DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
De Heidemofeu.
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910
VRIJDAG
7 OCTOBER
FEUILLETON
Gemeenteraad van Alkmaar.
No. 236
Onderwijzeres,
Naj
laarsgemijmer.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel i 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
iISlï
ALKMAARSCHE COURANT
De ALKMAARSCHE HUISHOUD- en INDUSTRIE.
SCHOOL vraagt eene
4 avonden per week 2 UURom aan DIENST
BODEN een KATOENEN JAPON te leeren maken
Aangiften tot 11 October bij de Directrice
M. W. ARBEIT E R.
Het najaar is de tijd van de vallende bladen. Dan
begint men in het verleden te zien en naar de toe
komst. Men denkt aan de begrootingen en dus aan de
rekening. Men gevoelt zwaarder dan ooit den druk
der financieele lasten en meer dan ooit de noodzake
lijkheid om zuinig te zijn-
De vorige week schreven wij in die stemming over
de schulden der gemeenten in het algemeen. Wij wil
len daarop nu nog eens voor enkele gemeenten in het
bizonder terugkomen. Want waar hier groote ver
schillen zijn tusschen de verschillende gemeenten, ligt
de. gevolgtrekking voor de hand, dat in die verschil
lende gemeenten de zuinigheid op verschillende wijzen
betracht is.
Nu moet men bij deze cijfers wel in het oog houden,
dat niet alleen het verschil in financieel beleid en zui
nigheid die verschillen verklaart. Er moet hier onder
scheid gemaakt worden tusschen groote stad met veel
gemeente-bedrijven en kleinere gemeente, er moet ge
rekend' worden met verschil in bezit, met verschil ijl
prnstaiidigheden van allerlei aard. Doclj tpn slotte is
er dan nóg altijd tusschen vaak gelijksoortige steden
dikwijls zoo'n groot verschil, dat hier toch het verschil
in financieel beleid wel een voorname verklaring blijft.
Een opmerkelijk verschijnsel hierbij is in de eerste
plaats dat de belastingdruk, waaronder de ingezetenen
gebukt gaan, volstrekt niet evenredig is aan de hoe
veelheid1 scjiulden, waardoor zij gedrukt worden.
Te.r vaststelling van den belastingdruk kennen wij
upg- altijd geen betere gegevens,' dan die welke dooi
de eerste Staatscommissie voor de gemeente-financiën
zijp bijeengebracht. Zij betreffen het jaar 1902 en
tOQiien voor dat jaar (verslag vgn dp Staatscommissie
voor de gemeente-financiën Bijl. II, pag. 6), dat die
druk voor de groote gemeenten (boven 50.000 inwo
ners) het zwaarst is te Groningen en dan via Amster
dam, Haarlem, Leiden, Rotterdam, Utrecht, Arnhem
afdaalt tot Den Haag.
Roman naar het Duitsch van
OSWALD BERGENER.
9)
„Goede hemel, riep hij, „in het bosch tusschen Alt-
heide en Katzenloch heibben ze vannacht den hout
vester Wiesenreiter vermoord, doodgeschoten." Wat?
riep ik. Groote God, wie heeft het gedaan? Ja als
ze dat wisten! antwoordde hij. Wilddieven er zijn
er genoeg in dat vervl. nest."
„Iets naders wist die ongeluksbode mij niet te zeg
gen. Ik liet de catechisatie afzeggen en begaf mij
terstond op weg, te voet naar den heidemoleu. Wat
ik in den molen en daarna in de woning van. den op
perhoutvester hoorde al die ellende, al dat verdriet,
ben ik niet in staat te schilderen. Het plotselinge
ongeluk was zoo verschrikkelijk, dat allen verpletterd
waren. De jonge weduwe vond ik bij het lijk van haar
man. Hij lag bleek op zijn bed en zij knielde naast
hem.
