DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het bankroet ran het getolgenbewlis.
Honderd en twaalfde Jaargang.
1910.
VRIJDAG
23 DECEMBER.
FEUILLETON.
Een kieeche zending.
BINNENLAND.
No. 302
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Zijdie zich met 1 Ja
nuari a.s op dit blad
abonneereiontvangen
de tot dien datum verschijnende num
mers gratis en franco.
DE UITGEVERS.
AL&MAARSCHE COURANT,
Minister Regout heeft volmaakt terecht, gezegd, dat
het met de Papendrechtsche zaak uit moet zijn. Er is
een oogenblik, dat men uit het publiek de waarheid
niet meer kan krijgen. Dat oogenblik is voor Papen-
drecht reeds sedert eenigen tijd daar. Het heele dorp
is in twee partijen gesplitst, men heeft elkaar opge
warmd en nagepraat en nu is de waarheid zoek.
Ook de kranigste, ideaalste rechter zou nu die waar
heid niet meer kunnen vinden. Het is van veel be
lang, dat deze stelling eens op den voorgrond' gesteld
wordt. Want zij leidt als vanzelf tot deze andere, dat
het zoo ontzaglijk moeilijk is de waarheid te vinden.
Dat heeft men bij de besprekingen van de Papen
drechtsche zaak wel wat te veel uit het oog verloren.
Men heeft en waarlijk niet geheel ten onrechte
den betrokken rechters verweten, dat zij hier niet den
goeden weg hebben gevolgd, dat zij de psychiaters te
ver hebben laten gaan en te ver met hen zijn mede-
gegaan. En men heeft naar aanleiding daarvan ver
klaard, dat de rechters met zorg gekozen moeten wor
den en nigt vooral uit te jonge, pas van de academie
komende candidaten of uit oudere, die niet voldoende
bewezen hebben karakter en menschenkennis te be
zitten. Bovendien is men allergeweldigst te velde ge
trokken tegen de psychiaters. Het is als ware men
bang, dat, de psychiaters waar zouden maken de oude
Hollandsche spreuk, dat er meer menschen geestelijk
ongezond zijn dan men wel zou vermoeden met het oog
op de verdeeling der menschheid in en buiten de ge
stichten. Plet is als wilde men hen van te voren maar
schaakmat zetten met hen allen te samen onbevoegd
te verklaren. Overal hoort men thans „geestigheden"
UIT HET ZWEEDSCH, VAN TOE IIEDBEKG.
16)
Toen liij^ zoo een kwartier geloopen had, zonder een
levenden ziel te zien, kreeg hij een boerenhuisje in 't
oog, naast den weg. Het was heel laag en tamelijk
oud; de deur hing bedenkelijk scheef en de venster
glazen nadden do kleuren van den regenboog, maar in
a! zijn armoedigheid, lag er iets goedgehumeurds en
tevredens over, dat bij oom Klaas ineens het beeld
opriep van een ouden vagebond, dien hij eens op den
grooten weg was tegen gekomen.
Achter het huisje lag een aardappelveld, dat niet
lang geleden omgeploegd scheen te zijn, en op een
hoek stond een groote berk, die een paar van zijn tak
ken over het dak uitstrekte. En wat oom Klaas voor
al tiot, was dat de vensterbanken vol bloempotten
stonden.
Hij liep er heen en klopte op de half openstaande
voordeur. Er werd „binnengeroepen en toen hij in
een nauw portaal trad, zag- hij daar een deur aan
weerskanten en klopte op die aan zijn linkerhand, van
waar hij de stem had meenen hooreu te komen. We
der werd er „binnen!" geroepen en hij opende de
deur. Daar stond; hij in een kleine, lage, berookte,
maar overigens bijzonder nette en zindelijke keuken;
een geheele wand en een goed derdedeel van de opper
vlakte van het vertrek was ingenomen door een groo
ten haard van tegels, in welks eenen hoek een heel
klem ijzeren haardje was ingemetseld. Een andere
wand was in beslag genomen door een aanrechtbank
bij het venster stond een tafel met een paar stoelen'
en in den vierden wand was.de deur. Op een drievoet
aan den haard zat een oude man netten te knoopen
flij keek een oogenblik op, toen oom Klaas biimen-
tiad, doch ging bedaard met zijn werk voort.
Oom Klaas stond eenigszins verlegen, hoe hij met
Zijn vraag voor den dag moest komen. Hij bedacht
ten koste van de psychiaters het publiek stelt zich
te weer.
