DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Heidemoieu.
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910.
DONDERDAG
29 SEPTEMBER
FEUILLETON
BINNENLAND.
No.
229
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door-het geheele Rijk fl,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
■2)
AANGEHOUDEN.
n.
ALRMAARSCHE COURANT.
ALKMAAR, 29 September.
Af en toe geeft de Fransehe pers blijk, dat men in
Frankrijk oude veeten niet zoo gauw weet te vergeten
als bij ons. Er zijn echte stokebranden onder de
Fransehe couranten, die het vuurtje van de revanche
zoo veel mogelijk smeulende houden en het telkens
nieuwe voedingsstof geven in Duitschland zorgt
men dan van zelf wel voor een stormvlaag, die het
vuurtje aanwakkert. Dezer dagen bevatte het boule
vard-blad Gil Bias, dat blijkbaar neigingen heeft een
politiek orgaan te worden, een artikel, dat als uitste
kend brandmateriaal in de.n boven aangegeven zin kan
worden gebrandmerkt. Het artikel heette „la bonne
haine," de goede haat en het was onderteekend in
Frankrijk moeten alle artikelen van den naam van
den schrijver zijn voorzien door „Jacques Sizun."
De redactie vond het noodig een paar ophelderingen
te geven en verklaarde, dat de schrijver een der knap
ste officieren was, wiens wann pleidooi het gevolg
was van de verbittering over de Duitsclie „uitvallen"
tegen de grensvlucht der Fransehe vliegmachinês. De
ze inlichtingen werden vooraf geplaatst, omdat som
mige menschen het artikel „overdreven en gevaarlijk"
zouden kunnen beschouwen.
De schrijver zelf begint met de opmerking dat bui
ten de andere diensten die Frankrijk „eens" van de
vliegtoestellen zal mogen verwachten, er één in het
bijzonder genoemd moet worden: de Fransehe over
winning' in de lucht heeft de1 Duitsclie woéde opge
wekt eu aldus getoond welke booze gevoelens er in
de diepte van de Duitsche ziel sluimeren. Haat en
nijd zijn nog steeds bij de oude vijanden aanwezig, hoe
wel zij vooral in den tijd van veertig jaren hadden
moeten vergeten, omdat zij indertijd niet de verliezen
de partij vormden. Evenwel: het geringste bewijs van
levenskracht bij den buurman maakt hen onrustig en
opgewonden. Terwijl de vredes-idealisten „slijmerige
frazen wauwelen en met vriendelijk gekir verkondi
gen, dat de oorlog voortaan onmogelijk is, zijn
Duitschlands kanonnen naar den hemel gericht en
staan gereed den witten vogel te vernietigen, die van
Frankrijk uit naar Straatsburg vliegt."
Men zou misschien zeggen, dat het zoo nogal wel
letjes is, dat iemand, die iets dergelijks heeft ge
schreven voorloopig de pen wel kan laten rusten.
Maar de heer Sizun acht zijn taak nog- niet afge
daan. Hij heeft nog meer in de pen.. Hij wil aantoo-
nen welk groot gevaar de haat van Duitschland reeds
heeft opgeleverd, hoe die haat alle vormen van voor
zichtige spionnage aanneemt en zich op elk gebied
van den vrede voorbereidt op den dag van 't ontwaken
der Fransehe energie. Ziehier hoe hij dit klaar speelt:
„De Duitsche scheepvaartmaatschappijen, onze con
currenten ankeren onbeschaamd te Boulogne, Cher
bourg, La Rochelle, Marseille, Algiers. Flare agenten,
ei. de vertegenwoordigers van Duitsche verzekerings
maatschappijen hebben zich driest en aanmatigend op
onze boulevards in het hartje van Parijs gevestigd.
Een courant in de Duitsche taal draagt als hoofd het
Roman naar het Duitsch van
OSWALD BERGENER.
Bij het namiddagbezoek had hij bemerkt dat de
molenaar een vriendelijk, zeer hartelijk en oprecht
man was. Hij had hier veel nuttigs gedaan' in dit
dal. Hard had hij gewerkt en veel had hij gedaan
voor de arme bewoners van de plek waar hij zijn groo-
ten maal-, hakool en oliemolen had gebouwd. Het be
drijf nam steeds grooter omvang aan en tal van dal
bewoners vonden bij hem werk.
Het was een man die met heel wat moeilijkheden in
zijn leven te kampen had1 gehad.
