DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 226 Honderd en twaalfde faargang. 1910 MAANDAG 26 SEPTEMBER Voorbereidend militair onderi icht. Uit Hof- en Hoofdstad. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alk^naar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ALKMAAR RANT De BURGEMEESTER van ALKMAAR K.ngt ter kennis van belanghebbenden, dat het voorbereidend militair onderricht in deze gemeente zal aanvangen op Maandag 3 October a.».. des nam. te 6 uur, in een der lokalen van de Nieuwe Doelen aan de Doe lenstraat alhier. Het onderricht zal plaats hebben op Maandag van 68 en op Woensdag van 6'/2— 8l/v uiir nam. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Alkmaar, 22 Sept. 1910. ALKMAAR, 26 September. Verschillende belangrijke gebeurtenissen groepeer den zich de afgeloopen week om één onderwerp: de Oostersche politiek. Het gaat met deze politiek als met de mooie vrouwen, over wie liefst zoo weinig mo gelijk moet worden gesproken als er veel over ge zegd wordt, is er in den regel een steekje aan los. Bij al de onlusten en verwikkelingen, welke zich de laatste jaren op den Balkan hebben voorgedaan, heeft Roemenië zich kalm gehouden en is er op vooruitgegaan. Het is in zekeren zin een groote mogendheid gewor den, een staat, die voor „vol" aangezien wordt. Zijn flink leger en zijn economische bloei maakten het tot een bondgenoot, die begeerd werd. Steeds heeft het zich echter buiten een bondgenootschap gehouden, al voelde het blijkbaar veel voor het Drievoudig Verbond en al onderhield het met de nieuwe machthebbers in Turkije goede betrekkingen. Eenigen tijd geleden nu kwam het bericht, dat Roemenië met Turkije een bondgenootschap had gesloten. Uit latere mededèe- lingen is gebleken, dat het bericht voorbarig was, maar dat er toch wel iets van aan is. Roemenië zou dan als het ware de brug zijn, die Turkije en Oosten- rijk-Italië-Duitschland bij elkaar bracht. Italië zit nog wel zeer losjes bij het Verbond, het maakt, zooals de hegr von Bülow het indertijd noemde, nog wel eens een „extra toertje" met een andere mogendheid, maar tusschen Duitschland en Oostenrijk zijn die betrek kingen zeer hartelijk. Deze week nu is de Duitsehe Keizer bij den Keizer-Koning op bezoek geweest en wel heette het een familie-bezoek, maar is het niet toevallig, dat het juist valt op het oogenblik, waarop er sprake is van een samengaan van Turkije met de beide keizerrijken? De Jong-Turken zien op het oogenblik hun vijand in den machtigen buurman Rusland. Geen Turkseh staatsman, die niet gelooft, dat Rusland het slechts gemunt heeft op Turkije's ondergang of althans in Turkije's nadeel wil handelen. Met leedwezen ziet men thans in Rusland, dat het Turkije niet slecht gaat. Hoe men daar denkt over'het gerucht van het bond genootschap, laat zich denken. En nu is het alweer zeer opvallend, dat Frankrijk Ruslands bondge noot plotseling de onderhandelingen over een Turksche leening heeft afgebroken. En niet minder opvallend mag het heeten, dat even plotseling Sir Er- nest Cassel, de vriend van wijlen koning Edward, de vertrouweling der Engelsche regeering, met een groep financiers de leening heeft gesloten. Dit feit werpt een eigenaardig licht op Engeland» politiek. Toen het nieuwe bewind was ontstaan de oude sultan had Duitsehe sympathieën wist Engeland' Turkije's vriendschap te winnen. Spoedig liep het echter spaak: Engeland is door de entente met Rusland ge bonden, de Turken begrepen spoedig, dat zij er slecht bij zouden varen indien zij zich in de klauwen van den Britschen leeuw wierpen. In Londen was de teleur stelling niet minder groot, dan in Konstantinopel. Men had gehoopt gemakkelijk voordeel te verwerven en kwam geheel bedrogen uit. Wat echter met vriend schapsbetuigingen niet te behalen viel, trachtte men door kuiperijen te verkrijgen: Ook dat baatte niet.