DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Schei-Veemarkt
De Heidemolen.
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910.
DONDERDAG
10 NOVEMBER.
te Al.KMA AH.
op Woensdag 23 November 1910.
FEUILLETON
BINNENLAND.
No. 265
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzondeilijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën:
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
HISDEBWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente
ALKMAAR brengen ter algemeene kennis, dat zij bij
besluit van heden vergunning hebben verleend aan
lo. de firma II. RINGERS, aldaar, tot het uitbrei
den van hare chocolade- en bonbonfabriek, door het
bijplaatsen van een cacrobreek- en sorteermachine met
elevator in het perceel Varnebroek, wijk E, No. 15
2o. J. J. SCHOUTEN, aldaar, tot het verplaatsen
van den bestaanden gasmotor van 6 P.K. van het
middengedeelte naar het achtergedeelte van het perceel
Sclielphoek, wijk D, No. 5.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH. Secretaris.
Alkmaar, 9 Nov. 1910.
ALKMAAR, 10 November.
De heer Briand heeft in de Fransche Kamer een
meerderheid gekregen, maar een verrassend kleine.
Immers de motie van vertrouwen is aangenomen
met 296 tegen 209 stemmen. De oppositie is dus wèl
krachtig geweest. Vooral de oud-minister van marine,
de heer Pelletan, schijnt Briands politiek stevig on
der handen te hebben genomen, terwijl voorts duide
lijk bleek, dat de opneming van den heer Laferne in
het ministerie een politieke miszet is geweest.
De heer Briand sprak weer uitstekend, maar wat
hij zeide was vaag en gaf niet duidelijk aan wat de
regeering nu precies ten aanzien van de staking wil
de.
Met nadruk zeide hij aan het herhaaldelijk uitge
sproken verzoek „ga heen" gaarne te willen voldoen, in
dien de Kamer dit als haar wensch te kennen gaf. Ik
heb u gezegd, zoo zeide hij, dat het van de republikei
nen afhangt, dat ik morgen niet meer aan het hoofd
der regeering zal zijn. Ik zal u hedenavond daartoe
de middelen verschaffen, individueele uitnoodigingen
zijn echter niet voldoende. Ik kan mij zonder een laf
heid te begaan, niet onttrekken aan het vertrouwen
der republikeinsche meerderheid.
Het is mogelijk, dat de regeering morgen opnieuw
tegenover een spoorwegstaking komt te staan. Kan
zij werkeloos met de armen over elkaar tegenover een
dergelijken toestand staan? Wanneer gij ja zegt, ga
ik heen.
Chn bij voortduring de veiligheid van het land te
verzekeren, stelt de regeering voor een permanenten
verzoenings- en bemiddelingsraad in te stellen en
vast te stellen, dat een poging tot staking onmogelijk
is, zoolang de pogingen tot bemiddeling voortduren
en dat een staking niet afgekondigd kan worden zoo
lang de verzoening niet verzekerd is.
Spreker kwam tegen de voorstelling op, dat Frank
rijk de wereld een weg van reactie aanwijst. Alle
vrienden van Frankrijk hebben gezegd, dat het de
Roman naar het Duitsch van
OSWALD BERGENER.
38)
Maar op hetzelfde oogenblik zagen wij achter het
kreupelhout de donkere gestalte van Walpurg oprij
zen. Zij liep daar voort onder de hoornen zonder blijk
baar iets van haar zuster en haar begeleider te be
merken. Haar oogen schenen niets te zien dan de
zingende meerls daarboven in de hoornen daarover
scheen zij te droomen. En nu sloeg ze haar blik neer
en liep, kijkend naar het mos en het gras, verder. Het
had den schijn of zij varens zocht in het kreupelhout.
Eerst liep zij zoo, dat de beide anderen haar op zij
zagen, maar langzaam wendde zij zich af zoodat de
beide anderen haar rug zagen. In haar zwarte kleed
met den zwarten hoed scheen zij een verschijning uit
de duistere onderwereld. Langzaam verwijderde zij
zich.
Hagenloh had zijn arm om Gisela's schouder gelegd
ert drukte haar vast tegen zich aan. Zoo keken zij
zwijgend en onbeweeglijk de vrouwengestalte na.
Had Walpurg hen gezien, hen al langen tijd be
spied
Niet één keer keek zij om. Niets in haar houding
had verraden dat zij in iets anders dan haar droome-
rige gedachten belang stelde, het scheen of zij niets
vermoedde van de twee die haar stonden na te kii-
ken.