Dat alles is begrijpelijk en heeft zijn goeden grond
in allerlei gebeurtenissen in de Papendrechtsche zaak,
met name en vooral in de publiciteit, aan het rapport
over de getuigen gegeven, die uiterst bedenkelijk is,
zoowel met het oog op het recht der burgers als op het
belang eener goede justitie.
Doch nu late men zich niet door bijzaken van de
hoofdzaak afleiden. En die hoofdzaak is deze, dat
hier weer eens bizonder sterk aan het licht is gekomen
hoe moeilijk het toch is achter de waarheid te komen.
Dat en dat vooral zij de leering, die men uit de Pa
pendrechtsche zaak heeft te trekken.
Hu was daarvoor deze zaak niet noodig. Iedereen,
die wel eens welke zaak dan ook onderzocht heeft,
weet hoe moeilijk dat is. Iedereen, die wel eens recht
zittingen heeft bijgewoond, weet ook, hoe moelijk het
vaak is uit getuigen wijs te worden.
Een sterk sprekend /bewijs tegen dat getuigenbewijs
is o.a. een paar jaar geleden gegeven door den Gro-
ningschen hoogleeraar in het strafrecht professor Si
mon van der Aa, die op zijn college een kleine comedie
had doen opvoeren en zijn studenten daarvan een re
laas had doen geven. Al die relazen kwamen op de ko-
miekste wijze met elkaar in tegenspraak; zelfs ten
aanzien van hoofdpunten bleken de getuigen het ten
eenen male oneens.
En nu bedenke men, dat de getuigen allen zeer ont
wikkelde jongelieden waren, dat zij zich vermoedelijk
geen van allen in zenuwachtige opwinding bevonden,
dat er voldoende licht was om alles nauwkeurig te
zien, dat er imbecielen niet bij waren, dat sterke
drank geen invloed heeft kunnen hebben, dat de han
deling geschiedde binnen een bepaalde ruimte enz.
enz. Er waren dus de gunstig'st denkbare omstandig
heden voor het leveren van de bewijzen van de waar
heid, de scherpzinnigste psychiaters zouden hier mis
schien geen materiaal gevonden hebben en zie,
liet bewijs werd alleen geleverd, dat zelfs onder de al
ler-, allerongunstigste omstandigheden het getuigen
bewijs een zeer, zeer geringe waarde heeft.
Zijn een of meer van deze gunstige factoren er niet
dan behoeft men waarlijk niet te vragen welke waarde f
dan het getuigenbewijs heeft.
Maar staat dat nu vast, waarom klaagt men dan f
over alles behalve over datgene, wat de Papendrecht-
sche zaak nu met veel sensatie nog eens vooral aan
het licht heeft gebrachtdat den rechter in den regel I
onvoldoende materiaal wordt verschaft om een gege-
ven geval te beoordeelen. Het gaat nu te veel op den i
gis. Men geeft veel om het ambtseedig procesverbaal,
men verdeelt krachtens een zeer oppervlakkige psycho
logie de getuigen in geloofwaardige en ongeloofwaar
dige en oordeelt.
Dat nu lijkt verkeerd. Dat onze rechters tot den
psychiater gaan met de vraag om hun behulpzaam te
zijn bij deze schifting, is alleszins verklaarbaar, al is
de wijze waarop in Arnhem niet gelukkig geweest. Wil
de publieke opinie den rechter deze methode van
schifting niet toestaan, er is veel voor te zeggen. Er
zijn daaraan veel en geldige bezwaren verbonden.
Doch dat dan nu ook de rechter niet langer zwijge.
Men heeft, den rechter gecritiseerd, hij heeft nu het
recht te antwoorden: „Goed, ik zal niet dan bij uit
sondering en met de noodige waarborgen den psychi
ater oproepen om mij bij de waardeering der getuige-
„nissen te helpen. Doch ik kan en wil ook niet zonder
„voldoende gegevens recht spreken. Gebleken is, dat
„het getuigenbewijs weinig beteekent. Zorg dan, dat
„gij mij ander bewijsmateriaal voorlegt of ik ben ver-
„plicht tot in het oneindige de menschen vrij te spre-
j „ken."
j Zoo sprekende zou de rechter volmaakt gelijk heb
ben. Voor een goede rechtsbedeeling is inderdaad noo
dig, dat alle, ook de kleine zaken, goed geïnstrueerd
worden door ondergeschikte ambtenaren van het
openbaar ministerie, die een flinke cursus in crimino
logie hebben doorloopen en practisch volmaakt ge
schikt zijn om het bewijsmateriaal (dus ook de getui
gen) op te sporen, te schiften; te ordenen en over te
brengen. Daardoor zal de staat den rechter meer in
de gelegenheid hebben gesteld recht te spreken gelijk
het behoort.
