iYIET ALLEEA G. van Nieuwkuyk, BIL- GELEGENHEID- en OVERSCHOENEN. Nierkwalen zijn gevaarlijk A D V ERTENTIEN. warme M INTERPANTOFFELS Nieuwste viuding IJSHAKKEN, Hef Söhcst. BOUILLON BLOKJES Vraag en aanbod. voor drink bouillon, maar ook voor de bereiding van bouillonsoepen als vermicellisoep, tapiocasoep groentesoep enz., zijn bij uitstek geschikt. Aaue^naam, passend en tevens chic van model is het SCHOENWERK uit 't m igazijn van HOUTTIL 17. TELEFOON 59. Een uitgebreide collectie Ruime keuze waarbij ook het oversluieren van zijden toiletten weer tot zijn recht komt, roept hoogst-origineele modellen te voorschijn. Over een glad onderkleed van kastan je-bruine zijde, waarvan de recht geknipte nauwe rok bijna zonder plooien tot op de voeten valt, wordt een tunika aangebracht van lichtbruin „bure", een harde wollen stof, die ook het lijfje, voor de helft ongeveer bedekt. Een breede Oostereche geborduurde band van oud- blauwe zijde met goud, omrandt de tunika en wordt verder gebruikt voor mouwopslagen en voer het lig gende kraagje. Smalle reepen bont worden overal langs het borduursel aangebracht. Een elegant diner- of soirée-toilet van witte tulle onder een lichte oversluiering van zwart zijden-mous seline is voorzien van een langen sleep. Een net-achtig, zwart weefsel, bedekt met schitte rende kraaltjes en pareltjes, omgeeft als een tamelijk breeden rand, als een soort fichu, den lagen hals, kruist zich van voren, om dan, van achteren steeds breeder wordend, de gestalte van de heupen af tot bij na aan den zoom toe te omhullen en op deze wijze de tule rok bijelkaar te houden. Een tamelijk breede, zwarte fluweelen bandi omrandt, onder smalle herme- lijn-reepen opgezet, het net-weefsel in al zijn lijnen en bochten. Eugène hield den revolver in de hand, liep loerend, de oogen naar de lucht, naar de kronen der1 hooge boomen, in 't park rond. Moeder was wel 'n beetje geschrokken toen-ie daar opeens vóór haar stond, haar lange, knokige lummel, die studeeren moest, studéêren. Daarom wist-ie niets van het bezoek. -De vader wilde niet dat hij gestoord werd. Hij was te Utrecht om te werken. En grootma en grootpa had-ie in April nog bezocht. Maar hij was stiekem gekomen, omdat- ie behoefte had een paar dagen thuis te zijn. Toen-ie er toch eenmaal was, was ze er blij om. Ze was alleen thuis met Truitje; Erans, Marie, Tilly en haar man waren naar het dorp, naar het veraf gele gen station met 't rijtuig om de oude luidjes af te halen. Ze had gelukkig geglimlacht, hem verteld de ver rassing voor hem, van het bezoek van opa en oma, haar vader en moeder, hier voor het eerst op hun bui ten. Alles lachte»vandaag. De natuur, z'n moeder, oud Truitje, de oude hondentrouwe meid, die maar wei nig lachte, de wereld altijd van den zwartsten kant bekeek, maar Eugène lachend had1 verwelkomd": wat zouden die goede oude mevrouw, die vroolijke oude heer opkijken! Levendig, opgewekt liep-ie 't park in, zijn park, waarnaar-ie te Utrecht gesnakt had. De zon scheen, plaste helle plekken in de paden, goot breed1 'r licht over de eiken-kronen. Ook glin sterde 'n zon in z'n binnenste. Hij voelde lust, uit gelaten dat-ie weer eens ruim kon ademen, om den revolver af te schieten in de lucht, doch hij vreesde de meerkolven op te schrikken, waarop hij jacht kwam maken, want die dieven roofden den kleinen boom gaard en den moestuin leeg, verscholen zich in het hoog gebladerte om dan neer te strijken op de fruit- boompjes. Hij zag er een, laag genoeg om met 'n revolver schot te bereiken. Het grijsblauw van z'n veeren, aan de punten der vleugels tikjes rood, kleurde tusschen het bladergroen. Eugène legde aan, maar plotseling s-cboot 'n eek horentje tegen den stam op, snel, een bliksemstraal van bruin en rrrrrtde meerkolf ritselde door het gebladerte, was 'n seconde later tusschen het bosch van volle takken verdwenen, werd nog even zichtbaar in de verte, laag maar vlug wegkleppend tusschen de stammen, te ver en te beweeglijk om den vogel nog te kunnen raken. Eugène stapte verder, loerend! naar andere meer kolven of kraaien. Hij liep een laantje in van jonge amerikaansche eikjes. loerde ook daar, maar zag niets dan klein ge vogelte, dat lustig, vroolijk zong en tjilpte, z'n vreug de uitschaterend, blij als hij, in