DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Heidemolen. i No. 280 Honderd en twaa'Ide Jaargang, 1910. MAANDAG 28 NOVEMBER FEUILLETON. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ABD.EL-AZIS VERTROKKEN. .VRnetft vervolgd- F ALKMAAR, 28 November. 'De groote verkiezingsstrijd in Engeland is deze week begonnen. Het Lagerhuis zal heden worden ont bonden en dat is het officieele sein van den aanvang der vijandelijkheden. De officieele aanvoerders van beide partijen., zijn de heeren Asquith en Balfour. De heer Asquith, de eerste-minister, is een der wei nige eerste ministers, die van b etrekkelijk geringe kom-af waren, die hun politieke loopbaan niet' verge makkelijkt hebben door een gelukkige keuze van een adellijken of schatrijken vader. Als jongeling toonde hij zich een man van eerzucht, werkkracht, bekwaam heid karakter enslagvaardigheid. Als parlements lid onderscheidde hij zich bijzonder, toen men hem rap porteur van de Parnell-commissie maakte. Als minis ter in het kabinet Gladstone beantwoordde hij aan de hooge verwachtingen en weldra verwierf hij zich een maatschappelijke positie door zijn huwelijk met de dochter van den schatrijken Schotschen baronet Snr Charles Tennant, Als advocaat na den val van het ka binet scheen hij geheel buiten de staatkunde te staan. Als vrijhandelaar bleek hij echter de strijdvaardige tegenstander van Chamberlain en de in 1906 gevoer de verkiezingscampagne bracht hem eerst op het kus sen van den minister van financiën, spoedig op den zetel van den eersten minister; vanwaar uit hij den sloopershamer aan het Hoogerhuis en den bijl aan den wortel heeft gelegd, waarop de macht der aristocrati sche grondeigenaren stoelt. De aanvoerder der oppositie, Arthur James Balfour, van ouden Engelsehen adel, was van jongsafaan een strijdlustig parlementslid, is ondanks, zijn groote ken nis buitengewoon hulpeloos, zit we hebben het zelf gezien! op de eerste rij der oppositie-banken, achte loos neergezakt in zijn zetel in de houding van iemand, die het eigenlijk niet aangaat wat er rondom hem gebeurt, die meer let op den bloem in zijn knoopsgat dan op het belangrijkste wetsontwerp, die echter op zijn post is als er onraad' dreigt, tot. aanval gereed, tot afweer bereid. In 1885 werd de heer Bal four lid van de regeering, minister van Schotland, toen van Ierland; in 1895 minister van financiën, in 1902 eerste minister. In 1906 heeft hij een zeer beden kelijke zwenking gemaakt naar Chamberlain's tarief- hervorming. Had hij dit nagelaten, de positie van hem en zijn partij zou thans stellig sterker zijn ge weest. Het Lagerhuis is bij hem weinig in tel voor- ai als de meerderheid liberaal is, in het Hoogerhuis, dat bij hem in hoog aanzien staat, deelt hij feitelijk de lakens uit. Zijn deze beide heeren dus de officieele aanvoer ders, de eigenlijke beslisser in de groote kwestie waarom het gaat is de kleine man met het stevige gladgeschoren hoofd en den forschen adelaarsneus, de Napoleonsfiguur die er van houdt in het Lagerhuis de armen over de borst te kruisen en dan rond. te kij ken als een opperbevelhebber te midden van kanon nen voer, is de heer John Redmond. Eens hebben de Ieren gezegd: „Ge kunt ons ons parlement ontstelen, maar wij zullen ons wreken, door naar het uwe de grootste schobberds te zenden, die we bijelkaar kunnen halen." De Ieren hebben woord gehouden, hun Lagerhuisbataljon is niet veel zaaks, maar de leider is een heer, zelfs een grondbezitter en ais zoodanig misschien geen haar beter dan de lords, die hij bestrijdt. Als lid van het Lagerhuis heeft hij zich den eersten dag, welken hij aanwezig was, bui tengewoon veel roem verworvenhij hield een redevoe ring, welke den president dwong hem met wegzending te straffen. Een Iersch Lagerhuis-afgevaardigde moet, Roman naar het Duitsch van OSWALD BERGENER. 