DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Heidemolen. binnenland! No. 253 Honderd en twaalfde Jaargang. DONDERDAG 27 OCTOBER. FEUILLETON 1910. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ALRMAARSCHE COURANT ALKMAAR, 27 October. Als de vorsten reizen, hebben de couranten te schrij ven. Eerst valt er.copie te halen uit de voorbereidin gen, dan uit het verloop, eindelijk uit de beteekenis. Wat de toebereidselen betreft zijn er ter gelegen heid van het bezoek van den Duitschen Keizer aan Brussel on-Belgische militaire maatregelen genomen. Twaalfduizend manschappen waren te Brussel saam getrokken (in een dienstorder had de minister van •oorlog verleden week de manschappen op het hart ge drukt, netjes te staan, er netjes uit te zien en een mannelijke houding aian te nemen) de gendarmerie was versterkt, en het parket was op het politiebureau nabij het paleis gezeteld'. Kortom, men was voorbe reid op ernstige dingen, welke man zooveel mogelijk trachtte te voorkomen. Nu is de Duitsche Keizer een gevaarlijke gast wij herinneren aan het bezoek aan ^Amsterdam, waar ook met. het oog op zijn persoon uit gebreide militaire en politiemaatregelen waren geno- pien, zóó zelfs, dat het persbootje voortdurend twee rijksveldwachters aan boord' moest hebbetn. Nu had den de Brusselsche socialisten het dooi' hun heftige aanplakbiljetten en hun protestvergadering er ook paar gemaakt, zoodat de overheid geen ongelijk had, dat ze de bevolking zooveel mogelijk op een afstand van den Keizer hield. Het was te verwachten, dat de geestdrift bij de bewoners van Brussel niet bijster groot zou zijn. Van die verwachting getuigde de uiterst sobere proclamatie van den burgemeester, wel ke aldus luidde: „De Duitsche Keizer komt ter beantwoording van „de uitnoodiging van het Belgische koninklijke paar „vandaag op het Noorderstation aan en zal naar het koninklijk paleis geleid worden. Ik verzoek de bewo- „ners der straten, welke de keizerlijke stoet voorbij komt ter eere van de hooge gasten van het Belgische koningspaar te vlaggen." In den regel valt het mee, als de verwachting zoo weinig gespannen' is. Ook hier. De persoon van den Keizer maakte aangenamer indruk dan men zich had (voorgesteld, het werdi gewaardeerd dat hij zijn gema lin en zijn dochter had meegenomen, zijn toespraak, merkwaardigerwijs in het Duitsch gehouden, hoewel de gastheer in het Fransch sprak werd geprezen, het on verwachte Keizerlijk bezoek van den Keizer aan do gravin van Vlaanderen met lof besproken, men kwam ondanks alles onder den indruk van het militaire ver- loon, men juichte, men) juichte harder, de militaire maatregelen werden ten deels ingetrokken, er ont stond steeds meer geestdrift en de correspondenten, aanvankelijk in tegenstelling met Reuter, vrij koel slaan in hun telegrammen een warnieren toon aan. De commentaren loopen natuurlijk nogal uiteen. Grenzend aan de groote concurreerende mogendheden Duitschland en Frankrijk, staat het gebied, dat eens Europa's slagveld was steeds aan groote belangstel ling blost, wordt het argwanend bespied en vaak hef tig bekritiseerd, de meening, dat het bezoek niet lou ter een daad van beleefdheid, maar een zaak met po- Roman naar het Duitsch van OSWALD BERGENER. 26) Ierwijl in de natuur aldus een groote verandering plaats had, ging ook de verandering in Walpurg's hait langzaam voort. Ilet was of zij zich voorzichtig waagde uit de duisternis in het licht. Weifelend' was haar houding, onzeker nog haar blik. Nog was er ze kere vrees in haar voor het licht. Op een avond' toonde zij groote belangstelling toen zij hoorde dat Hagenloh ook veel van schaken hield. Gisela keek met een zonderling lachje naar haar zuster en zei toen tegen Hagenloh: „Dan wilt ge zeker graag eens een partijtje spelen?" Hij verklaarde zich daartoe gaarne bereid, en ter wijl Gisela baar oogen weer neersloeg op het borduur werk op haar schoot, zei ze: „Walpurg heeft altijd veel van het schaakspel ge houden. Ik kan het niet en heb het nooit kunnen