het vol licht staande park. Weer meende-ie iets te zien tusschen de takken. Hij hoorde duidelijk geritsel Zacht als 'n poes op fulpen pootjes, tippelde-ie op de teenen. Plotseling zag-ie 'n jongen; uit het kreupelhout springen vlak bij 'm. En dadelijk begrócp-ie: de boerenkinkel had in ie dere hand eenden-eieren. Dat was-ie dus, die brutale knul daar, die. de eieren onder zijn broedsche eenden uithaalde, hier achter in liet park, aan den vijver, dat was dus de gemeene dief, die de oorzaak was dat-ie nooit jonge eendjes zou krijgen, naar wien-ie iederen keer dat-ie thuis was had gezocht en die hem nu aankeek met verschrikte oogen. Eugène beefde van plotselinge woede en zich-zelf niet meer meester, sehoot-ie op den deugniet. De jongen stortte achterover met een gerekt-kla- gend gebrul, rolde in den greppel naast het pad, waar over de eieren buitelend brak-en, slijmerig-geel-en-wit. Hij was morsdood. Eugène, eensklaps tot bezinriing, wilde naar den jongen toeschieten, doch over den sloot links van het pad, sprong, even hakend aan prikkeldraad, een groo te stevige boer. En toen beving hem een vrees, die hem het hoofd' deed duizelen alsof-ie met 'n knots geraakt was. Hij wierp den revolver ver weg en holde naar de villa. Terwijl zijn moeder en Trui in de eetzaal de tafel aan 't rangeeren waren, de feestelijke tafel met tus schen de geplieerde servetten voor opa en oma pasge- plukte bloemen, stormde-ie binnen. Rinkelend vielen, door z'n woeste vaart 't tafellaken meetrekkend, drie roemers te gruizel en als 'n kind! van drie jaar heil zoekend, greep-ie op de knieën vallend, de ontstelde vrouw bij de japon: Moeder moeder, kreunde-ie. En schreiend', z'n moeder de vingers bijna te pletter drukkend met z'n groote lummelhan'den, vertelde-ie wat was geschied. Truitje stond met zilveren lepels en vorken in de handen met strakke oogen. En toen hij het gezegd! had', precies zooals 't was gebeurd, verklaard! had met 'ni eed) dat-ie niet wist, dat iemand, Frans misschien, zijn revolver, die altijd met hagelpatronen was geladen, met scherp geladen had, kreunde-ie- weer met reutelende- schokjes. Mevrouw was blijven staan, te verhijsterd! door dat plotselinge gebeuren om eenig lidmaat te verroeren. Zachtjes druppelden nu de eerste tranen en einde lijk zei-ze: Maar Eugène! Doch hij sprak niet meer, drong alleen, zijn be schreid gelaat in haar kleed. Eensklaps liet ze een grooten klaagtoon hooren En dat vandaag! Want eensklaps was de gedachte aan het bezoek van haar oude moeder, van haar ouden vader, die ieder oogenblik konden aankomen, in haar suizend hoofd gedrongen. Maar ook onmiddellijk sterkte om de groote liefde voor die twee oudjes iets krachtigs in haar op. En moedig door 'n vast besluit sprak ze: - Sta op, Eugène, sta op! Zij tilde hem met al haar macht op z'n lange bee- nen. Hij lfet zich leiden als in 'n slaap. En zij strompelde met hem de trap op, naar z'n ka mer. De trouwe Trui volgde hen, nu weenend. Toen ze daar waren, gaf mevrouw haar orders. Niemand dan zij wisten van Eugene's onverwachte komst. Hij zou hier blijven en' verder afwachten. Suf zat-ie in een leunstoel. Zij streelde hem het hoofd, kuste hem. - Arme jongen. Straks als pai komt zullen we verder zien, doch je moet je stilhouden, hier op je ka mer blijven, want als opa en oma het hoorden, bestier ven ze het. Trui zou goed! voor hem zorgen. - Je belooft me stil te zijn, Eugène, je beloof 't Hij knikte mat, willoos voor zich uit, greep als 'n belofte naar haar hand, de moederhand, die op iede ren leeftijd de schrijnendste wond verzachten kan. Toen raapte Trui de scherven der roemers op en stil, opgesloten in heur leed, dekten ze verder de feestelijke tafel af. Een kwartier later hoorde ze de vroolijke stem van haar vader. Bliksems, Mie, dat is 'n mooi ding. Dat is ook 'n bof en wat 'n park! Ik wou dat ik jou beenen had maar met m'n stramme knoken voorzichtig voor omoe, Tilly -ze loopt anders as 'n haas, maar vandaag schijnen de scharnieren niet gesmeerd. Foei opa, riep Marie, om omoe zoo voor den mal te houden. Ik kijk er op een, stamelde met 'n lachende-qua- si-gepikeerdheid de oude, beverige dame, die door Frans en Tilly ondersteund! uit het portier van 't rij tuig zakte met 'r mager rechterbeentje den grond zoe