DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. De Heidemolen. No. 284 Honderd en twaa-Ide Jaargang» 2 DECEMBER BINNENLAND. FEUILLETON 1910. VRIJDAG Doel en Middel. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Men 1 eern, TnSdl d°°r den ander worden toege- !en V a "I" minder blagen schept in ALKMAARSCHE COURANT. lAVji Er is over de verhouding- van doel en middel al heel veel geschreven. En met name heeft men dit on derwerp veel behandeld in onderzoekingen van theolo- gisch-historischen aard. Doch ook de tegenwoordige tijdi geeft aanleiding om over de verhouding- van middel en doel na te den ken. Want de gebeurtenissen van den dag leeren ons, dat men hoe langer hoe minder kieskeurig is in de middelen, wanneer het er op aan komt een door velen begeerd doel te bereiken. Uit den aard der zaak is die wanverhouding het meest te constateeren bij alle bewegingen, die zich tot de groote massa richten. En zoo zou men er toe kunnen komen om die geringe kieskeurigheid ten aanzien van de middelen te schrij ven op rekening van bepaalde partijen, wat onbillijk zou zijn omdat wij vrijwel overal die vermindering van kieskeurigheid waarnemen. Noemen wij maar eens drie middelen: de particu liere boycot, de staatsboycot en de propaganda van suffragettes. Het eerste vinden wij bij verschillende politieke partijen. Was de boycot oorspronkelijk een Iersche instelling, die eerst 30 jaar oud is, (men weet dat Boycot de naam was van een Engelsch administra teur in Ierland, die zich bij de landbevolking zeer ge haat had gemaakt), wij vinden haar thans in Duitsch- land in de politiek misschien het meest toegepast en wel door de democratische ultra's en de agrariërs. Wij zullen niet beslissen, wie daarmee het ergste huis houdt. Doch de resultaten zijn buitengewoon ernstig en van dien aard, dat zij in veel gevallen het recht op het hebben van een vrije meening- eenvoudig onmoge lijk maken. Men bezoekt een gegeven café, mits de bezitter op de partij-candidaten stemt. Heeft men een winkelier in verdenking, dat hij zijn eigen politieke opinies erop na houdt, fluks heeft men hem duidelijk gemaakt, dat hij anders moet stemmen op straffe van anders zijn klanten en dus zijn brood te verliezen. Een slager levert vleesch aan zekere personen, die van meening zijn dat in een vrij land iedter vrij is niet te werken of wèl. „Pas op vriend!", heet het, „nog een maal aan „onderkruipers," aan anti-agrariërs leveren en gij zijt uw broodwinning kwijt!" In den laatsten tijd gaat men in Frankrijk nog iets verder. Daar houdt men vossenjachten, mishandelt de personen, wier politieke overtuiging men niet goed vindt of die werken willen tegen den zin van anderen. En nu heeft men zelfs zoo iemand ter dood veroor deeld en vermoord. Daarover is een storm van verontwaardiging geko men. Terecht. Het is een kras geval, dat deze onge controleerde, eigener bevoegdheid rechtsprekende rechters de doodstraf toepassen. Doch de storm komt wat laat. IV a rit dagelijks zitten onverantwoordelijke rechters wij spraken boven van Durtschland doch er zijn ook gevallen in ons land die voor bepaalde, ethisch (laat staan strafrechte lijk volmaakt onschuldige handelingen een boete uitspreken, die in veel gevallen gelijk staat met het geheele hebben en houden en dus neerkomt op volsla- gen ruïneering. Het is waar: de ongenoemde en vaak zelfs onbekende rechters, die. als deurwaarders ,,de menigte" gebruiken, geven den beklaagde niet zelden de gelegenheid) boete te doen, beterschap te beloven en voortaan eigen vrijheid en overtuiging prijs te ge ven. Doch doet hij dat niet dan maar een boycot en als gevolg daarvan financieelen ondergang. In onze geordende maatschappij kunnen dus enkele onbekenden achter de schermen als middel om hun doel het vergrooten van een partij, het volhouden van een werkstaking te bereiken, middelen gebrui ken, die