* Thans tracht men zijn doel blijkbaar weer te bereiken volgens de methode neergelegd) in het spreekwoord dat er meer vliegen met honig dan met azijn gevangen worden. Wat aan de diplomatie mislukte, zal thans door de financiers worden beproefd) - met; Rusland zal men wel in het reine komen, men is voor den Isaar althans nog niet zoo bevreesd) als in het im mers democratische en volgens sommigen revolution- naire Frankrijk, waar men een Russische bril heeft opgezet, en tendeele door den Russischen knoet gedre ven wórdt. In Duitschland was de aandacht gevestigd op Maag denburg, waar de sociaal-democratische partij haar jaarlijksch congres hield. Het gaat de Duitsehe S. D. A. P. uitstekend: zij wordt van drie milloenen partij er welhaast een van vier milloen te rekenen naar t aantal sociaal-democratische kiezers wel te verstaan, want het ledental bedraagt ongeveer 800.000, van wie er 80.000 vrouwen zijn. De belasting-politiek der re geering, de duurte der levensmiddelen tengevolge van .het optreden der agrariërs, de bureaucratische maat regelen, de uitlatingen des keizers zij vormen allen Voor deze partij gunstige factoren. Terwijl van con servatieven kant de sociaal-democraten nog steeds buiten de gemeenschap worden gesteld, zouden voor uitstrevende groepen van links gaarne met deze partij samengaan, mits zij tot toegeven geneigd was en zich bereid toondemeer „burgerlijk" en minder revolution- nair te worden: In den boezem der partij heersclitc hieromtrent verschil van gevoelen. Er waren partijge nooten, die zich in dit opzicht modern toonden dc revisionisten maar er waren er ook, die halsstar rig aan de leer vasthielden, de orthodoxen, en lijnrecht stonden tegenover het standpunt, eens overdreven, door den ouden heer Liebknecht aldus geformuleerd: worden de omstandigheden in 24 uur 24 maal anders, dan verander ik ook in 24 uur 24 maal van taktiek. Het verschil kwam op de achtereenvolgende congres sen te Lubeck, Dresden, Neurenberg steeds sterker op den voorgrond en thans, te Maagdenburg heeft het tot een heftig en langdurig debat geleid en wel naar aanleiding van de z. g. n. Badensche kwes ties, het stemmen vóór de begrooting door de fractie in den Landdag van Baden en haar afvaarding ten hove, om den groothertog bij zijn zilveren bruiloft ge luk te wenschen. Het stemmen vóór de begrooting was in strijd met een te Neurenberg genomen besluit en daarover zouden, te Maagdenburg hardé uoten ge kraakt worden. De stemming van het congres leed hieronder van den aanvang af. Men wist dat er een beslissing zou komen, maar niemand kon vooruit zeg gen, hoe ze zou zijn. Met ongeduld werd de discussie over deze belangrijke gelegenheid afgewacht. Schitte rend is er gesproken, zoowel door den grijzen heer Bebel als door den jongeren heer Frank leermeester en leerling stonden tegenover elkaar, als aanklager en beklaagde. De heer Bebel begon heel vriendelijk, maar liet niet na de ongehoorzame partijgenooten ge ducht de les te lezen, in het bijzonder dr. Frank, van wien hij eens zulke hooge verwachtingen had gekoes terd en die hij nu vaderlijk onder handen nam. Hoe langer hij sprak, des te heftiger werd hij, totdat hij zich matigde en het over een anderen boeg gooide; de na tio na al-liberalen schetste waarmede de stemmers vóór de begrooting in Baden samen gegaan waren. Een klein grapje gooide hij er tusschen doorin den tijd toen er veel gesproken werd van het „bik van Bas- sermann tot Bebel," had hij tot dezen nationaal-libe- raal eens gezegd „goeden dag, blokbroeder," waarop het antwoord luidde „och, wat, onzin," en hij weer had gezegd „volkomen mijn meening." Maar toen werd het betoog weer heftiger en een ongekende geestdrift klonk er door de zaal toen de zeventigjarige spreker geëindigd aldus had: „Partijgenooten! Het gaat zoo nilet langer. Wij moe ten gelid aan gelid, hoofd aan hoofd optrekken in ge sloten rijen! Mocht er iemand zoo overmoedig zijn en zeggen: ik ga mijn eigten weg, ik kan niet aannemen wat gij besloten hebt, laat hij het doen. (stormachtige bijval). Er zijn tijden in de partij geweest, waarin iets dergelijks reeds geschiedde. Hasselmann en Most gingen uit die partij en zij