„Ernstig zag de doode er uit, evenzoo als bij zijn le
ven. In het voorhoofd had hij een kleine wonde. Een
trek van ontevredenheid lag om zijn mond. sprekend
van een stil verdriet en van zekere onbevredigdheid
over het leven dat nu achter hem lag.
„Ik hoorde verschillende brokstukken, waaruit ik
den gang van de verschrikkelijke gebeurtenis kon vol-
8®n- Maar dat alles betrof uiterlijkheden en feiten,
terwijl ik toch vermoedde dat er iets diepers achter
de zaak zat. Men verhaalde mij ongeveer het vol
gende:
„Den vorigen avond waren verschillende hoeren in
de houtvesterswoning geweest. De jonge vrouw was,
zoo z< men, aeer vroolijk geweest, Wiesenreiter echter
Neemt men de gemeenten beneden 50.000 inwoners
in die reeks op, dan ziet men dat vóór Groningen nog
komen W inschoten, Delft, Leeuwarden, Bergen-op-
Zoom, Vlissingen, Meppel, Sneek en Harlingen. Na
Amsterdam vólgen dan Zaandam en Assen, na
Haarlem Hoorn, Middelburg, Dordrecht, Zwolle en
Schiedam. Eerst nu komt Leiden, waarop Alkmaar,
Amersfoort en Deventer volgen. Daarna is Rotterdam
aan de beurt; op zijn beurt gevolgd door Vlaardingen,
Breda, Tiel, Gouda, Apeldoorn, Den Helder en Gor-
kum. I treclit volgt en dan Almelo, Maastricht en
Zutphen. Eerst nu zijn wij weer aan Arnhem toe,
waarop Nijmegen, Enschede en Den Bosch volgt. En
nu eindelijk komt eerst Den Haag, waarop dan ais de
gelukkige minst gedrukten Hilversum, Tilburg, Hel
mond, Venlo, Kampen en Roermond volgen.
Dat was dus de belastingdruk.
Gaan wij nu na hoe de verschillende gemeenten door
schulden gedrukt worden, dan zien wij direct een
nieuwe verdeeling. Amsterdam komt vooraan met
225.50 schuld! per hoofd der bevolking (op ulto. Dec.
IDOL) De tweede stad, Rotterdam, volg-t met
202.30. Nu gaat de relatieve afneming der schulden
verder niet parallel met de absolute afneming der be
volking. Want waar volgens de laatste bier Den
Haag, Utrecht en Groningen zouden moeten volgen,
krijgen wij eerst Haarlem met 150.60 vóór Den
Haag, en direct na Den Haag 136.60) Arnhem
126.50) en Dordrecht 103.30). Eerst nu volgt
Groningen 96.9) en dan komen Schiedam 92.2)
en Kampen 92.1) nog vóór Utrecht 83.1). Ver
der geven wij nog de volgende cijfers1 in afdalende
reeks voor enkele van de bovengenoemde gemeenten:
Bergen op Zoom 81.8), Winschoten 72.97), Leeu
warden 71.»), Den. Bosch (f 70.1), Leiden 54.5),
Delft 52.Maastricht 41.0), Nijmegen
41.8), Sneek 40.Harlingen 31.9) en Alk
maar 30.7).
Men ziet hier dus de meest onverwachte dingen ge
beuren. Van do kleinere steden, die zoo zwaar gebukt
bleken onder hun belastingdruk, steken Bergen op
Zoom, Winschoten en Leeuwarden- heel niet zwaar in
de schuld, waar negen, ook relatief (dit bedenke men
wel) zwaarder gebukte gemeenten voorafgaan, hier
onder is b.v. Kampen, dat wat belastingdruk aangaat
den naam heeft van een paradijs te zijn in Nederland,
Ook opmerkelijk zijn Sneek en Harlingen, waar de be
lastingen zwaarder drukken dan in de zwaarst belaste
stad! en waar de relatieve schulddruk toch 'betrekkelijk
gering is.
