DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Heidemolen. m No. 256 Honderd en twaalfde Jaargang. 1910 MAANDAG 31 OCTOBER. FEUILLETON Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. I ALKMAARSC COURANT. i^aniAVJ, Telefoonnummer 3. ALKMAAR, 31 October. „Veel „winste" zullen, de oppositieleden uit het par lementaire naspel der staking1 zeker niet halen." Zoo schreven we in ons vorig weekoverzicht. Het is gegaan, zooals verwacht werd', alleèn had men niet kunnen denken dat het contrast tussChen het spel der oppositie en dat van den minister-president zoo groot zou zijn, dat vau den eenen kant zooveel zwakheid en onhandigheid, aan den anderen kant zooveel kracht en zooveel flinkheid' zou worden ontwikkeld. Dinsdag begon het spel'. De afgevaardigde Co'lly, oud-spoorwegarbeider viel den minister-president aan en deed d'at door Briand I tegen Briand II te laten uitspelen, door in herinnering te 'brengen, wat d'e heer Briand in 1899 op het socialisten-congres had gezegd en wat de heer Briand thans als minister had gedaan. De spreker zeide o. a., dat de heer Briand in 1899 de volgende woorden had' gesproken: „Burgers, de algemeene werkstaking is iets, waar aan ik bijzonder mijn propaganda gewijd! heb, en ik wensch er mijzelf geluk mee, dat ik het plan daar voor op het eerste vakcongres wist aangenomen te krijgen." „Trekt ten strijde met uw stembiljet, ik 'ben er niet tegen en deed het zelf ook. Trekt er op los met pieken of gewerenverre van dit af te keuren, zal ik het mijn plicht achten, zoo noodig in uw rijen te treden." „De algemeene staking heeft d'it voordeel, dat zij de uitoefening is van een onbetwistbaar recht. Het is een revolutie, die op wettige wijze begint; die on wettigheid is bij de kapitalistische klasse, indien ze zou willen trachten, dat onbetwistbare recht te schenden" Tegenover de woorden van toen stelde spreker de daden van thans: het fnuiken van d'e staking, door de regeering, die d'e stakers in hechtenis dèed nemen, machinisten in de gevangenis deed sluiten, de solda ten ten voordeeie van industrieele ondernemingen deed gebruiken. De heer Briand nam onmiddellijk het woord en be gon met te verklaren, dat hij niet van plan was, in te gaan op persoonlijke aanvallen. De spoorwegstaking, zeide hij, was geen beweging, die vakbelangen tot oor zaak had en de regeering bevond! zich niet tegenover een staking, maar tegenover een beweging, die dood en ondergang van het landi beoogde, waarvan de ar beiders de ware 'bedoeling niet kenden, waarvan zij de werktuigen waren. De regeering had de bewijzen in handen, dat de beweging een anarchistisch eu opstan dig karakter had en daartegen was de regeering met alle kracht opgetreden. En verder zou ze, indien de Kamer haar vertrouwde eenl regeling trachten te ont werpen, waardoor in de toekomst het land tegen der gelijke gevaren behoed kan worden, zonder dat daar door de wezenlijke vrijheid wordt verminderd. De oppositie stelde zich bij dit betoog aan als een bende kwajongens, die in getier en gescheld' kracht moeten zoeken. De leiders zagen den tweeden inter pellatiedag Donderdag blijkbaar in, dat Kamer leden geen winst behalen als ze op bedrieglijke wijze Roman naar het Duitsch van OSWALD BERGENER. Ilagenloh keek langs het verweerde skelet door de kleine vensters in de kamer waar Knurrhahn woon de, met niemand tot gezelschap dan zijn stokoude, grijze moeder. Zijn eenige dochter Lena, het onge> lukskiind, droeg haar lot in de pastorie van Espen wiese. De mo-eder van Lena was indertijd hij de ge boorte van het meisje reeds overleden. Verder was hier echter nog een kater, een hond, een varken, een haan of een kip, een doorlchtig gezel schap dus, dat bij deze omgeving paste. De haan kraaide achter het schuurtje tegen den morgen. De hond sloeg aan in de sombere kamer, sprong onver iwachts op de vensterbank en keek nieuwsgierig' dooi de vuile