DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Heidemolen. No. 232 Honderd en twaalfde jaargang. 1910 MAANDAG 3 OCTOBER. Gemeenteraad van Alkmaar, FEUILLETON Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de beer COMMISSARIS DER KONINGIN in deze provincie voornemens is de ge meente te bezoeken op VRIJDAG 7 OCTOBER as. Aan hen, die ZijnHoogEdelGestrenge op dien dag wenschen te spreken, zal daartoe gelegenheid worden gegeven ten Stadhuize, des middags te ongeveer 12 uur, indien zij zich vooraf aanmelden ter Gemeente-Secre tarie, teneinde op de audièntielijst te wor den ingeschreven. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Alkmaar, 30 September 1910. 7. Als voren, tot overneming van een stukje grond aan de Bloemstraat. (Bijlage no. 73). ÜAVlj HINDERWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat heden op de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen ingediende verzoek met bijlagen van de firma H. RINGERS aldaar, om vergunning tot het uitbreiden van hare chocolade- en bonbonfabriek, door het hij plaatsen van een cacaobreek- en sorteermachine met elevator in het perceel Varnebroek Wijk E No. 15. Bezwaren tegen deze uitbreiding kunnen worden in gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op ZA1ERDAG 15 OCTOBER e.k., 's voormiddag-s te elf uur en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie dagen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer gemeente van de terzake ingekomen schrifturen ken nis nemen. Alkmaar, 1 October 1910. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. VEKGADERIJTG van den op Woensdag 5 Oct. ÏOIO, 1 uur. Punten van behandeling: 1. Vaststelling der notulen van de vorige vergade ring. Mededeelingen. Ingekomen stukken. 2. Benoeming vani een lid der Commissie van Toe zicht op het Lager Onderwijs. (Bijlage no. 76). 3. Voorstel van B. en W. tot onderhandsehe verhu ring van het perceel Ridderstraat 10. (Bijlage no. 69). 4. Behandeling van het Rapport, betreffende het onderzoek der gemeenterekening over 1909. (Bijlage no. 70). 5. Voorstel van B. en W. tot overneming van een straatje aan de Lindengracht. (Bijlage no. 71). 6. Als voren, tot onderhandsehe verhuring van een lokaal in het gemeente-slachthuis, ten behoeve van de administratie der belastingen.(Bijlage no. 72). 8. Als voren, tot wijziging van de verordening tot regeling der jaarwedden van de ambtenaren en werk lieden aan het gemeente-slachthuis. (Bijlage no. 75). 9. Vaststelling van het eerste suppletoir kohier van den Hoofdelijken Omslag, dienst 1910. 10. Voorstel van B. en W. inzake het oprichten van een nieuw gebouw voor Ambachtsschool, Burger avondschool, Avondschool voor handwerkslieden en Handelsavondschool. (Bijlagen nrs. 20, 44 en 74). Roman naar het Duitsch van OSWALD BERGENER. 5) Gisela keek zichtbaar verrast van haar handwerkje op. „Hoe komt u daar zoo opeens op, vader'', zei ze een beetje onzeker en meteen zag ze veelbeteekenend naar Walpurg, haar zuster, aan den overkant van de tafel. Walpurg zat zwijgend1 als altijd! met het hoofd gebogen over den bekenden roman van, Beatrice Har raden, „Voorbijgaande schepen in duisteren nacht", waarin zij ijverig las. De jonge weduwe had echter heel goed gehoord wat haar vader zei. Zij hief dan ook het hoofd dadelijk op en keek met haar bedroefde oogen naar Gnsela. Zij lachte even de eerste maal dat Hagenloh haar zag lachen en zei op wjat minder bitteren toon dan ge woonlijk: „Stoor je niet aan mij, Gisela. Als het jou en de anderen genoegen doet om weer eens muziek te maken dan wil ik je dat in 't minst niet beletten. Ik zal een aandachtige toehoorderes zijn evenals de ande ren." Gisela lachte even vroolijk. „Daar ben ik blij om, Walpurg", zei ze en sprong meteen op van haar stoel. Snel liep ze op haar zuster toe en zich over haar buigend' kuste zij haar. Walpurg schoof haar