Nu herhalen, wij, dat die schulddrukcijfors maar zeer
relative waarde hebben, waar tegenover deze passiva
de activa niet genoemd' worden, doch epnige- waarde
ter vergelijking komt hun tocli We.
Curipus zonder meer is het te eonstateeren, dat het
zoo vaak genoemde Kampen ook op dat punt merk
waardig is, dat het op Breda na de stad is met (abso
luut) de meeste oude schulden. Breda heeft nog bijna
vier ton van vóór 1800 staan. Kampen ruim twee en
dan volgen Middelburg' met 93.300, Groningen met
86.350, Culemborg met 58.031, Amsterdam met
55.550 enz, on*.
Ten slotte is het opmerkelijk, welk een groot ver
schil er ook bestaat tusschen de provinciale schulden.
V ij laten ze hier volgen volgens den stand aan het
eind van 1907 absoluut en per hoofd' der bevolking:
Schuld
Totaal schuld, per hoofd der
bevolking.
Groningen, f 5,527,308 f 16,8.
Drente 1,154,090 6.8
Overijsel 1,814,000 4.8
Friesland 1,326.000 3.6
stil en blijkbaar ontstemd. Toen de gasten tegen mid
dernacht weggegaan waren, bleef Wiesenreiter nog
eenigen tijd alleen in zijn kamer. Plotseling werd er
aan zijn raam geklopt. Het was de boschwachter
Kienspan, die een belangrijke boodschap had. Hij
werd binnen gelaten. Hij kwam uit de dorpsherberg,
waar hij een gesprek had afgeluisterd, waaruit bleek,
dat eenige wilddieven dezen nacht hun slag wilden
slaan. Er zou gestroopt worden maar namen had
hij niet gehoord.
Het behoorde niet tot de taak van Wiesenreiter
om uit te gaan om de stroopers' te betrappen. Dat is
de zaak van den boschwachtel' en zijn knecht. Het
was ook de bedoeling van Kienspan niet om Wiesen
reiter te vragen welke van zijn knechts hij mee zou
nemen.
„Wiesenreiter verklaarde echter, in blijkbaar zeer
sombere stemming, dat een rit in den nacht hem zeer
welkom was. Zoo n nachtelijke tocht zou hem goed
doen en hij besloot daarom zelf met Kienspan mee te
gaan. De jachtwagen werd daarom dadelijk ingespan
nen en in duisternis en nevel reden zij weg. Het was
een lange, eenzame rit tot ze eindelijk op de aange
duide plek aankwamen. Het laatste stuk gingen zij
te voet, terwijl paard en wagen in het kreupelhout
werden neergezet. Het is te begrijpen dat zij met de
grootste omzichtigheid voort gingen stap voor
stap, voorzichtig' en spiedend naar alle zijden of geen
onraad dreigde."
Hier zweeg de predikant even. Hij liep niet meel
de kamer op en. neer maar ging voor het raam staan
en staarde in gedachten verzonken, naar de ruïne van
de kerk. Ongetwijfeld trachtte hij alle bijzonderheden
van de verschrikkelijke gebeurtenis aaneen te voegen
tot een zoo volledig mogelijk verhaal.
„Het was nu wat lichter geworden dan toen zij uit
reden vervolgde hij toen met zekere aandoening in
zijn stem en zij zagen de maan door de hooge hoo
rnen. Vlak voor hen ritselde iets1 in het hout daar
lagen enkele akkertjes te midden van het eikenhout.
Zuid-IIolland f
Noord-Holland
Zeeland
Gelderland
Limburg
Noord-Brabant
Utrecht
De Groninger en de
meer druk van provi
Nederlanders Samen,
meer te torsen, dan
provinciën samen.
3,961,000 f 2.-9
2.988,000 2.6
600,000 2.6
1,424,000 2.2
457,000 1.3
804,000 1.3
80,000 0.28
Drent ondergaan dus sam
nciale söhulden dan alle andere
de Groninger alléén heeft hier
de bewoners van de 7 zuidelijke
(Vervolg).
