DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Heidemolen. No. 250 Honderd en twaalfde jaargang MAANDAG 23 OCTOBER. FEUILLETON. 1910. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ALKMAARSCHE COURANT. ALKMAAR, 24 October. De spoorwegstaking in Frankrijk is deze week afgeloopen. Het was verleden Maandag wel te voorzien, dat zij, wanneer dit overzicht zou verschij nen reeds zou zijn opgeheven, dank zij hetl krachtig optreden der regeering en de houding van de openbare meening, welke zich sterk tegen haar verklaarde. Het is maar gelukkig dat er zoo spoedig een einde aan ge komen is. Maandagnacht hebben de nationale federa tie van spoorwegarbeiders en die van machinisten en stokers het besluit tot hervatting van den arbeid ge nomen en het besluit is over het geheel goed opge volgd. In een1 lang manifest werd verklaard dat deze beslissing, hoe smartelijk ook, de eenige mogelijke was, welke het belang van de vakvereeniging voorschreef. Men gaf er de voorkeur aan zonder eenige voorwaarde het werk te hervatten en niet onderhandelingen aan te knoopen „die zonder zelfvernedering van die zijde der „arbeiders toch niet gevoerd! hadden kunnen worden." Erkend wordt, dat men heeft moeten zwichten voor de sterke hand van minister Briand: „onder een liberale regeering had! deze staking, die het karakter droeg van een zuivere beroepssta king, gewonnen kunnen worden. Maar deze regee ring heeft in niets nagelaten zich te verlagen tot het laagste peil van het meest onmensehelijke kapi talisme." „Alle middelen van bedreiging en inhechtenisne ming, van onwettigheid! en van militarisatie, van verkrachting van alle bestaande vrijheden van ver- eeniging, zoowel als van persoonlijke vrijheid, de heerBriand heeft ze alle tegenover de stakers toe gepast." „In weerwil daarvan heeft de organisatie van spoorwegarbeiders hare kracht bewezen. De toe komst zal de inwilliging van de eischen zeker bren gen. De organisatie blijve vast en de arbeiders heb ben hun eensgezindheid! te bewaren." „Spoorwegarbeiders! Wij zijn overwonnen, maar niet verslagen. Sluiten wij de rijen, versterken wij onze krachten, ten einde vergelding te kunnen ne men door de verovering onzer rechten 1" Een geheel anderen toon ademde een manifest, door de permanente commissie van de socialistische partij en de socialistische groep in' het parlement de wereld in gezonden. Daarin werd! beweerd, d!at de spoorweg mannen sterker zijn geworden door het gemeenschap pelijk geleverde gevecht, dat ze een bewijs van kracht hebben gegeven, waardoor de energie en het zelfver trouwen van het geheele proletariaat vermeerderd is. Het. slot luidde aldus: „Arbeiders, de angst en de woede van den vijand nemen steeds toe, en deze staking zelfs, waarvan ze in den grond heel goed! weten dat ze voor hen een nederlaag is, omdat ze hun! een steeds toenemende macht van organisatie en actie heeft onthuld, heeft hen heelemaal buiten zichzelf gebracht. Aan u is het thans al deze manoeuvres te doen mislukken, en deze misdadige pla-nnen(?) te verijdelen door de steeds meer ontwikkelde kracht van uw aaneenslui ting en uw solidariteit. Door al de lotswisselingen van een strijd, die noodzakelijkerwijze tot. de over winning leiden moet, zult ge getrouw blijven aan u-zelf, aan uw idee, aan uw klasse, aan uw Partij. 23) Roman naar het Duitsch van OSWALD BERGEHER. Mevrouw Wilda keek steeds met genoegen naar Gi- sela. Zij voelde zich zeer tot het meisje aangetrok ken, zij keek aandachtig naar haar eenvoudige smaak volle kleeding, haar slanke gestalte en haar lachende, klare oogen. Zij beijverde zich met Gisela een zeer intiem gesprek te voeren. Het ging over Katharina's aanstaand huwelijk, over haar uitzet, over haar lin nen, haar tafelgoed, haar garderobe, de meubels die reeds besteld waren en de moeilijkheid om voor het jonge paar in Griihtanne een geschikte woning te vin den en veel meer merkwaardige