DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. BLOOKERS CACAO De Heidemolen. DAALDERS No. 254 Honderd en twaalfde Jaargang. 1910. VRIJDAG FEUILLETON BINNENLAND. 28 OCTOBER. Nationale Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ALKMAARSCHE COURANT dR IA. VLË KOFFIE is duurder geworden, doch kost nog steeds 1.50 per bus van 1 Kilo (2 pond). Kleinere bussen naar verhouding. De BURGEMEESTEE der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving, de onder staande miliciens-verlofgangers om zich, Ingevolge het bepaalde by artikel 124 der Militlewet IOOI, wegens het niet naleven van het bepaalde bij art. 120 dier wet, 's namiddags vóór 1 ure bij hun korps te vervoegen, ten einde, voor den tijd van 14 dagen, ln werkelijken dienst over te gaan: Korps Pantserfort-artillerie, lichting 1907, garnizoen Helder 14 November 1910: HENDRIK ADRIANUS VAN HEERDEN en HENDRIK JAN HUGO WILLEM SCHUT. De opgeroepenen moeten voorzien zijn van hun zakboekje en van de kleeding- en uitrustingstukken, voor zooverre die nog bij hen voorhanden zijn. Alkmaar, De Burgemeester voornoemd, 25 Oct. 1910. G. RIPPING. AUKMAAR, 28 October. Een dag of wat geleden stelden we hier de vraag of de snelle berichtgeving uit Portugal goed en be trouwbaar was geweest. In het bijzonder drong die vraag zich op, omdat, terwijl' over het geheel de be richten over de revolutie niet ongunstig luidden wat de houding der troepen en der bevolking betreft, de correspondent van het groote Berlijnsche blad de Lok. Anzeiger verhaalde van verwoestingen van kerken, plunderingen, moorden en andere gruweldaden. Met de vraag in verband brachten we een artikel van den correspondent van een ander groot Berlijnsch blad, het Tage'blatt, waarin „opzettelijke dwalingen" wer den weerlegd. Aan het slot zeiden we dat we, zoodra de Lok. Anzeiger haar voorstelling handhaafde, ook deze zouden weergeven. In het laatste nummer van laatstgenoemd blad nu vinden we onder het opschrift „Lissabonner „Nach- richten"," een artikel dat een rechtvaardiging is van den heer O. v. Gottberg, die als correspondent van het blad de aangevallen berichten had opgesteld. De schrijver beroept zich allereerst op de Parijsche editie Roman naar het Duitsch van OSWALD BERGENER. 27, „Ze zal wel nooit zoover komen", zei ze, „dat ze de zen drempel weer overschrijdt. Als gelukkige bruid kwam zij hier voor den eersten keer, met een gebroken hart ging zij kort daarop heen. Het komt mij voor, dat het wat ongevoelig van mij is hier te zitten en vroolijk tc zijn waar zij zooveel verdriet heeft- gehad." Even wachtte zij en vervolgde toen: „Ik wou wel' dat er weer eens iets op haar weg kwam dat haar werkelijk troost bracht. Ik zou dat des te liever willen, omdat haar bij al haar harteleed nog een groot onrecht ook is aangedaan. Zij weet dat wel niet, maar dat neemt niet weg dat het lang geen klein onrecht is en het doet mij te meer leed om dat ik zooveel van haar houd." Haar blik ontmoette Hagenloh's ernstige oogen, die haar met groote spanning aankeken. „U mag ik het wel toevertrouwen," ging zij op war mer toon voort- „U vertrouw ik geheel en al. Ik heb }n memand, behalve vader, zooveel vertrouwen dan in u. „Ge weet niet hoe gelukkig gij mij met die woorden maakt, zei hij met slecht verborgen vreugde. Maar zij liet zich niet van haar stuk brengen „Wie weet misschien hebt gij reeds gehoord van de lasterpraatjes die men toen ter tijd van Walnure- verspreidde...." Hagenloh herinnerde zich wel het verhaal van den predikant van Espenwiese. Maar hij dacht dat Gisela op iets andiers doelde en zei daarom „Neen." Daarop ging zij voort met lieven ernst: „W alpurg had