RONDVRAAG.
Alvorens thans over te gaan tot een geheime zitting-
ter vaststelling van. het eerste suppletoir kohier van
den hoofdelijken omslag, dienst 1910, wordt de rond
vraag gehouden.
De heer Fortui 11 vestigt andermaal de aan
dacht op den toestand van de sloot nabij de Nieuw-
pdortslaan en dringt op verbetering daarvan aan; de
stank is er onhoudbaar.
De voorzitter zegt, dat hij bereid is deze
sloot andermaal in het college van B. en W. te be
spreken. De proef die men heeft, genomen tijdens de
afwezigheid van den voorzitter schijnt onder ongun
stige omstandigheden te zijn genomen,
De. heer Bot vraagt het woord. Hij zegt, dat het
den voorzitter bekend is, dat hij om gezondheidsrede
nen niet dikwijls meer de vergaderingen van den raad
zal bijwonen en geeft voorts te kennen, dat hij in het
openbaar wenscht te bespreken de toestanden, die er
heerschen bij publieke werken, er aan herinnerende,
dat hij reeds in de commissie van bijstand zijn mede
leden heeft attent gemaakt op de tekortkomingen van
den architect en diens onbeschaamde eigenwijsheid.
Spr. wijst op de geschiedenis met de bruggenbouw,
die op 40 mille was begroot en slechts 22 kostte.
De voorzitter den heer Pot in de rede val
lende, meent, dat het niet aangaat in het opehbagr ,op
deze wijze over een ambtenaar te spreken.
Verschillende leden geven te kennen het met den
voorzitter eens te zijn.
De heer U i t e n b o s c.h zou het wenschelijk ach
ten, dat de heer Pot zijn speech afstond aan B. en W.,
die haar eventueel kunnen laten drukken, en ter ken
nis kunnen brengen van den raad en den ambtenaar
of ambtenaren, die er in worden genoemd-, opdat voor
deze ook yerweer mogelijk is.
Dan is er ook gelegenheid om goed geargumenteerd
en gedocumenteerd: de zaak in den raad te bespreken,
wat nu niet- mogelijk is. Spreker doet .dit voorstel,
niet omdat hij tegen openbaarheid is, maar alleen,
omdat men er thans geen juist oordeel over vallen
kan. Is het stuk gedrukt, dan kan het, wat hem be
treft, ook aan de pers worden gegeven.
De voorzitter meent, dat men dan evengoed
den heer Pot kan laten doorgaan. Wat hij zegt komt
dan toch in het stenografisch verslag en dan kan de
raad! ei een volgende maal naar aanleiding daarvan
op terug komen.
Het komt hem echter voor, dat liet niet wenschelijk
is deze zaak te behandelen, zooals de lieer Pot dat wil,
omdat er niets mee bereikt wordt, dan dat de bedoel
de ambtenaar er zijn geschiktheid! totaal door zou
verliezen. Door op deze wijze voort te gaan zal de
heer Pot ook zelf de goede vruchten, die hij door zijn
optreden zou kunnen krijgen, niet verkrijgen.
Meermalen heeft spreker gelegenheid gehad te waar-
deeren de logische opmerkingen van den lieer Pot,
doch spr. kan niet ontveinzen, dat de wijze, waarop hij
„Op deze plaats heette het dat veel' wild liep en-
precies een jaar geleden had Kienspan hier ook een
wilddief betrapt. De man had zich verzet, Kienspan
was gedwongen geweest zich te verdedigen en had den
strooper, een arbeider uit Altbeide, doodgeschoten.
Na dien tijd zon het woeste volkje op wraak.
„Een oogenblik stonden zij onbeweeglijk en keken
naar den kant waar het gerucht had geklonken. Zij
weifelden of zij naar voren zouden dringen of zich
verdekt achter de boomstammen zouden opstellen. De
opperhoutvester stond een pas: of wat voor Kienspan.
