DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 200 Honderd en twaalfde Jaargang, 1910 V R IJ D A O 26 AUGUSTUS. Tegen het Apachen dom. §a FEUILLETON. Het nest van den sperwer. gemeenteraad van Alkmaar, Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk ft, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ALKMAARSCHE COURANT In den laatsten tijd begint men in Parijs een eenigs- zins ongemoedelijk gevoel te krijgen. Het Apachendom neemt er hand over hand toe. Bijna, geen nacht zon der dat deze heeren den een of ander neerknallen. En i als de Apachen niet schieten, dan zijn het menschen, die over sociale onderwerpen van gevoelen verschillen met Jan, Piet of Klaas en aan hun argumenten kracht bijzetten door maar eens een revolvertje af te trekken. Van tijd tot tijd vergissen zij zich in de persoons, ge lijk dezer dag-en een paisible burg-ér moest ondervin den, die 's avonds even uit ging om een luchtje te scheppen, voor zijn huis heen en weer liep, toen voor een onderkruiper werd gehouden en vervolgens tegen den grond werd geschoten. Doch vergissen is menschelijk. En de revolverscliie- terij gaat rustig haar gang. Wat daartegen te doen? Wij vinden dat een groot Parijsch blad zijn licht is gaan opsteken te Londen en daar vooral drieërlei raad heeft gekregen: Een betere regeling van den revolverhandel, meer doodstraf en meer lijfstraffelijke rechtspleging, speciaal met de be roemde „kat met de negen staarten." Wij gelooven niet, dat de schoen hem hier uitslui tend wringt eii met name willen wij zeer zeker niet zonder meer den gunstigen invloed van de doodstraf aannemen. Wel degelijk zal overigens in Parijs het zelfde euvel bestaan als dat, waarover men zich te Berlijn in den laatsten tijd zoo ongerust maakt: de verwildering der jeugd. Allerlei factoren werken in den laatsten tijd samen om de grootestadsjeugd spoe dig zoo verdorven mogelijk te maken. Het is niet te ontkennen, dat zich hier een uiterst moeielijk probleem voordoet, dat vroeg of laat opgelost zal moeten worden. De ouders hebben hoe langer hoe minder in te brengen, als zij ten minste nog een in vloed ten goed willen uitoefenen. De Kerk kan hier niet veel en de Staat vergenoegt zich met leer plicht en dienstplicht en laat in den, tusschentijd tus- sehen de twee plichtsbetrachtingen niets van zich hoo- ren. Tot zekere hoogte kan de werkplaats eenigen in vloed ten goede hebben, doch alleen bij degenen die ge regeld werk hebben. De jonge menschen, die dat op dien gevaarlijken leeftijd niet, althans niet geregeld hebben, worden dus een gemakkelijke prooi van aller lei kwade neigingen. In een groote stad hebben zij alle gelegenheid om zich schuil te houden, om een slecht leven te lijden, zonder al te erg- in den kijker te loopen. Zij staan bovendien aan buitengewoon veel verleiding bloot, en dus vervallen zij heel gemakkelijk van kwaad tot erger. Wjj gelooven, dat de diagnose van de kwaal juist is gesteld' en dat het inderdaad op den weg van den Staat ligt dm hier ten goede in te grijpen. En niet uitsluitend repressief, maar zooveel mogelijk preven tief. Doch hoe? In Duitschland heeft men allerlei middelen voorge steld. Men heeft zich een soort avondschool gedacht, die de jongelui tusschen 13, 14 en 19 jaar vast zou houden, met een eenigszins militair karakter natuur lijk, waar de jongens zeer matig schoolwerk zouden krijgen doch in hoofdzaak turnen en spelen zouden lee- ren, Op deze wijze wil men de jongelieden blijven ge wennen aan