DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910.
DONDERDA
15 DECEMBER.
FEUILLETON.
Een kiesche zending.
BINNENLAND.
No. 295
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
ggSgrïAVÏi
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Zijdie zich met 1 ja
nuari a.s. op dit blad
abonneerenontvangen
de tot dien datum verschijnende num
mers gratis en franco.
DE UITGEVERS.
UIT HET ZWEEDSCH. VAK TOR HEDBERG.
ALKMAARSC
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK-
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in liet ge
meenteblad van Alkmaar, No. 343, is opgenomen het
besluit van den Raad dier gemeente van 16 November
j.l., waarbij is vastgesteld eene
Verordening op de kenring van vee en
vlecsch en den invoer, het vervoer, den
doorvoer en ilon verkoop van vleesck
in de gemeente Alkmaar.
Welke verordening, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden voor een ieder ter gemeente-secretarie
ter lezing is nedergelegd en aldaar tegen betaling van
f 0.45 in afdruk is verkrijgbaar gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATII, Secretaris.
Alkmaar, 15 December 1910.
HINDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar
brengen ter algemeene kennis, dat heden op de ge
meente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen inge-
dionde verzoek met bijlagen van S. SWART, aldaar,
om vergunning tot het oprichten van een loodgi.ters-
en zinkvverkerswerkplaats in het perceel Achterwezel
wijk D no. 28
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden
ingediend ten raadliuize dezer gemeente, mondeling
op Dinsdag, 27 December e.k., 'svoormiddags te elf uur
en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie
dagen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij,
die bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer
gemeente van de 'terzake ingekomen schrifturen ken
nis nemen.
Alkmaar, 13 December 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
ALKMAAR, 15 December.
Heeft de heer v. Bethmann Hollweg, de Duitsche
rijkskanselier een alles behalve gunstige pers in het
buitenland over zijn binnenlandsche politieke rede
voering met Uilenspiegel kan hij zeggen, dat hij
liet er naar gemaakt heeft in binnen- en huiten-
land wordt er met waardeering gesproken over het
geen hij over de buitenlandsche politiek heeft gezegd.
Met ingenomenheid heeft men blijkbaar de gunstige
verklaringen over Engeland en Rusland gehoord,
welke verklaringen voordat ze zijn uitgesproken te
Londen en te St. Petersburg zijn geweest en dus ook
de Engelsche en de Russische officieele opvatting
weergeven.
De Times betreurt het, dat de rijkskanselier niet
eer in dezen geest heeft gesproken.
„Voor zoover wij weten," schrijft het blad, „heeft
Duitschland noch in Den Haag, noch bij eenige an-
9)
„Wat moet ik dan voor reden opgeven dat je boven
blijft?"
„Zeg maar, dat ik wat kou gevat heb, dat het een
beetje rheumatiek is en dial is heti ook, je mag- zeg
gen wat je wilt."
„Nu, best, als je 't zoo liever noemt, mij goed. We
zullen, het dus rheumatiek noemen."
De oude heer mompelde zooiets1 van dank en oom
Klaas maakte dat hij wegkwam, om zijn. vriend niet te
prikkelen met- het- lachje, diat hij niet langer weer
houden kon.
Hij nam zich intussehen voor, zijn terugreis uit te
stellen tot zijn vriend! weer beter zou zijn, en eveneens
om niet meer te denken aan het doel van zijn bezoek
en zich geheel van inmenging in het huwlijksplan te
onthouden.
Nadat hij Christien zijn instructies gegeven had en
nog- eens naar boven was geweest, waarbij hij den pa
tiënt aanmerkelijk kalmer en inschikkelijker bevon
den had, verliet hij dezen met een Eranschen roman
in handen, alleen en ging naar buiten, voldaan over
zijn besluit om- te blijven en nog meer met dat ande
re.
Er waren hevige regenbuien geweest dien nacht en
morgen, maar nu scheen de zon uit. een hoogen, hel-
derblauwen hemel, waaraan de laatste uiteengescheur-
de wolkjes wegdreven voor den frisschen zuidoosten
wind. Het glinsterde in de takken der boomen, met
de half opengesprongen knoppen, maar het mooiste
glinsterde de baai, die daar lag donkerblauw met. wit
te strepen aan den horizon, groen met lange golven
naar het strand toe. En lente was het overal, in de
lucht en in het water, op den grond en in de boomen;
lente in het gezang der vogels, in het geruisch van
den wind en in het bruischen van de golven lente
dere gelegenheid zulk een houding aangenomen, dat
het ons aanmoedigde, beslister voorstellen te doen.