52) Het was haar eigen vader geweest, die een paar da gen geleden met haar in de kamer geweest was toen zij met de kachel bezig was. Hij had toen gezegd dat dit een bizonder soort kachel was, waarmee zij zoo en zoo moest omgaan. Hij had haar voorts gezegd dat zij de schuif dicht moest doen, flink wat kolen op het vuur en het deurtje een beetje open. Dan brandde de kachel eerst goed. Zij had hem geloofd en' had precies gedaan wat hij zei, te meer omdat zij in het geheel geen verstand van kachels had. Met betraande oogen keek zij voor zich uit. Haar vader ja. hemel, waarom had hij dat gezegd, hij die toch weten kon wat de gevolgen moesten zijn. had hij zich vergist of haar verschrikkelijk voorgelo gen Ja voorgelogen had hij haar. Och zij had al zoo veel kwaad van hem gehoord, zooveel vreeselijke din gen. Zij had er niet aan kunnen gelooven en toch. En zou dit nu weer een van die schurkestreken zijn, een gemeen, gluiperig- overlegd plan?. En haar, zijn eigen dochter, had hij uitgezocht om zijn plan uit te voeren, zonder dat zij er iets van ver moedde Zij begreep plotseling alles. Het werd haar zoo hel der, dat zij vol ontzetting, handenwringend1 opstond. Een oogenblik jammerde ze luide, snikte, maar werd toen weer stil. Toen er niets meer voor haar te doen was, ging zij voor de tafel zitten, drukte het hoofd in de armen en weende. Gedachten begonnen in haar hoofd te woelen, en zij kermde en snikte zacht Boven was eindelijk verandering gekomen. Toen nog maals Hagenloh's naam geroepen werd, zooals nu al uren lang, gaf hij een flauw teeken dat hij het ver om in zijn geboorteland voor „vol" te worden aange zien, minstens ééns in de Britsche gevangenis hebben gezeten, maar de heer Redmond had na zijn bravour- stukje deze politieke vuurproef niet van noode zijn broer William, ook afgevaardigde, houdt verder de eer der familie op, door zoo nu en dan eens te zorgen, dat hij een tijdje brommen moet. De heer John Redmond is langzamerhand de leider der geheele Iersche partij geworden, niet hun heerscher, maar hun zaakwaarne mer en als zoodanig tevens de dictator der Engelsche politiek. In de Engelsche politiek heerscht in theorie de koning, in de praktijk de eerste minister maar in werkelijkheid de heer John Redmond. Als hij fluit, moet de heer Asquith dansen of van het tooneel ver dwijnen. Deze heeft in het voorjaar, in den zomer en n den herfst gedanst en thans heeft hij gehoorzaamd aan den staf van den Ierschen dansmeester, die uit Amerika ettelijke honderdduizenden dollars meegekre gen heeft met de boodschap, dat het nu voor de laat ste maal was. En dat is, wel het merkwaardigste van het geheele gevalwint de heer Redmond, dan verliest hij zijn leiderschap, want dan hebben de Ieren niet meer te vechten voor zelfregeering, dan gaat het met hen als met de Poolontdekkers na de ontdekking: het spelletje is afgeloopen. Wie weet of de heer Redmond ie stilte niet gaarne hoopt, dat de verkiezingsstrijd anders afloopt dan hij in het openbaarwenscht In Duitschland is de Rijksdag tenlaatste male bij een. Na een rusttijd van meer dan zes maanden zijn de zittingen van den Rijksdag begonnen, die in 1906 werd gekozen om de sociaal-democraten en het Cen trum te fnuiken en den minister van koloniën Dern- burg- ruimte te geven