bijzonderheden waar over een goede moeder graag spreekt als haar dochter weldra gaat trouwen. Het was een onderwerp waarover de dames niet spoedig uitgepraat waren. Mevrouw Wilda had er boeken vol over kunnen schrijven. Gisela luisterde naar dat alles met vroolijken spot lust, dan weer met droevigen weemoed. Zij zei echter niets, of bijna niets; haar oogen straalden af-en-toe van leven en lust, dan weer stonden zij ernstig. Wel honderdmaal knikte zij toestemmend met het hoofd, keek met zekere verstrooidheid! naar de dingen die me vrouw Wilda haar liet zien, staarde dan over al die .tastbare, mooie zaken heen stom voor zich uit. naar iets vers en onzichtbaars, naar iets dat niet te grijpen was. Een paar maal kostte het haar zelfs moeite een ridderende zucht te onderdrukken. Eindelijk ging mevrouw Wilda naar de keuken. Ka tharina sloeg nu haar arm om Gisela's schouders en trok haar met zich mee, achter de gordijnen voor het raam. In de vensterbank gingen zij naast elkaar zit- Aan het eind van deze staking, die een grooten da tum vormt in de sociale geschiedenis van het prole tariaat, roepen wij met u uit, evenals den eersten dag van den strijd, en vastbesloten steeds aam uwe zijde te strijden: Leve de solidariteit der arbeiders! Leve de sociale Republiek!" Deze groote woorden van de parlementsleden doen wat verwachten van de Kamerzittingen welke er deze week zullen plaats hebben. Trouwens de groot-lei der, de heer Jaurès schreef reeds: „Hoe groot zal de misdaad! dter regeering blijken te zijn, wanneer men voor het Parlement, voor het land! zal uiteenzetten, dat de ministers de wettelijk heid! van de spoorwegstaking hebben afgekondigd en dat zij daarna de staking hebben achtervolgd als een vergrijp en zoodoende van hun woorden een af schuwelijken valkuil hebben gemaakt." „Ja, de kwestie is nog niet geregeld. Ja, de strijd voor het recht is nog niet geëindigd. Ja, de mach ten, die denken te zegevieren, hebben zichzelf ver oordeeld; en het uur nadert...." Morgen komt het Fransche parlement bijeen. Er zijn ongeveer dertig interpellaties ingediend, welke zijdelings of rechtstreeks met de staking in verband zijn. Vermoed wordt, dat de heer Briand morgen on middellijk zelf het woord zal nemen om zijn houding te verdedigen. Veel „winste" zullen de oppositieleden uit het parlementaire naspel der staking zeker niet halen. Behalve met de staking, zullen de afgevaardigden zich hebben bezig te 'houden met den financieelen toe stand, die verre van' schitterend is. Het te kort voor 1911 wordt geraamd, op 52 millioen francs, dat door nieuwe belastingen moet worden gedekt. In de ko mende jaren zullen de uitgaven bovendien sterk toe nemen: voor do ouderdomspensioenen alleen is in de jaren 1912, '13 en '14 noodig 123,5, 131 en 138 milli oen francs. Opmerking verdient het, d'at de uitgaven voor de landsverdediging in het tijdperk 1870 tot 1910 gestegen zijn van' 590 tot 1340 millioen francs, voor sociale voorzorgen van 20 tot 200 millioen. Terwijl per hoofd in 1870 aan belasting 43 fr. werd' betaald, be draagt dit cijfer thans 100 fr. De ontzaglijke toene ming van het voor landsverdediging benoodigde. bedrag schrijft de rapporteur toe aan de gebeurtenissen van 1870 en aan het feit, dat de omliggende landen zich steeds meer wapenen. „Waar echter, vraagt hij, is de Franschman te vin den, die zich aan dezen last zou willen onttrekken en de regeering het geld zou willen weigeren, dat abso luut noodig is om de grenzen te verdedigen en de 'integriteit van het vaderland! te waarborgen? Zoo te handelen zou gelijk staan met Frankrijk van de we reldkaart te schrappen." De kwestie der landsverdediging werd ook in En geland druk besproken. De leider der oppositie, de heer Balfour heeft in een redevoering te Glascow ver klaard, dat Engeland! tegenwoordig lang niet genoeg voor zijn vloot uitgeeft. Zijn redeneering was deze: In 1005, toen de spreker