lee- ren ook." Hagenloh gevoelde wel dat er iets vreemds klonk in Gisela s stem en hij vermoedde ook de reden daarvan. Maar een kwartier later zat hij toch tegenover de jonge weduwe aan een klein tafeltje en was de stille strijd tusschen hen. beiden begonnen Het duurde niet lang; of hij' was met zijn koning EveIme op de sofa lachte genoege- 'yk. Vader Wolkenstem was opgestaan van z'n schrijf tafel en keek zwijgend naar het spel. Gisela keek er maar af en toe vluchtig naar en borduurde dan weer ijverig voort. Toen echter de tweede partij begonnen werd, het zij haar arbeid in den schoot zinken, steunde haar hoofd op de hand c-n keek stil en droomerig naar den strijd. Een zacht rood kwam op Walpurg's wangen, dat haar litieke beteekenis is, blijft dan ook niet onverdedigd. De Emgelsche Daily Mail gaf reeds de troostrijke ver zekering, dat Engeland trouw de wacht houdt voor 'België's zelfstandigheid men kon den Duitschen Keizer dus gerust ontvangen, zonder de kans te loo pen, dat de Duitsche adelaar zich het Belgische leeuw tje tot buit zou kunnen nemen. En in de Matin sloeg een zekere Henry Charriant, wien onlangs door de Fransche regeering een opdracht naar België was verstrekt en die in diplomatieken dienst staat alarm. Hij schilderde in sombere kleuren den hand over hand toenemenden invloed van Duitschland op België, yooral op economisch gebied) en verweet zijn eigen landslieden de groote onverschilligheid, welke zij tea opzichte Vam. België aan den dag legden. België loopt, zeide hij gevaar een Satrapie te worden. Dat is geen opwekkende voorspelling- een Satrapie was een provincie van het Perzië der oudheid, waarin een stadhouder met geweld1 en macht als een tyran heerschte. Door het toenemen van de productie, door zijn imperialisme vernietigt Duitschland eiken econo- mischen tegenstand, diep wordt geboden. De invoer der Duitsche producten in België is zoo groot, dat el ke binnenlandsche concurrentie onmogelijk is, de iDuitschers verkoopen met verlies, om later,- als de Belgische concurrentie gefnuikt is met overwinst te yerkoopen. Een deel der Ylaamsche bevolking steunt (Duitschland1 in zijn streven, en nu moet Frankrijk be lang gaan stellen in het Fransche deel van het Belgi sche volk, voor de Walen. Ook andere beschouwingen betoogen, dat Duitsch land bezig is België in te palmen. En de Indépendanee Beige van gisteravond vond) het noodig op te merken naar aanleiding dat de Keizer zeide, dat hij in de ont vangst een bewijs zag van deni innigen hand die be staat tusschen beide hoven en beide volkeren„Het spreekt vanzelf, dat deze uitdrukking- niet moet wor den opgevat in de beteekenis van een entente, eenige overeenstemming of eenige schikking, daar elk inter nationaal bondgenootschap België is ontzegd." Dat is op te vatten als een geruststelling van dege nen in België, die door de Fransche en Engelsche commentaren bang mochten zijn geworden. Intusschen zullen de chauvinistische kwaadstokers aan beide zij den van het Kanaal voortgaan haat en nijd te ver spreiden, de te ver gedreven vaderlandsliefde te prik kelen en elke aanleiding daartoe gretig aan grijpen voor hen is het keizerlijk bezoek aan België bijzaak, de aanval op Duitschland hoofdzaak. TWEEDE KAMER -Minister Talma verheugde zich in de zit ting van gisteren er over, dat er na jaren werken ein delijk uitzicht bestaat om deze noodige en urgente zaak tot een goed einde te brengen. Nadrukkelijk kwam spreker op tegen de redevoering van den heer Van Idsinga, en vooral tegen diens be schuldiging dat spreker nieuwe baantjes schept voor bij haar zwarte kleed1 dubbel goed stond. Haar anders zoo droevige oogen waren nu wijdl geopend en schitter den levendig. Het was of zij nu geheel ontwaakte. Haar anders zoo pijnlijk toegeknepen mond, liad zij nu half geopend. Was nu iemand) binnen gekomen die daartoe de tact bezat, gemakkelijk zou hij de eerste schertsende woorden en het eerste heldere lachen aan haar hebben ontlokt. Maar zoo iemand! kwam niet. Hij die daar