echter terug. „Laat dat, Gisela Terstond daarop verdiepte zij zich weer in haar lec tuur en scheen alles om zich heen te vergeten. „Gij houdt zeker ook wel van muziek", zei tante Eveline, zich van de sofa tot Hagenloh wendend. ALKMAAR, 3 October. - In drie deelen der aarde is er den laatsten tijd groot onrecht gepleegd: op den Balkan, in Finland eii in Korea. Alle drie plaatsen vroegen deze week de aan dacht. In de eerste plaats de Balkan. Na wat wij in ons vorig weekoverzicht schreven is er zeer weinig wij ziging in den toestand. De geruchten van toen over een overeenkomst tusschen Turkije en Roemenië, en over de leening van Turkije hielden aan zij werden talrijker, maar brachten niet meer licht. Het tweede onrecht dat onlangs is gepleegd, doordat men boven recht macht liet gelden betrof Finland. Het „Finis Finlandiae" moest deze week onwillikeurig over de lippen komen. De Landdag toch is vleugellam gemaakt door Rusland1: de minister-president te St. Petersburg had bij deze volksvertegenwoordiging wets ontwerpen laten indienen, welke niet verworpen moch ten worden. Onder deze ontwerpen bevond er -zich een, die aan de Russen in Finland gelijke rechten geeft als de Finnen zelf er bezitten. De Landdag heeft echter geweigerd deze ontwerpen in behandeling te nemen, gelijk blijkt uit het rapport aan den Keizer, waaraan wij het volgende ontleenen: „Allermachtigste en allergenadigste Keizer en Grootvorst. In de allerhoogste oorkonde, waardoor het Uwer Keizerlijke Majesteit allergenadigst behaagd' heeft, den buitengewonen Landdag op den 14den dag van de maand September van dit jaar samen te roepen, wordt vermeld, dat de opgaven van den Landdag zijn: 1. Het uitwerken van gedetailleerde regelen voor de verkiezingen van leden uit het groothertogdom voor den Raad van State en de Rijksdoema, en het ten uitvoer leggen van de verkiezingen dezer leden. 2. Zijn advies uit te brengen over twee wetsontwer pen, waarvan het eerste spreekt van gelijkstelling in rechten van Finsche burgers met de andere Russische onderdanen, en het tweede van de betaling uit de Fin sche schatkist aau de Rijksschatkist ter vervanging- van het uitoefenen van persoonlijken weerplieht door finsche burgers. Tot grondslag van bovenaangevoerde opdracht wordt bij het allerhoogste samenroepen van den Landdag ge nomen de door den Raad van State en de Rijksdoema goedgekeurde en allerhoogste bekrachtigde wet van 17/30 Juni 1910 op de wijze van uitvaardigen van wet ten en verordeningen, die algemeene staatsbeteekenis hebben. Bij het ten uitvoer leggen van de den Landdag voorgelegde opgaven, was het noodzakelijk er op te letten, dat de op 17/30 Juni uitgevaardigde wet in Finland niet van kracht is. Deze bepalingen in de al lergewichtigste punten gericht op de vernietiging van de in Finland heerschende wetsregeling en van het eeuwige recht op zelfbestuur van het Finsche volk, - zouden het wezenlijkste gedeelte van de grondwetten van Finland veranderen. Die verordeningen' zijn even- j wel niet ontstaan op die wijze als bepaald wordt door de grondwetten van het land. Overeenkomstig de regeeringsvormen van het jaar j 1772 en de Landdag-wet van 1906 vaardigt de Keizer en grootvorst voor Finland wetten uit, met toestem ming vaïi volksvertegenwoordigers van het land. Bui tendien staat den monarch nog het recht toe, langs administratieven weg, d. i. zonder medewerking van den Landdag verordeningen uit te vaardigen op zeker j Hagenloh antwoordde bevestigend op ha-ar vraag en voegde er aan toe dat hij zelf ook piano speelde. „O, dan moet ge Gisela's zang begeleiden riep de oude dame geestdriftig. i Gisela keek hem met stralenden 'blik aan. „Ik zou niets liever willen!" zei hij. De molenaar en tante Eveline hadden een blik van verstandhouding gewisseld. Tante Eveline begreep dat Wolkenstein eens wilde beproeven om Walpurg wat op