tucht, wil men de herinnering aan de op de lagere school verkregen kennis levendig houden en hen geleidelijk geschikt maken voor het solda tenleven. Natuurlijk wij zijn in Duitschland is hier een militaire bijgedachte. En als het mogelijk is op deze wijze den diensttijd te verkorten zonder nadeel voor EEN ROMANTISCH VERHAAL UIT DEN TIJD VAN DE PURITEINEN DER 17de EEUW. door BARONES ORCZY, Schrijfster van: De Roode Pimpernel, Ik zal ver gelden, Een zoon van het Volk, etc. 80) HOOFDSTUK XXVII. HET VERMOGEN VAN LADY SUE. Geen vol uur later waren vier personen hijeen ia de kleine ontvangkamer van Acol Court. De rechtsgeleerde Mr. Skyffington, tevens Notaris, zat voor de ronde tafel, met groote deftigheid, in 't zwart gekleed en goed gesteven linnen kraag en man chetten, het weinige haar kort geknipt. Met groote bedaardheid rangschikte hij de hem bekende documen ten, nu en dan er een inziende, om zich van den in houd te overtuigen. Links van hem zat Sir ifarmaduke de Chavasse, met zijn rug naar het doffe Novemberlicht, dat door de ruitjes der hoekramen gluurde. Verder af, in een hoek, zat Mevrouw de Chavasse, die te vergeefs hare zenuwachtigheid trachtte te ver bergen, die zich verried in de bevende handen, haar oi.iustig trekkend gelaat en schichtige blikken Aan de rechter zijde van Mr. Skyffington, vis-a-vis, Sn Maimaduke, zat Lady Susanna Aldmarshe de eenige dochter en erfgename van wijlen den Graaf van Dover, op lieden een en twintig jaar, en gerech- tig'd de erfenis in volle bezit te nemen en daarmee te doen wat zij wilde. ..Kn nu, mijn waarde Lady", begon Mr. Skyffington niet de noodige deftigheid, wijzende op de documenten de geoefendheid van den troep, zou dat zeer zeker geen bezwaar zijn. Doch het behoeft niet het hoofddoel te zijn. Hoofd doel is lichamelijke en eenige geestelijke ontwikkeling en het vestigen van den indruk bij de individu, dat hij nog eenigermate onder toezicht en tucht staat, dat er nog een instantie is die voor hem zorgt, boven hem staat en hem in het oog houdt. Nu is het niet te ontkennen, dat zij, die belast zou den worden met het toezicht op dergelijke jongelieden zeker voor een verbazend moeielijke taak zouden ko men te staan. Zij zouden te doen krijgen met men schen in een moeielijken leeftijd en dus zouden zij zeer zeker niets kunnen beginnen, indien hun niet de macht gegeven werd te dwingen als zij niet met tact en overreding hun doel konden bereiken. Doch aan den anderen kant zouden zij dan ook met tact heel veel kunnen beginnen en zouden zij wellicht in staat zijn ook een officieusen invloed ten goede op enkele jon gelieden te krijgen, die anders zonder stuur geheel zouden zijn overgeleverd aan de stormen van de we- rcldstadsjeugd. Er doen zicli natuurlijk bij deze oplossing heel veel andere moeielijkheden voor. In de eerste plaats deze, dat het bezwaarlijk gaat zoover in te grijpen ten na- deele van de mogelijkheid van jongelui om hun tijd zooveel mogelijk te besteden aan eigen verdiensten. Dan is het de vraag, of de vrouwen op een dergelijke wijze moeten behandeld worden. Of het ook voor haar noodig is om althans tot haar negentiende of twintig ste jaar onder dat indirecte toezicht te staan, dat voor de jonge mannen gevraagd wordt. En eindelijk is misschien nog het allergrootste bézwaarde kosten. Is het Apachendom wezenlijk zóó erg, dat het dergelij ke radikale maatregelen noodig zou maken? In tusschen indien deze bezwaren zijn op te los sen, dan moet inderdaad