Zijn vrouw was op zeer jeugdigen leeftijd reeds ge
storven. Ook had hij van vijandige heidebewoners veel
last gehad. Maar hij had zich door dien tegenspoed
niet laten ontmoedigen en hij was met energie voort
gegaan met zijn arbeid in het dal tot zegen van zijn
gezin en van tal van arbeiders.
IFagenloh had ook in den molen in de woonkamer
voor het schilderij in olieverf van de vrouw van den
molenaar gestaan en had met verbazing naar de^zeld-
zaam zachte oogen van dat vrouwenbeeld, die zoo
vriendelijk en verstandig op hem neerzagen, gekeken.
En hij had met belangstelling geluisterd naar de korte
mededeelingen, die de molenaar over zijn familie
deed, over de huisgenooten met wie hij hier in het
boschrijk dal in den heidemolen woonde.
1 hans zat hij in den familiekring, 's avonds, in de
groote eetkamer. Hij had' voldaan aan de uitnoodi-
g'ing van den molenaar om hier den avond door te
brengen en keek nu voor het eerst die personen, die
lner zooveel lief en leed gedeeld hadden, eens aan
dachtig aan.
IV at een groote tegenstelling vormden de oude tan
opschrift „Deutsche Pnriser Zeitung." De woorden
vloeken in deze samenstelling'! Duitsche waren, smake-
looze en billijke rommel, willen in onze winkels met
de eenvoudige voornaamheid van Parijsche voortbreng
selen wedijveren. Het Duitsche restaurant was een
der resultaten van de tentoonstelling van 1900. Het
Duitsche ornament, leelijk en onaangenaam, siert onze
huizen, gedenkteekeus en schouwburgen. Na den
springvloed van Duitsche muziek welker opgeblazen
onzin onze muziekmenschen voor geniaal uitgeven,
heeft het Duitsche systeem onze onderwijsmethede
veroverd, is de Duitsche schilderskunst tot onze ten
ttonstellingen doorgedrongen, de Duitsche fantazie
tot in onze schouwburgen. Een Duitsche operette
heeft 300 opvoeringen in Parijs gehad en een der
slechtste Duitsche stukken wordt thans op een tooneel
der boulevards gespeeld, alleen omdat het te Berlijn
een lachsucces heeft gehad."
Ziedaar de aanklachten van een knap officier, welke
hem tenslotte zijn landgenooten den raad1 doen geven,
he.t onderling getwist te staken en zich broederlijk
„in goeden haat" te vereenigen.
De Parijsche correspondent van het Tageblatt
neemt het geval niet heel ernstig. Hij zegt, dat de
stukken, die hierboven werden genoemd, nogal van
onsehuldigen aard zijn. De operette en het blijspel,
waarover de officier zich bezorgd maakt heeten„Het
vroolijke weeuwtje" en de „Sabijnsche maagdenroof."
Ook die „Deutsche Pariser Zeitung" zal zelfs de ang
stige chauvinist niet al te dreigend beschouwen. En
de andere verwijten.? Als de heer Sizun in de groote
Fransehe warenhuizen vraagt, weshalve zij een deel
hunner waren en aangeleiden uit Duitschland be
trekken, zal hij antwoorden krijgen, die zijn sombere
vermoedens zullen verdrijven. Wat Duitschland levert
is „goedkoop" en solied." Gelijk Frankrijk in vele an
dere dingen een voorbeeld zal blijven, zoo zal het Duit
sche karakter in het algemeen op de voordeelen van
betrouwbaarheid, geduld en vlijt aanspraak kunnen
maken. Deze voordeelen zijn in een tijd van syndica
listische woelingen niet te verachten en dat weten de
Fransehe zakenmensehen zeer goed. Bij het sprookje
van het Duitsche ornament aan Parijsche huizen en
gedenkteekeus vraagt de Parijzenaar waar de heer
Sizun dit verschrikkelijke ontdekt mag hebben. De
tirade over de Duitsche muziek zal ook in Frankrijk
veel vroolijkheid verwekken, en wat de lieer Sizun
van de Duitsche schilderskunst eu de Duitsche onder
wijsmethode te Parijs zegt, toont slechts, dat hij van
de schilderskunst niets weet en dat hij zekere univer-
siteitsgeschilien uit den laatsten tijd totaal verkeerd
begrepen heeft.
Het mooiste is echter hetgeen gezegd wordt over de
Duitsche scheepvaartmaatschappijen en agenturen in
Frankrijk.