minister-president af werd was Engeland» zeemacht sterker dan de gezamenlijke zee ten. En hier fluisterde Katharina zacht en vertrou welijk „Heb je hem lief?" Er kwam een warm rood op Gisela's wangen zooals het ochtendgloren aan den oosterkim. „Wien?" vroeg ze en keek met angstige oogen het marktplein over en zocht toen met een schertsend woord' aan Katharina's ondervraging te ontkomen. „Den dag van gisteren, bedoel je? Of dien van mor gen? Of de maan? Of. „O jou!" dreigde Katharina vroolijk. „Hém bedoel ik natuurlijk. Men heeft maar één „hem" lief! Eén hem en geen ander 1" Gisela antwoordde eerst niets. Maar het frissche rood' van haar gezicht veranderde in een zeldzame bleekheid. Zij trachtte zich los te maken uit den arm van haar vriendin en wilde wegloopen. „Hola! Zoo kom je er niet af, jou kleine deugniet! Zeg eens, en hij? Is hij je wel genegen?" Een eigenaardig droevig en toch gelukkig lachje speelde om haar mond. Katharina keek haar aandachtig en onderzoekend aan, trok haar toen heftig tegen zich aan en kuste haar op den mond. Toen zij daarop Gisela weer in de oogen keek, was daar iets vochtigs zichtbaar. Maar eeni lachje verhel derde haar gelaat reeds weer, het zonnetje brak weer door d'e donkere wolken. „Kind, kind, wat zie je er lief uit!" zei Katharina, in een opwelling van teederheid. „Als ik een man was zou ik wanhopig verliefd! op je worden en ik zou ze-, ker te water springen als je mijn liefde niet beant woordde." Gisela lachte, ze zag er uit als een frissche roos. „Ik denk dat ik je geen blauwtje liet loopen," zei ze. „O, zeker, En hij En moet hij dan in het water springen? Of wil je hem wel Gisela zuchtte zwaar en hoog nadenkend het hoofd. „Ik weet het niet," zei ze, „maar ik denk dat hij wel wat beters te doen heeft dan notitie te nemen van een dwaas meisje als ik." „Hij wie is hij „Och plaag mij toch niet zoo. Er kan toch niets van machten van de twee volgende sterkste maritieme mo- gendheden te zamen, terwijl thans, in 1910, deze toe stand! niet alleen niet meer bestaat, doch diat hij in 1913 zóó zal wezen, dat Duitschland zal hebben 17 en Engeland 21 Hooitbenauwds, dat dus slechts vier dier slagschepen in het voordeel van Engeland zullen gel den. Die verhouding is volgens den heer Balfour in verband met het feit dat Engeland niet alleen aange wezen is op het verdedigen zijner kusten, doch ook op het verdedigen zijner koloniën en bovenal van het vrije verkeer zijner koopvaardij-vloot over de oceanen, te gering. Daarom is hij van oordeel dat de Regee ring niet langer mag aarzelen om krachtig in te g'rij- pen, opdat, het koste wat het wil, Engeland's opper macht ter zee gehandhaafd! blijve. Met dit alarm heeft de heer Balfour weer eens een vloot-agitatie ingeluid en, misschien is het daarom wel in hoofdzaak te doen, de oppositie opnieuw tegen de liberale regeering in het geweer geroepen. De eerste lord' der admiraliteit, de minister van marine, heeft onmiddellijk verklaard, dat de alarmeerende voorstel ling van den heer Balfour noch door d'e feiten nóch door bewijskrachtige cijfers worden gestaafd. Volgens den minister is, behoudens enkele uitzonderingen, En- gelands overmacht in vredestijd nog nooit zoo groot geweest, terwijl hij verder berekende, dat Engeland in 1912 25 Hooitbenauwdk zou hebben tegen Duitsch land 17, een voldoend overwicht. Het spreekt wel van zelf, dat de couranten zich niet onbetuigd laten: de unionistische pers heeft een veld tocht- voor de vlootvermeerdering, de liberale daarte gen op touw gezet. Men schrijft heel druk over de vloot, maar de eigenlijke beteekenis van den penne- strijd! is natuurlijk deze, dat de unionisten de libera len ten val willen brengen, terwijl deze gaarne op de been blijven vandaar dat de discussie zoo heftig en rijk aan beschuldigingen is. Turkije dat immers tegenwoordig ook een moderne mogendheid! is en als zoodanig zijn waardig heid moet ophouden heeft