erkend: worden, dat de voor gestelde maatregel wel wat aantrekkelijks heeft en zeker wel in veel opzichten goede gevolgen zou kunnen hebben. Doch over hoeveel jaar? Hoe lang zal het duren, voordat wij deze hervormingen hebben ingevoerd? De vraag- ligt dus voor de hand of er geen andere methode is om meer direct in te grijpen. ij zullen die vraag in een volgend artikel behan delen. (Vervolg.) REGELING BEZOLDIGINGEN VAN AMBTENA REN, BEDIENDEN EN WERKLIEDEN DER GE MEENTE. De verordening, regelend de rang, het getal en de bezoldiging van de ambtenaren en de werklieden bij den dienst der gemeentezaken wordt daarop zonder verdere discussie aangenomen, evenals die van de be ambten bij den dienst der plantsoenen en van het per soneel der gemeente-reiniging. Op het ontwerp tot regeling der bezoldiging van het personeel der gasfabriek heeft de heer Van den 11 o s c li een amendement ingediend, om het salaris van den 2e klerk met 50 te verhoog-en. De voorzitter deelt mede, dat ingevolge een bespreking in geheime zitting dit salaris reeds 50 hooger is gesteld, De heer Van ren Bosch zou hier echter nog wat verder willen gaan. Waar de raad blijkbaar reeds heeft erkend, dat een hooger aanvangs-salaris voor dezen persoon noodig is, zou hij willen voorstellen het thans te brengen op 500, een voorstel, dat de heer L itenbosch wel zal willen steunen. De voorzitter wijst er op, dat het een cle mentie van B. en W. is geweest om de verhooging tot 450 voor te stellen, het gaat toch niet aan om nu de man getrouwd is, nog verder te gaan. Ter gemeente secretarie begint men met 300. De heer Van den Bosch meent, dat de per soon buiten beschouwing moet blijven. Op 't oogenblik regelt de raad1- de bezoldiging der beambten en ambte naren. Al het andere gaat buiten de zaak om. Maai de voorzitter noemt een klerk ter secretarie, die met 300 begint, daar wijst spr. er op, dat dat geen blij vend personeel is. Hier gaat het om blijvend! perso neel aan een gemeentelijke instelling. Deze klerk is meer dan een werkman, hij moet met geld omgaan, hij moet beter gekleed gaan, moet vrouw en kinderen be hoorlijk kunnen onderhouden en voor een dergelijke betrekking- acht spr. een salaris tot een maximum van G50 niet te hoog. De voorzitter zegt, dat de heer Van den Bosch op het oogenblik wel degelijk de persoon op het oog heeft, waar hij spreekt van vrouw en kinde ren onderhouden. Die betrekking is er altijd een ge weest voor een jongen; dat- deze persoon is aangesteld is geweest een welwillendheid van B". en W. en de gascommissie, en 't gaat nu niet aan om nu te zeggen, 't is een betrekking waarvan nren vrouw en kinderen moet kunnen onderhouden. De heer Boelmans ter Spi.ll vindt het grappig, dat de heer Van den Bosch nu eigenlijk zijn eigen amendement bestrijdt. B. en W. nemen zijn amendement over en de heer Van den Bosch is de eenige bestrijder. De heer Van den Bosch zegt naderhand te hebben ingezien, dat het noodig was, wat verder te gaan. Hij heeft er met een ander lid van den raad, den heer Uitenbosch, over gesproken en gezegd als gij een voorstel tot verhooging- doet, zal ik het steunen, ziedaar het grappige. De heer Uitenbosch bestrijdt de meening van den voorzitter, (lat het jongenswerk is, wat de man doet. De persoon moet bij ieder in huis komen om de meters op te nemen, moet geld ophalen, loopt met honderden guldens langs den weg, dat is geen jongens werk, dat zullen B. en W. en de gascommissie moeten rkenneu, vooral nu ook het