voor zijn koloniale politiek. De kanselier van destijds v. Bülow is weg, zijn conserva- tief-liberaal blok is weg, de minister van koloniën is weg, het Centrum heeft we,er veel macht en de soci aal-democratie staat er prachtig voor, nu de rijkskan selier een filosoof is, die buiten het practische leven schijnt te staan, de verbittering door stijging der le vensmiddelen zeer gróót- is ©n de reactie zelfs zoo ver gaat om naar nieuwe socialistenwetten te verlangen. De interpellaties over den vleeschnood, welke drie dagen duurden hebben niets gebaat. Voor het overige leverde ook de interpellatie over de rede van den üei- zer in1 Koning-abergen niets op. Men herinnert zich, dat de heer Bülow bij de Novemberdebatten van voor twee jaar gezegd heeft, dat. als de keizer zich niet wat ging intoomen, noch hij, noch zijn opvolger de verant woordelijkheid daarvoor kunnen dragen. Wat vroe gen de sociaal-democraten denkt de Rijkskanselier te doen tot- uitvoering der in November 1908 door prins Bülow als verantwoordelijk rijkskanselier en te vens in naam des keizers in den Rijksdag afgelegde verklaring, die geschonden is door de in dit jaar in Koningsbergen in Pruisen en andere plaatsen gehou den redevoeringen door den Keizer over zijn staats rechtelijke positie,?" De rijkskanselier zei, dat hij niets zou doen, omdat hetgeen de keizer van Duitschland heeft beloofd, de koning van Pruisen niet heeft te houden. In zoo'rt antwoord zit verkiezingsmateriaal maar niet voor de regeering! De ernstige ziekte van België's koningin heeft ve len deze. week beziggehouden. Aanvankelijk leek de toestand zeer ernstig en groot was de deelneming met deze vorstin, die zich in veler sympathie mag verheu gen en die in het eigen land, maar ook daar buiten zich in korten tijd veel genegenheid heeft verworven. Gelukkig heeft de ziekte een gunstig verloop. Leo Tolstoj is deze week overleden en begraven. Herman Bang heeft het verdwijnen van dezen apostel staan had. Hij staarde nu voor zich uit, maar geen woord kon hij nog uitbrengen. Hij staarde zonder te zien, hij hoorde geluiden als uit een ver verschiet en begreep niet dat dat hèm gold. Nog eenigen tijd en hij be gon weer te gevoelen en slaakte een zachte kreet. Wat hij gevoelde was een druk, een pijnlijk steken. Maar terstond daarop sloot hij de oogen weer. Het was hem of hij, even wakker geworden uit den droom, nu weer in sliep. Uren lang had hij niets gehoord, niets ge voeld. Overal was het stil geweest, doodstil een vreemde rust. Nu. klopte, het leven weer aan, maar het deed hem onaangenaam aan de rust was zoo weldadig. Het was hem of hij zich moest afkeeren, t-oen hij geluiden vernam en toch daarnaast of er een- verlangen kwam om meer en duidelijker te verstaan. En weer na vele minuten begonnen de verre stemmen die hem riepen, hem te klinken als zoete muziek. Hij begon zich in te spannen om nog beter te verstaan. Maar al hoorde hij geluiden, zien. kon hij nog niets, alles om hem bleef donker, alles omgeven met nevel en schemer. De pijn in zijn hoofd en leden nam eerst toe. Hoe meer hij echter tot bewustzijn kwam, des te minder werd het. Een verlangen greep hem nu aan om meer te zien, meer te hooren om zich op te richten, zich te bewegen. En hoe duidelijker hij nu de stemmen om zich heen hoorde, des te behaaglijker begon hij zich te gevoelen. De nevel scheen op te trekken, het begon licht te wor den, zwak drong het zonnelicht door den schemer. En toen hij de stemmen kon onderscheiden, ont waakte een verlangen in hem om te antwoorden, om iets te