te wekken uit haar neerslachtige stemming. j Beiden begrepen dat al veel gewonnen was nu Wal- purg toestemming tot het musiceeren had gegeven en de blik, dien zij wisselden, was er daarom een van blij de verrassing. Eigenaardig- was de indruk die de eerste accoorden verwekten. Hagenloih was de eerste die na langen tijd weer speelde op de piano en het was of alles in de salon, die aan het woonvertrek grensde, verbaasd op hoorde bij deze eerste klanken. Ondertusschen stak Gisela de kaarsen op. Fantastisch was nu de aanblik van de kamer waar alles in een schemerlicht gehuld was, met het jonge paar onder de kaarsbelichting in den hoek. Hagenloh nam het Jensen-album en terwijl hij daarin bladerde, zei hij, denkende aan den roman waarin Walpurg las: „Schepen kruisen elkaar niet alleen op de eenzame, woelig'e zee, maar ook vaak aan een eenzaam droo- mend klavier." Hij keek naar haar op. Daar zij niets antwoordde, vervolgde hij schertsend: „Of ver van de drukke steden in een aanzamen mo len op de heide. Of als twee sneltreinen elkaar voor bij vliegen en met ziet vluchtig eikaars gezicht voorbij glijden, een gezicht dat men graag langer zou hebben gezien. Of als men uit het raam van een vierde ver dieping in de straat valt en met ziet op de tweede ver dieping iemand voor het venster zitten, die daar juist op bezoek was." Gisela bleef naast Hagenloh staan, nam het boek uit zijn hand om er zelf iets in op te zoeken. Snel ging hij voort; 'I* gebied, zonder evenwel de gTenzen van de bestaande wetten te overschrijden. Derhalve kunnen veranderingen in de constitutio- neele wetten alleen geschieden met toestemming van den Landdag, op de wijze uitvoerig aangegeven in de Landdag-statuten. In strijd met deze bepaling, is de wet van 17/30 Juni tot stand gekomen, slechts volgens de Russische wetsregeling, onder medewerking van de wetgevende instellingen van het Rijk. Deze bepaling is daarom, evenmin als alle verordeningen die op haar gegrond zijn, noch voor de burgers, noch voor de auto riteiten, noch voor den Landdag van Finland verplich tend. Zij kunnen in Finland niet toegepast worden. Hieruit volgt, dat de Landdag van Finland, zonder de grondwetten te schenden, niet tot ten uitvoerleg ging van de bij de samenroeping van den Landdag- vermelde opdracht kan overgaan. Bovendien voldoen de ter verdeeling aan de afge vaardigden gezonden wetsontwerpen niet aan de eischen, die de grondwetten stellen aan het wets-ini- tiatief." Hoewel dit rapport alleronderdanigst is opgesteld, wordt er toch met ronde woorden in gezegd, dat de Landdag zich niet van uit St. Petersburg de wet laat stellen vermoedelijk zal het gevolg hiervan zijn, dat de Landdag wordt ontbonden. Eindelijk werd er gesproken over Korea. Men weet, dat, hoewel bij verdrag van 25 April 1898 de onafhan kelijkheid' van dit keizerrijk door Japan uitdrukkelijk was erkend, Japan zich niet ontzien heeft het keizer rijk in te palmen en den keizer zelfs heeft bewogen, in naam zijn rijk aan Japan af te staan en een procla matie te richten aan het volk, waarin o.m. werd ge zegd „Wij vreezen daarom, dat wij niet in staat zullen zijn onze zware taak te vervullen en houden het daar om voor beter die zware taak aan andere handen toe te vertrouwen, opdat deze het regeeringsstelsel kunneu opbouwen en de hervormingen ten uitvoer brengen. Wij hebben derhalve besloten de souvereiniteit over Korea aan Z. M. den keizer van Japan af te staan, wiens hartelijke vriendschap wij reeds lang hebben ge noten en wij hopen, dat de vrede in het Verre Oosten behouden blijft en dat het volk volledige bescherming vindt." Hoe Japan t'hans in het veroverde land optreedt, werd aan een Duitsch blad gemeld. Het schreef o. a. „De Koreanen zijn over 't algemeen met schrik ver vuld over de waardige verschijning van burggraaf Te- rautschi den tot gouverneur-generaal benoemden mi