gebruik van muntgasme ters voortdurend toeneemt. Als men daarvoor jongens neemt en er wordt fraude gepleegd, dan zijn B. en W. en de commissie daarvoor verantwoordelijk. De voorzitter zegt, dat het ook kan voorko men, dat de jongste klerk bij den ontvanger met veel geld omgaat. Stel het geval, dat voor die betrekking ook eens iemand op leeftijd werd aangesteld, zou men dan ook maar gaan zeggen, dat is nu een betrekking, waarvan men met een gezin moet kunnen leven, en er dan een goed bezoldigde betrekking- van maken. En wat die muntgasmeters betreft, de controle daarop. >is heel gemakkelijk. Men moet meent spr. hier alleen vragen is het werk dat gepresteerd wordt met deze be zoldiging betaald, en dan zal zeker de heer de Lange het eens zijn, dat er een billijk salaris aan verbonden is. Het voorstel van den heer Van den Bosch, om het aanvangssalaris van den 2en klerk te brengen op 500 wordt gesteund door de heeren Meienbrink en Uiten bosch. In stemming gebracht, wordt het met 10 tegen 4 stemmen, verworpen. Vóór stemden de heeren Meien brink, Van den Bosch, Fortuin en Uitenbosch. De salaris-regeling van het personeel van het slacht huis wordt zonder discussie goedgekeurd. Daarna is aan de orde de regeling van de bazoldi- en paperassen, die gerangschikt voor hem lagen, „nu verzoek ik u, goed naar mij te luisteren, want ik moet u eerst opmerkzaam maken op de groote beteekeuis van dezen gewichtigen dag en het doel onzer confe rentie." „Ik ben een en al gehoor, heer Notaris", zeide Sue, maar blijkbaar met hare gedachten bij iets anders, want met wijd geopende oogen fixeerde zij de silhou ette van Sir Marmaduke, die scherp belijnd uitkwam tegen de grijsachtige ruitjes. „Ik moet u zeggen, mijn waarde Lady", hernam liij na een korten onderzoekenden blik op het raadselach tige turen van het jonge meisje. „Ik heb u te zeggen, dat wijlen uw vader, de Graaf van Dover, gehuwd was met de erfgename van Peter Eord, den rijksten koop man, die er ooit was. Zij was uwe welbetreurde moe der, en haar geheele fortuin, dat beheerd werd dooi den -Graaf, wordt nu door u geërfd. Mijn hooggeachte - ik mag zeggen vriend, Sir Marmaduke de Cha vasse, door de Rijks-kanselarij tot uw voogd benoemd zijnde, werd ik aangewezen tot bewaarder van de be wijzen van eigendom, welke u toebelioorende bezit tingen tot nu toe door mij werden g-eadministrateerd. Gij luistert toch wel, mijn waarde Lady?" Die vraag was inderdaad niet onnoodig, want zelfs een zoo weinig opmerkende man als Mr. Skyffington moest wel bemerken aan haar zijlings starenden blik, dat zij allerminst met hare gedachten bij de erfenis was, iets dat een zoo praktisch man als hij, niet be greep. Op zijn vraag deed zij terstond een poging om haar zinnen over het verledene terug te brengen tot de za ken, waarvoor men nu bijeen was. Zij liet de gedachte aan het halve uur van samenzijn met Richard, aan wat hij gezegd had, en aan dèn verschrikkelijken slag, waarmede zij alle illusies van den jongen man, die haar liefhad, had moeten vernietigen. „Ja, ja, Notaris," zei ze vriendelijk hem toelachen de, „ik luister." Eu zich bedwingende keek zij den kleinen deftigen man aan, trachtende, te volgen wat hij verder zou zeg gen. „-Volgens den laatsten wil van uw hooggeëerden vader", ging hij voort, tevreden dat hij haar tot oplet tendheid had gekregen, „moeten alle bewijzen van ei gendom, alle schuldbrieven en penningen aan u per soonlijk, zonder eenige restrictie of voorbehoud, over handigd