Hu is niet vooral de psychiater of de rechter, nu is
nog de staat in gebreke.
nu pas, dat hij zelfs nog niet wist, hoe Hanna's ou
ders heetten.
Aa een oogenblik van stilte, begon hij: „Zeg eens,
vriend, je kent zeker Hanna wel, die hierover op het
landhuis dient?"
De oude man zag terstond op, met een onderzoe
kenden blik.
„Ja", antwoordde hij bedachtzaam.
„Kun je me dan ook zeggen waar baar ouders wo
nen?"
Weer een onderzoekende, eenigszins onrustige blik.
„Ja zeker!"
„Hu, waar is het dan en hoe moet ik er komen?"
De oude man liet het net los, nam oom Klaas nu
eens van t hoofd tot de voeten op en riep toen met
een grove stem:
„Malin
Een stem antwoordde van den anderen kant van 't.
portaal en een oogenblik daarna kwam een klein, rond
oud vrouwtje te voorschijn. Bij den eersten oogop
slag zag oom Klaas, dat hij al terecht was. Het was
heelemaal Hanna's gezicht, alleen grover en ouder
het kon niemand anders dan haar moeder zijn.
De oude vrouw kwam nader en monsterde op haar
beurt den bezoeker, met een verstandiger:, rustigen
blik.
„Hanna is niet thuis", zeide zij aarzelend.
„Zoo, men liad mij gezegd dat zij overgevaren was",
antwoordde oom Klaas min of meer wantrouwig.
Ja, maar zij is al weer weggegaan
„Hoe jammer, ik had haar wat heel gewichtigs te
vertellen
De oude vrouw dacht even na.
«Hu, misschien komt ze wel gauw weer thuis. Wil
mijnheer maar niet binnen komen en wachten?"
Zij opende de deur van de kamer en oom Klaas be
dacht zich niet lang, maar ging binnen. In 't eerst
had hij het een lieelo teleurstelling gevonden, haar
met aan te treffen, maar thans vfas het korte uitstel
hem welkom.
De kamer was nog kleiner dan de keuken, maar ook
nog netter. Er hingen witte gordijnen voor het raam
TWEEDE KAMER.
In de- zitting van gisteren vervolgde de minister
van binnenlnndsehe zaken zijn rede door verschillende
opmerkingen te beantwoorden.
Door den heer Ketelaar werd verhooging' van
de toelagen voor huisvesting en verpleging van kwee
kelingen bij de Rijkskweekscholen gevraagd, waarin
de minister niet bewilligde.
De heeren Van der M o 1 e n (A. R.) en Van
Wij nbergen (R. K.) wilden verstrekking van
beurzen aan de bijzondere kweekscholen.
De heer Ter Laan (S. D. A. P.) kwam daarte
gen op.
De minister zou de zaak overwegen.
Vervolgens werden door eenige sprekers opmerkin
gen gemaakt over normaallessen, terwijl de heer
Rood h u y zen salarisverbetering voor de leeraren
aan die lessen vroeg.
De heeren T reub (V.-D.) en Ter Laan za
gen strijd met de wet in het niet toekennen van ver
goeding' aan een schoolhoofd voor het toezicht op het
herhalingsonderwijs.
De m i n i s t er zet zij n opvatting uiteen, die
werd gevolgd door een discussie tusschen de heeren
Smeenge (U.-L.), Ter Laan en den minister over en
kele détails van het onderwijs aan zwakzinnigen.
De heer Roodhuyzen (U. L.) en de heer Ter
Laan (S. D. A. P.) drongen er op aan, dat de sub
sidie, aan den Bond voor lichamelijke opvoeding toe
gedacht, inderdaad de lichamelijke opvoeding ten goe
de zal komen. Er moet meer werk van de; gymnastiek
gemaakt worden.
De minister wees tegenover deze heeren erop,
dat de subsidie wordt_ gegeven voor spelleiderscursus
sen, niet voor wedstrijden. Llij wil de onderwijzers in
de zaak betrekken, maar de. militairen kunnen er niet
uitgeschakeld worden.