Doch juist toen Hagenloh en Gisela meenden dat
Walpurg uit het gezicht zou verdwijnen, bleef zij
staan en keerde zich om, daarbij langen tijd onafge
broken naar de plek starend waar de twee stonden.
Die oogenblikken schenen hun een eeuwigheid toe.
Toen keerde Walpurg zich woer om en verdween.
Het woud was weder even verlaten als daar straks
vaan van beschaving heeft hooggehouden tegenover die
der anarchie. De socialisten behoorden den arbeiders
te zeggen, zoover kunt gij gaan, maar niet verder.
Het recht van staking zou in handen der arbeiders
van de openbare diensten een voorrecht wezen, en zij
die erover beschikten zouden niet vrij zijn. Wanneer
een staking dus het nationale leven bedreigt, zal de
regeering gelijk hebben, wanneet' zij deze arbeiders
oproept voor de nationale verdediging.
Indien gij weigert, door wettelijke middelen in zoo
ernstige gebeurlijkheden te voorzien, zal ik heengaan.
De algemeene politiek der regeering is een politiek
van het leeken-element, van vrijheid en rechtvaardig
heid. Zij wil met republikeinen voor allen regeeren."
Zooals boven reeds is gezegd, is de meerderheid
niet groot voor een Fransche Kamer niet. Het is
dan ook werkelijk de vraag of het kabinet Briand,
dat op wonderlijke wijze inelkaar getimmerd werd, wel
langen tijd stand kan houden. Vermoedelijk liggen
de nieuwe planken voor een nieuw kabinet al klaar
en wordt er in alle stilte reeds druk gevijld, geschaafd
en gelijmd! Liefhebbers zijn er in den regel genoeg
en bet verstand komt met het ambt. Een vroegere on
derwijzer kan bijv. minister van arbeid worden, een
apotheker minister van koloniën, een advocaat minis
ter van landbouw, gelijk heb tegenwoordige kabi-
net-Briand bewijst, terwijl bijv. de makelaar Ber-
teaux indertijd minister van oorlog werd. Het is moei
lijk aan te geven hoe men minister kan worden, maar
in Frankrijk schijnen advocaten en journalisten de
meeste kansen te hebben. Alles wat men overigens
met eenige beslistheid1 kan, is volgens een Parijsch
journalist, negatief. Het is niet noodzakelijk iets te
weten van de zaak, welke men als minister tot bloei
wil brengen. Men behoeft niet te weten, waar Tim-
boktoe ligt, om minister van koloniën te worden, men
behoeft het verschil tusschen beetwortels en vlas niet
te kennen om de boeren gelukkig te maken; meer dan
lezen en schrijven wordt niet vereischt om candidaat
voor de portefeuille van onderwijs te zijn. Men kan
nog verder gaan en zeggen: Wordt geen boer als ge
minister van landbouw, ga niet naar de onderzeesche
bezittingen zoo ge minister van koloniën, wordt geen
koopman indien ge minister van handeld wilt worden.
Want nog nooit is een hoer een minister van land
bouw, een koopman minister van handel, een arbeider
minister van arbeid geworden.
Waarschijnlijk kan men zeggen: advocaat en jour
nalist worden is zeer goed, maar de hoofdzaak is iets
andersspectakel maken 1 Men moet schreeuwen, zoo
hard men kan, standbeelden omverwerpen, als de ca-
melots du Roi, met revoluties, barricades en straatge
vechten dreigen als Aristides Briand. Men moet zich
als politiek levenmaker een paar malen laten arrestee
ren, opdat de naam in de couranten genoemd wordt.
Dan treedt men in het openbaar als spreker op en
als anderen de maan beloven, belooft men de zon en
de planeten en kometen er bij. Hoofdzaak is: steeds
hard, harder, het hardst schreeuwen. Dan wordt men
door iedereen aangekeken, wordt lid van den Raad,
Kamerafgevaardigde, minister en is men dat, dan
kan men zijn stem sparen.
De stem, dat is de eerste voorwaarde, en dat was
reeds in het oude Athene zoo, waar Demosthenes pro
beerde, de branding' der zee te overschreeuwen.
Wordt dus wat ge wilt, maar schreeuwt! Natuurlijk
moet men dingen schreeuwen, die de menschen graag
hooren, maar het schreeuwen op zichzelf is hoofdzaak!
Zoo zegt de Parijsche journalist, die het weten kan.
TWEEDE KAMER.
