DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Heidemolen.
No. 228
Honderd en twaalfde [aargang.
1910.
WOENSDAG
28 SEPTEMBER.
FEUILLETON
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f 1,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
EERSTE DEEL.
LIEEDESONT W AKEN.
Nu reed de koetsier een zandweg op, weer over het
vrije veld tusschen berkjes door, die hun herfstkleed
al aan hadden.
AARSG
COURANT
0 V
ALKMAAR, 48 September.
De triumf, door de vliegkunst met den tocht over
den Simplon behaald is duur betaald: de jonge, koene
vlieger Chavez is niet meer. Niet zonder somber voor
gevoel heeft hij den gevaarlijken tocht aanvaard. Toen
zijn eerste poging mislukt was moet hij gezegd heb
ben: „indien ik ging', zou ik den nek breken." Toch is
hij, aangelokt door het heerlijke weer, de blauwe lucht,
den te behalen roem en de te winnen duizenden ge
gaan. Het verloop van den historischen tocht wordt
treffend in lret Hbld, aldus geschetst:
Aan het ziekbed van Chavez zat Duray, zijn vriend,
die hem te Dornodossola afwachtte en ondervroeg hem
zachtjes over zijn tocht. „Ik ben niet over den Monsce-
ra gevlogen, weet je dat?" vroeg Chavez.
„Ja," zeide Puray, „wij weten dat je te laag was
om over den Monscera heen te komen."
„Neen, neen," was het antwoord, „ik had best hoo-
ger kunnen stijg-en. Maar ik durfde niet. Herinner je
je den wind van Maandag, toen ik in liet dal van de
Saltini weg werd geslingerd? Het was dezelfde wind.
Van alle kanten! Hij draaide voortdurend, dan kwam
hij hooger, dan lager, hij maakte draaikolken",...
Paannee is het gevaar, waaraan Chavez zich heeft
blootgesteld, wel het best geteekend.
Toen hij te Briog opsteeg was het stil en zoo kwam
hij aan den Simplon-pas. Alles ging goed. Ilij ging
het dal van de Krummbach in, waar hij 's morgens ge
weest was met Paulhan, om den wind waar te nemen;
daar daalde hij een weinig om beschut te zijn tegen
den Oostenwind, Er was nauwelijks nu en dan een
windstoot; hij had na zijn waarneming van 's ochtends
erger verwacht.
Tot aan den Fürggen-pas, het begin van de engte
van den Monscera, bleef de wind liggen. Chavez had
besloten daar door te gaan. Hij kendte den doorgang
goed; hij was tweemaal daar naar boven geweest en
had de engten alle goed in het hoofd.
Toen hij te Pürggen was, meende hij dat het ergste
voorbij was. Maar juist boven den straatweg kreeg
hij een eersten windstoot, daar waar de weg de laatste
windingen maakt voor hij naar Gondo de vallei in
gaat. De weg scheen van boven de vlieger was
meer dan duizend meter hoog' ee,n wit ineengekron
keld lintje.
Hij had tot nu toe in zuidelijke richting gevlogen,
nu ging hij naar het zuid-oosten. Nauwelijks was hij
in den Fürggen-pas, met den Seehorn links en den
Tsehaggm at thorn rechts, of hij voelde opeens dat hij
floor den wind werd dooreengeschud. Het waren ech
te stooten, onverwacht, nu van boven, dan van. bene
den, als wervelwinden. Het was Chavez of hij opsprong
als een balde vliegmachine maakte sprongen van
50 en 60 nieter, hij werd nu eens naar beneden ge
gooid, dan omhoog of op zij.
Chavez meent dat op dat oogen'blik zijn toestel een
knauw heeft gekregen. Het was een ware worsteling,
die hij had te doorstaan. En dat boven diepe afgron
den.
^Roman naar het Duitsch van
OSWALD BERGENER.
I.
Over de heide reed de wagen voort. Naar Altheide
ging de tocht, een onbekend plaatsje voor Hagenloh,
den beambte bij de houtvesterij, die achter in den wa
gen zat, gemakkelijk leunend in een hoek.
Ja, hij wist niet hoe het er in Altheide zou uitzien,
nog minder wat voor menschen hij er zou aantreffen.
Maar het maakte hem niet bezorgd, want met zijn
rustige, grauwe oogen staarde hij onbevreesd in de toe
komst, de toekomst waar hij heenging in den wagen
over de heide met zijn reiskoffer, zijn handvalies en
zijn jachtgeweer.