Het is geen gebruik, dat- een der partijen besliste
voorstellen, doet om een nieuw beginsel van internati
onale overeenkomst in practijk te brengen, tenzij men
weet dat dit beginsel voor de andere partij aanneme
lijk is; en zeker heeft Duitschland nog nooit de ge
ringste aanwijzing gegeven, dat het bereid is, ook
maar in beginsel een stelsel van ontwapening of be
perking der bewapeningen bij overeenkomst te be
spreken. Zulk een aanwijzing is er ook niet in Von
Bethmann Hollwegs laatste rede, ofschoon hij het
denkbeeld oppert, dat een uitwisseling van meeningen
over de economische en jiolitieke belangen der beide
volken zou kunnen helpen, wantrouwen uit den weg
te ruimen."
Het blad gelooft, dat geen Engelsch staatsman
een bespreking ooit. zou afwijzen. Van belang is het
dat het officieuze Weensche Fremdenblatt met de ver
klaringen over de verhouding tot Engeland' ten zeer
ste ingenomen is. Het blad acht ze gerustellend.
Ook over hetgeen de rijkskanselier ten aanzien van
Rusland heeft gezegd, is het Weensche blad zeer te
vreden. Bijzonder verheugt het blad zich over de ver
zekering van den heer v. Bethmann Hollweg, dat zijn
„met die van Oostenrijk volkomen overeenstemmende"
Oostersche politiek, te Potsdam ook gebleken is, met
Ruslands bedoelingen volkomen overeen te stemmen.
Zelfs de chauvinistische Matin is best te spreken
over hetgeen de heer v. Bethmann Hollweg heeft ge
zegd.
Dat Rusland, zoo schrijft de hoofdredacteur, de heer
Stéphane Lauza-nne, zich niet zal leenen tot eeniger-
lei aanvallend optreden tegen Duitschland, kan noch
Engeland, noch Frankrijk onaangenaam zijn, die
nooit eenige oorlogszuchtige bijgedachte hebben ge
koesterd en die een entente hebben gesloten in de
eerste plaats om hun belangen te verdedigen en den
Europeeschen vrede te handhaven.
Dat Duitschland dezelfde formeele toezegging aan
Rusland heeft gedaan, is daarentegen van het aller
hoogste belang voor Rusland en voor den Europee
schen vrede, want het is. vermoedelijk vroeger niet al
tijd zoo geweest, en de regeeringen hebben zoodoende
zekerheid, dat de vreesaanjagende gebeurtenissen van
het na,jaar 1908, bedoeld wordt de crisis van de inlij
ving van Bosnië en Hevzegowina, zich niet zullen her
halen.
Ook wat gezgd is ten opzichte van de handhaving
van den status quo op den Balkan en in het Oosten
stemt het Fransche blad tot tevredenheid en het
maakt daarbij melding- van hetgeen de minister van
buitenlandsche zaken, de heer, Pichon, dezer dagen
zeer duidelijk heeft te verstaan gegeven, aan een af
gevaardigde, n.l.
„Niets gelukkigs, dat onzen bondgenoot overkomt,
kan ons ontstemmen, zoo min als iets goeds, dat ons
gebeurt, Rusland zou kunnen schaden. Dei banden,
die ons binden, zijn zoo min van zelfzuchtigen als, van
in het vérblindende zonnelicht en in de dunne blauwe
schaduw. Oom Klaas stond! verrast. De lente drong
zich aan hem op, alsof het de eerste maal in zijn le
ven was, dat hij haar zag. Hij liep het pad af naar 't
strand, zoo wonderlijk licht te moede, dat hij geheel
onbewust begon te zingen. Hij had geen stem, en toen
hij bemerkte wat hij deed, schaamde hij zich en hield
dadelijk op. Maar na een poosje begon hij te fluiten.
Toen hij aan hét strand was, liep hij de pier op om
zooveel mogelijk zeelucht in te ademen. Daar viel
hem een boot in 't oog,op1 geringen afstand, die de
fjörd invoer en tot hiertoe voor hem verborgen ge
weest was door het boothuis. In 't eerste oogenblik
kon hij niet zien, wie er roeide, maar daarop" herkende
hij Hanna, de huishoudster.
Aan een oogenblikkelijke ingeving- gehoorzamende,
zette hij de hand voor den mond en riep luide
„Mag ik mee?"