een vijandin, een vrouw die jaloersch op haar wak Ze zit ook hier aan tafel, maar haar der „New York Herald," welk blad, zegt hij, wel nie mand monarchistisch of clericaal zal durven noemen en waarin verleden Donderdag uit Lissabon werd ge meld, dat de censuur nog steedsi gehandhaafd werd dat er nog geen rust heerscht, dat de aanvallen op de kloosters aanhouden, terwijl het Parijsche Journal des Débats van den zelfden dag een aanval schetste op het 50 K.M. van Lissabon gelegen klooster Barro. Dan zegt hij „Van het Portugeesche platteland waar niet alleen kloostergoederen, maar ook particuliere eigendommen van grondbezitters onder de revolutionnaire vernie lingswoede hebben geleden, hebben wij dank zij de censuur nog maar weinig gehoord. Daar echter eener- zijds deze censuur voortbestaat en andenerzijds Portu gal nog lang niet tot rust gekomen is, zal bet den cou rantenlezer interesseeren, te vernemen, hoe hij tele grammen uit Lissabon moet lezen. Ik kwam in den nacht van 8 October in Lissabon, deed een rondegang door de stad, hoorde zeer heftig infanterievuur, ging in de richting vanwaar het kwam en vond het klooster Quelhas door soldaten en een menschenmenigte omgeven. De soldaten gaven nog af en toe een schot op den hoogen toren, waarin vele honderden gaten geschoten zijn. Tusschen de menigt vond ik eenige mij bekende correspondenten van an dere nationaliteit in gesprek met inwoners die Eransch kenden. De Portugeezen vertelden ons, wat er sinds 6 uur was geschied, zonder omhaal en in die opgewondenheid, welke de menschen onder den direc- ten indruk van bloedvergieten vrijmoedig waarheid laat spreken. Maar een uur later stond ik op het telegraafkan toor tegenover een buitengewoon beleefd telegraaf ambtenaar. Hij schrapte met een blauw potlood bijua elk woord, dat diende om den toestand te Lissabon te schetsen. Ik wilde graag weten, welk soort berichten voor het blauwe potlood gespaard bleven. Hij gaf ze bereidwillig en voegde er aan toe: „Als u iets wilt weten, komt u maar bij 011s, wij ge ven ze u graag, willen slechts verhinderen, dat sensa tie-berichten inplaats van de waarheid in de wereld komen. „Wat zijn sensatie-berichten," vroeg ik met den vinger op mijn telegram. „Sensationeel, mijnheer is uw bericht, dat de soldaten op het klooster gescho ten hebben!" „En wat is dp waarheid?" „De waar heid is, dat de Jezuïten bommen naar onze soldaten geworpen hebben!" „Heeft u het bommengooien even goed gezien als ik het schieten?" „Neen, men houdt mij op de hoogte!" Ik meende nu wel voldoende van de censuur te we ten. Den volgenden morgen bracht iemand mijn be richt met den eersten trein naar Spanje en seinde hpt vandaar uit over. Intusschen, ik kende de censuur nog lang niet. Drie dagen later namelijk seinde ik de uitlatingen van den minister van binnenlandsche zaken naar Berlijn. Hij had mij over het uit het land zetten der orden gespro ken en gezegd: naam mag ik niet noemen. Toen die vrouw nog een meisje was kwam zij dikwijls bij ons in den molen op bezoek; wij waren goede vriendinnen en we waren al- Ujl blij als zij kwam. Toen later Wiesenreit-er mijn zuster attenties ging bewijzen en haar niet bleek, dat zij geen goede vriendin was. Zij begon leelijke en las terlijke dingen van Walpurg achter haar rug te vertel len. Toen Walpurg verloofd was en later getrouwd, bleef dat- zoo. En het komt mij wel eens voor dat de menschen hier in de buurt na die kletserij altijd iets tegen Walpurg hebben gehad. Dan bevangt mij de Vrees dat die vrouw nog steeds door gaat met haar lasteren en dat Walpurg dat op een goeden dag zal be merken. En ik zou mij toch zoo er over verheugen als