ook een landverdedi- gingskwestie gehad; deze ging evenwel niet naar bui ten uit maar ontstond in en beperkte zich tot het mi nisterie. De minister van oorlog meende, dat zijn de partement en dat van marine moesten worden ont trokken aan de controle van de algemeene rekenkamer, welk college n.l. geweigerd had goed te keuren, dat 4,5 millioen gulden, door den minister noodig geoor deeld, waren besteed, omdat er nog gelden beschikbaar waren van de buitengewone oorlogsbegrooting van het vorige jaar. Met administratieve en financieele bij zonderheden had hij niets te maken, zeide hij, wèl met leveranciers die dringend! geld wilden ontvangen en officieren, die hij niet graag op hun salaris wilde la ten wachten. De minister van financiën was het met deze opvatting geheel oneens, een ministerieele crisis dreigde, doch de zaak i» bijgelegd, wat ook maar goed is, want Turkije is lang niet sterk en nioet kalm en gematigd optreden. Het heeft déze week getoond dat komen." Katharina keek haar weer ernstig en uitvorschend aan^ Toen nam zij het frissche, nu zoo bedroefde ge zichtje van haar vriendin tusschen haar handen, keek haar lang aan en zei langzaam: „Dus heb ik mij toch niet.... vergist? Lief, arm, ongelukkig, bedroefd zusje! Ik geloof dat i'k een die pen blik heb geslagen in je moed! om je op te offeren. God' geve je kracht en wie weet of alle» zich nog (niet ten goede keert, zóó al» dat voor jouw geluk ge- wenscht is!" Zij kuste daarbij haar vriendin nogmaals met bijna moederlijke teederheid! op het voorhoofd. „Maar komaan nu gaan we weer naar de anderen," zei ze toen. „Moeder zal wel ongeduldig worden dat wij zoo lang wegblijven!" Tegen zeven uur ging men aan tafel. De eetkamer was eenvoudig' en ouderwetsch ingericht. liet- eenige schilderij in de kamer was het portret van Erederik den Grooten, staande, groot en breed, geleund op zijn stok. Met zijn verstandige oogen keek hij naar de mensche'n aan tafel, alsof hij zeer belangstellend was naar dit levendig gezelschap. Jaren lang had dit. schilderij hier zeker al gehangen en als' kind hadden de Wilda's er waarschijnlijk altijd' met verbazing naar gekeken. Het plafond' was beschilderd. Een engel strekte zijn hand uit waarin eeu krans. Het was of hij zocht naar iemand wien hij dien krans op het hoofd! kon drukken om, hem daarmee te tooien. Op het prachtige, sneeuwwitte tafelkleed stonden twee groote, zware petroleumlampen, die door haar matglazen kappen een zacht, teer licht verspreidden. He smaakvolle wijze waarop de tafel gedekt was, gaf een bewijs- van de kennis van tafelversiering', die de vrouw des huizes in haar jeugd opgedaan had. Ka tharina had er echter ook het -hare aan gedaan. Met tskj.es groen en houquetje» had! zij de tafel versierd, ZGodat. het geheel er nu echt feestelijk uitzag. Tusschen de soep en het wildbraad takte de heer Wilda tegen zijn glas. Hij was een hartstochtelijk tooster en gaf daar ook nu blijk van. Hij knoopte zijn toespraak vast aan het gemoedelijke getal van zeven het dit ook kan doen al» de kwade buur in het spel is. Griekenland heeft n.l. tot minister-president gekre gen heer Yenizelos, vroeger hoofd van de regeering van Kreta, dat nog steeds onder Turksche souvereini- teit staat. Toen de mogelijkheid hiervan besproken werd, heette het, dat Turkije in deze benoeming een onvriendschappelijke daad zou zien, maar nu zij een voldongen feit is geworden, heeft Turkije verklaard, dat zij geen bezwaar heeft, daar dte genoemde staats man zich in den laatsten tijd! voorzichtig heeft be toond, terwijl de Turksche regeering het zelfs aange naam schijnt te vinden dat de Grieksche gezant te Konstantinopel in het kabinet-Yenizelos mi nister van buitenlandsche zaken is geworden. De heer Yenizelos is in Griekenland begroet als de nieuwe man, die de zoo hoog noodige hervormingen in het binnenlandsch bestuur zal tot sta-ndl brengen en daartoe in staat gesteld