ruiten naar den jager die daar buiten stond. Ondertusschen kwam er pok voor het andere van ster beweging-. Het gordijntje werd wat op zij pchoVen; en het puntje van eeA neus kwatat voor dag. Het overige van het bijna ztwarte gezicht verborgen onder een groote slaapmuts. Alleen paar grijze haarlokkan kwamen er onder uit. Zij schoof het raam op en riep: „Goeie morgen, meneer de opzichter. Ook al ge- den was een was een krakende, reutelende vroeg op pad?" He,t stem. „Goeden morgen." Ilagenloh wilde verder gaan. „Heem me niet kwalijk, meneer. Wat mijn Pete betreft, die ligt nog te bed, maar als ge iets voor hem •te doen hebt of een boodschap aan hem hebt, zal ik hein dadelijk roepen, als u even. Zij onderbrak zich zelf en riep de kamer in „Peter, Peter, sta op, jongen! Leelijke luilak! een troep huilende dieren nabootsen, toen althans was het veel stiller. Toen was het woord aan minister Millerand die in een duidelijke en overtuigende rede de regeering verdedigde. En Vrijdag betoogde de heer Briand weer, dat de staking een beweging te kwader trouw was. Zaterdag was het echter de groote g der beslissing. Aanvankelijk ging het hee'l ge woontjes, die groot-leider Jaurès herhaalde wat ande ren vóór hem hadden gezegd en waarop reeds was ge antwoord. Hij was zeer zwak ini zijn betoog. Eerst in het laatste kwartiertje van zijn redevoering, welke drie uur duurde, vond' hij het thema* d'at de Kamer in opwinding bracht. Hij vroeg of de regeering werke lijk eensgezind was. De heter Briand zeidie ,dat het ministerie voltallig aanwezig was, zoodat de heer Jau rès kon zeggen, wat hij wilde. Op zijn eerewoord ver zekerde deze afgevaardigde, dat een lid der regee ring zelf had gezegd, dat de regeering niet met de spoorwegmaatschappijen kon onderhandelen, omdat ze de gevangene van de groote financieele wereld was. Hierop vroeg de heer Briand waaraan de spreker het recht ontleende de ergste 'beleedigin-gen tegen de re geering uit te spreken. Ik eisch van den heer Jaurès, zeide de minister-president, dat hij voor de Kamer verklaart, met welke feiten hij deze bel-eediging staaft. De heea' Jaurès hield een praatje met algemeenheden, waarop dè heer Briand antwoordde: „I'k constateer, dat de heer Jaurès niet eerusi een poging doet, om de bron te noemen van de verzekering, we'lke hij met een beToe-p op zijn eer aan de Kamer heeft gegeven. „Dei heer Jaurès antwoordde: Ik heb de bedoeling van het ontslag afgeleid! uit de feiten, welke iedereen bekend1 waren (algemeene beweging en geroep van „lasteraar"). De aangevallen minister, de heer Viviani verklaar de hierna,, dat, al ware er oneenigheidl geweest met den heer Briand hij niet zou zijn gegaan, omdat er o,ogenblikken zijn, waarop heenigaan vluchten zou be- teekenen. De heer Jaurès heeft mij, zeide spreker er aan herinnerd', dat ik vijftien jaar géledten stakende arbeiders voor het gerecht verdedigd heb. Ik verdedig ook nu nog de arbeiders, daar ik hun vriend ben. Maar ik moet den heer Jaurès zeggen, dat de tijden anders zijn geworden. Want destijds zou hij zicth geschaamd hebben te doen, wat hij thans doet. In een courant, welke zijn naam draagt, de sabotage, de anarchie en het anti-patriotisme te verdedigen, op dien weg kan ik hem niet volgen." De heer Briand meende, dat de Kamer er nu wel over zou kunnen oordeelen, of de heer Jaurès gerech tigd was over de ministers1 van zijn! land een oordeel te yellen. Wij hebben, zoo ging hij voort, zeer veel van vrijheid en vechten hooreni spreken. Maar van één recht, is in deze debatten niet gesproken: van het recht der maatschappij om te leven. Er is geen vrijheid, welke zich tegenover het recht kan stellen, dat een volk op zijn bestaan heeft. Ja, ik ga nog ver der, en ik wil thans een woord' uitspreken, dat (spre- ker wendde zich naar links), U weer eens in een storm Daar is de jachtopziener .die; heeft een boodschap voor je