de menschen niets dan goeds van Walpurg dachten. (Niet waar, ge bent het met me eens dat die praatjes niets dan leugens geweest zijn, die verspreid werden omdat men haar haar groot geluk niet gunde!" Met groote aandacht had Hagenloh naar haar ge luisterd. „Ik weet niet wat je daarmee wilt zeggen", zei hij. -Het zou zeer laag zijn als iemand zulke lasterpraat jes had verspreid. En te meer nu, nadat- Walpurg zoo zeer geleden heeft. Dubbel treurig zou het zijn als dal geschiedde van de zijde van zoogenaamde vrienden. Het is jammer dat gij al zooveel menschenkennis hebt opgedaan en zooveel kwaadaardigheid hebt waargeno men bij de menschen." „Het gaat hier niet over mij", zei ze voor zich op tafel starend. „Ik ergerde mij er aan om mijn zuster, ook nu nog, nu dat alles reeds in het verleden ligt." „Laat het daar begraven liggen", zei hij. „Wat mij betreft, ik kan u wel verzekeren dat de menschen die ik tot nu toe gesproken heb, slechts met achting en ■deelname den naam van uw zuster noemden." Toen keek za hem dankbaar aan. „Gij denkt niets dan goeds van haar!" „Het aller beste!" Hagenloh verzonk in gedachten. De ontmoetingen met Walpurg in het woud kwamen hem weer helder voor den geest, hij hoorde weer haar zelfbeschuldigin gen, al de dingen die zij hem op raadselachtige wijze „Natuurlijk betreuren we het oprecht, dat, het tot daden van geweld is gekomen." Deze zin pleitte voor dep minister en ik vergat hem daarom niet in mijn te legram. Maar de censor schrapte hem. Waarom is duidelijk. De woorden van den minister beteekenden, dat er werkelijk buitensporigheden waren voorgeko men en dat wilden de boven het kabinet geplaatste machthebbers niet voor waar erkennen. De courantenlezer begrijpt, wat hij van de directe •berichten uit Lissabon heeft te denken. Er was een groot getal correspondenten, die zich tot instrumenten der officieele berichtenkleurderij lieten maken en jslechts telegrammen uit Portugal zonden, welke der censuur aangenaam waren. Dientengevolge konden tegelijkertijd met berichten over grove uitspattingen yan het gepeupel en der soldateska telegrammen wor den verzonden, waarin werd verzekerd, dat in Lissa bon idyllische rust heersehte. Natuurlijk was het den machthebbers hoogst on aangenaam, dat correspondenten, die op den basis van bloote feiten wilden berichten, voor hun telegrammen den weg- over Spanje kozen. Hiertegen werd met een tegenspraak gewerkt. Een Brit, door den secretaris van den minister opgezocht, zeide bits, dat hij was ge komen om berichten te verzamelen, maar niet om landslieden en collega's het werk te bemoeielijken. Mijn bericht bevatte niet meer, maar ook niet min der d!an andere ooggetuigen van de plundering van het klooster Quelhas hadden gezien. Blijkbaar met de ■bedoeling- de Portugeezen jegens Duitschland te ont stemmen, beweerde 'het Parijsche blad de Figaro, wel ke te Lissabon kwam, dat de „Lok. Anzeiger" had ge meld, dat geheel Lissabon door de soldateska werd ge plunderd. Daarop probeerde minister Machado weer de pers voor zich te winnen. Buitenlanders zeiden hem, naar ik tenminste van twee hunner weet, dat zij door hun couranten niet betaald werden, om voor of tegen de Berliner Lokal Anzeiger te werken. Een Duitscher weigerde eveneens. De andere landslieden moeten el kaar, tijdens den wedloop naar het telegraafkantoor de voeten stukgeloopen hebben. Een der heeren seinde, dat ik „de goede betrekkingen tusschen Duitschland en Portugal had bedreigd. Maar het rijk betaald zijn kanselier, om voor de goede verstandhouding met het buitenland te zorgen. Hij betaalt de Berliner Lokal Anzeiger om berichten in te winnen," zoo eindigt de