nister van oorlog, wiens titel alleen de Koreanen reeds de schrik om het lijf doet slaan. Zij zien tegen den gouverneur-generaal op als tegen een groot man, groo- ter en verschrikkelijker dan Kato Kijomassa, een der beide generaals van Hidejosji, wiens naam alleen nog heden ten dage schrik inboezemt aan het jonge volkje en die de zoogenaamde Napoleon van Japan is. In verband met de inlijving is ongeveer de helft der te Seoel verschijnende kranten onderdrukt. Een deel is door de regeering opgekocht, een ander deel is een voudig verboden. Ook een Engelsch blad, de „Seoel Press" deelde dit lot. Het bestuur zal volkomen gereorganiseerd' worden. „Toen ik voor een paar jaar eens op een vacantie- reis was en van de ruïne Nyborg naar Baden-Baden ging,^ reedi mij aan' den hoschrandl een rijtuig voorbij. Een jonge dame, met-een gelaat dat mij verrast deed staan blijven, keek mij uit het rijtuig aan. Ik zag haar 'na° -^-oe ik het had, weet ik niet, maar ik gevoelde dat ik haar moest kennen, dat ik haar al eerder ergens ontmoet had. Waar en wanneer die ontmoeting plaats gehad had, kon ik echter met geen mogelijkheid be denken. En misschien kende ik haar ook niet en was het wel de eerste maal dat wij elkaar zagen. Maar ook zij keek om en bleef naar mij staren totdat het rijtuig- in het bosch verdween." Gisela keek hem met nieuwsgierige oogen halfla- vhend aan. Haar wangen leken wel bloeiende rozen. /,Hs geloof," zei hij langzaam als dacht hij nog maals na over die ontmoeting, „ik geloof dat ik toe.n uw geest gezien heb." „Dat is onmogelijk," trachtte zij, een kleur krijgend, schertsend tegen hem aan te voeren, Gelooft gij aan spoken „Tot zekere hoogte geloof ik daaraan -ja. Is het u nog nooit overkomen dat gij iemand voor de eerste maal ontmoette en dat go daarbij het gevoel kreegt alsof hij al een oude bekende voor u was, bij wie ge u dadelijk thuis gevoelde alsof ge hem al jaren gekend hadt? Ilij is een vreemde en toch een bekende. Zoo vaak ik ove r u heb gedacht, heb ik dat gevoel gekre gen. Het is mij of ik u lang- ken en toch weet ik niet dat wij elkaar eerder ontmoet hebben. Het eenige dat ik in mijn herinnering met u in verband kan brengen is die ontmoeting in het Schwarzwald' bij Baden-Ba den, waar ik u zoo pas van vertelde." Hij wachtte even en vei-volgde toen, na een oogen- blik van stilte, waarin de beide harten bijna hoorbaar klopten „Misschien bent ge mij toen verschenen in een eenigszins andere gestalte, die uw geest vluchtig had aangenomen. Of misschien kwaamt gij om mij er aan te herinneren dat gij op de aarde waart en mij later zoudt ontmoeten. Ik geloof aan dergelijke verschij ningen men ziet ze eenmaal, maar blijft er zijn ver- Een groot dee) van de Japansche ambtenaren, die eerst te Seoel verblijf hielden, zullen naar de provincie verplaatst worden. Nieuw zal zijn, dat ook inboorlin gen op de lagere beambtenplaatsen zullen worden ge bruikt. De officieuse „Kokoemin" schreef onlangs dat da Koreanen dankbaar moeten zijn, dat zij deel mogen uitmaken van het. verheven Japansche rijk. Alles wat Japan doet, doet het in het belang van den vrede en daarom heeft het ook het aanbod van regeering en volk van Korea aangenomen. Het Oost-Aziatische pro bleem is nu ongetwijfeld op weg der oplossing. Nog huichelachtiger schrijft de „Nitsji Nitsji": „Indien de Koreaansche keizer niet zeer bezorgd zou zijn ge weest voor de ware welvaart van het Koreaansche volk, dan zou hij niet zoo ver zijn gegaan om zijn land' aan Japan af te staan. Evenzoo zou onze keizer nimmer tot de inlijving zijn toestemming hebben gegeven, als Z. M. de millioenen inwoners van Korea niet als zijn eigen kinderen liefhad en niet de grootste waarde hechtte aan den vrede in het verre Oosten. Hier be treft het geen onderdrukking maar overgave. De inlij ving zal veeleer een proefsteen zijn zoowel voor het as