als straf voor den van staatswege aangestel- den rechter veel en veel te wreed en te zwaar zouden zijn. Ook op internationaal gebied ziet men hetzelfde in grooter stijl en vooral in minder beschaafde landen als iurkije, Perzië, China. In het laatste geval b.v. is hl oord-Amerika voor de sluiting van zijn grenzen voor Unneesche landverhuizers gestraft met-een reuzen boycot, die heel veel nadeel heeft toegebracht. Mi zie nu kunnen wij diezelfde onevenredigheid tusschen middel en doel weer waarnemen bij de En- gelsche stemrechtvrouwen. Deze dames willen recla me maken voor haar staatkundige ideeën. En 0111 dat te bereiken slaan zij ministers in het gezicht en op de glazen en doen allerlei dingen, die de ergste Neder- lanusche kwajongen en dat is een zeer erg iets nog wel uit zijn hoofd zal laten. Hier zijn de gevolgen van de onevenredigheid tus schen middel en doel lang- niet zoo erg als in ons eer ste voorbeeld, daar zij hier slechts tot chirurgen- en glazenmakersrekeninge.il leiden. Doch dezelfde on evenredigheid is er toch wel. Want het zou inderdaad een merkwaardige maatschappij worden, als ieder die van een andere staatkundige opinie is dan een of an dere minister, bij dien minister maar de ruiten ging ingooien of hem op kwaadaardige en arglistige manier te lijf ging. Over het geheel worden nu natuurlijk de daden der stemrechtvrouiwen wel afgekeurd als- kinderachtige re clame. En zoo worden de dames licht gestraft, of men laat haar om politieke of meer edelmoedige rede nen loopen. Doch de afkeuring is o. i. niet nadrukkelijk genoeg men bewijst niet genoeg döor strenger optreden dat een gezonde maatschappij zich dergelijke behandeling n et.kan laten welgevallen. Men gevoelt in dit geval als in het boycot-geval lang niet sterk en algemeen genoeg, dat dergelijke middelen om staatkundige doel einden te bereiken, absoluut verwerpelijk ziju en dat men zich daartegen krachtig moet herzetten, wil men met een onhoudharen toestand in het leven roepen waarbij mishandeling en berooving van het inkomen T m r? 6 ,ad) °f m de overtuiging van zijn slachtoffer op politiek of ethisch gebied De strafrechter kan hier weinig bereiken. Vooral 't euvel van de boycot is strafrechterlijk moeielijk te achterhalen. Reden te meer voor de verstandige men- schen met voldoende verantwoordelijkheidsgevoel in alle partijen om het hunne ertoe- bij te dragen, dat der gelijke schandelijke praktijken zooveel mogelijk uit 1 onze samenleving verdwijnen. ZONDAGSRUST BIJ DE POST. De -Nederlandsche Boud van Rijkstelephonisten diende bij den Minister van Waterstaat een verzoek in tot bevordering van de Zondagsrust, waartoe zou kunnen medewerken de toepassing van het dringend tarief op de gesprekken die des Zondags gevoerd wor den. De Minister gaf daarop aan adressant te kennen, dat het overwegend bezwaar oplevert, om in meerdere mate dan thans reeds geschiedt, den telephoondienst op Zón- en feestdagen te beperken. TWEEDE KAMER. De Minister van Binnenlandsche Zaken (de keer He e m s k e r k) beantwoordde gisteren in tweeden termijn de algemeene beschouwingen over de begroo ting. Spr. beloofde overleg- over die Zondagswet met de Vereeniging ter bevordering van de Zondagsrust. In zake de Bakkerswet is de Min. voor gemeenschappelijk overleg; doch hij heeft voor de sociale verzekering niet den indruk, dat de goede wil tot overleg- overal aanwezig is. Spr. komt dan terug op de Rotterdam- sche decoratie, het kerkgeschil in Dordrecht en de Heldersche kwestie: de Regeering- verscherpt geen verschillen onder het volk, en men verwijt haar klei nigheden. Grondwetsherziening en kiesrecht moeten wachten op de sociale hervormingen. Voor dezen laatsten is ta- riefverhooging onmisbaar, al verwijst de heer de Meester ook naar Engeland. Behalve tariefsverhooging is verbetering der kust verdediging dringend noodig. Deze belangen en de so