De schrijver ziet over het hoofd, dat de booten, die
landen en volkeren verbinden, ook nut brengen voor de
1' ransche zaken, industrieën en reizigers en dat de
agenturen niet alleen geld uit Frankrijk brengen,
te met haar fijn, bleek, vriendelijk lachend gezichtje,
die aan het hoofd van de tafel zat en vol attenties
voor den gast was, en de tegenover hem zittende oud
ste dochter, die hem als mevrouw opperhoutvester
iesenreiter voorgesteld was. In haar nog jonge ge
laat zag hij veel lijden van smart en kommer, van
toorn en verbittering, wat aan haar gelaat iets eigen
aardig ouwelijks gaf. Zij was zeer in zichzelf ge
keerd en sprak weinig. In gedachten verdiept zat zij
steeds met gebogen hoofd over haar werk. Soms als
zij plotseling uit haar gepeins scheen op te schrikken,
zag Hagenloh haar oogen voor een oogenblik dezelfde
uitdrukking aannemen als die van haar moeder op het
schilderij, maar er was niet dat vriendelijke lichten in
haar zachte oogen, eerder iets kouds, dat de duistere
wereld somber verwijtend aanzag.
Vroolijk praatten de molenaar en de oude tante,
maar Hagenloh gevoelde de nabijheid van het meisje
tegenover hem als een donkere schaduw, die het ge
sprek drukte.
Daar klonk buiten plotseling in den stillen, zachten
herfstavond het rollen van een wagen. De hond, een
ontaarde afstammeling van het edele ras der St. Ber-
nardshonden, hief terstond een luid vreugdegeblaf
aan. Het paardengetrappel hield' op en het rijtuig
stond stil voor de deur.
„Daar is Gisela", zei de oude dame, blijkbaar ver
heugd. Dc molenaar stond vlug op om de thuisko
mende dochter tegemoet te gaan.
Maar reeds klonken buiten op den hoogen stoep
vlugge voetstappen. De huisdeur werd opengeduwd
en luider klonk het hondengeblaf. Meteen werd de
kamerdeur geopend.
Op den drempel stond de slanke, jonge gestalte van
de jongste dochter des huizes.
ILigenloJi zag eerst niets anders van haar dan een
paar frissche, roode wangen, een wonderlief meisjes
gezicht, met groote, zachte oogen, die helder schitter
den van leven en levenslust. Niets hoorde hij dan
een vluchtig, luid1: Goeden avond! Maar reeds in
het volgende oogenblik keek zij hem, den vreemdeling,
met haar stralende oogen uitvorschend aan. Hij sloeg
maar ook den omgekeerden weg van het kapitaal we
ten te bevorderen.
Het is goed, dat op het gebazel als dat over den
goeden haat reeds door een Franschman antwoord ge
geven is. Een hoog ambtenaar der republiek heeft,
onmiddellijk na de triumfen der Duitsche vliegkunst
op een manoeuverveld van de „wederzijdsche achting"
gesproken, die „kameraden aller landen" elkaar schul
dig waren, toen hij met geen enkel oorlogszuchtig
woord op „het nieuwste wapen" van Frankrijk zin
speelde, maar de „achting voor het vaandel" prees als
iets, dat alle landen met elkaar gemeen hebben.
Do man die deze waardige woorden sprak, was wel
is waar geen knap officier, maar de president der re
publiek, de heer Armand Eallières!
INDISCHE BEGROOTING.
Als rapporteur over de Indische begrooting voor
1911 zijn opgetreden ue heeren Van Lennep, Colijn,
De Meester, Boogaardt en Bos.
Dinsdag, den eersten dag van het onderzoek, is één
ai'd'eeling reeds daarmede gereed gekomen, en ver
wacht werd, dat 't gisteren in de overige sectiën zou
afloopen.
HET „NIEUWE MIDDEL."
Men meldt uit Den Haag aan „Liet Volk":
In de troonrede wordt gewaagd van versterking- der
financiën door een nieuw middel dat nog niet wordt
genoemd. Het is vrijwel zeker, dat dit „nieuwe mid
del" is een tabaksbelasting, misschien wel in den vorm
van een debietrecht.
Hecl1t2.ab.en.
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK
TE ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 27 September 1910.
DIEFSTAL.
Jan T. te Wieringen was ten laste gelegd, dat hij
den 21sten Juni boter en krentenbrood had weggeno
men.
Beklaagde bekende, maar zeide niet geweten te heb
ben, dat hij dit niet doen mocht.
Uit 't verhoor van den eersten getuige, Jacob Post
van Westerland bleek, dat deze meermalen eetwaren
uit zqn schip vermiste. J an Post, de eigenaar van
het schip had op zekeren dag beklaagde uit het schip
zien komen. Hij stelde er z'n zoon mee in kennis en
het bleek, dat er eetwaren vermist werden.