zeggen. Maar zijn pogen mislukte, onmachtig was hij om zich te bewegen en het was hem of hij weer in de diepte zonk. En hoe meer hij zijn on macht gevoelde, des te vuriger werd zijn verlangen om iets te doen om die. vriendelijke stemmen te- danken hij wilde lachen als hij dan niet spreken kon Doch daar voelde hij weer het heftig branden in den rug en het drukkende gevoel kwam terug. Zoo pijnlijk werd het, dat hij opnieuw een poging wilde prachtig geschetst in een kort artikeltje: Niet een mensch is gestorven, want twintig g'eestesreuzen zouden deze plaats niet kunnen inne men. Een dichter is het niet, die stom geworden is. Laat de dichters der aarde allen verdwijnen en misschien ware er minder verloren. Deze eene was een eik in het woud van millioenen zielen. Hij was het geweten van millioenen, hun toekomst, hun hoop, hun geloof, hun trots, hun mond ook. Waar allen gekneveld waren, had hij een tong en onder alle stomgemaakten had hij nog lippen. Voor dezen nek, die zich gewillig boog, had de beul geen strop. Deze eene, die- geheel onbeschermd was, werd be schut door zijn geestelijke macht alleen. Daarom zal dit eene leven misschien de grootste triumf van den menschelijken geest in alle tijden zijn. Leo Tolstoj ontnam aan de tyrannie haar macht, hij ontnam ze krachtens zijn menschelijkheid. Tol stoj had geen wapen buiten dit eene en daardoor heeft hij overwonnen zijn menschelijkheid, die heette: de klaarheid van de gedachte, het medegevoel, dat ein deloos was. Voor Rusland was hij mond en hart, voor de aarde een voorbeeld. Zijn werken zullen sterven. De herinne ring aan zijn leven echter zal blijven. En als de naam van den Tsaar vergeten en uitgestorven is en de stee- nen zerken van Peter Paul gebarsten zijn, als nieuwe eeuwen mogen wij het hopen tot grooter geluk geboren zijn, zullen de slavische millioenen nog wij zen op den zaaier, den ploeger, den mensch, dié over wonnen heeft, wijl hij mensch was. Neen, Leo Tolstoj is niet gestorven, slechts den laats ten drempel heeft hij overschreden de drempel naar het rijk der onsterflijkheid." Van alle kanten werd Tolstoj na zijn overlijden hul de betuigd. De doode Tolstoj scheen echter voor de regeering even lastig te zijn als de levende voor haar is geweest, maar zij heeft ten slotte toegegeven en aan zijn nagedachtenis eer bewezen. Tenslotte kwamen er deze week berichten over on lusten en revolutionnaire neigingen uit Midden- en Zuid-Amerika. Nauwelijks was het in Druquay en Honduras rustig of uit Meziko werd een opstand ge meld, gericht tegen den prijzen president Pörfiro Di az en uit Brazilië werd een muiterij onder de matro zen geseind, waarbij tal van officieren werden ver moord. Het schijnf echter in heide landen rustiger te zijn geworden. De ex-sultan van Marokko is Zaterdagmiddag met het stoomschip „Vondel," van de maatschappij Neder land, weer naar zijn land vertrokken, zeer voldaan over zijn bezoek aan Europa, en speciaal over zijn verblijf in Amsterdam. DE PAPENDRECHTSOHE STRAFZAAK. Uit kringen, die met de justitie te Arnhem in nau we relatie -staan,' wordt ons gemeld, een tijding waarvan wij alleen met inachtneming van de grootste reserve melding maken dat het te verwachten breed gemotiveerde arrest in de Papendreehtsche strafzaak, Dinsdagmiddag voor te lezen, tot de eindconclusie komt, dat Hendrik Garsthagen wegens ontoereken baarheid van rechtsvervolging wordt ontslagen. Volgens de ons gedane mededeeling zou die ontoe rekenbaarheid alléén worden aangenomen ten opzich te van het gepleegde smaadschriftdelict, omdat toch