Peter!" Ilagenloh liep langs het raam en gïnig verder. „Hou, de jongen slaapt als een os, wat zal ik daar (aan .doen, meneer d;e jachtopziener," 'kraste -zij hem na. „Peter Pp. .ter!" riep zij nog eenmaal, toen pmeet zet het venster dicht. „Jou oude heks," 'bromde Hagenloh. „Ze m,eent ze ker dat ik haar comedie ni'et begrijp en) 'dat ik zou deuken dat de deugniet thuis is. Als hij werkelijk i'n bed lag, zou de oude niet zoo geschreeuwd' heb'ben." Hij stootte met zijn stok krachtig op de sneeuw en liep verder langs den bosehweg, terwijl 'het hanenge kraai en hondengeblaf achter hem verstomden. ^Ongeveer oen1 uur later wasi hij bij de ple.k waar iasenreiter vermoord was. Hier was d'e grens tus- schen het hooge vrije bosch van d'e gemeente en het particulier bezit van graaf Sandacker. Hier s-tond ve,el jong 'hout, maar ook groot breed geboomte, al vele jaren oud. Overal waren de hoo rnen zwaar met sneeuw beladen. Boven in den boom zat een raaf -en kraste luid. Hier eni daar viel wat sneeuw van de takken. Neve-latrepen hingen tusschen de boomen. Over alles lag een grootsehe rust. Het izaöhte morgenlicht ga,f aan het besneeuwde bosch een -tooverachtigen aanblik. Ilagenloh had sinds eenige minuten een voetspoor in de sneeuw gevolgd. Hu- stond! hij stil en luisterde scherp toe. Het voetspoor hield op bij de droge sloot die hier de grens vormde. Iets verder begon het weer en liep tot het dichte kreupelhout. Aan, de takken waar d'e (Sneeuw afgevallen was, was het te zietn dat iemand rich hier door het hout h-adl gewerkt. - Er klonk echter noch dichtbij, nioch in de verte eenig geluid' dat de -nabijheid! vam ,een mensch verried. Ilagenloh deed' enkele stappen naar links en stond nu op de plaats waar Diesesnre-iter gevallen was toen de kogel van' deni wilddief hem trof. De groote, met I sneeuw bedekte grenssteen, di.e hier stond, en die r.eus- achtige eik daar naast, waren de stomme getuigen ge- van verontwaardiging van) Uw zetels zal dóen oprijzen. Als de moeielijke plicht van 'het oogenblik het had ge- ëiseht en als ik in de wet geen middel had gevonden, om aan deze misdadige staking een einde te maken, dan zou ik e-r niet voor teruggedeinsd zijn een onwet tigheid' te begaan om het recht te beschermen.'' Inderdaad bralt er een storm los. „Weg, dictator, schreeuwde de afgevaardigde Cec- caldi, „ontslag!" brulden de 75 socialisten. De afge vaardigde Colly (wiens woorden hierboven werden aangehaald) sprong van zijn zetel op en wilde op de tribune springen, om den heer Briand! eraf te trekken. De oud-minister van marine, Thomson, ging met zijn breede gestalte voor de trap der tribune staan en zijn vrienden hielden Colly beet, dia woedend rondom zich sloeg. Vuisten verhieven zich naar den minister-pre sident, die onder oorverdoovend lawaai, terwijl de dek sels der lessenaars klapperden, zich verstaanbaar trachtte te maken. Men kon niets hooren van wat hij zeide. Slechts eenmaal klonk zijn stem boven het ru moer uit en verstond men de woord-en „Ik sta aan de zijdte dtergenen, die de veiligheid en de eer van het vaderland verdedigd hebben, en i'k ben tegen iedereen, die deni ondergang van Erankrijk wil." Toen verliet de heer Briand de tribune. Op de eer ste trede zeeg hij ineen, blijkbaar half bewusteloos moest hij weggedragen worden. De president kon zich verstaanbaar maken en zeide het te betreuren, dat men den minister-president niet de gelegenheid heeft willen geven den gewraakten zin nader toe te lichten. De zitting werd tot gisteren verdaagd er was dus geen Zondagsrust. Ook gisteren was de opwinding groot, zoowel binnen als buiten het parlement. Nadat verschillende ingediende moties waren toe gelicht, nam d'e heer Briand het woord en zeide: „Het tusmult waarmede mijn verklaringen ontvan gen werdien, hebben mij belet mijn gedachten geheel uit te spreken. Wanneer ik dit had' kunnen doen, zouden alle goede Eranschen