worden op uw een en twintigsten ver-jaar dag." „Dus vandaag", zei Sue, om te toonen dat zij op lette. „Juist, vandaag!" antwoordde Mr. Skyffington. „Alle mogelijke bewijzen, betreffende goederen, onder panden, schuldbrieven en monopolies, zoomede de con tante gelden, liggen voor u op de tafel. Zij vertegen woordigen eene waarde van ruiim zes millioen gul den. een groot vermogen voor een jong meisje, als zij zelf dat zal administrateeren. Maar het is de wil van uw vader, dat het „zonder eenige restrictie of voorbehoud" u zal ter hand gesteld worden. En om dat te doen, zijn wij, uw gewezen voogd, Sir Marma duke de' Gliavasse en ik, hier met u bijeen, en willen u alles overdragen tegen een door u zelf geteekend be wijs van ontvangst, en volkomen décharge." Mr. Skyffington keek met allen ernst en.... nieuwsgierigheid naar het gezicht van het jonge meis je, dat nu alleen de hand uit te steken had, om zich te kunnen baden in dat toenmaals onmetelijk fortuin. Hij vond het niet meer dan natuurlijk, dat een zoo jong meisje, opgevoed in de ongezelligheid: en af zondering van een armzalige huizing, bij dien over gang uitbundig blij zou zijn. Maar de inderdaad! vriendelijke man werd erg te leur gesteld in zijn verwachting, want hij las niet de minste belangstelling op dat onvertrokken bleeke ge laat, Zelfs toen hij opzettelijk een oogenblik draaide met de overgave, hoorde noch zag hij iets wat op blij heid geleek. „Dus als ik geteekend heb, mag ik met dat geld. doen wat ik wil?" „Wat u maar wil!" antwoordde hij verbaasd en ongerust over de besliste onverschilligheid, waarvan die vraag getuigde. „En morgen heeft niemand' ter wereld het recht mij ging van het politie-personeel. De voorzitter deelt mede, dat B. en W. zich niet geheel kunnen vereenigen met de voorgestelde amendementen, doch een amendement voorstellen, dat den middenweg houdt tusschen dat van den heer Van den Bosch en dat van den heer Uitenbosch. Zij stellen voor om het aanvangssalaris voor de agenten le klasse te bepalen op 800, dat voor die der 2e klasse op 700 en dat voor die der 3e klasse op 575. B. en W. achten het wensehelijk het salaris dei- agenten 3e klasse niet te hoog te stellen, daar het ge woonlijk wel een jaar of drie duurt, eer de menschen voor hun taak ten volle geschikt zijn, daarom dan ook voor hen de jaarlijksche opklimmingen met 25. Een eind-salaris van 850 en 750 achten B. en W. voor de le en 2e klasse voldoende, te meer daar dit door het behalen van het diploma, dat voor ieder eigenlijk plicht moest zijn, nog 50 extra wordt ge geven. Bovendien ontvangen de agenten 75 voor schoeisel en kleeding, zoodat zij inderdaad door deze regeling in gunstige conditie komen. B. en W. zijn dan ook van meening, dat vanaf het tijdstip dat deze verordening in werking treedt door het politie-perso neel geen fooien hoegenaamd mogen worden aangeno men. De. heer Pot vraagt of er dan veel fooien worden gegeven en aangenomen. De voorzitter wenscht daarover thans nie.t te spreken. De heer Van der Feen de Lille acht de fooien van een zeer nadeeligen invloed. De heer Pot merkt op dat de Hollandsche spoor wegmaatschappij liet bekend gemaakt heeft, dat geen fooien mogen worden gegeven aan het personeel, is dat liier ook niet noodig. Hij weet ook, dat in den Helder iets dergelijks is gebeurd ten opzichte van de politie. Gaarne zou hij van den voorzitter willen we ten, of hij in den een of anderen vorm een fooi mag geven die aangenomen kan worden. De