Met den trein was hij gekomen tot het station op
de heide, waar de wagen hem opwachtte. En nu had
hij al geruimen tijd over de eenzame, heide gereden,
terwijl er niets om hem te zien was dan talrijke pijn-
boomen en struikgewas. Recht vooruit, een eind ver
der, was het vooral boschrijk. Maar hij keek af en toe
meer ter zijde waar hij een vrijen blik had. Dan streek
hij zich met de gehandschoendte vingers over zijn snor
eri verdiepte zich in beschouwingen over deze hem on
bekende streek.
Eindelijk kwam men dichter bij het kreupelhout.
Hier veranderde het landschap. Hagenloh zag nu een
schijnbaar oneindige bosch- en heuvelwereld voor zich.
Heerlijk was het schouwspel, dat het woud hier bood.
Vóór hem, vijf kilometer weg, lag de engte van den
Monscera, hoog, vol steilten, en hij voelde dat hij daar
nooit door kon. De winden barricadeerden haar.
Links zag hij het dal van Zwischberger, dat verbinding
heeft met dat van Gondo. Het is een nauwe door
gang tusschen rechte wanden tusschen den Seehorn
en den scherpen Piolt.one, smaller dan het Gondo-dal;
men ziet het van den weg. Daar ging hij in; hij had
geen keus. Hij moest er dadelijk toe hesluiten of op
de rotsen neerkomen.
Hij was toen 2000, misschien 2100 M. hoog. Hij
draaide om den Seehorn heen en boog de engte in.
Drie minuten lang was hij boven de Gondo-vallei. Hij
bleef hoog vliegen, rechts in de vallei, maar weinig la
ger dan den bergrand. De windi blies sterk, maar nu
in zijn rug. Hij vloog snel, misschien meer dan hon
derd kilometer per uur. De machine maakte nog spron
gen, luchtstroomingen deden hem op en neer gaan als
een tafelblad op een stonnachtige zee, maar de ver
schillen in hoogte waren niet meer zoo groot als te
voren. Het was toen te bemerken dat het toestel ge
leden had.
Hij ging- zoo zeven of acht kilometer verder tot
waar de vallei zich verbreedt. Hij ontdekte toen het
dorp Varzo links in de laagte. Hij was minstens 1500
nieter boven het plaatsje, dat in een groot groen gat
scheen te liggen.
De hoogten aan de andere zijde van het dal schenen
hem toegankelijkerdaar stuurde hij nu op aan, in de
richting van Varzo. Hij daalde nu en vond zoo een
kalmer zóne. Voorbij Varzo hield hij steeds den lin
kerkant; in de verte zag hij het dal van de Ossola, het
einde van den tocht. Hij daalde neer als een bliksem
schicht, over de stad Dornodossola heen; hij ging even
voorbij het groote witte kruis, dat daar op den grond
was gemaakt, landen, een gewone normale landing,
bijna was hij op den grond,
Meer weet Chavez niet. Maar de toeschouwers die
hem reeds toejuichten, zagen plotseling de twee vleu
gels van het toestel omhoog klappen als de vleugels
van een vlinder, en de machine stortte naar beneden.
Het was hetzelfde ongeluk, dat Delagrange, dat
Wachter had getroffen.
De jubel, waarmede men hem bij zijn landing be
groette werd natuurlijk gedempt door het noodlottig
ongeval. Maar over heel de wereld werd de naam van
den koenen Peruaan, eervol vermeld. Men herinnerde
er aan, dat de 23-jarige jongeling eerst een halve
maand geleden van zich deed spreken, toen hij den
Oden September te Havre plotseling het wereldhoogte-
record bracht op 2680 meter, men wees er op
hoe snel de vliegkunst zich ontwikkelt, hoe 18 Decem
ber 1908 Wilbur Wright de wereld deed verbazen met
115 meter hoog te vliegen, hoe Paulhan 18 Juli 1909
het record tot 150 meter bracht. Latham het den
29sten Augustus op 155 meter stelde. En men sprak
hooge verwachtingen omtrent Geo Chavez uit. He
laas ze zijn niet in vervulling gegaan. De bekwaam
ste geneesheeren en hoogleeraren, naar het ziekbed
't Was of er een zacht blauwe sluier over alles lag,
terwijl de begroeide heuvels deden denken aan een t*i-
pijt van zeldzaam donkere kleuren.