ciale hervormingen vormen het duidelijk omschreven zakelijk program der regeering, met welks uitvoering thans hoognoodig moet worden aangevangen in de Kamer. Vervolgens sprak de Minister van Financiën (de heer Kolkman). Deze verklaart niet buiten de ontwerpen van wet te worden gehouden, die groote kosten meebrengen. Spr. verdedigde in een uitvoerige rede nog eens zijn financieel beleid. Hij ontkent op nieuw, met voorstellen te zijn gekomen, die hij als Kamerlid bestreed. Het fonds voor de ouderdomsver- zekering acht hij noodig, om overschotten te reservee ren, die anders wellicht voor gewone doeleinden zou den kunnen worden gebruikt. Als de heer Roodhuyzen er tegen opkwam, dat spr. sprak van volksmisleiding door de Liberale Unie, en dit een beleediging noem de, waarom was het dan geen beleediging, toen de heer Roodhuyzen hetzelfde aan spr. verweet? De heer Roodhuyzen (U. L.)C'est le ton qui fait la musique. (Vroolijkheid. INCIDENT. Minister Kolkman: Waarlijk, als men de houding van den heer Roodhuyzen aanschouwt, dan komt men tot. de conclusie, dat er hier aanleiding is voor een medisch onderzoek. (Groote sensatie). De lieer R o o d hu yzen (U. L.)Ik vraag het woord voor een persoonlijk feit. (Daverend gelach). De voorzitter: Waarin bestaat dat? Roman naar het Duitsch van OSWALD BERGENER. 56) Ondertusschen zag hij hoe hem uit de richting van aen heidemolen een man tegemoet kwam. Hij schreed kalm voorwaarts, zonder zich blijkbaar te haasten en droeg een pak onder den arm. Toen hij den dominee herkende verhaastte hij zijn schreden, nam zijn pet af en riep reeds op een afstand: „Noii dat gelooft natuurlijk niemand. Maar 'als het meisje nu weg is en niet meer terugkomt zeg mij dan wat ik doen moet. En daarvan ben jii dan toch wèl de schuld." „Goeicn dag, dominee! Ik was juist op weg- naar u en hach een boodschap van meneer Wolkenstein voor u." „Zoo! Wat is dat dan?" Het was de nachtwacht, schoenpoetser en kleeren- borstelaar Nimmerda. van de-n heidemolen, een bleeke man, langzaam in zijn bewegingen en zeer zwaarmoe dig. Uit zijn Zondagsche jas haalde hij een brief te voor schijn. Dommee Schnelldahin greep hem den brief uit de hand en scheurde met bevende hand d© enveloppe open. Maar voor dat hij nog begon te lezen, zei hii gejaagd: mij om 's hemelsnaam hoe is het met den jachtopziener?" „Dank voor die belangstelling," zei de eigenaardige oude. „Wie zal zeggen of hij den avond nog haalt." „Groote hemel, dat zou ontzettend zijn De man knikte. „Ja zeker ik kan begrijpen dat dominee daar zoo van sen rikt. t Was een goede man. Dat zeggen allen cue hem kennen. De predikant bekeek diep ontroerd en vol van smart den brief, tot hij zich eindelijk bedacht en met een kloek besluit den brief uit de enveloppe nam. Hij las, nadenkend, de volgend© woorden „Toen ik gisternamiddag naar de herberg aan den kruisweg reed, om onzen gemeenschappelijken vriend na zijn gelukkige redding te halen, besloot ik den grooten winterjas mee te nemen, die gij dezen winter ook eens hebt aan gehadi op onzen sledetocht naar Grüntaune. Zooals het wel eens meer gaat, wat men met zoekt- dat vindt men; stel u mijn verbazing voor toen ik in de jas uw lang-gezochte vermiste overjas terugvond. Hij zat er geheel in, de mouwen in de mou wen van mijn jas, zoodat het geen zaak was die dade lijk opviel maar ik verwijt mij zelf toch indertijd, toon u liet mij vroeg met goed gezocht te hebben. Zoo heelt uw jas, die u zooveel nut had kunnen bewijzen, den geheelen winter ongebruikt bij ons in de kast gehangen. Mijn geweten spreekt luid. Daarom zend ik de jas hierbij ten spoedigste terug, in de hoop dat je ei' 77 weer al weer zoeler wordt nog ge bruik van zult kunnen maken." De do-minee stond eerst geheel verslagen door die geheel onverwachtte mededeeling. Hij kon, ondanks zijn zorgen en angst, niet nalaten even genoegelijk te