heer, van Gottberg, wiens uitlatingen we bijna geheel hier hebben weergegeven. Dat de censuur nog werkt, heeft men gisteren kun nen lezen uit onze rubriek laatste berichten, waarin werd vermeld, dat te Lissabon een courant geschorst en de redacteur in hechtenis genomen is. Aan het ge rucht, dat de regeering dei censuur, uitgeoefend door niet-verantwoordelijke ambtenaren, zou willen afschaf fen, zal dan ook voorshands nog wel niet veel waarde gehecht kunnen worden. Ten aanzien van de persvrij heid is de republiek nog niets beter dan het konink rijk. had toevertrouwd. „Ik heb eens van een verre stad boven op een st-ei- len berg gelezen", begon Gisela, nadat ook zij eeni- ,gen tijd zwijgend had nagedacht. Een bittere ironie klonk nu in haar stem. „In die stad was ieder inwo ner verplicht van zijn medeburgers kwaad te spreken. ie de slechtste dingen van zijn medemenschen wist te vertellen, wie als 't ware meester was in het ver tellen van gemeene leugens, kreeg den grooten prijs die door den staat was uitgeloofd." Verbaasd zag Hagenloh haar in het mooie gelaat. Wat toornig en verbitterd klonk dat alles. „Gij zoudt u niet kunnen voorstellen", vervolgde zij, „hoe ontzettend veel kwaad! er in die stad dag en nacht door gesproken werd. Het is zelfs niet onwaar schijnlijk dat van God lage dingen verteld werden. De koning; was niet veilig voor de kwaadsprekerijen van zijn ministers -zooveel kwaad hadden zij reeds van hem verteld, dat er heel wat water noodig geweest zou zijn om hem weer schoon te wasschen." Hagenloh vroeg zich af waarom Gisela met zooveel vuur en scherpheid dat verhaal deed. Hij zou haar zoo graag woorden van liefde gezegd hebben, om haar daarna een andere taal, zachter woorden, te ontlokken. Maar Gisela had een teruggetrokken houding tegen over hem aangenomen, waardoor het hem onmogelijk werd getmaakt zoo te spreken met haar als hij dat het- liefst gedaan had. Hij verzonk in gedachten en meende aan den in gang te staan van een lange laan. Aan het eind daarvan zag hij een smalle streep goud van een onder gaande zon. In het licht van de zon zag hij in de laan een slanke, fiere meisjesgestalte voortschrijden, verder, steeds verder in gedachte verdiept. Hij wilde haar nasnellen, maar hoe sneller hij liep des te verdel ging zij met Gisela's vasten tred' en bewegingen. Het gouden licht werd bleeker, de vrouwengestalte was bijna niet meer zichtbaar. Toen hij in wanhoop en smartelijk verlangen zijn armen naar haar uitstrekte en haar naam riep, verdween zij in de schemering van de laan en ook het laatste zonnelicht was heengegaan. Maar een andere gestalte stond nu voor hem onder TWEEDE KAMER. Bij den aanvang der zitting deelde gisteren de voor zitter mede, dat de Centrale Sectie besloten heeft, ha.ar voorstel, om 8 Nov. a.s. het ontwerp-kustverdedi- ging in de afdeelingen te onderzoeken terug te nemen. Wanneer de door de Regeering aangekondigde Nota is ontvangen, zal een voorstel worden gedaan. De voorzitter sprak er da verwachting bij uit, dat dit in den loop va.11 den aanstaanden begrootingsar- beid zal kunnen geschieden. Na afdoening van eenige Naturalisatie-wetjes, was aan de orde d© voortzetting der behandeling van de bakkerswet. De heer Beaufort (Y. L.) verklaarde door 's ministers rede niet overtuigd te zijn. Hij wijst nog maals op de bijzondere bepalingen voor Israëlieten; en geeft zijne verwondering te kennen, dat de heeren Aalberse en Van der Molen zoo weinig voor de per soonlijke vrijheid, die door het ontwerp aangerand wordt, schenen te gevoelen. Ook de heer Snoeck Henkemans (C.-H.) houdt zijne bezwaren vol en prijst zijne amendementen aan. De heer Tydeman (V.