Gisteren vergaderde de Tweede Kamer.
Het nieuwbenoemde lid uit Rotterdam V, de heer
G. J. de Jongh, heeft na eedsaflegging zitting' geno
men.
Het algemeen debat over de Indische begrooting
werd geopend door den heer Colijn, die ten opzichte
van 's ministers beleid oordeelde, dat de minister vlij
tig in de richting der laatste jaren is voortgegaan en
niet schroomvallig is gebleken om gewichtige vraag
stukken, als die met betrekking tot particuliere lande
rijen en havenverbetering, tot oplossing te brengen.
Hoewel dankbaar, is spreker toch niet voldaan en
had daarbij het oog' op de quaestie van het passen- en
wijkenstelsel voor vreemde Oosterlingen. Hij drong'
aan op volle vrijheid van verkeer en beweging voor
alle Chineezen in Indië, die Nederlandsch onderdaan
zijn.
Spreker stemde in met de circulaire van den gou
verneur-generaal. met betrekking tot Zondagsviering,
want het is de taak der overheid in Indië eene Chris
tennatie te vertegenwoordigen. Echter maande spre
ker aan tot groote omzichtigheid bij het nemen van
maatregelen, welke ingrijpen in het maatschappelijke
leven.
Over de financiën sprekende, waarschuwt spr. te-
gen het toegeven aan den aandrang naar salarisver-
hooging van ambtenaren en uitbreiding van personeel.
Nieuwe middelen zijn noodig. De Regeering zoeke
deze niet in belastingen, maar in gebruikmaking van
hare onmetelijke gronden op de Buitenbezittingen,
vooral op Sumatra.
Nog vraagt spr. Regeeringssteun voor de gevestig
de Christen-gemeenten. In het belang van rust en
orde moeten deze gesteund worden.
Ten slotte juicht spr. in de aangekondigde herzie
ning van het binnenlandsch bestuur zeer toe de instel
ling van een bestuur van den inlander over den inlan
der, onder toezicht van een klein ambtenarencorps.
Ook de meerdere decentralisatie is goed; meer finan-
cieele decentralisatie acht hij wenschelijk.
De heer De Stuers (R.-K.) acht den minister
van koloniën te optimistisch gestemd aangaande At-
jeh.
Met den heqr Liefrinck wenscht spr. voor Atjeh ge
duld, kalmte en civiel bestuur. Er zijn thans te veel
militairen in Atjeh werkzaam als civiele bestuurders
(11 van de 16), wat spr. afkeurt. Dit is niet te verhel
pen door zulke civiele gezaghebbers op non-activiteit
te stellen. Men kieze civiele besturders uit het korps
civiele ambtenaren.
Spr. is ook voor minder patrouilleeren.
De heer De Meester (U.-L.) acht de herzie
ning van het passen- en wijkenstelsel onvoldoende.
Moge de Regeering spoedig gereed zijn met de rege-
de vogels zongen weèr even luid en onbeschroomd
als eerst.
Eindelijk verbrak Hagenloh het zwijgen.
„Het is misschien maar beter zoo, lieve," zei hij
en streek daarbij over haar voorhoofd. „Nu heeft zij
zich zelf klaarheid verschaft over wat jij haar niet
durfde zeggen."
„Ik geloof bovendien," vervolgde hij daarop ernstig,
„dat je zuster door haar verdriet en strijd wel zoo
hoog is gekomen dat zij je graag je geluk gunt, het
geluk dat het lot haar zoo vroeg al ontnomen heeft.
Zij heeft nu genoeg gezien zij weet nu dat je veel
van mij houdt en ze zal daar als zuster zich over moe
ten verheugen. Ik weet heel goed, lieveling, hoeveel
moeite het je gekost heeft je liefde voor mij voor je
huisgenooten te moeten verbergen. Je karakter is hee-
lemaal niet zoo om iets geheim te houden. Het is te
veel gevergd dat juist jij die zoo van openhartigheid
houdt, je zelf moet dwingen tot zwijgen."
„Och Roland, duidt het Walpurg niet ten kwade,
zij is beklagenswaardig genoeg. Ik heb niet zoo gele
den. Maar jij hebt al zooveel moeilijkheden gehad en
Walpurg heeft je het leven niet gemakkelijker ge
maakt. Jij verlangt ook naar vrijheid, openhartigheid
en mijn zuster heeft het je moeilijk gemaakt. O, ik
weet het wel,"
„Kom, kom, daar moet je je niet bezorgd! over ma
ken ik weet wel hoe ik nu gelukkig zal worden,"
zei hij op teederen toon.