lachen Iets kostbaars als zijn beate jas die hij reeds al-s verloren beschouwd1 had, plotseling terug te vin den, was ook zeker wel een vreugdevol lachje waard. Maar toen kwamen hem weer herinneringen voor den geest, die droevig stemden. Immers het was om deze jas geweest dat Pecldena zooveel had moeten verduren en ten slotte de pastorie had verlaten. Hij zag nog haar wanhoop, omdat zij heel goed gevoelde nat zij verdacht werd de jas te hebben weggenomen, 's nachts was zij weggeloopen door sneeuw en koude van hem die het zoo goed met haar meendeHij zag haar naar de herberg gaan, waar zij nu, hoewel ongetwijfeld weer buiten haar schuld, bijna de oor- zaak v/as geweest van den dood van Ilagenloh „En dat, wat je daar onder den arm hebt." zei de dominee verward door zijn gedachten. En hij wees naar het pak dat Nimmerda onder den arm had. Dat is uw overjas, dominee,' zei de getrouwe dienstknecht. „Als ge haar misschien niet aan wilt doen, dan zal ik haar wel even naar de pastorie in Espenweise brengen naar uw vrouw." „Neen, ik heb haar op 't oogenblik niet noodig," zei de predikant geheel verstrooid, ,,ik heb het al warm genoeg. Breng de jas maar naar de pastorie, als je wilt." „Nu dan goeien middag, dominee." „Goeien middag!" Dominee Schnelldahin snelde wer verder even als straks met fladderende jaspanden achter zich, met vliegende dasslippen aan weerszijden, zijn brilïe- glazen glimmender dan ooit, zoodat ze een oningewij de misschien hadden kunnen doen denken aan vurige lantaarnlichten van een voorhij stuivend© locomotief. Zoo kwam hij in het dal, waar hij de eerste huisjes reeds spoedig' voorbij was. Yröolijk bloeiende boomen begroetten hem hier, overal links en rechts stonden bloemen. En de lucht was vervuld van allerlei vogel gerucht en gefluit, duivengekoer, ganzengegak, kip- peiigekakel. Hoe blij en jong lag dat alles daar. Wat vredige stemming- ging er van dat alles uit, Maar do minee Schnelldahin dacht aan droevige dingen, aan de tegenstelling tusschen dood en leven, rouw en len testemming. Hij lette niet op de bloemen en bloesems, hij lette niet op het vogelgezang- en geroep, hij zag niet door de vensters in de huisjes der dalbewoners; hij joeg- voort, zijn gedachten achterna. Eindelijk stond hij voor den molen en zijn eerste drang was om den stoep op en de gang in te snellen. Maar hij bedacht zich, besloot de achterdeur binnen te gaan en botste, toen hij den hoek om ging, tegen een der knechten van den molen, die hem met een paar kalme woorden wat trachtte tot bedaren te bren gen. „Hoe gaat het met den opzichter? vroeg de dominee si.el, veegde zijn bezweet voorhoofd af en bemerkte eerst nu dat hij geheel buiten adem was. Brandend ongeduld klonk in ^jn stom. De lange knecht haalde veel-beteekonend de schou- De heer Roodhuyzen: Hierin, dat een lid der Kamer van de regeeringstafel indirect wo-rdt toe gevoegd dat hij niet wel bij het hoofd is. (Rumoer). De voorzitter: Ik heb de uitlating van den minister niet als zoodanig opgevat. De heer K e t e la a r (Y.-D.) Maar Roodhuyzen wel. (Vroolijkheid.). De heer Roo dhuy zen (U. L.) Als ik hetzelf de van den minister gezegd had, zou men eens wat gezien hebben. Ik meen hier in de Kamer hetzelfde recht te hebben als een minister. Er is in de laatste dagèn al te veel onparlementairs van de regeeringsta fel gehoord. De voorzitter: U hebt gisteren ook niet par lementair gesproken, maar u hebt thans het woord. De heer Roodhuyzen: Ik protesteer er ten ernstigste tegen, dat de minister van Financiën iemand bedektelijk toevoegt, dat hij niet wel bij het hoofd is. De minister heeft zich misschien in de laat ste dagen wat veel met de Papendrecht-sche zaak be zig gehouden. De voorzitter: Verlangt nog iemand het woord over het incident? Niemand vroeg het woord. Het incident werd onder groote hilariteit gesloten. Ook dc algemeene beschouwingen