zijn alleen en de partij is doorgegaan. En als ik zelf zoo deed, zou ik gauw een generaal zonder lteger zijn. Wij leiden ook niet, wij worden veel meer geschoven en dat is goed. Ik heb ook wel domheden begaan. Maar ik heb er steeds voor gewaakt ze tweemaal te maken. Daarom, thans in gesloten rijen gemarcheerd, front geboden aan hetgeen gebeuren gaat, erop aan en erop in!" De heer Frank begon zijn pleidooi met dleze woor den: „Voorzoover een zondaar met de rede van zijn aanklager tevreden kan zijn, werd ik door Behels redle aangenaam verrast." Daarna trachtte hij de talrijke aanvallen te ontzenuwen en hij deed dat op beleefde, maar doortastende manier. Toen volgdte de epne spreker of spreekster den an der een kleine zeventig personen voerden het woord en eindelijk was het laatst dte beurt aan de hoeren Bebel en Frank. De eerste eindigde met de hoop uit te spreken, dat men na liet sluiten dier debatten in alle vriendschap naar huis zou gaan, de tweede zeide aan het slot der rede: „Wij smeeken hier niet om genade, maar willen ons recht. Wij hebben er het grootste belang bij, dat de partij één en gesloten blijft en wij zullen in ieder opzicht liet onze doen, om te zorgen, dat zulks ge schiedt. Maar geen onzer kan u thans zeggen, wat bij de begrootingsstemmingen dier volgende jaren ge beuren zal. Dat zal van de omstandigheden afhangen." De door den heer Bebel verdledigde motie van het partijbestuur werd aangenomen, het eerste deel met 266 tegen 106, bet tweede mjet 301 tegen 71 en de ge heele motie met 289 tegen 80 stemmen. Het congres had hiermede tegenover die sociaal-democratische af gevaardigden, die in den landdag- van Baden de he- grooting hebben goedgekeurd, zijn allerscberpste af keuring- uitgesproken en de deelneming aan hoofsche plechtigheden en monarchale betuigingen van trouw onvereehigbaar verklaard met de sociaal-democratische beginselen en dien partijgenooten den plicht opgelegd van dergelijke betoogingen verre te blijven. Hierbij bleef het echter niet; er werd ook nog een motie aan genomen, waarbij werd verklaard, dat op schending van dit besluit royement moest volgen. Verder van het hierboven aangegeven standpunt van den heer Liebknecht kon het congres wel niet af wijken De meerderheid beeft de minderheid aan han- dejt en voeten aan kluisters gelegd. De fracties in de verschillende landen zullen hun eigen politiek ook al niet meer mogen volgen terwille van de eenheid! Zij zullen niet mogen doen, wat die taktiek hun voor schrijft! De meerderheid heeft gemeend het revisio nisme met een paar moties te kunnen dooddrukken zij zal misschien ervaren, dat er geen gevaarlijker wa pen is dan die helft I en dat politieke orthodoxie niet meer van dezen tijd is! Wij zullen ons niet verder, verdiepen in de gevolgen, maar nog even stilstaan bij hetgeen er ten aanzien van de komende algemeene verkiezingen ten aanzien van een samengaan met de andlere partijen is gezegd De voorzitter zeide in zijn sluitingswoord hieromtrent het volgende: „Als de liberalen ons willen helpen, dan zijn ze ons welkom. Er bestaat geen. ernstige liberale eisch, die ook niet reeds door onze partij wordt gesteld en wel met een hartstocht, zooals er bij de liberalen maar zeer weinig waar te nemen valt. Van een aaneenslui ting kan deswege al geen sprake zijn, wel echter van hulp, daar waar de liberalen tegenover de reactie al leen te zwak zijn om te overwinnen en waar ook door ons alleen de reactie niet kan worden overwonnen. Als het ons niet gelukt te overwinnen uit eigen kracht, dan nemen wij de liberalen als het kleinste kwaad, zooals wij tot dusverre deden en zooals wij ook verder zullen doen. Alléén zóó kan van een bondgenootschap gesproken worden. Wij zijn te vaak gelijmd gewor den, dan. dat wij er nog- eens zouden invliegen." Dit beteekent dus, dat in vele gevallen bij herstem ming de sociaal-democraten de liberalen zullen steü ren, fris het gaat tegen de partijen van het zwart-blau- we blok, tegen het centrum, die conservatieven, de Po len, de