Bij het^ artikel, waarin gelden worden uitgetrokken
voor speciale inrichtingen van onderwijs werden vel
schillende inrichtingen aanbevolen. De minister zou
alle wenken en raadgevingen overwegen.
De heer van Sasse van Ysselt (R.-K.),
drong bij „Kunsten en Wetenschappen aan op wette
lijke regeling van het archiefwezen.
De heer Schaper (S. D. A. P.) teekende verzet
aan tegen ontsiering van landschappen door reclames.
De minister zei overweging van de wenschen
van den heer v. Sasse v. Ysselt toe, en erkent, dat de
ontsiering van landschappen door reclames soms „af
grijselijk is.
Hierop kwam in behandeling' het amendement van
den heer Van Vuuren (R.-K.), dat ten doel
heeft de gelden, aangevraagd voor subsidieering van
openbare leeszalen, van de begrooting te schrappen.
Spr. lichtte het amendement toe, en zei, dat de regee
ring de subsidieering alleen voorstelt omderwille van
de continuïteit; en dat dus de Kamer opnieuw kan
beslissen, zonder dat een verwerping van den post den
minister onaangenaam zal zijn.
Spreker betoogde verder de onvoldoendheid der
voorwaarden en de onmogelijkheid van het bestaan
van onpartijdige leeszalen. Hij verzocht den minis
ter, het voorstel tot subsidieering terug te nemen.
Ook de heer Brummelkamp A. R.) pleitte
voor het amendement.
Vervolgens sprak de heer De Visser (C. H.),
die principieel zijn standpunt ten aanzien van open
bare leeszalen verklaarde, op grond waarvan hij zal
stemmen tegen het amen dement-Van Vuuren (schrap
ping van het subsidie voor openbare leeszalen).
De heer Schaper (S. D. A. P.) was het geheel
eens met den vorigen spr.
De heer Heemskerk (A. R.) wilde noch ge
meentelijk, noch rijks-subsidie.
De heer Bos (V. D.) ontraadde het amendement.
De heer A a lb er se (R. K.) verklaarde zich te
gen de subsidieering van openbare leeszalen.
De minister van Binnenlandsche Zaken (de heer
II e e m s k e r k) wilde de geheele zaak aan de Kamer
overlaten. Het anti-revolutionnair standpunt laat
subsidie toe. Met het openbaar onderwijs is de open
bare leeszaal niet te vergelijken: hier kunnen alle
richtingen tot haar recht komen. Het subsidie kan
geen praecedent worden voor steun aan paganistische
en socialistische leeszalen.
Het amendement-Van Vuuren werd daarna verwor
pen me.t 48 tegen 41 stemmen.
Vóór stemden de katholieken, de anti-revolutionnai-
ren (behalve de heer v. d. Molen- en de heer Van Veen
(Christ.-Hikt.).
Tegen stemden de geheele linkerzijde en de Christe-
Ïijk-Historischen (behalve de h-eer Van Veen en de
heer v. d. Molen (A.-R.) De post is daarna zonder
stemming aangenomén.
De heer V a n H a m e 1 (U. L.) wenschte reorga
nisatie van de Rijks-Academie voor Beeldende Kun
sten.
De heer Van Vuuren (R. K.) sloot zich aan
bij den vorigen spr.
De minister kon geen toezegging doen.
Ha een tweetal vragen van den heer Ter Laan
(S. D. A. P.) kwam de begrooting van Binnenland1-
sche Zaken in stemming. Het wetsontwerp werd aan
genomen.
Daarna werden nog- een viertal kleine ontwerpen
van wet aangenomen en passeert begrootingshoofd-
stuk Vila (Hationale Schuld) zonder debat den ha
mer des voorzitters.
Hedenmorgen 10^2 uur vergadering.
Gemengd nieuws.
EEH VALSOH BERICHT.
Door een te Bocholt verschijnende courant was een
telegram uit Munster ontvangen, verspreid, dat de
ling vermiste student Ernst Josephon in de nabijheid
was gevonden.
De burgemeester van Dinxperlo, die naar Barmen
telegrafeerde om bevestiging van dit bericht, kreeg
antwoord van de ouders dat het onjuist was.
(Arnh. Ot.)
GAS VERSTIKKENG.
