Mijnheer Lambert op mij heb doen overgaan. Dou ble of quite, Mijnheer Lambert. Double of quite. Ik zal u vijf en twintig honderd gulden schuldig zijn of niets. in welk geval wij opnieuw kunnen begin nen." Lambert keek met warme sympathie naar den jon gen man, die in eene aan krankzinnigheid grenzende verschrikkelijke opwinding was, terwijl hij zelf liefst zijn tegenpartij £ou zien winnen. Endicott gaf aan elk der twee jonge mannen een kaart, maar toen hij dat deed, viel de voor Lambert bestemde op den grond. Endicott bukte om die op te rapen. Op dat moment keek Segrave met alle attentie naar de kaart die aan hem was gegeven, en waren de oogen va nLanfbert met innig medelijden op Segrave geves tigd. Niemand der andere gasten lette op het tafeltje der beide jonge mannen. Aan alle tafeltjes werd ge speeld, en het was laat. De wijn was van een zware soort geweest, en de gemoederen in koortsige stem ming. Daardoor lette niemand op wat Endicott deed, toen bied Kiau-tsjeoe te ver uit1 de interessante huurt.t-Wij, zeide een Duitsch blad dezer dagen, gelijken op den leeuwenjager, die moedig een welp buitgemaakt heeft en zich daarmede op een boom teruggetrokken heeft, terwijl de leeuw en de leeuwin om den stam sluipen. De Kroonprins zal den stand van zaken vermoede lijk eens moeten opnemen en trachten daar -voor Duitschland een winstje te behalen. Hij is niet alleen pleizier-reiziger en studiereiziger, maar ook verken ningsreiziger en bovenal handelsreiziger. Hij komt dus in een nieuwe kwaliteit in Oost-Azië en men moet afwachten, wat hij daarvan terecht brengt. In de memorie van antwoord op het eerste Hoofd stuk der staatsbegrooting 1910 lezen wij op bladzijde 15 „het ontwerp tot vervanging van de vermogens- en bedrijfsbelastingen door een inkomstenbelasting zal, evenals het ontwerp, eener nieuwe tariefwet, nog in den loop van dit zittingsjaar inkomen." Op 17 September eindigt dit „zittingsjaar." Er kan dus voor dezen datum de indiening van een ontwerp-inkomstenbelasting en tariefwet tegemoet ge- j zien worden. DE SALARISVERHOOGING DER OFFICIEREN. Met zekerheid kunnen we melden, dat op de Staats begrooting voor 1911 een zeer belangrijk bedrag is uitgetrokken voor de salaris-verbetering der officieren van verschillende wapens. j De luitenants en kapiteins, voor wie de verhooging hoofdzakelijk bedoeld is, zullen, wanneer de plannen worden goedgekeurd, van f 200 tot f 300 in salaris vooruitgaan, terwijl ook in de periodieke verhoogingen wijziging wordt gebracht. Zijn wij wel ingelicht, dan zal het aangevraagde bedrag voornamelijk strekken, om de salarissen van alle wapens gelijk te maken, zoodat de subalterne, of ficieren der genie niet op belangrijke verbetering be hoeven te hopen. („Tel.") i DE 1 O-UREN-DAG. Gelijk reeds vroeger is aangekondigd, had de soci aal-democratische fractie in de Tweede Kamer be sloten tot indiening van een wetsontwerp op den tien uren-dag. De voorbereiding en de bewerking van dit ontwerp, waarin de tien-uren-dag werd voorgesteld als over- gangs-toestand naar den negen- en acht-urigen werk dag, was door den heer Schaper ter hand genomen. Thans wordt echter gemeld, dat het ontwerp voor- loopig nog niet zal worden ingediend, daar debewei- king op moeilijkheden stuit in verband met het ont werp tot wijziging der arbeidswet van minister Talma. Dit ontwerp, waarvan het voorloopig verslag on langs verschenen is, zal eerst moeten zijn afgedaan; alvorens de sociaal-democraten aan hun voornemen gevolg kunnen geven. Kecktzabeu. ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE ALKMAAR Zitting van Dinsdag 9 Augustus 1910. (Vervolg) Rij wieldiefstal. De volgende beklaagden waren Abraham R. en Ger- rit van B., die zich den 17en Juni op de Enkhuizer kermis een fiets hadden toegeëigend. Uit de verkla ringen van den dierentemmer Grone bleek, dat deze zijn fiets op gemelden datum naast zijn woonwagen had gezet en deze even later verdwenen was. Beklaagden hadden zich met het rijwiel naar Wer- vershoof begeven en het daar verkocht'aan de smids knechts Arie Pieter Domenie en Pieter Vel, die er 2.50 voor hadden gegeven, nadat beklaagden eerst 5, later 3 vroegen, de voorband was. lek. De officier van justitie merkte op, dat de beide per sonen, die den diefstal gepleegd hebben de voorkeur schijnen te geven aan een verblijf in gevangenissen en rijkswerkinrichtingen niettegenstaande zij in de kracht van hun leven zijn. Z. E. A. achtte het wettig' en overtuigend bewijs geleverd en eischte tegen ieder hunner 6 maanden gevangenisstraf. Mr. A. M. de Lange, verdediger voor beide beklaag den kwam de straf veel te hoog voor, weshalve hij de clementie der rechtbank inriep. Diefstal. Johan Hendrik L. was ten laste gelegd, dat hij zich te Wieringen in het einde van Juni aan verschillende diefstallen had schuldig gemaakt. Ten eerste had hij tweemaal een stuk lood' weggehaald uit de kalkloods van den aannemer Broers, die bezig was1 het café van den heer de Haan te verbouwen. De stukken lood had hij verkocht en de opbrengst ten zijnen bate aange wend. Ten tweede had hij bij den café-houder de Haan den 27en Juni eeu kistje weggenomen dat in de gelagka mer onder de toonbank stond. Volgens getuige de Haan stond het kistje er den voi-igen avond nog. Het bevatte o.a. 2 gouden horloges, 9 zilveren lepeltjes, een nécessaire, een doosje met stuivertjes, 2 gouden scha kel-horloge-kettingen, een ring met juweelen, een gou den locomotiefj§, ook een boekje, waarin één bankbil jet van 200, één van, 40 en enkele van 10, bene vens een portemonnaie met een gouden tientje en 5 aan dubbeltjes. De bankbiljetten zijn door den gevangenbewaarder Jacobus de Vries te Alkmaar in beslag genomen, die ze vond tusschen de voering van beklaagde's pet. Het kistje met de sieraden werdl door den veldwachter De Zwart in de mesthoop achter beklaagde's woning ge vonden. Beklaagde bekent het kistje weggenomen en het met een beitel opengemaakt te hebben. Met stukjes en brokjes moest de President echter de waarheid! uit hem halen en kreeg daarbij telkens het antwoord: „Ik moet het wel gedaan hebben, maar weet het niet." Door den officier van justitie werd! tegen beklaagde, die nog nimmer veroordeeld is, maar door het gebruik van sterken drank aan lager wal is geraakt, 4 maan den gevangenisstraf geëischt. .Mr. Leesberg wees er in zijn pleidooi op, dat be klaagde geen brutale misdadiger is, maar dien dag onder den invloed van sterken drank verkeerende, niet wist wat hij deed. PI. vroeg aftrek van preventieve hechtenis en riep de clementie der rechtbank in. B e d e 1 a r ij en La n*d looper ij. Na de pauze werden allereerst twee zaken behandeld wegens bedelarij en landlooperij. Wegens bedelarij had zich te verantwoorden Johannes Oornelis de J., geboren te Leiden; hij had den 17en, 18en en 19en Ju ni te Uitgeest rondgezworven en gebedeld. Joh. van V. had eenige dagen' ini Limmen gezwor ven en werd daar aangehouden. Tegen beide beklaagden, die al eens meer in een rijkswerkinrichting zijn geweest, werd 3 dagen hechte nis en 3 jaar opzending naar een rijkswerkinrichting geëischt. - Wordt vervolgd. deze met veel onstentatie hukte om Lambert's kaart op te rapen. „De kaart ligt met de blinde zijde naar boven," zeide hij: „Wat te doen?" „Wel, geef die aan Mijnheer Lambert!" stelde Mevrouw Endicott voor. „Opnieuw geven verandert de kansen en stoort den loop der fortuin.laat Mijnheer Segrave zeggen, hoe hij het hebben wil." „Vooruit met de kaart! Waartoe dat oponthoud!" was het driftige antwoord van Segrave. Terwijl Lambert de kaart van Endicott aannam en met een glimp zag, wat het voor een kaart was, riep Segrave „Ik heb een Heer!" zeide Lambert bedaard. „Ruiten Heer. die is mij van avond aldoor trouw gebleven." „De duivel bleef je trouw. Mijnheer Lambert!" zeide Seg'rave, met klankloos geluid. Ge hebt een helsch geluk. Wat ben ik u schuldig?" „We speelden: double of quite, dus zijt ge mij nu twee duizend vijftig gulden