Zij gingen nu onder hooge boomen door, maar hoe
meer zij den uitgang van dezen .boschweg naderden,
des te schooner werd de aanblik van het heuvelland.
Des te verrukkelijker was het gezicht nog' nu de Oc-
toberlueht aan alles zeldzame tinten gaf. Die grauwe
lucht hing zwaar boven woud en heuvels, zooals een
ijverzuchtige draak die de wacht houdt bij een sla
pende prinses.
„En dat is het heidedorp, meneer. zei de koet
sier, die tot nog toe bijna g'een woord had gesproken.
Daarbij wees hij met de zweep naar beneden in het
dal, waar zij nu spoedig zouden zijn.
Hagenloh ging in den wagen rechtop staan, hield
zich aan den rand' van den hok vast en keek langs de
zweep naar de aangeduide plaats.
In het dal zag hij een waterstroom en daarachter
kleine tuintjes in het groen en verscheiden roode en
witte huisjes, oude gebouwen met strooien dak en ver
der heide en bosschages.
Midden in het dal stond een reusachtige populier,
die ver boven allés uitstak. Het was Hagenloh of de
boom hem van verre al toewenkte: Ben je daar einde
lijk? Hoe lang hebben zij allen al op je gewacht!
Hagenloh kende deze wereld en deze menschen
niet. Ilij zag dit alles voor de eerste maal. Maar het
was of hij reeds nu van deze boschrijke heidestreek
moest houden hij wist niet waarom en hoe.
„En dat groote, roode gebouw, daar midden in het
dal, is de molen, meneer-
Met groote aandacht keek Hagenloh naar het eigen
aardige huis, dat, te midden van groen en boomen,
zich eenig'szin» van de andere1 huizen onderscheidde.
„En daar boven links meneer links, nog
meer naar links, dat is het dorp Altheide Daar ligt
ook de woning van den opperhoutvester, maar die
kunt u hier niet zien, meneer r.
geroepen, hebben niet kunnen voorkomen, dat het een
doodsbed werd. Het aantal slachtoffers van de vlieg
sport is weer niet één vermeerd en op een en twintig
gebracht. Ieder vliegman, die zulk een gevaarlijken
tocht onderneemt, weet, dat hij den dood in de oogen
moet zien. Maar dit geval is des te tragischer, omdat
de gevaarlijke reis bijna volbracht was, toen de ramp
plaats vond, omdat op het laatste moment, de elemen
ten toonden, dat ze, om met Schiller te spreken, het
gewrocht der ïnensclieiihaiid haten. Daarom zal met
leedwezen de dood van dezen jongeman worden verno
men. Ilij heeft de vliegsport weer verder gebracht -
en wat heden nog sport is kan morgen misschien
dienstbaar worden gemaakt aan ontwikkeling', bescha
ving/verkeer. Ilij heeft, schoon zijn* leven kort was,
een daad verricht, maar deze met den dood moeten be-
koopen. Het leedwezen en de deelneming, welke velen
bij het vernemen zijner doodstijding vervult, zal spoe
dig' verdwijnen. Maar een gedenkteeken op de plaats
der landing', zal voor het nageslacht de herinnering
aan zijn daad van moed bewaren.
TWEEDE KAMER.
Gisteren vergaderde de Tweede Kamer.
De voorzitter deelde de samenstelling der begro
tingscommissies mede, zooals die na onderling overleg
heeft plaats gehad.
Vervolgens werden de afdeelingen getrokken voor
de eerstvolgende periode.
Aan de orde was de benoeming van twee leden der
huishoudelijke commissie. Gekozen werden de beide
aftredende leden, de heeren: Loeff en Eland.
Vervolgens werden in de gemengde commissie voor
de stenografie herkozen, de heeren: Lohman, De Beau
fort- en Van Vlymen.
De voorzitter stelde voor, ook in dit zittingjaar
ieder et) Vrijdagmiddag, dat de Kamer vergaderd, om
kwart over drieën gelegenheid te geven tot het stellen
van vragen. Aldus besloten.
De voorzitter benoemde in de commissie over de
verzoekschriften de heeren: Van Twist, Van Foreest,
Jannink, Bogaardt en Van Lennep.
De Kamer ging vervolgens in de afdeelingen tot
het verkiezen van voorzitters en onder-voorzitters. Na
heropening deelde de voorzitter mede, dat tot voorzit
ters der afdeelingen zijn benoemd de heeren: Lohman,
Van Vlijmen, Van Nispen (Nijmegen), Borgesius en
Kuyper en tot onder-voorzitters, de heeren: Van
Twist, Van Vliet, Van der Molen, Middelberg en Aal-
berse.