Weer stonden ze stil, kusten elkander en haar
oogen schitterden van stille vreugd. En weer luister
den ze naar het vogelgezang.
„Wat zou je er van zeggen, Gisela, als ik nu maar
eens ronduit met je vader praatte en hem vroeg of
hij het goed vindt dat wij met elkaar trouwen?"
„Och Roland wel neen. Hoe most dat worden
wij verloofd en dan iederen dag Walpurg's bedroefde
gezicht naast onsDat zou niet sVders zijn dan haar
moedwillig pijn doen oude wonden openrijten
Hagenloh keek ernstig voor zich neer.
J e zoudt aan allerlei krenkende opmerkingen bloot
staan. Je wilt Walpurg sparen en je kunt haar niet
sparen. Je weifelt en durft de besliste stap niet doen.
In den angst voor het verdriet van anderen steekt een
groot gevaar Gisela. Het is niet altijd goed men
bereikt meestal het omgekeerde van wat men in zijn
goedigheid bedoelt."
„Ik wou dat ik de kracht had een besluit te nemen.
Maar ik denk steeds dat ik haar onrecht doe. Daarom
laat ons het nog een tijdje uitstellen. Och, is het ook
noodig' die openbaarheid! Wij zijn immers nu al zoo
vast aan elkaar verbonden. Die verloving is ook
maar een vorm, Roland. Niet waar, lieverd?"
Hij antwoordde niet, want hij was niet opgewassen
tegen haar lieftallige wijze van praten.
„Als je diensttijd hier om is en als je dan weer in
Berlijn bent, dan moet je aan vader schrijven en vra
gen of ik je vrouw mag worden. ja?"
Hij bleef zwijgen.
„En dan," vervolgde zij lachend en vroolijk, „en
dan, Roland, dan duurt onze verlovingstijd niet lang
dan trouwen we zoo gauw mogelijk natuurlijk. En
dan maken we een reisje, niet naar Tirol of Zwitser
land; dan gaan we de'bergen in en over eenzame wei
den, waar de zonnige berggeesten onzen weg kruisen!"
„Als jij in Berlijn bent", ging zij voort na eenig
zwijgen, „dan zal het mij gemakkelijker vallen om
Walpurg tot rust te brengen. Als ze je maar niet
ziet, dan zal ze wel vrede met de gedachte krijgen dat
je aan mij toebehoort."
„Kom, kom je weet het. Als ik maar eerst weg
ben, dan is het goed, wil je zeggen. Maar nu je daar
zoo over spreekt, schiet mij iets te binnen waar ik al
vaker over gedacht heb. Ik had het plan om een be
langrijk offer te brengend'
Zj keek hem weifelend aan.
„Kijk eens, Gisela", ging hij voort, „ik moet tegen
woordig uren ver gaan tot de plaats waar nu in het
bosch gewerkt wordt. Wij hebben daar nog langen
tijd werk en de wandelingen zijn aardig vermoeiend.
Ik heb er over gedacht tijdelijk mijn verblijf op te
slaan in de herberg aan den kruisweg."
Hij bleef staan.
„Zie je, ik wilde daar dan blijven en niet naar den
ling der rechtspositie van de Chineezen en ook met
de herziening van de belastingregeling, die de Chinee
zen thans benadeelt.
Van den arbeid der Mindere-Welvaart-Commissio
is naar sprekers zin'nog te weinig resultaat gezien.
Van de gevoteerde 40 millioenen is nog veel te weinig
besteed door de Regeering.
Spr. juicht de reorganisatie van het binnenlandsch
bestuur toe en ook het streven naar decentralisatie.
Nu moet ook met de autonomie van Indië een begi*
worden gemaakt.
De Buitenbezittingen moeten geopend) voor het we
reldverkeer. Men moet zich daar financieel voor inte
resseeren in Nederland en de Regeering behoort voor
spoorwegen te zorgen.
In het beleid van den Gouverneur-Generaal keurt
spr. de circulaires over de Zondagsrust af.
De heer Bogaard t (R-K.) bespreekt de gewij
zigde financieele politiek van Indië, die proefhoudend
bleek, zoodat de toestand1 bevredigend is.
Spr. protesteert tegen het scheppen van hoog bezol
digde posten. Het geld kan beter gebruikt voor ver
schillende bestuurstakken. Voor deze bezuiniging en
voor de regeling van de rechtspositie van de ambtena
ren benoeme de Regeering een commissie of een re-
ge eringscommissaris.