Het meisje hield de riemen in en scheen te aarze
len. Daarop roeide zij terug na,ar de pier.
„Mag ik mee?", herhaalde oom Klaas, toen de boot
dichterbij was.
Een vragende, twijfelende blik werd er op hem ge
worpen en aarzelend klonk het antwoord:
„Ja, dat kan wel!"
„Waar gaat het naar toe?"
„O, alleen maar naar den overkant, naar de oude
lui", zei ze haastig.
„Dat komt goed uit dan kan ik het Juteiland
ook eens zienzei oom Klaas, en daar de boot nu
dicht aan de pier lag, sprong hij er in.
Zij deed een paar krachtige slagen om niet tegen
de pier te stooten en die plotselinge vaart, had tot ge
volg dat oom Klaas vlugger kwam te zitten dan hij
bedoelde.
Zij barstte in lachen uit, eventjes, 't volgende
oogenblik beet zij zich op de lippen en deed haar best,
een ernstig gezicht te zetten. Maar oom Ivl'aas lachte
ook, waarmee hij opnieuw een verwonderden onder
zoekenden blik uitlokte.
Hij had zich echter voorgenomen, ditmaal zijn vroe-
geren onvriendelijke houding- tegenover Ihaar goed te
twistzieken aard. Daarom zijn ze van langen duur.
Niets heeft ze losser gemaakt in het verleden, niets
zal ze, kunnen losknoopen in de toekomst.
Ge kunt me op m'n woord gelooven: De Russische
regeering is meer dan ooit besloten, den weg niet te
verlaten, dien zij heeft ingeslagen, toen zij met ons
een bondgenootschap, met Engeland een entente
sloot. Zij heeft geen den minsten zin, verre van dien,
om de banden, die Rusland en Frankrijk binden, los
ser te zien worden."
De heer Pichon zal dezer dagen in het parlement
een rede houden. En dan zal blijken, dat de uitleg,
die hierboven is gegeven, in overeenstemming is met
de opvattingen van de kanselarijen te Londen en Pa
rijs, zegt de Matin.
Uit dit alles mag men opmaken, dat er op het
oogenblik een gelukkige overeenstemming in de Eu-
ropeesche kabinetten bestaat. De politieke hemel is
helder, er zit geen donderwolkje aan de lucht, er
dreigt storm noch onweer.
Maai helaas kan er zoo gauw wat komen dat aan
de blijdschap en den zonneschijn een plotseling einde
maakt.
TWEEDE KAMER.
In de vergadering van gisteren werd de behandeling-
der waterstaatsbegrooting voortgezet. De minister
van Waterstaat beantwoordde verschillende opmerkin
gen en deelde mede, dat in den loop van dit jaar ver
schillendelocomotieven van zwaarder model in dienst
zullen worden gesteld. De minister achtte het inleg
gen van nachttreinen naar het Noorden onwenschelijk
en onthield zich inzake vrij vervoer van Kamerleden
van bemoeiing.
De nieuwe tarieven, verdienen de voorkeur met het
oog op eventueel© latere staatsexploitatie. De klacht
over het tarief voor vischvervoer uit IJmuideu be
grijpt de minister niet. De Bredasche stationskwestie
is in overweging.
Zoo spreekt de Min. voort over verschillende lokale
spoorwegbelangen, totdat hij komt tot de opzegging
van spoorwegovereenkomsten. Dit gevaar hangt den
Staat nog steeds boven het hoofd, maar de Min. zal
spoedig maatregelen nemen.
De Zondagsrust voor het personeel mag de belan
gen van het publiek niet schaden, is het standpunt
van den Minister. Spr. wil in de beperking- van den
treinenloop op Zondag niet te ver gaan. Best mogelijk
is het, dat in de toekomst meer treinen in het Noor
den dan in het Zuiden zullen worden opgeheven, daar
aiyi het reizen op Zondag in verschillende mate be
hoefte is.
De Min. besprak vervolgensi de kwestie der hinge
diensttijden en de herziening der dienstvoorwaarden,
die tot 1 Januari is uitgesteld. Met; den heer Troel
s t r a (S. D. A. P.) kwam de minister in discussie
over het ontslag van eenige spoorwegarbeiders, over
de samenstelling van het scheidsgerecht en over de
Nederlandsche Vereeniging van Spoor- -en Tramweg
personeel, wier gezagsondermijning de Min. afkeurt
Men moge nog zoo luide schreeuwen de minister
zal er zich niet door van de wijs- laten brengen. D
minister zal niet dulden, dat onder de- leuze van het
vereenigingsrechfc het gezag zal worden ondermijnd.