doen om zich van dat brandend gevoel te bevrijden. En de onmacht tot bewegen deed hem weer pogen om te roepen, om zoo te beduiden dat die hitte hem hin derde, ja ondragelijk was. Langzaam, langzaam werd het lichter, langzaam gleed de duisternis weg'. Het leven verdreef den dood. Hij bemerkte nu dat hij opgeheven werd, dat harde handen iets onder hem weg'haalden en dat daarop het onverdragelijk branden en drukken ophield. Langzaam, zooals de zon na lang worstelen door de morgennevels dringt, zoo begon het bewustzijn meer en meer zijn stralen te werpen door de zwarte sluiers waarin de dood hem reeds had gewikkeld. Hij herkende nu twee gezichten, die hij al lang te voren gezien had maar in den nevel niet terecht had kunnen brengen. Duidelijker, steeds duidelijker traden die gestalten te voorschijn. Hij zag- nu dat hot- stoppe lige gezicht van den waard uit de herberg' aan den kruisweg en het magere van zorg en honger vertellend gelaat van Lehmann, zijn ouden vriend, was. De' beide mannen grepen hem aan en tilden hem op. Daarna lieten zij hem weer langzaam in de kussens zakken. Nu zag hij ook al de anderen. Hij begreep wat ze zeiden, verstond hun vragen. Zij vroegen hoe hij zich nu gevoelde. of hij nu beter was. en hij kon la cher* en mot lachen antwoorden Hij zag nu dat Walspecht de arbeiders uit de ka mer joeg en alleen met zijn vrouw en den ouden Leh mann in het vertrek bleef. Hij zag hen om hem heen staan en bemerkte ook dat het raam open stond. Hij hoorde hen praten over de kachel die afgesloten was geweest, en van kolendampvergiftiging hoorde hij hen spreken. Maar vragen deed hij niets. Wat zij zeiden kwam hem als reeds bekend voor hij had zelf ge dacht. Nog een kwartier en het zou met hem gedaan zijn geweest, zoo zeiden zij. Hij dacht daarover na verdiepte zich meer en meer in het gebeurde van den vorigen avond. En steeds kwamen zijn gedachten op Pechlena terug met wie hij hier midden in den nacht was samen geweest. Van Lena gingen zijn gedachten vaststaat, dat de beklaagde noch lezen kan, noch schrijven. En hij dus geenszins voor het hem ten las te gelegde feit kan worden toerekenbaar geacht,^ wijl een persoon van de geringe dntellectueele ontwikke ling van den beklaagde, daargelaten of hij ook in an der opzicht toerekenbaar kan worden geacht, dit toch geenszins kan worden gerekend te zijn voor het feit, waarvoor hij terechtstond. Wij vernemen, dat het opschorten van het ver schijnen der brochure van prof. Jelgersma, die een overdruk zou zijn van de psychiatrische en neurologi sche bladen, is geschied op last van den minister van Justitie. De hoofdredacteur van dit wetenschappelijk tijd schrift, dr. J. v. d. Kolk, uit Oegstgeest, moet van het departement van Justitie bericht ontvangen hebben, dat de opname van het rapport in genoemde „Bladen" ongeoorloofd wordt geacht. Daardoor kan ook de brochure, die met een voor woord van prof. Jelgersma zou verschijnen, voorloopig niet uitkomen. (T e 1.) VRIJZINNIG-DEMOCRATISCHE BOND. Te Utrecht heeft Zondag de Vrijzinnig-Democrati sche Bond, in samenwerking met het Algemeen Ne- derlandseh Werklieden-Verbond, in een der zalen van het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen eene buitengewone algemeene vergadering gehouden, die goéd bezocht was, ter behandeling van het onderwerp ,,Het Grondgebruik voor Landarbeiders, als middel tot economische verheffing der Landarbeidersklasse." Als inleiders van dit onderwerp traden op de hee ren A. Rauwerda, voorzitter van het Alg. Ned. Werk lieden Verbond, te, Leeuwarden, Jac. Welleman, land