Ook uit andere schepen had beklaagde koffie, sui
ker, spek enz. weggenomen.
De Officier wenscht voor beklaagde een vrijheids
straf, niettegenstaande de burgemeester een 'boete
vraagt. De eisch luidt dan ook 14 dagen gevangenis
straf.
.Mr. Prins acht de daden van beklaagde zeer raad
selachtig. Ook tegen pl. herhaalde beklaagde steeds,
dat hij dacht het te mogen doen. Beklaagde verkeert
sedert het plegen van het feit onder den indruk van
z n zenuwen. Een vrijheidsstraf zal diep ingrijpen in
zijn gemoedsleven en pl. vraagt ten slotte een geld
boete.
BELEMMERING.
Pieter en Adrianus B. van Schermerhorn, hadden
-den 19den Juli aldaar de boden van het waterschap
lastig gevallen in de uitoefening van hunne werk
zaamheden. De boden waren aan het eenden opspo-
zijn blik niet neer en kwam langzaam naar haar toe.
Ook zij deed een stap naar voren, boog het hoofd en
•keek hem toen weer met zekere, kinderlijke verbazing
aan. Ook toen haar vader haar gekust had, keek zij
weer naar Hagenloh, den onbekenden groenrok, die
haar verwonderd nakeek. Zij verborg het niet dat zij
in liooge mate nieuwsgierig- was naar den vreemde
ling.
Toen draaide ze zich snel om en ging in de gang
om hoed en mantel af te werpen. Friseh en vroolijk
kwam ze daarna weer in de kamer en ging aan de ta
fel zitten aan het onderste gedeelte, tegenover haar
tante.
Gisela begon terstond druk en opgewekt te praten
en vertelde van het verjaringsfeest dat zij bij dominee
Schnelldahin en mevrouw gevierd had. Veel groeten
bracht zij mee uit de pastorie van Espenwiese en al
lerlei grappen kwamen daarbij aan het licht, die allen
deuen lachen, ook om de natuurlijke en ongedwongen
wijze waarop zij verteld werden.
Lr werd veel gelachen en de jonge beambte bij de
houtvesterij begon zich zeer belui gel ijk te gevoelen in
dezen nieuwen gring.
Gisela praatte maar door tot de vader riep:
„Maar kind, wil je nu eerst niet wat eten?"
„Vader! waar denkt ge aan! Ik heb immers den
geheelen dag niets gedaan dan koek eten, en broodjes
met vleesch belegd en allerlei zoetigheden."
Hij de g'erlachte aan al die delicatessen lachte de
molenaar hartelijk en legde Hagenloh uit dat derge
lijke lekkernijen een zwak van den dominee waren. De
bereiding ervan liet echter vaak te wenschen over,
zoodat eigenlijk alleen de dominee en zijn vrouw het
lekker vonden.
Voor Gisela waren die verjaardagsspijzen vooral
een marteling.
Hagenloh was in gedachten verdiept en keek op
zijn gemak de personen om de tafel aan. Ilij begon
het hier steeds prettiger te vinden, hoe langer Gisela
daar zat. Met'haar opgewekt gepraat deed zij allen
opgeruimd worden.
Alleen de oudste dochter bleef zwijgen en mqt droe-
ren, de eenden mogen n.l. tusschen 5 uur 's morgens
en 's avonds 8 uur niet rondzwemmen.
Alleen Pieter was verschenen.
De boden Brugman en Dirk Wester vertellen de
toedracht van de zaak, terwijl beklaagde blijft ontken
nen. De boden zeggen beklaagde nog wel 3 maal ge
waarschuwd te hebben.
De officier hecht geen geloof aan de ontkentenis van
beklaagde en eischt tegen ieder 50 boete of 20 da
gen hechtenis.
MISHANDELING.
Cornelia Anna Paulina; D. te Helder was mishande
ling ten laste gelegd. Zij had) den' 12den Augustus
zekeren Karei Jansen uitgescholden en mishandeld.
Jansen, matroos le klasse aan boord van de Emma
liep op bovengenoemden avond met Van der Son. Ze
kwamen Cornelia' tegen, die begon te schelden. De
mannen namen er niet veel notitie van, maar toen
Cornelia maar doorging, kwam er ruzie en vloog zij
Jansen aan, wat ook uit de getuige-verklaringen van
de beide mannen bleek.
De officier achtte het wettig en overtuigend bewijs
geleverd en eischte 10 boete of 10 dagen hechtenis.