Door den heer Passtoors (R.-K.)i werd het be
maken, 't Meisje zag er zoo knap en lief uit en meer
wist hij niet en wilde hij1 ook niet weten.
„Geef mij nu den ëenen riem!" zeide hij.
„Och neen, ik roei altijd) alleen!"
„Komaan, geef hem mij nu maar!"
„Neen!" antwoordde zij, de tanden op elkaar klem
mende. „Dokter behoeft niet te roeien en ik ben ook
zoo'n zwakke stumperd niet,"
En zij bleef onverdroten roeien, met lange, kraohti
ge slagen. Oom Klaas maakte geen tegenwerpingen
meer hij voelde- zich welbeschouwd ook niet zoo ze
ker van zijne bekwaamheid als- roeier.
't Meisje zag er inderdaad alleraardigst uit met
dien verhoogden blos op de- wangen ea met die ronde
armen, welke de beweging deed te voorschijn komen
uit de opschuivende mouwen. Hij zag de spieren rij
zen en dalen onder het dunne katoenen japonnetje
de riemslagen waren- zoo krachtig, dat. hij voelen kon
hoe de boot vooruitschoot.
Ze schijnt zich ten minste niet te schamen, voor
haar vroegere bezigheden, dacht hij bij zichzelf.
Zij zat zwijgend op haar plaats en wierp alleen nu
en dan tersluiks een blik op hem, waarbij iets- in haar
gezicht te kennen gaf, dat zij begon te begrijpen, dat
hij toch zoo gevaarlijk niet was.
„Me dunkt, het gaat heel goed, zoo- zonder hand
schoenen aan te roeien", zeide hij eindelijk op 'n goe
digen toon.
Zij bloosde, maar nam het goed op en lachte toen.
„Mijnheer wil het altijd, dat ik handschoenen aan
zal trekken", antwoordde zij. „Hij vindt mijne han
den zoo rood! Alsof dat er iets toe doet."
Oom Klaas keek naar hare handen; ze wa-ren, wer
kelijk rood eu tamelijk ruw geworden van hard werk.
maar niettemin waren ze welgevormd en klein en de
onderarm was wit en fijn van huid.
„Ik trek ze altijd! uit. als hij het niet ziet!" ver
volgde zij openhartig, ofschoon zij terstond, daarop
bevreesd scheen, dat zij te ver gegaan was. Maar
oom Klaas bleef lachen en daarmee verdween het
laatste schijntje van wantrouwen hij haar. Van nu
af praatte ze ronduit en op zoo'n aardige wijze, $dai zij
leid van den Min. tegenover de 48.000 arbeiders van
zijn departement geprezen.
De heer Troelstra laakte de opwekking van
den Minister tegen de sociaal'-demoeratie en komt op
tegen diens felheid ten opzichte der Nederl. Vereeni
ging, waar de sociaal-democratische fractie, vrij tegen
over staat. Spr. behandelde in het bijzonder het ont
slag van drie conducteurs te Barneveld. Naar aanlei
ding van die zaak stelde spr. de volgende motie voor:
„De Kamer, van oordeel, dat. de inlichtingen, dooi
den Minister gegeven, aangaande het ontslag van 3
conducteurs te Barneveld onvoldoende zijn om een
voordeel te vellen, verzoekt den Minister door een
-nieuw onderzoek, ook bij de ontslagenen en bij het pu
bliek en ook omtrent de toestanden aan het s-tatio-n te
Barneveld, de Kamer in de gelegenheid te stellen over
het Barneveldsch ontslag en de daartegen ingebrachte
grieven te oordeelen," die- met 62 tegen .6 stemmen
werd verworpen.
Na repliek van den heer Helsdingen (S. D.
A. P.) kwam de heer Roo-d'huyzen (U.. L.) op,
tegen den politieleen aanval des ministers op de lin
kerzijde en bepleit de heer De V isse. r (C. H.) de
opneming van het voormalig Rijnspoorwegpersoneel
in het pensioenfonds. Het ontslag der 3 Barneveldsche
conducteurs bleef spr. goedkeuren.
Na replieken van de heeiren Ter Laan (S. D.
A. P.) en S m o e n g e (U.-L.) dupliceerde de m i-
uister.