werden daarna gesloten. Bij het Begrootingshoofdstuk „Huis der Koningin" protesteerde dte heer Troelstra (S. D.) er tegen, dat de regeering den treurigen moed) heeft, in de ge geven omstandigheden te komen met een aanvraag van f 145.000 als le termijn van een bedrag van 580.000 voor verbouwing- van „Het Loo." Hij schroomt wel deze zaak ter sprake te brengen, omdat men ook hem misschien zal toevoegen, dat hij een querulant is. (Vroolijkheid). Uitvoerig zette spr. zijn bezwaren tegen den post uiteen en klaagde^ over het ongrondwettige om meer dan .t 50.000 per jaar te besteden aan het onderhoud der Koninklijke Paleizen. De Koningin behoort zelve dc noodige verbeteringen aan te brengen. Na eeriige discussie, werd met artikel aangen men. Begrootingshoofdstuk II (Hooge Colleges van Staat) bracht discussie over het artikel, dat. toelagen wil geven aan houders van akten onder de- ambtenaren der Alg. Rekenkamer. De heer De Beaufort (V. L.) keurde dit nieuw beginsel af, dat door de heeren Roodhuyzen (L. L.) en Nolens (R. K.) in bescherming werd geno men. De minister van financiën verdedigde het artikel als een aanmoediging voor de ijverigsten in dienst der Rekenkamer, waarna het artikel werd verworpen. Hoofdstuk II werd daarna aangenomen. De algemeene beraadslagingen over Hoofdstuk III (Buitenlandsche Zaken) werden aangevangen door den heer Hugenholtz, (S.D.A.P.), die boven alles onze neutraliteit wil bewaard zien bij het buitenlandsch be leid. Dit achtte spr. niet het geval door het onver meld laten van het Belgisch koningsbezoek en de be handeling van het Portugeasch oorlogsschip in Indië. Ook het ontwerp voor de kustdefensie is uit dat oog punt gevaarlijk te noemen, evenals d© woorden van lof van minister Van Swinderen in de Eerste Kamer over den Duitschen Keizer. Dit helpt immers toch niet voor de scheepvaarttollen. Spr. zag in onze houding in zake het vestigingsver- urag een opzettelijk gewilde vriendschapsbetuiging je gens Duitschland met prijsgeving- van onze eigen rech ten. In de zaak-Van Heeckeren heeft de minister de achterdocht niet weggenomen. ders op en zei kalm: „Het is te wenschen dat hij er door komt" „Dus er is toch nog hoop?" De molenaarsknecht haalde weer de schouders op. „Hij heeft heel wat moeten verduren, eerst de ko lendamp, nu het schot.... Maar men moet de hoop nooit opgeven." „Dus toch nog hoop? Is meneer Wolkenstein ook thuis? ja toch?" „Hij zal wel boven bij den zieke zijn, denk ik. Hij is van nacht niet naar bed geweest hij heeft ge waakt. En dan.... och hemel, juffrouw Gisela! Als het mogelijk is dat trouwe zorg hem kan redden, dan heeft zij al het mogelijke gedaan. De dokter uit Griimtaune is er ook al twee maal geweest gister avond en- van morgen." Dominee Schnelldahin stond een oogenblik in twij- fel^ of hij den molen binnen zou gaan of naar het huisje van Lehmann er naast. Hij was bevreesd, dat hij misschien ongelegen zou komen. Het beste was misschien nog- dat hij zich wendde tot de oude tante Eveline. Die zou wel hevig ontsteld] zijn en hij kon haar dan eenige geruststellende en troostende woor- den toevoegen. Maar de knecht liet hem nog niet terstond los en i „Als ik mij niet vergis dan heeft bij u onlangs ge diend de dochter van dien Knurrhahn. Is het niet? Nu men zegt algemeen dat zij het plan had om op zichter Ilagenloh om het leven te brengen, vandaar haar poging- om hem door kolendampverstikking om het leven te laten komen in de herberg, zooals ge weet. Nu, jan morgen in de vroegte heeft den bosch- wachter Kienspahn haar in het bosch gevonden dood. Zij had zich aan een boomtak opgehangen." Dominee Schnelldahin die reeds twee treden van den stoep op was, bleef als verpletterd staan en staar de den man in het gelaat. __„Dood-" zei hij en smart en ontsteltenis klonk in zijn stem. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1910 | | pagina 1