begrepen hebben, wat ik wilde en zouden er geen uitbarstingen van h'evigen toorn hebben plaats gehad. Ik heb dan gezegd: Er zijn van d'ie ernstige oogenblikken, waarop een regee ring genoodzaakt wordt haar toevlucht te nemen tut buitengewone maatregelen, maar ik heb er tevens bij gevoegd, dat gelukkig alles volgens de wet heeft kun nen geschieden. Vervolgens sprak de heer Briand over de algemeene politiek en verklaarde dat hij een algeheel vertrouwen eischte, en geen achterdochtig vertrouwen. Gij hebt aldus ging hij voort mij uw vertrouwen eerst ge schonken, nadat gij mij gesteld zaagt voor ernstige dingen, die ik niet kon voorzien. Initusschen heeft de regeering er steeds de aandacht op gevestigd, dat gij niet anders wilde dan recht vo-or allen. Ik kom tot u, nadat de orde weer hersteld is, zonder dat een droppel bloeds vergoten is, en zonder dat ik buiten de wet be hoefde te gaan, en nu vraag ik u weder het oude ver trouwen. Frankrijk treedt na de ernstige dingen, welke het doorgemaakt heeft, in de oogen der wereld! grooter dan te voren te voorschijn. E"n nu wend ik mij tot u, die de meerderheid dezer Kamer vormt: die regeering kan niet uit het parlement gaan met een' onvolledig' en twijfelachtig vertrouwen, omdat zij dan niet het hoofd kan bieden aan mogelijke gebeurtenissen. Gij roept dat de regeering reactionmair is. Welnu, werpt haar oorver, maar doet dit open en eerlijk." Nadat Briand zijn kranige rede uitgesproken had, werd! hij door alle ministers gelukgewenscht. Uit het midden van dé linksche partijen Idonk een dkbbel sal vo van toejuichingen. Toen werd er gestemd. Een motie waarin geëischt werd den minister-president Brianld in staat van be schuldiging te stellen, werd verworpen met 503 tegen 75 stemmen. Het voorstel om eerst een motie-Roche te behande len, waarin de regeering werd verzocht stappen te doen, opdat de ontslagen spoorwegarbeiders- weer wor den aangenomen, werd verworpen met 373 tegen 103 stemmen. Het voorstel om eerst de motie Gilette te 'behande len, waarbij de regeering werd uftgenoodigd een ont werp tot het verleenen van amnestie in te dienen, werd zonder hoofdelijke stemming verworpen. Aangenomen werd nu het voorstel om de door de regeering aanvaarde motie Raynaud' eerst te behande len, met 346 tegen 183 stemmen. Het eerste deel der motie, luidende, „de Kamer veroordeelt de daden vau sabotage en geweldpleging als antipatriotis-ch," werd aangenomen met 521 tegen 1 stem; het tweede deel, waarbij de houding der regeering werd goedgekeurd, met 415 tegen 116 stemmen. De motie van vertrouwen werd aangenomen met 388 tegen 94 stemmen. Het laatste deel der motie luidde aldus-: „De Ka mer spreekt haar vertrouwen uit in d'e regeering wat- betreft het binnen de perken van orde en wet beharti gen der belangen van de arbeiders, van recht en vrij heid en de levensbelangen van het vaderland." De triumf van minister Briand, zal in de parle mentaire geschiedenis van Frankrijk als een feit van buitengewone 'beteekeniS worden aangemerkt. Zelden heeft een kabinet zich zoo stevig in het zadel gezet als het ministerie-Briand. Als het nU maar niet, door den roem overweldigd, ongewensdhte maatregelen gaat ne men! Tot dusverre heeft de heer Briand zich steeds een- bezonnen man getoond, van wien verwacht mag Indien gij mij echter ten val wilt- brengen. mer' dan vraag ik u dit eerlijk en open te doen. worden dat hij de noodige kalmte spoedig zal herkrij- gen. I Wij hebben bijzonder veel ruimte aan deze Fran- sche gebeurtenis gewijd', zood'at er voor de rest van het overzicht weinig overschiet. Zeer d'e vraag is het of in Griekenland de -heer Ve- nizelos hetzelfde succes zal behalen als zijn Fransche collega. Hij is na het onvoltallig worden van de Ka- waarvan in het vorig overzicht werd gewaagd, weest van het drama. Gisteravond! was dit alles bij het kaartspel in dq opperhoutvesterij nog