tegen over haar zat, was niets dan een verdediger die zich hardnekkig weerde tot hij het weer op moest geven en Walpurg weer rustig zei met een vroolijk schitteren der oogen „Schaak mat!" De molenaar ging zwijgend maar met een dankba- 1 en blik op Hagenloh weer naar zijn schrijftafel. Gisela nam haar werk weer op en hoog zich over naald en garen. Maar zoodra een derde partij begon nen was, zag zij weer vol aandacht naar de beide spe lers. Zoo werden een zestal partijen gespeeld. De avond was om en Hagenloh had alle partijen verloren. »Ik geloof, meneer Hagenloh", zei tante Eveline, „dat ge u uit. galanterie opoffert." En zij lachte daarbij vroolijk achter haar glimmenden bril. Hij antwoordde slechts met een gedwongen lachje. Toen hij even later in zijn kamer kwam en in zijn eenzaamheid nadacht over dien avond, was hij zeer ontstemd en ontevreden met zich zelf. Maar den volgenden avond zat hij weer aan het schaakbord tegenover Walpurg en zoo bleef het de ülgende avonden. Hagenloh kon geen voorwendsel bedenken om zich aan het spelen met Walpurg te ont trekken. Hij zag- met schrik dat Walpurg steeds opgewekter en Gisela steeds stiller en ernstiger werd' en de be klemming nam toe, ook hij werd steeds somberder. XII. Voor Jen molen stond de slede. De paarden hadden het mooie tuig met de bellen aan. De zon scheen op oude vrienden. Was deze beschuldiging uitgesproken in een andere vergadering dan de Tweede Kamer, dan 1 zou spreker haar onbesproken laten; doch nu ze in de Kamer is geuit, zal de minister, doch alleen ook op dien grond, met den heer Van Idsinga, wiens rede- j voering in zoodanigen vorm was, dat zij voor den mi nister zeer krenkend moest zijn in debat treden. 1 Vervolgens trad de minister in eene verdediging van de wetsvoordracht. Blij criti&eerde de wijze, waar op de bakkerscomité-actie is gevoerd. Vooral had hij Hierbij o. a. op het oog de door dat comité voorgespie- gelde verhooging van> den broodprijs over de geheele linie, niettegenstaande dat oomité zelf de bakkerijen in verschillende groepen had verdeeld. Bij zijne mede- deeling omtrent broodprijsverhooging' heeft dat comité, alhoewel in geheel anderen zin voorgelicht door de af deeling handel, het doen voorkomen alsof afschaffing van nachtarbeid! overal, en niet in een bepaalde soort van bakkerijen, verhooging van den broodprijs ten ge volge zou kunnen hebben. De minister oordeelde, dat het rapport van het bak kerscomité eigenlijk meer een pleidooi was. Op ver schillende gronden voerde hij aan, dat de mededeelin- gen van dat comité omtrent buitenlandsche ervaring j met omzichtigheid' moeten beschouwd1 worden. De mi nister haalde verschillende! voorbeelden aan ten bewij ze, welke waarde aan de technische voorlichting van dat comité aan de Kamer is te hechten. De geopperde bezwaren weerleggende, zeide de mi nister, dat hem ten stelligste verzekerd was, dat, in dien de nachtarbeid niet wordt aangetast, er geen wer kelijke Zondagsrust mogelijk is. Ook constateerde de minister, dat niemand in de Kamer de stelling' voor zijne rekening- heeft genomen dat voor voeding versch brood' noodig is. Wijl het getal fabrieken, waar 24 uren gewerkt wordt, uiterst gering is, zal dit getal natuurlijk niet den broodprijs kunnen beheerschen. Door beteren ovehhobw en door doelmatiger regeling van den ar beidsduur kan bovendien de schade worden ingehaald, en zal aan dtiizenden arbeiders een normale levenswij zo worden verzekerd. V at het door den heer Goeman Borgesius voorge stelde drieploegenstelsel aangaat, merkte de minister op, dat een dergelijk stelsel alleen voordeel zou bieden indien aangenomen wordt dat nachtarbeid in de bak kerijen noodzakelijk is. Onder de bestaande omstan digheden zou bij dat stelsel de bakker het voordeel hebben slechts om de 3 weken des nachts te moéten arbeiden. Maar die noodzakelijkheid van nachtarbeid is er niet; op zijn hoogst is er eenig kapitaal-verlies; en daarom is de minister, met een blik op de toekomst, tegen het drieploegenstelsel. Schending