De voorzitter deelde mede, dat de centrale spectie
besloot, gisteren om half twee in de afdeelingen te on
derzoeken, de Indische begrooting, de begrooting van
Suri name en enkele andere koloniale ontwerpen en
voorts Dinsdag' 4 October om 11 uur in de afdeelingen
de staatsbegroting, het ontwerp betreffende de 40
millioen voor de kustverdediging, dat tot toetreding
van Nederland tot de Berner conventie, d'at tot op
heffing van het kantongerecht te. Berlikum en eenige
andere wetsontwerpen. Niets meer aan de orde zijn
de, werd de vergadering tot nader bijeenroeping' ver
daagd.
STAATSMIJNEN.
Naar de „N. Limb. K." uit goede bi'on verneemt,
Hagenloh stond nog steeds recht op in den wagen
en zoo, als een kapitein op de commandobrug, reed hij
het dal in naar den heidemolen.
De weg ging nu vrij steil naar beneden. De paar
den liepen daarom sneller. Nu waren zij bij het eerste
huis van het dorpje.
Hagenloh's hart klopte heftig. Waarom? Ilij
kwam hier toeh als een wildvreemde en hij zou im
mers nt een paar maanden als vreemde langs dezen
zelfden weg weer heen moeten gaan. Dan zou immers
he* Altheider sprookje alweer voorbij zijn.
Want het is een zwervend, onbestemd leven dat een
beambte bij de houtvesterij heeft vooral dat van
een opzichter als Hagenloh, die belast is met metin
gen in de wouden en die de opperhoutvesters bij huil
werk moet helpenIlij komt, meet, eet, drinkt, strijkt
zijn verdiende geld op en gaat weer heen om af te
wachten tot hij elders ontboden wordt om zijn diensten
te bewijzen. Zoo heeft hij geen vaste woonplaats,
geen gezelligen, huiselijken kring, want hij trekt
steeds van den een naar den ander.
Er was hem geschreven dat hij zijn intrek moest
nemen in de woning naast den heidemolen in het dal,
waar hij één of twee kamers zou kunnen krijgen. In
Altheide of in de woning van den opperhoutvester was
geen kamer voor hem vrij.
Hagenloh zag' dat hij spoedig zijn doel bereikt zou
hebben. Hij zette zich nog een oogen'blik in den hoek
van het rijtuig, maar hij behoefde niet lang meer te
wachten, want na weinige minuten hield de koetsier
stil voor een klein huis met een tuintje er voor.
Nauwelijks stonden zij stil, of een heer kwam de
poort uit. Hij droeg een witte jas en een muts. De
zwarte, volle baard en de scherpe neus gaven iets
strengs aan zijn gelaat, maar zijn donkere oogen ke
ken goedig door een lichtblauwen bril en deden die
strengheid geheel vergeten.
Hagenloh sprong vlug uit den wagen en de heer in
de poort, de eigenaar van den molen Wolkenstein,
leidde hem in het huisje en de woonkamer binnen. In
de kamer was het wat donker. Men zag van daar in
het tuintje, waar de asters en valeriaanbloemen geur-
zal met den aanleg van staatsmijn 0. te Rumpen, gem.
B runs sum, reeds heel spoedig begonnen worden.
Vrijdag werd de acte gepasseerd tusschen den Staat
en de gem. Brunssum van de door den Staat gekochte
gemeente-eigendommen.
EEN ORANJEBOEK.
Eerstdaags zal door het Ministerie van Buitenland-
sche Zaken weder een oranjeboek aan de sta ten-gene
raal worden toegezonden.
GEMENGD NIEUWS.
DE OVERWEGKWESTIE TE HILVERSUM.
In den Hilversumschen gemeenteraad kwam giste
ren voor de zooveelste maal de kwestie inzake den
overweg aan den Laarderweg-Stationsplein aan de
orde.
Naar aanleiding van een schrijven der H. S. M.,
waarin deze mededeelde, niet verder te willen mede
werken aan de tot stand koming van een tunnel aan
genoemden overweg (voor welk doel de gemeenteraad
van Hilversum reeds voor eenige jaren 60.000 no
teerde) stellen B. en W. voor, een schrijven te richten
aan de H. S. M., waaraan gevraagd wordt, of genoem
de maatschappij zich kan vereenigen met den bouw
Van een voetbrug.