uitvoerig besproken en de plaats- was met groote nauwkeurig heid beschreven. Hij keek scherp om zich heen. Als. het waar was dat Wiesenreiter daar uit 'het hooge hout was geko men, en als hij hier voorover gevallen was, dan had de moordenaar -zeker daar in het kreupelhout of daar in de droge sloot gezeten. Het 'kon dapr gewe,est zijn waar het voetspoor tot het kreupelhout ging. Hag-enloh trachtte dieper het hout in te zien. Werktuigelijk trok hij daarbij zijn 'handschoen uit en klemde zijn vuist vaster om den knop van den dikkeu stok, dien hij bij zich had, zijn eenige wapen. Plotseling wa,s het of de verschrikkelijke nachtelijke S-cène die zich indertijd' met Wi'esenrei'tpr had afge speeld, zich ging' herhalen. Scherp en fel kraakte een schot in de stilte. Liet scheen) of het woud wakker schrikte hij dit ruwe geluid. Er was nu iets angstigs pnd-er de boomen i,n plaats van de vredige' stemming' van daar straks. Op hetzelfde oogenblik klonk er een wild geruisch en gekraak van tabken. Terwijl de sneeuw 'opstoof, sprong er een prachtige reebok, als door d(en duivel bezeten, uit het hout te voorschijn. Liet dier vloog Jlagenloh voorbij, over de dlrogq sloot op het gebied van graaf SandackeT, waar het weer in, het -kreupel hout verdween. Geen druppel bloed! was er te zien op het spoor van het- vluchtende dier. Het schot, als het op den reebok gelotet. was, had dus gemist. Slechts weinige seconden- later klonk weer g,erucht in het kreupelhout weer hogen de takken van el kaar, weer stoof er sneeuw li'nks en) rechts- en daar verscheen de la.n'ge gestalte van Peter Knurrhahn, de hoed met enkele vieereni er op in de oogen gedrukt, het snel in het hout als hij 'daaruit te voorschijn was- ge komen. Gekraak van takken en dof voetengeluid dat zich snel verwijderde, liet zich nog even hooren, toen was het weer doodstil i'n' het woiud .evenals straks toen Ha-genloh deze plek betrad'. Terwijl Ilagenloh nog met zich zelf overlegde wat hij doen zou, wachtte kern een nieuwe verrassing. Daar kwam links van den grenssteen, langzaam en alsof er niets gebeurd was Peter Knurrhahn aanwan delen. Thans had hij zijn Ouden hoed! recht op het hoofd. Bei'de zijn handen had) hij vrij een' geweer wa.s niet meer te zien. Eerst hield hij zich of hij Ha- genloh niet. zag die zich! verwonderd afvroeg of hij hier met een zeldzaam brut-alen of eeni buitengewoon d'emmen wilddief te doen had'. Toen 'hij vlak hij Hagenloh was, bl'eef hij staan, toonde zich zeer verwonderd', grijnsde zooals hij dat altijd deed als hij iemand ontmoette, groette toen be leefd en wilde kalm zijn weg vervolgen. Hagenloh liep nu echt-er op hem af met vasten stap, waarbij zijn groote laarzén in dq sneeuw kraakten. Knurrhahn bleef toen staan en' keek hem gluiperig aan. „Kijk, kijk dat doet me pleizier, jou hier eens te ontmoeten, Knurrhahn," zei Hagenloh gemoedelijk. „Zeg heb je daar zoo pas dat schot- ook gehoord?" „Ik? Een schot? Neen meneer d'e jachtopziener. Of toch ja. ik meen iets gehoord te hebben, een poosje gel-eden." „Niet waar? Ik ook. Wij zullen-ons wel niet vergist hebben." „Zoo meent meneer dat? Maar wie voor den dui vel kan er dan geschoten hebben." „Dat zou ik ook wel eens willen weten. Heb je geen vermoeden Knurrhahn niemand gezien?" „Geen sterveling, neen." „En het spoor daar in dte( sneeuw dan? Laat eens zien waarachtig, d'at zijn jouw groote schoenen dat kan geen vergissing zijn." .Och kom, ik zou niet weten hoe dat! mogelijk is. •geweer in de hand. Maar met een ruik stond' hij stil, werd doodsbleek en staarde met schuwe, oogen naar Ik kom van den anderen kant4hoe zou ik die sporen Hagenloh. dan gemaakt kunnen-hebben Ik heb al een verre wan- Slechts één seconide stond hij a'ls a,an den grond - deling gemaakt van een paar uur." •I genageld, toen draaide hij zich om en verdween even 1 ^'j§l 'I (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1