bouwer, lid van het hoofdbestuur van den Vrijzinnig- Democratisch en Bond te Krabbendijke, en mi'. J. Wol- terbeek Muller,advocaat te 's-Gravenhage. De volgende motie werd met algemeene stemmen aangenomen „De gemeenschappelijke algemeene vergadering van den Vrijzinnig-Domocratischen Bond en van het Algemeen Nederlandsch Werklieden-Verbond, gehou den op 27 N-ov. 1910 te Utrecht; overwegende dat grondgebruik door arbeiders ten platteland© een krachtig middel is tot verbetering van hun econo- misehen toestand en om die reden door hen dan ook in het algemeen zeer wordt begeerd; dat dit grondgebruik evenwel uitermate wordt be moeilijkt, omdat de grond öf niet in voldoende mate voor dat doel beschikbaar is, öf alleen tegen zeer hoo ge huur te verkrijgen is; overtuigd dat genoemde arbeiders, hij hun streven tot verbe tering van hun sociale positie, krachtig gesteund die nen te worden, zoowel door het particulier initatief als door de overheid; lettende op vroegere besluiten van de algemeene vergadering van het Alg. Ned. Werkl.-Verbond en op het werkpro gram (landbouwparagraaf) van den Vrijz.-Dem. Bond, waarbij de wensch is uitgesproken, dat de wetgever, door uitbreiding en vereenvoudiging van het onteige- ningsrecht voor staat en gemeente, de gelegenheid zal openen om gronden in pacht te doen geven, hetzij aan kleine landgebruikers of tuinbouwers voor zelfstan dig bedrijf, hetzij als tuingrond aan veld- en fabrieks arbeiders; terwijl in weidestreken ook op de behoefte aan weide en hooi, voor vee van arbeiders, zal moetea worden gelet; besluit: naar Walpurg Wiesenreiter, toen naar Peter Knurr- hahn en van dezen weer terug naar het meisje, dat al tijd ongelukkig was bij alles wat zij ondernam. De donkere gestalte van den langen Peter Knurr- hahn stond dreigend voor hem. Maar het gelukte hem niet het verband te vinden tussehen Peter en wat er dezen nacht gebeurd was. Moe, maar tevreden en gelukkig met de gedachte aan Gisela, lag hij geduldig op zijn rug en keek zonder iets te zeggen naar wat zijn vrienden deden om weer orde in de kamer te brengen. Ondertusschen kwam er langs den boschrand een rijtuig aan. Zij hadden een boodschap naar Griintan- ne gestuurd en dokter Todwendedich was zoo snel hij kou naar de herberg gekomen. Met een scherpen blik overzag' hij wat hier gebeurd was. Hij hoorde naar het verhaal dat hem in verwar de woorden werd gedaan, greep een paar maal in zijn langen baard, fronste het voorhoofd, drukte de drie bezorgde menschen toen allen hartelijk de hand en trad op het bed van den patiënt toe. Ilagenloh zag' zijn vriend dankbaar aan, deze boog zich over hem en zijn oogen werden vochtig toen hij ITagenloh over het voorhoofd streek. „Arme kerel!" zei hij. „Maar nu moet je zien dat je er weer gauw boven op komt. Je hebt het aan deze goede menschen te danken dat wij nog eens een vroo- lijk woordje samen kunnen wisselen." Hij zweeg even en vervolgde toen „Kom, blijf kalm. Op den molen weten ze nog niets van het gebeurde, zoo als ik hoor. Ik zal er op de te rugreis even aanrijden, hun de zaak vertellen en hen tegelijk gerust stellen. En jij, beste kerel, je moet rust houden. Hoe ze je verplegen moeten, dat zal ik Wald- specht wel nader vertellen. En. zal ik op den molen je groeten overbrengen?" Hij zat op den rand van de matras en keek Hagen- loh lachend aan. Deze lachte ook en knikte zijn vriend toe. De dokter streek hem nogmaals met broederlijk» teederheid over het hoofd en drukte hem de hand.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1