wordt door zijn eigenschappen van bekwaam en nauwgezet regeerder, door de macht, welke de koning hem heeft geschonken. Voorloopig zal hij leiding geven bij de herziening van de niet- fundamenteele artikelen der grondiwet. De groote her vormingen komen eerst later aan d'e beurt, wanneer de kiezers hebben beslist of zij deze wenschen. In zijn rede, waarmede hij zich aan de nationale vergadering voorstelde, zeide d'e heer Venizelos, dat de regeering besloten heeft, de bestaande wetten onpartijdig uit to voeren, zoolang zij nog niét zijn gewijzigd op den grondslag van haar program. Zij wensc'ht een voor beeld te geven van absolute gehoorzaamheid aan de wetten en zal, zoo noodig, zelfs geweld gebruiken ter onderdrukking van een eventueele reactionnaire be weging van dte een of andtere politieke groep. Zoo zal de eerste stap worden gedaan in de richting van de zoo gewenschte regeneratie van het land. Ten einde deze echter volledig tot stand! te brengen is een langdurige periode van binnen- en buitenland sche rust noodig. De regeering vertrouwt, dat zij door alle misverstan den en redenen tot vijandschap uit den weg te ruimen, het hare zal bijdragen tot bevestiging van dien vrede, die zoo noodig is voor dè vooruitgang en de welvaart van de volken in^het Oosten. Aldus sprak de heer Venizelos. Het zal waarschijnlijk bij zijn woorden blijven en niet tot daden komen. Zaterdag toch stelde 'hij in de Kamer de kwestie van vertrouwen, verschillende par tijen verlieten de zaal en de zitting moest worden op geheven, daar de Kamer niet meer voltallig was, het geen de heer Venizelos als een gebrek aan vertrouwen beschouwt, dat hem noopt af te treden. Onder „de volkeren van het Oosten" vroeg verder s het Servische de aandacht. Het koningshuis van dat volk staat blijkbaar niet onder een gunstig gesternte. Door koningsmoord op den troon gekomen, wordt de dynastie Karageorgewitsj door rampspoed! achtervolgd. De misdaad' schijnt te worden gewroken. Eerst had ko ning Peter het wantrouwen %an het Servische volk te personen dat rondom de tafel zat geschikt. Veel vroo- lijks en krachtigs over het heilige getal zeven, over de zeven dagen van de week, de zeven goden, de zeven Schwaben de zeven dwergen achter de zeven bergen zei hij. Hij vervolgde daarop: „Eins zwei drei vier fiinf sechs sieben, Meine Mutter, die kocht Riiben, Meine Mutter, die kocht Speek, Ich oder Du bist weg En hij besloot aldus: „Aangezien ik van ons zevenen waarschijnlijk de eerste zijn- zal, die heen gaat, daarom neem ik de vrij heid, ook met het oog op het feit dat ik de oudste ben, mijn glas op te heffen. Laten wij alle zeven op de gezondheid van ons alle zeven drinken, opdat een ieder het geluk dat hij heeft met wijsheid' en beleid behoede en beware en opdat degenen die het geluk nog niet gevonden hebben, het spoedig hier op aarde mogen vinden en in bezit nemen. Ik hoop dat het ons dan zoo goed gaat. dat wij alle zeven ons in den zevenden he mel gevoelen zoolang wij leven!" Er was gelachen onder deze toespraak, ook ernstige gezichten waren er gekomen, maar thans klonk luid het geklingel der glazen die de gasten tegen elkander stieten en dit geluid verdreef hij enkelen de opkomen de sombere stemming. Er kwam nu spoedig een splitsing in het gesprek. Daar Wolkenstein mevrouw Wilda naar tafel had' ge leid en. naast haar was gezeten, spraken dezen met meneer Wilda al spoedig samen zonder meer veel te letten op het algemeen gesprek. Katharina was naast dokter Eisenbart terecht gekomen, waar zij het best en het liefst zat. En Gisela en Hagenloh hadden plaat sen naast elkaar gevonden, zoodat ook zij weldra in een meer afgezonderd gesprek waren gewikkeld. Gisela was na het gesprek met Katharina die haar prinses Duizendschoon noemde, zich zelf critisch gaan beschouwen. Zij begon van zich-zelf een Asschepoes te maken. (W«rdt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1