Op voorstel van den heer Wichers Wierdsma werd
evenwel met 9 tegen 6 stemmen besloten, het schrijven
van de II. S. M,. ter kennis van den minister van Wa
terstaat te brengen, met verzoek het daarheen te wil
len leiden, dat het tunnelplan toch zal worden uitge
voerd.
EEN GOEDE VANGST.
De veldwachter Smits te Aerderhout bemerkte daar
Maandag vier personen, die bezig waren iets uit den
grond te halen. Hij kwam naderbij en bemerkte, dat
het goederen waren, die den vorigen dag gestolen wa
ren uit de onbewoonde villa van den heer A.
Drie van de vier, J. D„ G. v. L. en D. A„ bekende
Haarlemmers, hield hij dadelijk aan, de vierde, W. v.
W. ging op den loop, doch die werd later te Haarlem
geknipt.
EEN EXCURSIE VAN VRIICHTENTELERS.
In het begin van April vertoefde te Amsterdam een
afgevaardigde van den Franschen Chemin de Eer du
Nord, met het doel van Nederland een studie te maken
voor den afzet der Fransche zuidvruchten. Om dit
doel nu nader te bereiken, heeft genoemde spoorweg
ec-n excursie naar Nederland georganiseerd voor de
Fransche vmchtentelers, eendeels om dezen bekend te
maken met de vruchtenmarkten en de methoden van
verkoop, anderdeels om na te gaan of ons land voor
hen een afzetgebied zou kunnen' opleveren. Het ligt in
'de bedoeling dezer vruchtentelers, die reeds van
frankrijk in Brussel zijn aangekomen, nog' deze week
in ons land te komen, waar eerst Tiel en vervolgens
Den Haag, Amsterdam en Rotterdam zullen bezocht
worden. De verschillende vruchten-importeurs in ons
land zullen zeker wel in de gelegenheid worden gesteld
om het gezelschap te ontmoeten.
EEN LOTINGSKWESTIE.
In de openbare vergadering van Gedep. Staten van
Zuid-Holland, zijn Maandag behandeld de bezwaren
door T. Molenaar en anderen en van C. Leeflang en
anderen, ingebracht tegen de loting voor de militie te
I lellevoetsluis, op grond, dat daaraaq door twee per
sonen ten onrechte was deelgenomen. Deze beide per
sonen waren niet in het inschrijvingsregister en op de
den. Om het huis was het doodstil, wat Hagenloh
terstond trof. Die stilte beklemde hem.
Hoe eenzaam was het hier in het dal, hoe ver zat
men hier van het drukke leven der groote steden.
De beklemming- week niet van Hagenloh, ook niet
toen hij wat langer in deze woonkamer was geweest,
waar alles bijzonder net was en die men blijkbaar met
zorg' had ingericht voor zijn ontvangst. Hij bleef zich
ondanks dit alles eenzaam gevoelen.
Toen hij daarna in zijn slaapkamer alleen was,
stond hij lang- in gedachten verdiept bij zijn koffers
-hoe zeldzaam rustig was hier alles.
Spoedig daarna ging hij het huis uit. Hij ging door
het tuintje, langs den hoogen populier naar het water,
waar de molen stond. Hij keek daar lang' naar en
kwam onder de bekoring van het schoone schouwspel,
dat de groote molen in groene milieu aanbood.
ITij had een gevoel dat de deuren van de groote en
drukke wereld, waaruit hij kwam, nu achter hem dicht
geslagen werden. Het was hem of de dikste grendels
op die deuren werden geschoven, zoodat het hem dus
onmogelijk was gemaakt weer tot de oude woeligheid
terug te keeren.
En hoe langer hij naar den molen keek, des te ze
kerder gevoelde hij het: hier in het dal bij den heide
molen, hier in deze kleine, vredige wereld, hier wacht
te hem iets, hier zou hij belangrijke dingen beleven.
Maar nu liep hij verder. Hij hoorde het geklapper
en gerammel van den molen en het krachtige bruisen
van het water. Dat klonk hem als een begroeting in
de ooren en het riep hem toe dat het leven eerst ont
waakt als men met lust aan den arbeid gaat om iets
te scheppen, iets te maken met inspanning van uiter
ste kracht-
Toen1 hij tegen het vallen van den avond terug
keerde van zijn wandeling en voor de tweede maal
langs dézen weg ging, gevoelde hij zich er al meer
thuis en vond hij alles nog mooier dan daar straks.
(Wordt vervolgd.)