van het mensche.nleven is veel erger dan kapitaalverlies; en, wijl de minister vast- overtuigd' is dat zonder schade voor het publiek belang de nacht arbeid in het bakkersbedrijf kan worden afgeschaft, zegt hij met volle overtuiging en nadruk: Die arbeid moet worden afgeschaft, nu op dit oogenblik, want anders komt er weer in jaren niets van. De heer Tydeman heeft gevraagd' of de minister met belanghebbenden heeft gesproken. Zeer zeker. Al leen heeft hij niet gesproken met den heer Blaupot ten Gate, omdat deze eene bespieding van 's ministers huis georganiseerd had, om na te gaan of de minister 's Maandagochtends versch brood at. De minister verdedigde voorts uitvoerig, het verbod van nachtarbeid voor patroons. Hij schetste daarbij de vreemde toestanden, welke zouden kunnen voorkomen, indien men het verbod niet op bedrijfshoofden toepas te. de ar en deed de sneeuw op het) dak schitteren. De blauwe hemel stond rein en klaar boven het witte landschap. Wolkenstein nam in pels en bontmuts in ernstiger stemming dan gewoonlijk in de slede plaats. Naast hem zat Gisela, tegenover hen Hagenloh, ook in dikke jas en de voeten in een warmen voetenzak. Devurige paarden trokken aan en de slede gleed voorbij de vensters van den molen, waar tante Eveline en Walpurg stonden, die tot afscheid met de hand wuifden. Voort ging het, eerst langs de beek en door den hollen weg, voorbij de huisjes van de dalbewoners. Een prachtig gezicht leverde het besneeuwde dal op en deed hen denken aan Kerstnacht en Kerstsprookjes. Gisela's oogen, die den laat-sten tijd steeds zoo ern stig waren geweest, keken nu weer vroolijk. Zij ge noot van het wintergezicht. Hagenloh stelde de vraag of het de moeite ook zou loonen om een baan te vegen op de beek. „Och kom! zei ze. „Op 't oogenblik hebben we het veel te druk met de voorbereiding van het Kerstfeest." Maar bij de gedachte aan het schaatsenrijden kon zij toch een zucht niet weerhouden. De winterkoude schilderde frissche rozen op haar wangen. Bekoorlijk zag zij er uit in haar winterpakje. Hagenloh zag het heerlijk mooie winterlandschap als een droom voorbij glijden. Ook een droom scheen het hem dat hij en Gisela zoo dicht naast elkaar door deze winterwweld voortreden,. Zij reden naar het huis van den opperhoutvester in Altheide. In de kamers van deze groote woning wa ren zij niet de eerste gasten. Meerdere sleden reden naar de houtvesterswoning en bleven staan voor de deur de deur waardoor eens Walpurg en Wiesenrei- ter als man en vrouw in en uit.gingen, en waar achter een korten tijd het kinderstemmetje van den kleinen Vjesenreiter had geklonken. Toen men in de eetkamer zat een bont tooneel van jagercostumes en damestoiletten keek Gisela met haar lieve oogen een oogenblik naar Hagenloh. Beiden lachten zooals1 kinderen, die blij zijn dat zij De minister vreesde geenszins, dat dit verbod be- lem'merencll zal' werken voor de energie van kleine pa troons. In verbandl daarmede verdedigde de minister de stelling, dat, zoo als bijvoorbeeld' hier door het stop zetten van het bedrijf gedurende eenige uren ge schiedt, door de overheid mag worden ingegrepen in de vrijheid van enkelen, wanneer de overheid dit ter volvoering van hare taak in het algemeen bela.ng noo dig acht. Na de pauze heeft de heer mr. J. van Best, het nieuwbenoemde lid uit Eindhoven, zitting genomen. Vervolgens was aan de orde: Hervatting van de beraadslaging omtrent het afdee- lingsonderzoek van het wetsontwerp tot instelling van een fonds' ter verbetering van de kustverdediging. Minister Heemskerk betoogde, dat gehee le openbaarmaking van het rapport der commissie voor samenwerking tusschen land)- an zeemacht onge oorloofd is; ja, zelfs een misdrijf zou opleveren, straf baar gesteld hij art. 98 Wetboek van Strafrecht. Zelfs de heer Eland' had verklaard) geheele openbaarmaking niet voor zijn verantwoordelijkheid te willen nemen. Maar deze afgevaardigde meende, dat, met weglating van enkele bijzonderheden, openbaarmaking van het