„Weer klonk het geritsel en toen een knal. De
houtvester Wiesenreiter viel terstond voorover op den
grond. Geen woord had hij meer uitgebracht."
Hagenloh was opgestaan en stond, met de vuist op
de tafel leunend, met spanning naar den verteller te
luisteren, die alles blijkbaar duidelijk voor zich zag
zooals het dien nacht gebeurd was.
„De moord is te treuriger", vervolgde dominéé
Söhneklahin, „omdat de dader eigenlijk bedoelde zich
op Kienspan te wreken. Hij schoot nu den persoon
neer, dien hij niet bedoelde te treffen.
„Nauwelijks had het schot geknald, of de bosch
wachter' Kienspan hoorde voetstappen en kraken van
taldren op het akkertje. Zijn eerste gedachte volgend,
sprong hij vooruit, zag een gestalte op eenigen af
stand en schoot daarop. De vluchtende man keerde
zich om, loste een tweede schot op den boschwachter,
miste echter en snelde daarop weg. Aan achterhalen
was niet te denken wie de dader geweest was, had
Kienspan niet gezien.
„Hij ging daarop terug naar de plaats waar ue op
perhoutvester gevallen was. Deze lag voorover met
het gelaat in het gras, zijn geweer lag naast hem
hij was dood.
„De boschwachter ging daarop naar de plaats waar
zi; den wagen in het geboomte hadden gezet. Met
veel moeite gelukte het hem en zijn knecht de paar
den, die door de schoten wild geworden waren, te be
dwingen. Toen reden zij naar den doode en tilden
in den laatsten tijd is opgetreden hem begint te ont
stemmen, te meer wijl het hier een ambtenaar geldt,
die jarenlang de gemeente met nauwgezette plichts
betrachting heeft gediend.
De heer de Groot is er voor om hetgeen de
heer Pot wil zeggen in druk te doen verschijnen, op
dat ook de commissie van bijstand duidelijk zal kun
nen zijn, wat de heer Pot bedoelt, en dan waarschijn
lijk ook zal kunnen oordeelen over de bekwaamheid of
onbekwaamheid van den spreker zelf.
De heer Pot kan zich met het voorstel Uiten-
bosch wel vereenigen, mits dat geen middel is om de
zaak te begraven.
Reeds herhaaldelijk heeft spreker gewezen op het
wanbeheer bij publieke werken, doch de toestand gaat
maar steeds voort', de eene flater wordt gemaakt na
de andere.
De voorzitter: IJ deelde mij vroeger daarom
trent. al eens een en ander mede, doch dan bleek mij,
dat na onderzoek de zaak door IJ niet juist was1 voor
gesteld of verbazend overdreven.
De heer Pot geeft te kennen, dat er dikwijls aan
zijn opmerkingen geen gehoor wordt gegeven, en
noemt als voorbeeld! de proef met de Turfmakersbrug.
De voorzitter zegt, dat indien de heer Pot,
in tegenwoordigheid van de betrokkene, ten overstaan
van B. en W. verschillende zaken nader besprak, dat
hij dan ook zelf tot de conclusie zou komen, dat hij
Zich meermalen heeft vergist, en hij gelooft ook, dat
in de commissievergaderingen meer bereikt zou wor
den, indien het daar niet altijd hardl tegen hard ging,
waardoor spreker de lust. die vergaderingen bij te wo
nen. wel wat vérgaat.
De heeren de Groot en Uitenboscli ge
ven .ook te kennen, dat zij er voor zullen bedanken
met den lieer Pot nog langer in de commissie van bij
stand te zitten.
De heer Pot gelooft, dat. dit geen aanleiding zal
zijn, om het gemeentebelang- te verwaarloo-zen. Als hij
do lieefen niet heeft- kunnen overtuigen, begrijpt hij er
niets van.