voorzitter meent dat dat afhangt van den agent. Beter is het dat indien men meent, dat de politie iets extra's toekomt, daarover te overleggen met B. en W. De heer G overs wijst er op, dat op de markten nog al wat fooien worden gegeven. De voorzitter weet dat, doch acht dat ver keerd. B. en W. zullen dan ook trachten daaraan een eind te magen. De heer Van den Bosch heeft de politie nooit iets gegeven voor bijzondere diensten. Hij heeft een eigen nachtwaker, dus geen bijzonder toezicht der politie van noode. Doch de oude traditie ten opzichte van den klepperman getrouw, gaf hij jaarlijks een fooi aan het politiekorps. Wordt dat nu verboden? De voorzitter meent, dat men zulks kan doen, doch dan in overleg met B. en W., die moeten daar controle over kunnen hebben. Tot algemeene vroolijkheid van den raad neemt de voorzitter als voorbeeld den bijzonderen politiedienst voor het perceel hoek Snaarmanslaan en Stationstraat. Indien de bewoner of bewoonster meent dat voor de zen dienst den agent iets toekomt, dan kan dat wor den gegeven als B. en W. daarover het beheer hebben. Aan den lieer Go vers antwoordt hij nog, dat ook een corporatie op die wijze voor het politiekorps bijv. een bijdrage kan afzonderen. De heer Van den Bosch verheugt er zich over. dat blijkbaar bij B. en W. de bedoeling voorzit om het politiecorps geheel te verbeteren. De heer Uitenbosch wijzende op de zware taak, die de politie dikwijls heeft, acht de regeling- voor de agenten 2e klasse niet voldoende, te meer daar te vragen, wat ik met dat geld heb gedaan?" vroeg zij met de zelfde onverschilligheid. „Absoluut niemand, waarde Sue!" viel Marma duke hier in, sprekende op zijn gewonen "barschen toon. -- „Maar dit is een vreemde en wat korte vraag voor een jong meisje als gij. Mijnheer Skyffington en ik, we hadden gehoopt, dat gij naar goeden raad had wil len luisteren, of hem, die zoo vele jaren trouw gezorgd heeft voor uw eigendom, zoudt verzoeken dat verder te willen doen, in allen gevalle nog een tijd lang." „Dat is iets, waarover later kan gesproken worden, Sir Marmadukezei Sue, niet zonder eenig-e hoog hartigheid. „Laten wij nu met onze zaken voortgaan, heer Notaris!" vervolgde zij, alsof zij met haren gewe zen voogd niet te doen wilde hebben. Deze opzettelijke minachting van zijn persoon door zijn gewezen pupil, scheen geen bijzonder storenden indruk op het humeur van Sir Marmaduke. te maken. Een vluclitigen onderzoekenden blik op Sue werpende, trok hij de schouders op, ten teeken van onverschil ligheid, en zeide niets meer. „Zeker, zeker, niemand!" verzekerde Mr. Skyffing ton, ietwat verlegen „als gij, mijn goed' jonge Lady, h'm. niet ver,r,r,r, verkiest, maar...." Eensklaps wendde hij zich tot Sir Marmaduke. om deze in de afdoening der zaken te betrekken, en te toonen dat bij de houding van Sue tegenover haar voogd afkeurde. „\Y ij hebben nu Lady Sue Aldtnarshe goed ing-elicht omtrent den wil van haar vader", zeide hij, „mij dunkt dat zij haar vermogen wel in ontvangst zal willen ne men, waarde, heer Marmaduke, en bereid is om ons, u en mij, décharge te geven, naar den wensch der wet." Terstond echter boog hij eerbiedig deftig, en vroeg: „Indien mevrouw de Chavasse, hier tegenwoordig, zoo goed zou. „Mevrouw de Chavasse behoeft zich niet te verwij deren, zij is een lid van de familie!" viel Sir Marma duke in. „De zaken kunnen verder in hare tegenwoor digheid afgehandeld worden." (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1