rapport mogelijk zou zijn. Er bestaat echter geen eenstemmigheid over het geen weggelaten zou moeten worden. De heer Eland meent slechts weinig, maar de regeering oordeelt, dat zeer veel van het rapport niet voor publiciteit geschikt is. Ten slotte verklaarde de minister, dat de regeering bereid is een afzonderlijke nota over te leggen, waar in zooveel mogelijk zal worden toegelicht, welig wij zigingen noodig' zijn. De voorzitter zal nu met de centrale afdeeling over leggen of zij blijft bij haar wensch om 8 November het onderzoek te beginnen. De Bakkerswet en de wet op de Bnkkersraden kwant daarna we,er aan de orde. De Minister van landbouw ena. legH uit, hoe hij aan de Bakkersraden gekomen is. Verschil lende locale belangen maakten een algemeene regeling onmogelijk. De behartiging van die belangen moest worden overgelaten aan de belanghebbenden ter plaat se. Hij meent nog, dat hij de zaak juist heeft inge zien.- Partijdigheid van de Bakkersraden vreest de mi nister niet. Hij zet dit tegenover de bedenkingen vau den heer Van Idsinga uiteen. Hij bepleit vervolgens de bijzondere regelingen voor de Israëlieten ontworpen, en zet nogmaals uiteen, waarom hij niet met eene regeling van arbeidstijden gekomen is. Een regeling van den arbeidsduur zal volgen, als de noodige gegevens beschikbaar zijn. Ten slotte betwist de minister, dat de uitwerking van de wet zou wezen benadeeling van de groot-im- dustrie. Hij verklaart zich tot g'emeen overleg zoover moge lijk bereid, en meent, dat de Kamer, de wet verwerpen de, het juiste tijdstip voor afschaffing van den nacht arbeid zou laten voorbijgaan. De heer Van Idsinga repliceerde en hand haafde zijne bezwaren tegen het wetsontwerp. Heden 11 uur voortzetting. KAPITEIN CHRISTOFFEL. Naar men aan dé N. Ct. mededeelt blijft kapitein Christoffel, die dezer dagen met pensioen den militai ren dienst verliet, nog minstens een tweetal jaren in Insulinde. Hem is een werkkring aangeboden door een groote koloniale onderneming, die waarschijnlijk profijt wil trekken van Christoffel's groote kennis van land en volk van een aanzienlijk deel der1 Archipel. Vroeger reeds, tijdens zijn verblijf hier te lande, was hem een werkkring in dien geest aangeboden. weer bij elkander zitten. De bouillon werd rondgediend en op 't zelfde oogen blik klonk reeds van alle kanten druk gesprek. Mid den in het heideland' waren hier menschen die graag kwaad spraken, die veel van een gemoedelijk praatje hielden en ook die graag grapjes hoorden of vertelden, bijeen gekomen. Zoo werd er veel en ongedwongen gepraat onder het dak waar de dood nog niet lang ge leden zooveel verdriet had gebracht. In deze omgeving was het moeilijk voor Hagenloh eri Gisela om een goed en geregeld gesprek te voeren. Gisela keek met zekere angstige spanning naar haar vader die boven aan de tafel bij den houtvester en zijn vrouw zat. Zij hadden een ernstig gesprek en misschien werden de gebeurtenissen met houtvester Wiesenreiter nogmaals besproken. Hagenloh en Gisela knoopten daarop links en rechts gesprekken aan met hun tafelburen. Met elkaar spra ken zij niet veel. Het gesprek, dat. zij onlangs bij de familie Wilda gehad hadden, lag' tusschen hen in als een doornenhaag en het scheen moeilijk daarna geheel als vroeger met elkaar te zijn. Maar desniettemin was het niet te verhinderen zij zaten naast elkaar - dat hun armen eenige kee- ren met elkaar in aanraking kwamen. Het paste ook bij dit diner, dat bij verscheiden malen met zijn glas tegen het hare stootte en zij weigerde niet met hem te klinken. Zoo gebeurde het ook dat haar linkerhand achte loos van haar stoelleuning gleed, hetzelfde was het ge val met Hagenloh's rechterhand en beide handen ble ven rustig tegen elkaar aanliggen. Daarvan was eenige verwarring bij hen beiden het gevolg. Zij zwegen of zeiden nog maar zeer weinig teegen hun tafelburen. In deze stilte kreeg Gisela plotseling den moed ee* woord over haar zuster te zeggen. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1