Tn de commissie heeft spreker op verschillende din
gen gewezen en het is alles nog even miserabel en be
roerd, adres aan de Ritsevoortbrug en Wagenmakers-
brug, dat zijn dingen, die ieder kan zien.
De heer Boelmans ter Spill wil' met een
enkel woord zeggen, waarom ook hij gemeend heeft,
dat de heer Pot niet zoo kon doorgaan. Niet omdat
spr. van meening is, dat de zaak begraven moet, wor
den, maar 0111 de persoonlijke aanvallen, die heeft spr.
afgekeurd. Spr. wil wel zeggen, dat indien hij voor
zitter was geweest, hij bij een dergelijke uitlating over
den gemeente-architect .den hamer zou hebben laten
vallen. Dit zegt hij niet om aanmerking te maken op
de leiding van den voorzitter. I11 de courant staat het
den heer Pot vrij te zeggen wat hij wil, maar hier zou
spreker willen voorkomen, dat er persoonlijke onaan
genaamheden worden gezegd! over een ambtenaar.
Den heer de Wit spijt het eenigermate dten vori
gen spreker dit te hooren zeggen, daar toen straks de
voorzitter aan de wethouders vroeg of hij den h<jer
Pot zou laten doorgaan ook de heer Ter Spill met „ja"
antwoordde.
De heer P o t1 kan zich niet begrijpen wat er te
gen is. De zaken zijn nu eenmaal niet van den persoon
te onderscheiden.
De Voorzitter: U noemt hei feiten, maar die
feiten staan nog- niet vast. Indien de raad verlangt,
dat de aanklacht want dat is het eigenlijk ge
drukt wordt dan zou spreker die alleen willen toezen
den aan de raadsleden en den betrokkene. Wat de heer
Pot zelf buiten den raad er mee wil doen, is voor zijn
eigen verantwoording.
hem in den wagen.
„Tegen den morgen kwamen zij weer in de hout
vesterswoning aan. Gezond en krachtig was Wiesen
reiter nog enkele uren geleden uitgereden, thans was
hij een lijk. In de kracht van zijn leeftijd werd hij
aan zijn vrouw en zoontje ontrukt."
Een lange stilte volgde 11a dit verhaal. De predi
kant en zijn bezoeker zaten weer rookend tegenover el
kander, ieder in een hoek van de sofa. Er lag iets
vertrouwelijks tusschen hen, het was of de vreeselijke,
nachtelijke geschiedenis hen nader tot elkander
bracht.
Pechtena, do dienstmaagd, was binnen gekomen.
Ettelijke flesschen bier had zij gebracht, die allengs
werden geledigd. Weinig vermoedde zij dat wat de.
beide, mannen besproken hadden, ook met haar vader
in verband stond. Zacht was ze gekomen en even stil
ging- ze' weer heen.
„Het is Kienspan niet gelukt iets naders v n den
dader te vinden. En dan kan geen verwondering wek
ken. daar hij niet de. minste aanwijzing had. Ook wat
hij 's avonds in de herberg had gehoord, gaf hem1 be-en
meerder licht.
Men vermoedde dat in de herberg' dat gesprek alleen
gevoerd was om Kienspan te bewegen naar de: aange
wezen pla.ats te g-aan, waar dan wraak genomen zou
worden .omdat hij een jaar geleden een der dorpers
'had neergeschoten.
„Een twaalftal mannen werd in voorloopige hechte
nis genomen."
„Maar men moest de een, na den ander weer los la
ten, wegens gebrek aan bewijs. Ook de meer genoem
de Knurrhanh zat 'in voorloopige hechtenis, maar
men moest hem weer vrijlaten, Nog heden lo.open zij,
die de verschrikkelijke misdaad op hiin geweten heb
ben, ongestraft in Altheide rond. Men drukt hen
misschien vaak de hand of praat vriendschappelijk
met beu. Ja, misschien werken zij wel op den heide-
ïuolen 011 leven van het brood dat Wolkenstein hun
geeft.
(Wordt vervolgd.}