BELEEDIGING.
Pieter M. te Warmenhuizen had den gemeente-veld
wachter aldaar, Nicolaas Ham, beieedigd op een avond
dat deze rondging in het dorp om de café-houders er
op te wijzen, dat het sluitingsuur was. Op zijn rond
gang kwam hij ook bij J. de Burck, waar beklaagde
hem toevoegde, dat hij stikken kon.
De Officier eischte tegen beklaagde, die niet ver
schenen was, maar verklaard had de woorden niet te
hebben gebruikt met een beleedigende bedoeling, 10
boete subs. 10 dagen hechtenis.
MISHANDELING.
Jacques K„ Anton V. en Pieter D. te Limmen heb
ben, den 31en Juni te Heiloo Jan. Beentjes mishandeld,
terwijl Anton bovendien Keindert Stet met een mes
gestoken had.
Uit het getuigenverhoor bleek, dat beklaagden dien
avond in Heiloo op eigenaardige wijze feest hadden
gevierd. Beentjes zat bij 't buffet in 't café van
Helder, toen beklaagden hem zagen en op hem toe
kwamen en hem mishandelden.
De Officier eischte tegen de woestelingen ieder
15 boete subs. 15 dagen hechtenis, bovendien tegen
Anton V. 14 dagen gevangenisstraf.
VERNIELING.
Rein F. te Anna Paulowna was ten laste gelegd,
dat hij in liet arrestantenlokaal vernieling had' ge
pleegd.
De rijksveldwachter Leendert Tiesse.il bemerkte den
10c n Augustus; dat er een ruit in het arrestantenlo
kaal stuk was. Het bleek, dat dit het werk was van
beklaagde die er den vorigen middag in gebracht was.
Getuige Pieter de Vries, die in de buurt van 't lo
kaal woont, had den vorigeni .avond lawaai gehoord,
gevolgd door 't rinkelen van glas.
De Officier, die het bewijs in deze geleverd achtte,
eischte 2 weken gevangenisstraf.
GEMENGD NIEUWS.
In het hotel Willem te Groningen zijn gistermorgen
aangehouden J. E., die Maandag met 4000 van de
firma1 J. en A. v. d. S. te Rotterdam er van door is
gegaan, en zijn twee vrienden, de kantoorbediende O.
M. en d'e koffiehuis-bediende de L. Per auto waren z»
Dinsdag van Leeuwarden te Groningen gekomen en
vig gezicht keek zij naar haar zuster.
Toen Hagenloh aan haar ringvinger van de rechter
band twee smalle gouden ringen zag, die een droevige
geschiedenis schenen te vertellen, voelde hij voor het
eerst een warme sympathie voor deze stille vrouw.
V-
Laat in den middag kwam Hagenloh den volgenden
dag van zijn bezoek aan den opperhoutvester Hecken-
rot te Altheide terug'.
Len holle weg kwam van boven, slingerend door
boschjes, naar de beek toe die langs den heidemolen
stroomde. Reeds van ver keek hij door de boomen en
populieren of hij den molen niet kon zien. Hij kon
den molen zien, maar niemand! scheen thuis te zijn.
Ook toen hij op de brug stond vóór den molen keek
hij tevergeefs naar eenig levend wezen. Niets hoorde
hij dan het ruischen van het water van de beek en het
gerucht van den molen. Tevergeefs staarde hij naai
de vensters van het woonhuis, niemand scheen in de
kamers.
Maar nu zag hij plotseling op het plaatsje ter zijde
van den molen Gisela staan, midden in het herfstloof,
met een liooge huishoudschort voor. Zij stond met
den rug naar hem toe en vermoedde er niets van dat
de vreemdeling haar op de brug stond gade te slaan.
Rond om haar trippelden tal van kippen en coquettee-
rende duiven en waggelende eenden. De dieren ka
kelden en snaterden dooreen en zij voederde ze, er
met zorg op lettende dat ieder een behoorlijk deel
kreeg, ondanks de gulzigheid van sommigen die de
zwakkeren brutaal trachtten te verdringen. Met haar
groote, slanke, wonder-mooie gestalte, stond ze als
een koningin te midden van haar onderdanen en hield
daarbij lachend en spottend korte gesprekken met het
onverstandige en kribbige tweepootvolkje.
Het kwam Hagenloh voor dat er licht van haar uit
straalde. Door de roode en gele bladeren viel het
zonnelicht op haar neer, en tintte haar gelaat fan
tastisch.
(Wordt vervolgd).