anti-semieteu en de agrariërs. Wij nemen, zegt het, Tageblatt van gisteren, goede nota van deze ver kiezingsleuze, die ons interessanter schijnt dan de andere zevendaagsche arbeid van Maagdenburg. Er werd voorts deze week gesproken over spionnage. In Engelai*! hieeft men namelijk een Duitscher en in Duitschland een paar Engelsehen als verdacht van dit misdrijf gevangen genomen. Er is zeker geen misselijker geding, dan een spionnage-proces, omdat de staat in wiens naam gevonnist wordt, zelf de spion- nage aanmoedigt. Betreft het het huis van den staat zelf, dan zet die staat een ernstig gezicht en straft zwaar, betreft het bet huis van dten buurman, dan grijnslacht diezelfde staat, kijkt valsch-vriendelijk, beloont bovenmate. Iets onoprechters is bijna niet denkbaar en het is vreeselijk, dat de staat, heerschei over de zedten, zulk een immoreel voorbeeld geeft. En geland bijv. zendt jonge officieren uit, betaalt hen vergoeding voor het aanleeren van vreemdle talen, verklaart uitdrukkelijk dat zij gieen officieel© verken ners zijn, maar geeft ben tevens te verstaan, dat men in het ministerie van oorlog gaarne belangrijke be richten en mededeelingen over een bepaald onderwerp zal ontvangen. Duitschland laat zijn officieren, die hiervoor lust gevoelen als particulier op reis trekken De staat, waarin deze heeren vertoeven laat al hun schreden natuurlijk nauwkeurig gadeslaan en al hun brieven openen, zoodat hij in dón regel volkomen op de hoogte is. Heel erg nauwkeurig moet Frankrijk toezien op die poststukken, welke voor vreemdelingen zijn bestemd en in Duitschland hoort men meer dan eens- aandringen op dergelijke maatregelen. Er zijn berichten, die van buitengewoon groote waarde kun nen wezen voor een staat. Zij rusten in de vertrekken der generale staven. Moeitelijk zijn zij te vinden - maar om den lust erin te houden en het vak te doen beoefenen koopt de staat, die er belang bij heeft zijl agenten, meestal menschen van lager allooi dan of ficieren berichten af, die van weinig of geen waarde zijn. Maar die spionnage is: niet alleen beperkt tot be richten. Zij gaat veel verder, zij wil dten vijand even tueel de grootst mogelijke schade toebrengen, zoeki bijv. in vredestijd naar een huis, van waaruit in oor- logtijd een brug „opgeblazen" kan worden, waardoo; een opmarsch wordt verhinderd en gaat zorgen, dat in het huis ontploffingsstoffen aanwezig zijn, dit langs onderaardsche gangen ter plaatse kunnen wor den gebracht. Van nog grooter belang is de spionnage voor den zee-oorlog, waarbij het voornamelijk aankomt op de machines, op dte forten het geval te Borkum, zou Duitschland millioenen kunnen kostenDe man, die gesnapt wordt, wordt zwaar gestraft de staat, die zijn misdrijf in de hand werkte, hem in zijn onge oorloofd streven aanwakkerde, hem een mooie carrière beloofde of hem rijkdom in het uitzicht stelde gaat viij uit, heeft zelf weer personen in den, dienst, belast met het opsporen van spionnen in het Engelsche proces is een juffrouw betrokken, die vermoedelijk door dte regeering is aangesteld om met behulp van haar knap gezichtje spionnen te lokken en te ontmas keren en treedt zeer streng tegen de slachtoffers op. Grooter Tartufferie is wel haast niet denkbaar! Eindelijk mag in dit weekoverzicht vermeld worden de triumf, door de vliegtechniek behaald nu er over den Simplonpas gevlogen is. Toen liet Spelterini in dertijd gelukt© met een luchtballon over de Alpen te trekken, scheen het alsof het nog lang zou duren voor dat een vliegman zou volgen. Stormen, nevelen, sneeuwbuien heeft de Peruaan Chavez Vrijdag getrot seerd, om 1 uur 30 te Brug- opgestegen, steeg hij twin tig minuten later tot een hoogte van 2100 meter, om aan de overzijde van dte Alpen te verdwijnen. Helaas bij de landing werd de machine door een rukwind' gegrepen en beschadigd, terwijl de koene vliegman ernstig gewond werd. Thans ligt hij in het ziekenhuis, hij die te voren had verklaard, dat de overwinnaar den dood zou vinden. Ilopen we, dat hij Weldra