similatie-vermogen van «Japan als voor de verwer kingskracht der Japansche beschaving." Wij denken hierover nog anders. Wij blijven het in lijven van kleinere staten Korea is zeven maal zoo groot als Nederland - door groote mogendheden een g-roote onrechtvaardigheid vinden, steunend alleen op overmacht. En men kan zich voorstellen d*t, met zulke voorbeelden voor oogen, kleinere staten bij el kaar steun gaan zoeken. Voor het overige hield men zich deze week bezig met Moabit, een staddeel van Berlijn. De naam doet denken aan Moab, het aan den Jordaan gelegen land der Moabiten, dat zijn bewoners een voortreffelijk ter rein voor vechtpartijen bood. De Moabieten waren een woest en strijdlustig volk, zij duldden geen vreemde heerschappij en trachtten zich onafhankelijk te maken van de koningen en priesters van Israël. Men dient in het bovenstaande „Jordaan" te vervangen door Spree en „de koningen en pï'iesters van Israël" door de Pruisische autoriteiten, en men heeft een denkbeeld van de nachtelijke onlusten, welke de Berlijnsche poli tie angstige oogenblikken hebben bezorgd en in bijna alle landen een onderwerp van bespreking hebben uit gemaakt. Terwijl van reactionnaire zijde werd' beweerd, dat de sociaal-democraten de schuld waren van het ge beurde, verklaarde dezen op 'hun beurt, dat de „politie- rekels" verantwoordelijk waren gesteld. Natuurlijk trof beide partijen schuld. De onlusten zijn begonnen doordat werkwilligen bij een staking- lastig gevallen werden. Het grauw wakkerde de bot singen aan, er kwam veel politie bij te pas en de be woners van Moabit toonden zich zeer vijandelijk gezind tegen de politie, die op haar beurt haar bezinning ver loor, er op loshakte, er op los schoot. Had zij een paar dere leven steeds- naar verlangen tot men eindelijk el kaar weer ontmoet. Dat verlangen vormt dan den grond van al ons ander wenschen en zoeken en strij den, hoewel wij ons daarvan niet bewust zijn. Het is alsof twee personen, die vroeger bijeen behoorden, tijdelijk gescheiden waren, maar altijd naar elkaar bleven zoeken. Zij trekken overal heen en staan dan plotseling weer voor elkaar zij zien elkaar weifelend aan, want er is iets in hen dat hun zegt dat het beeld van hun verlangen eindelijk is gekomen in werkelijken, tastbaren vorm." Hij keek haar ernstig aan-, maar zij was zeer verle gen en stond met de oogen naar den grond geslagen naar heun te luisteren. Zij haalde snel adem en om haar mond speelde een schalksch lachje. Maar zij vermeed zorgvuldig hem aan te zien en met wat onvaste stem zei ze dat het nil tijd! werd om eens te beginnen. Het publiek zou zeker al ongeduldig zijn geworden. „Dan zou ik willen vragen of ge een van mijn lieve lingsliederen zoudt willen zingen," zei hij snel en wees in het Jensenalbum. „Dit bedoel ik." Zij keek om te zien welk lied hij bedoelde. „Goed!" zei ze toen. En na zijn voorspel klonk haar heldere, gevoelige stem door de kamer. Geschoold was haar stem niet, maar haar zang was bijzonder frisch en natuurlijk. Met groote innigheid zong- ze: „O lasz Dich halten, goldne Stunde!" Toen de laatste toon weggegleden was lag er een spannende stilte tusschen hen beiden. Eerst toen uit de zijkamer het bravo van Wolkenstein en tante Eve line klonk, werd de geheimzinnige spanning verbroken. „Wat mo-oi!" zei Hagenloh met schitterende oogen. En vóór zij het beletten kon, had' hij haar hand gegre pen en er een kus op gedrukt. Zij trok haar hand vlug terug en keek verschrikt naar zijn opgewonden gelaat. Ze kreeg een kleur, maar lachte toen toch weer, blijkbaar gestreeld- door zijn be wondering voor haar zang. Maar nu werden zij beiden aangegrepen door een hartstocht voor de muziek. Het eene lied' na het ande re werd gezongen en Hagenloh voelde zich gelukkiger en vroolijker dan ooit in den laatsten tijd. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1