Een ernstig- ongeluk door gasverstikking heeft
plaats gehad in eene woning aan de Voldersgracht te
en over de stoelen lagen gesteven overtrekken met
blauwe randen; langs den eenen wand stond een oude
kast van berkenhout, waarboven een sierlijk geschre
ven gelukwensch in een lijst hing, en een voorstelling
uit de lijdensgeschiedenis van Christus, waarbij de
tekst hier en daar was afgebroken en vervangen door
teekeningen. In een hoek stond een oude Dalekar-
liërsklok, die zacht en regelmatig tikte. Een kat, die
in de vensterbank gelegen had, spröng bij hun binnen
komen omlaag en streek zich langs de beenen van
oom Klaas.
„Ga zitten, alstublieft-!' zeide de oude vrouw, een
stoelovertrek glad strijkende.
Oom Klaas nam plaats; de kat wilde op zijn schoot
springen, maar de vrouw voorkwam het, door het dier
zelve op schoot te nemen; zij streelde liet zachte vel
en wierp intusschen tersluiks vragende blikken op
oom Klaas. Zij was blijkbaar een weinig ongerust
over liet bezoek.
Oom Klaas, op zijn beurt, nam ook haar met be
langstelling op. In 't eerste oogenblik was de ge
dachte, dat dat Hanna's vader en moeder waren,
hem onaangenaam geweest. Maar terwijl hij daar zoo
zat, maakte hij er zich een verwijt van en trachtte hij
zich los te maken van alle dwaze gevoelens van meer
derheid. En dat ging gemakkelijker dan hij had kun
nen denken, want de oude vrouw zag er knap en voor
al verstandig uit.
„Is u misschien mijnheer de dokter?" vroeg zij ein
delijk^ toen oom Klaas er juist over begon te denken,
hoe hij het stilzwijgen verbreken zou.
„Ja, dat ben ik!"
Zij had dus over hem gesproken! Hij voelde zich
zeer gevleid.
De oude vrouw keek hem telkens weer aan, alsof zij
van plan was, iets te zeggen tot zij eindelijk den
moed daartoe vond.
„Och, het is een ellende met het kind!"
Zij streelde de kat en schudde het hoofd, maar
bleef oom Klaas met onafgewende-n blik aanzien.
Die uitroep verrastte hem was. Hij had niet ver
moed, dat de ouders al in de zaak ingewijd waren.
.Hoe zoo?"
„Wel, ik begrijp best, dat u komt van wege mijn
heel ilmer, dus lijkt het mij het best, er maar rond
uit over te praten. Dat heb ik van 't begin af ook
tegen Hanna gezegd; dat zij doen moest. Praat maar
rechtuit, zei ik, anders komt het nooit goed. Maar
lieve hemel, als de liefde dan mee in 't spel komt!"
Oom Klaas schrok op.
„L bedoelt toch niet dat zij verliefd is- gewor
den op mijnheer Wilmer?"
Au was het de oude vrouw, die verwonderd keek. Zij
schudde bedachtzaam het hoofd.
Op dat oogenblik werd de deur opengedaan en de
oude man kwam binjien. Hij ging- vlak bij de deur
zitten, zonder op te zien. De oude vrouw za,g vergeefs
naar-hem in h-aar zoeken om hulp en vervolgde toen
vastberaden
,Hu, als 't dan moet, dan zeg ik 't maar, want al
is het nu eenmaal een dwaasheid, daarom behoeft het
niet nog erger gemaakt te worden."
„Ja, viel de oude man plotseling in met grove
stem, altijd zonder op te kijken en met de handen
gevouwen tusschen de knieën.
at is dan? vroeg oom Klaas, door een plot
selinge onrust aangegrepen.
„Heeft Hanna u dan niets verteld?"
„Zoo, zoo! De oude vrouw bleef een poosje zwijgen
en vroeg daarop voorzichtig:
„Is het heelemaal uit met mijnheer Wilmer?"
„Ja," antwoordde oom Klaas kortaf en beslist.
„Zoo, zoo nu, 't is ook maar het beste en~ dat zei
ik ook altijd tegen Hanna geloof mij, 't loopt op
een goeden dag mis. En als ze verliefd worden op een
man, dan zijn ze 't ook zoo heel erg, weet u."
„Ja," bevestigde de stem bij de deur.
„De schuld daarvan heeft niemand anders dan Karl
Axel, dat houd ik vol."
Oorn Klaas zag haar aan en1 werd in eens koud. Hij
wist niet of het van pijn of van schaamte kwam.
(Wordt vervolgd).