schuldig. Gij zult wel willen erkennen, dat niet ik dat hooge spelen ver langd heb!" Bij zich zelf had Lambert al besloten, van de winst niets voor zich zelf te gebruiken. En plotseling, als bij intuitie, begreep hij het tragische van Segrave^ toe stand, en las hij op diens voorhoofd den angst voor eerloosheid en ondergang. Hij voelde dat, wat hij als een vervelend amusement had beschouwd, een strijd op leven en dood ja! misschien nog erger, was geweest voor den doodsbleeken jongen man, met den verrader lijken blos, de onnatuurlijk glinsterende oogen en be vende handen. Eene stilte, als aan een losbarsting voorafgaat, heerschte op dat oogenblik in dien kleinen kring, waar allerlei gedachten, met een voorgevoel van naderend onheil, in hoofden en harten woelde. Endicott en zijne vrouw, zoo mede Sir Marmaduke die wisten wat zou volgen, wachtten in de grootste spanning het kritieke oogenblik af. He seconden le ken voor hen uren te zijn. Een druk als van lood be paalde de werking hunner hersenen tot den angst der onzekerheid' bij dat verschrikkelijk wachten. Alleen Richard! Lambert voelde niets van de onge wone stilte of spanning. Hij was in gedachten verzon ken. De bij intuitie begrepen tragische toestand van zijn tegenpartij, had hem teruggebracht tot de kalmte, zoo noodig om een zuiver oordeel te vellen over wat hij had gedaan. Hij dacht na over zijn bezwijken voor den drang tot het spel, en verfoeid© zijn zwakheid om, tegen beter weten in, toegegeven te hebben. Hij keek naar den hoop goud, die voor hem lag. altemaal niet oneerlijk maar onrechtvaardig verkregen weelde En de wensch rees op in zijn hart: alles terug te kun nen geven aan die het hadden verloren. Innig mede lijden had hij met den jongen man tegenover hem, en hij overlegde hoe hij dien liet. best en zonder hem te kwetsen, zou kunnen zeggen, dat al zijn verlies weer aan hem terugbetaald zou worden, j Vreemd genoeg, hield hij nog altijd den ruitonheer in de hand, hem door Endicott gegeven. HOOFDSTUK XIX. DE EERLOOZE. Segrave had natuurlijk de stilte niet onderbroken. Zijn kalmte herwinnen kon hij niet, evenmin beden ken, hoe aan zijn ellende te ontkomen. De volslagen wanhoop had hem suf en bijna wezenlSifs gemaakt. Hij tuurde voor zich uit, als zag hij aan de overzijde der tafel zijn vernietigde hoop, het spook der eerloosvcr- klaring, zijn rechterlijk vonnis, liefst de doodstraf! Het instinct van zich goed te moeten houden, een instinct van bijna alle welopgevoede personen maakte dat hij zijn laatste krachten inspande om zij ne zenuwen en zenuwtrekkingen te bedwingen. Hij had op dat oogenblik van totalen ondergang, alles wat hij nog zou kunnen hebben, willen geven als hij de beving van zijne handen had kunnen beheerschen. Het spel kaarten lag op de tafel, juist zooals Endi cott het had neergelegd, na het geven. Alleen de hartenvrouw lag nog bij Segrave, en de ruitenheer op Zaterdagavond zagen twee personen te Lisse, dat een man op de tramrails nabij de Jannetjesbrug in el kaar zakte. Doordat de tram in aantocht was, bega ven zij er zich met spoed heen en legden den man in 't gras, hem hierdoor hoogstwaarschijnlijk van een wissen dood reddend. De man was bewusteloos en daarom werd behalve de politie ook dr. Haaze ontbo den. Na» hem te hebben onderzocht, verklaarde de ge neesheer dat hij voorloopig de oorzaak van 's mans be wusteloosheid nog niet kon vaststellen, want sterken drank had do man absoluut niet gebruikt, een toeval kon het volgens de meening van den dokter niet zijn, terwijl de „oorzaak ook niet kon worden beschouwd als honger, omdat deze bewusteloosheid, ten minste voor een oogenblik, op te wekken is. De bewusteloosheid van den man was echter in die mate dat zijn ledema ten geheel verdoofd en totaal gevoelloos waren. Door dat men uit een paar kleine zaken kon opmaken, dat de man Katholiek was, werd ook een R.