De Regeering behoort op een andere wijze in het te
kort aan ambtenaren te voorzien dan door te hooge
traktementen in uitzicht te stellen. Er is in Nederland
te weinig' bekendheid met Indië: de belangstelling
j moet aangewakkerd worden.
Do heer Bogaardt verklaart zich verder niet tegen
een bestuurshervorming, maar verlangt een regeling,
die zich aansluit bij de evolutie op sociaal, politiek en
economisch gebied in de richting van krachtige door
voering van gweestelijk en lokaal zelfbestuur.
Spr. verdedigde alle circulaires van den gouver
neur-generaal, behalve die waarbij de bekeerlingen
van het Leger des Heils gelijk worden gesteld mot in-
landsehe christenen, omdat het Leger des Heils den
doop niet kent.
Spr. dringt op intrekking of wijziging van die cir
culaire aan.
Spr. waarschuwt ernstig tegen het schimpen in de
Kamer en daarbuiten op het blanke ras, dat in Indië
regeert. Zij die dit doen, weten niet, dat zij bezig zijn
zichzelf een strop om den hals te halen. Deze antithe
se, deze klove is niet te dempen, ook niet door assimi
latie, maar die klove is te overbruggen. Dat moet hst
doel zijn der koloniale politiek en die brug heet een
rechtvaardig en eerlijk bestuur in het waarachtig be
lang der Inlandsche bevolking. De pijlers dier brug
heeten onderwijs en zending. Wanneer eenmaal die
brug is voltooid, zullen Nederland en Indië daarvan de
schoonste vruchten plukken; dan zullen blank en
bruin hand aan hand vereenigd staan en zullen het
moederland en de koloniën als moeder en dochter el
kander omarmen en te zamen het vaandel dragen,
waarop in vlammenschrift zal geschreven staan: 6é*
land, één ras, één volk (Toejuichingen).
Heden half elf uur voortzeting.
Hoofdstuk IX (Waterstaat).
Enkele leden klaagden in het voorlooipf vei»lag
over het beheer van den Waterstaat.
Bij de bespreking der landbouwbelangen klaagde
men over benadeeling van den landbouw door vanwe
ge den waterstaat begane verzuimen.
Vele leden waren teleurgesteld dat de Mem. van
Antwoord over het Zuiderzee-ontwerp zoo lang uit
bleef. Sommigen wenschten de geheele droogmaking.
molen komen
Zij zag hem ontsteld aan.
„In de herberg?"
„Ja als je wilt zou ik af-en-toe komen, ik aou
er mijn beenen om afloopen."
Zij moest lachen. Toen zei ze echter op bezorgden
toon
„Maar die herberg is toch geen woning voor jou.
Er komen veel voerlui. Die herberg staat in kwaden
roep."
„O, wat dat betreft ik ken de herberg al goed.
En de herbergier en zijn vrouw en de mannen die er
komen, kennen mij ook. Ik kan niet klagen over die
herberg."
„Maar er komen veel wilddieven!"
„Des te beter dan kan ik ze mooi op de vingers
tikken."
„De beruchtste en gevaarlijkste kerels komen er."
„Ook al goed dan kan ik daar mijn kennis van
volk en menschen vermeerderen. En overigens...."
Hij wilde nog iets zeggen, maar bedacht zich, daar
hem een andere gedachte door het hoofd schoot.
De oude Peter Knurrhahn kwam ook in die herberg
en dronk er af en toe een bitter. Misschien zou daar
een gelegenheid komen om hem aan het praten ts
krijgen.
„Wat wou je zeggen, Roland? Waaraan dacht je?"
„Wees niet bezorgd, lieveling. Wat ik met die
mannen te doen heb, geschiedt in zeer vriendschappe
lijke stemming. Dat weet jij toch ook wel. Zelfs de
ruwste kerels zijn, als ik met hen pTaat, gemoedelijk
en vriendelijk. Dat komt omdat ik het niet zoo pre
cies neem, als de meeste opzichters. Ik voel wel wat
voor die stroopers."
„Dan ben je een slechte jachtopziener. Ik heb de
herberg maar enkele keeren gezien. Zij doet mij al
tijd denken aan de vreeselijkste dingen en rooversge-
eehiedenissen. Ik denk dat ik biet rustig zal kunnen
slapen als jij daar bent. En wat zal ik hier zonder
jou beginnen?"
JWordt vervolgd).