-L.) merkt op, dat de af stand! tusschen hem en den minister thans gebleken is nog groot-er tp zijn, dan hij aanvankelijk meende. Spr. geeft zijne afkeuring te kennein over de wijze waarop do minister het Bakkerscomité heeft bestreden. Tot- de za.ak komende, zegt mr. Tydeman dat vrijheid van bedrijf regel moet blijven, waarop slechts op grond van overwegende publieke belangen mag inbrëuk wor den gemaakt. Spr, behandelt 's ministers standpunt ten aanzien van regeling van den arbeidsduur en het driepleegen- stelsel. De lieer De KI e rk (U.-L.) bepleit nog-maala het drieploegenstelsel. Hij maakt ook bezwaar tegen het plan, later weer met een regeling van den arbeids tijd te komen. Er moet éénmaal flink ingegrepen worde-n, niet telkens bij stukjes en beetjes. De heer Schaper (S. D. A. P.) bestrijdt de wij ze, waarop de heer Aalberse dë socialisten weerspro ken heeft. Spr. bestrijdt de Bakkersraden, en ontlokt aan den heer Kuyper^ de erkentenis, dat deze raden heelemaal niet het anti-revolutionnaire- instituut bij uitnemend heid' zullen zijn. Vervolgens bepleit hij nogmaals eene wettelijke re geling- van den arbeidsduur. De heer Brummelkamp (A.-R.) stelt nu voor, da beraadslaging te schoreen eai voort te zetten op 8 November. De voorzitter em de heer N o 1 e n s (R.-K.) bestrijden dit voorstel. Dat leidt tot- geforceerde be handeling. De heer Nolens stelt voor: voortzetting- eind Janu ari of begin Februari, waarmee de minister zich kan vereenige-n, mits thans de agemeene beschouwingen worden afgedaan. N a eenig debat trekt dei heer Brummelkamp zijn voorstel in, en wordt besloten als door dr. Nolsns i* voorgesteld. De heeren Passtoor» (R.-K) en E 1 h 0 r s t (A.-R.) repliceeren. De heer Troelstra (S. D. A. P.) constateert, dat dp discussie den algemeemen wensch van regeling van den arbeidsduur bij dit ontwerp heeft aangetoond en stelde een motie voor, waarhij de minister wordt verzocht voor de hervatting der beraadslaging eene de boomen, donker zag zij er uit, vast keken haar oogen in dé zijne de sphinx. Door die gedachten was plotseling een eind' aan haar gesprek gekomen. „Nu, opzichter 1" riep de riddergoedeigenaar Rau- dange Dreipappelen hem over de tafel toe. „Hoe nu? Zoo verstrooid? Prosit, meneer Ha genloh!" Hagenloh beantwoordde den dronk. Hij begreep dat hij niet al te verstrooid moest zijn, omdat dit da delijk de aandacht zou trekken. Daarom begon hij terstond' met- Gisela een gesprek over Kerstfeest vie ren in het algemeen. Hij vroeg hoe dat hier gewoonlijk ging hoe men den Kerstboom in den molen versierde, wat voor feest- koeken er dan gebakken werden. Dit gesprek was goed voor hen beiden. Zij kwamen op een neutraal gebied en werden zelf® vroolijk toen Hagenloh de belofte deed' dat hij een mooien denne- 'boom in het bosch voor het feest zou uitzoeken. Dat zou dan zijn bijdrage tot het welslagen van het Kerst feest zijn. „En dan zult ook gij den avond bij ons komen door brengen en met ons zitten onder dien boom!" zei Gi sela met vroolijk schitterende oogen. Toen werd hij plotseling weer ernstig. „Neen, helaas", zei hij. „Ik moet een noodzakelijke reis doen." „Wat jammer!" zei ze, ook ernstiger, „ik had mij er al zoo op verheugd!" „Op verheugd!" Hij zag haar diep in haar nixeoogen. „Het kan helaas niet", vervolgde hij. „Ik had er mij ook al veel van voorgesteld u onder den Kerstboom te zien." „En waar moet ge heen?" „Ik moet naar mijn geboorteplaats en naar mijn moeder." Toen zwegen zij, waarop Gisela opmerkte: „Het zal uw moeder zeker zeer gelukkig maken het Kerstfeest met u te vieren," (\ToiIi vc; velgi).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1