-K. geestelijke ontboden. Den geheelen nacht is bij hem gewaakt. Eindelijk Zondagmorgen te acht uur kwam hij tot be wustzijn. Direct werd hem spijs en drank toegediend, Wat hij gretig verorberde. Toen hij wat had gegeten en gedronken, deelde hij weenende aan de politie mee, dat hij Hendrik Brandse heette, graveur was van beroep, getrouwd en vader van 2 kinderen, 45 jaren oud was en te Rotterdam in de Lombardstraat woonachtig. Voorts dat hij reeds 2 maanden zonder werk was en dat hij 14 dagen geleden op reis was gegaan om werk. Op Zaterdag was hij geheel zonder eten of drinken van Naarden komen loopen. Toen hem op zijn verzoek om eten dit een paar ma len was geweigerd, had! hij er niet meer om durven vragen. Uitgeput van honger en vermoeienis is hij ten slotte, zooals boven is gezegd, in elkaar gezakt. Hij kon er zich echter niets van herinneren; ook r.h t wat er verder met hem was gebeurd. Nadat hij den geheelen dag liefderijk is verzorgd ge worden, heeft mén hem naar zijn woonplaats ver voerd. (Vad.) HE PRIJS VAN 200.000 FRANCS. Zooals is gemeld' zou een smid te Renesse (Schou wen) het groote lot der Brusselsche tentoonstellings- loterij getrokken hebben. Door een ongelukkig toeval zou het lot beschadigd zijn, zoodat de smid niét in het bezit van zijn rechtma tig eigendom kan treden. In België schenkt men aan het verhaal van den on- gelukkigen smid weinig1 geloof eji gaat men voort den prijswinner ijverig te zoeken. Aan een der Vlaamsche bladen is het volgende ont leend Het lotje zou tezamen met een doode. gekist en begraven zijn. Als 't een roman is, is het inderdaad goed gevonden om de praatjes gaande te maken. In den loop der maand! Juni werd! de 19-jarige werk man Scherling, arbeidend in de koolmijn van Kessa- les, het slachtoffer van een ongeluk, dat hem het le ven kostte. Naar de gewoonte der streek, werd Scher ling, na zijn dood, in zijn Zondagspak gestoken ên al dus begraven. Eeiiige dagen vroeger hadden Scherling en andere gezellen elk een tombolabriefje der tentoonstelling- aangekocht, dat in een der zakken van het Zondags pak werd gestoken en met den doode in, de kist gelegd. Wanneer nu de trekking plaats had! en de gezellen de plaats van Lambert. Onwillekeurig greep hij naar dat spel, om daarmee zijn bevende handen in bedwang te houden. Werktui gelijk begon hij de kaarten te meieeren, waarna hij ze een voor een en soort bij soort* op de tafel neerlag en bij name noemde, als kon-hij daardoor den wanhoops kreet inhouden, die uit zijn hart opwelde. Plotseling hield hij op met dat mechanische werk. Zijn brandende oogen verwijdden en teekenden eene bijna dierlijke woede. Een rauwe kreet vloog over zijne verdroogde lippen. „In 's hemels naam, Mijnheer Segrave, wat heeft u?" riep Endicott met fneestelijk-geveinsde belang stelling. Segrave greep naar zijn das en* rukte- die los, alsof hij zou stikken. „De ruitenheer!" riep hij met hol geluid uit. „Twee. twee ruitenheeren in het spel. Hij liet een langen schorren lach hooren, als van een waanzinnige of bezetene, onderwijl met een ma- geren langen vinger wijzende naar de kaart, die Lam bert neg altijd voor zich had, en naar den tweeden rui tonheer op tafel. Zijn vreemde lach drong opmerkelijk tot allen door die in de kamer waren, en een ieder keek op, van waar dat vreemde geluid kwam. Onwillekeurig drongen al le gasten op naar het bewuste tafeltje, kaarten en spel in den' steek latende. Een weinig' voorkomende twist was er ontstaan tusschen twee nog jeugdige spelers, en dat was interessanter dan de bekende grilligheid der fortuin. Maar Endicott en Sir Marmaduke de Chavasse had den al terstond begrepen van wat belang voor hun be doeling, de aanwijzing van Segrave's trillenden vin ger was. Er viel niet te twijfelen aan wat zij zagen, noch aan de namelooze gevolgen van hetgeen hun werd gewe ten. Er was een vuiteuheer in het spel, dat goed ge- oi-dend op de tafel lag, én bovendien een ruitenheer bij Lambert, de kaart waStt-mee hij den stapel goud had gewonnen, en waar SegTave op wees. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1