hersteld moge zijn en met nieuwe krachten zijn zoo schitterend begonnen vliegbaan van een loopbaan kan hier niet gesproken worden moge voortzetten. Koning Albert van België en zijn gemalin toeven al weder sedert enkele dagen op hun paleis te Laeken en er zou misschien geen aanleiding zijn om terug te komen op de over het algemeen goedgeslaagde feesten in verband met hun bezoek aan Amsterdam, indien ik, zeg-t de Amsterdamsche correspondent van dte Prov. Gron. Ct. geen behoeft© gevoelde om miet een enkel woord op te komen voor dte belangen van mijn eigen vak, de journalistiek. Men weet, dat het aantal jour nalisten te Amsterdam niet zao heel gering is. De bijloopers niet meegerekend, zijn hier toch zeker een goedie honderd journalisten, trouwe dienaren der dag bladpers. De meerderheid er van maakt dieel uit van de vakvereeniging „dte Amsterdamsche Pers" en deze laat zich, ondier de krachtige leiding van den beer H. Tersteeg, flink gelden, waar het pas geeft. Toen dan ook bekend was, dat en wanneer het Belgische ko ningspaar Amsterdam zou bezoeken, en men het een en ander wist van het programma dier feestelijkheden, werd naar de verschillende autoriteiten gestapt om te zorgen voor de noodige faciliteiten voor binnen- zoo wel als voor buitenlandsche pers. Dat heeft intus- schen heel wat moeielijkbeden opgeleverd, en nog. Nu, ik wil ©en paar voorbeelden noemen hoe die auto riteiten er naar gestreefd hebben de pers „van dienst te zijn." Bij den hoofddirecteur van 't Rijksmuseum, jhr. an Riemsdijk aankloppend' met die vraag, hoeveel plaatsen hij aan de pers toedacht bij gelegenheid van het te verwachten vorstelijk bezoek, kreeg- het bestuur eerst de verzekering, dat wel één, misschien zelfs twee journalisten zouden worden toegelaten. De verklaring volgde, dat door „d)e Amsterdamsche Pers" op een veertigtal plaatsen was gerekend. Daar dacht echter de heer Van Riemsdijk niet aan: dat wil de men hij noemde zeer hooge autoriteiten niet hebben! Het bestuur ging toen op eigen houtje op nader onderzoek uit, het bleek, dat dte heer Van Riemsdijk „zich vergist" had, doch van ongelijk over tuigd, gaf hij niettemin zoo luttel toegangsbewijzen uit, dat zelfs dte Belgische journalisten er niet allen een konden krijgen. Dat had ten gevolge, dat zij al len voor den ingang- van het Rijksmuseum verschenen met het timatum: allien of geen een naar binnen, en toen koos dte heer Van Riemsdijk eieren voor zijn geld er. liet allen binnen! Het galaconcert in htet Concertgebouwja," zei burgemeester Roëll tot den vertegenwoordiger van „die Amsterdamsche Pers" dite hem daarover kwam spreken, „aan een paar hteeren, dite zich wat verdekt opstellen, kunnen we misschien plaats geven". Daar werd natuurlijk niet in getreden en een behoor lijk aantal plaatsen werd verlangd. Doch de minister van buitenlandsche zaken is er bij te pas moeten komen om aan die Belgische journalis tten een zetel t© verschaffen en voor dte Necferlandsche zijn te hooi en te gras wat kaartten gegeven voor lang niet dte beste plaatsen, plaatsen waar men hooren doch niet zien kon (en voor dat laatste kwam men toch!) plaatsen ergens in een hoekje. Maar die stadhuiscom mies, die dte zaak moest regelen, al had hij het nooit bij de hand gtehad, strooide met losse hand' de: uitnoo- digingen voor het concert over dte gemeente-secretarie, inviteerde d© onbeduidendste autoriteitjes, er waren beurs-mannen, die geen weg wisten met al de kaarten, die zij kregen, leerlingen van het conservatorium za ten op dte mooiste plaatsen, kortom, als men eens had willen toonen, hoe het niet had moeten geschieden, men had het niet beter kunnen doen. Ook op dte wijze, waarop de Pers behandeld is bij de ontvangst der koninklijk© gasten ten stadhuize, bij de vlootrevue en bij het bezoek aan het Burgerwees huis zijn aanmerkingen te maken, doch ik volsta met deze voorbeelden, knoop daaraan niet te veel woorden van ergernis vast, doch wil enkel er den nadruk op

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1