De Minister, critiseerde nog eens het optreden
der Nederlandsche Vereeniging. Dat de werkman
Duynhof zou lastig zijn gevallen door een inspecteur,
omdat hij met een Protes-tansch meisje zon zijn ver
loofd, is onjuist. Het eenige is, dat de pastoor er zich
mee heeft bemoeid, omdat een gemengd huwelijk toch
geen aanbeveling verdient.
De heer Roodhuyzen (U. L.) De heel coalitie
is een gemengd, huwelijk! (Groote vroolijkheid).
De minister: Ja, maar de coalitie krijgt geen
kinderen. (Uitbundig gelach). Overigens, als er hij
mij een meisje komt, die op een socialist is verliefd,
zal ik ha-ar zeggen: „Kind, doe het niet, want je
maakt den man diep ongelukkig. (Vroolijkheid). En
als hij je niet leert, dat er een hemel! is hiernamaals,
zal hij je leeren, dat er een hel is hier heneden."
(Groote vroolijkheid.)
Spr. ontkent voorts, kleine politiek te hebben ge
voerd. Hij moet het gezag handhaven.
Het debat over de afdeeling Spoorwegen werd ge
sloten.
Bij de 6e afdeeling (Posterijen) zeide de v o o r-
z i 11 e r, dat vijftien sprekers zijn ingeschreven. Hij
drong op kortheid aan.
De heer Passtoors (R. K.) drong er op aan,
de verzending van Kamerstukken op Zaterdagavond
te doen vervallen. Voorts zegt spr. liever een en
quête te wenschen, dan een staatscommissie voor on
derzoek van de toestanden bij de posterijen en telegra
fie. Spr. kwam vervolgens op voor de positieverbete
ring der brievengaarders. Hij vraagt verder verbete
ring van de pensioenregeling voor het lagere perso
neel, alsmede traktementsverbetering, in verband met
de stijging van de prijzen der levensmiddelen.
De voorzitter stelde voor 's- avonds vóór met
Hoofdstuk 5, (Binnenlandsche Zaken) te beginnen,
Hoofdstuk 9 (Waterstaat) af te doen.
Aldus werd besloten en de- vergadering geschorst
tot 8 uur.
De heer Helsdingen (S. D.), betoogde, dat de
minister nog heel wat zal moeten doe-n om de. onte
vredenheid) onder het personeel der posterijen weg te
nemen. Wat de minister voor de klerken wil dóen, is
beslist onvoldoende. Ook voor de assistenten moet
verbetering komen.
Voorts vroeg spr. lotsverbetering voor de conducteurs
der brievenmalen en de kantoorknechts en voor tal
van andere ambtenaren en beambten als hulptelegram
bestellers, enz. enz.
De heer Roessin g (U. L.) kwam er tegen op,
hem geheel inpalmde.
„Hoe gaat het nu met het Eransch?" vroeg hij een
poosje later.
„O, ik vind het verschrikkelijk moeielijk, en ik ge
loof nooit, dat ik het goed leeren zal. Maar mijnheer
wil het nu eenmaal en dus.hij is erg goed!"
„Zoo, vindt je dat?"
„Ja, dat kan wel niet anders ofschoon hij wel
zijn eigen ideeën heeft soms. Maar d-at hebben oude
mAschen nu eenmaal allemaal."
„Wat zou mijnheer wel zeggen als hij dat hoorde?"
„O, hij mocht zeggen wat hij wou, hij is niet zoo ge
vaarlijk als u misschien denkt", antwoordde zij met
een oyermoedig lachje.
„Als men hem maar op de rechte manier aanpakt!"
„Nu, ik kan wel merken, dat jij daar slag van
hebt!"
Zij lachte juist als daareven, maar daarop werd zij
plotseling heel ernstig.
„'t Is een prachtige landhoeve die hij heeft!" zeide
zij,
O zoo, zit het hem daaraan. Ja, natuurlijk, dat
moet wel zoo zijn! dacht hij en hij antwoordde haar
niet. Zij bleef eveneens in gedachten zitten en roeide
een poosje zwijgend! voort.
Oom Klaas keek haar aan. Hij kon geen hebzucht
lezen op dat frissche, jonge gezicht, maar het moest
toch wel zoo zijn: de verzoeking- was te groot voor
haar en daar kon men zich ook niet over verwonderen.
Maar 't- was toch in elk geval jammer, dat zij' -zoo'n
oude man! Foei!
Neen, hij zou er zich niet om bekommeren, 't ging
hem immers niet aan! En hij ging haar ondervragen
naar haar tehuis en haar ouders.
Wordt vervolgd.