kend. ISTu is u er, omoe: Dag, Door, lustig-schreeuwde zooi hard! of z'n dochter doof was opa dag, Door, hier heb je o: nou van top tot teen! Mevrouw viel haar oud-vadertje, altijd opgewekt, altijd goed geluimd, om den hals, kuste hem de beide wangetjes, zoende hem nog eens in zijn grijs ring baardje. Moeder riep ze toen. En zij schoof zacht de kinderen weg, kuste ook omoe op het gerimpeld gezichtje, nam haar onder den arm en voetje voor voetje schreed ze met het moeder- ke, dat hijgde van dit kleine eindje van het rijtuig naar de voordeur der villa. Ze dronken koffie, de vader van mevrouw, gezellig met z'n kalotje op, aan 't hoofd van de tafel en naast hem mevrouw, stillachend, om den ouden man plezier te doen, om het grappige verhaal van de reis met z'n kruis. Want wat zeg jij, Mis, 'n kruis blijven ze, maar je kunt er maar niet buiten - donderdag wat 'n ja pen van broodjes zijn dat, daar kun ja mee kegelen. Die opa! riep Tilly. Maar 't is me 'n reisje geweest, hernam de oude man, ik ben bijna 'n tientje kwijt aan conducteurs en in Boxtel beb ik 'n wagen motten huren, om 'r van 't eene eind' van 't station naar 't andere te loodsen, 't was me 'n karwei. Hoe vin je nu opa, Tilly, zoo is-ie nou altijd, de plaagstok, maar ik kan er tegen, laehte leuk-fijn 't grootmoedertje. Maar u eet niet mee, drong haar schoonzoon aan is dat nu eten na zoo'n tocht? Wacht ik zal eens dit broodje voor u smeren, dat is goed zacht. Verwen ze maar niet, riep haar plaagstok, die al meer dan een halve eeuw haar vroolijke gezel was', dan heb ik er maar last van. Mee, nou moet u eens uitscheiden, grootvadertjte, zei Frans, omoe zal kwaad worden. Toch niet, toch niet, sprak de oude heer, zijn brood soppend, we zijn op de huwelijksvoorwaarden getrouwd dat we mekaar gratis in 't haar kunnen zit ten. Dat u niet meer heeft, lachte Erans. Fransriep z'n moeder en bestrafte hem met •oote, strenge oogen. Nou wat zou dat, lachte opa, laat den jongen ik heb nooit geen haar gehad, toen ik drie dagen opd was, was 'k ze al kwijt. Mico ging sigaren halen, doch grootpa vroeg om 'n PIJP- Ze schoven de groote leunstoelen dicht bij de veran dadeuren en naast elkaar zaten nu knusjes de ouele luidjes, opa nu en d'an z'n kalotje verschuivend pn met dten steel van z'n gouwenaar het blinkende kale hoo-fdl beaaiencL Tilly en Marie gingen op de knieën voor den leun stoel van omoe zitten, speelden met de beenige, uitge droogde handjes, vol geëtst met 'n gekriskras van rim peltjes, en vertelde van het nieuws van" heur boudoir, dat omoe moest zien, morgen als ze eens goed was uit gerust van de reis. De oude dame zat gelukkig bij haar kinderen en kleinkinderen en opa, die ook ernstig kon zijn, sprak met Mico over diens zaken. In alle geval, kerel, hoorden ze hem eensklaps luide zeggen al heb je veel bof gehad', verdiend heb j© 't je hebt gewerkt als 'n ezel en ik gun je 't, hoor je, ik gun 't je zoo. In een der benedenkamers zouden de oude luidjes slapen, dan zouden ze geen trappen hoeven te klim men. En daar knapten ze 'n goed uurtje later een uil tje om frisch te zijn voor het feestelijk diner. Toen opa en omoe waren ingedut, hoorde Mieo< van heb vrees el ijke, dat zijn vrouw bo-venmenschelijk met een sluier van lach en van jok voor de oude lui, voor allen, zoo goed bedekt had! gehouden. Zij gingen samen naar boven. De moeder vermaande met den vinger op den mond Eugène toen ze binnentraden. Maar de vader snikte het plotseling uit, toen-ie z'n roekeloozen, oudsten zoon daar zag zitten als een ge broken man. Mevrouw sloeg 'r armen om den hals van 'r man. Stil, stil toch, Mie laat ons verstandig zijn laat ons het geluk van die arme, oude memschen niet bederven. Toen de vader, zijn tranen inslikkend, kon spreken, zei-ie met een groote treurigheid: -Het is verschrikkelijk en ik vrees dat Van Dongen zich om mij op m'n jongen wreken zal. En toen vertelde-ie wat-ie met den burgemeester had gehad, een bóeren-vlegel, die niet kon zien, dat bij hem, Mico Greder,' de zon in 't water scheen, die al van 't begin dat ze op „Meerstein" woonden ani mositeit getoond' had! uit jaloezie, omdat hij nu zeiden de boeren hem als grootste grondeigenaar overschadiiwde. En dat zat Van Dongen dwars en eens was-ie zoo plomp tegen hem geweest, dat-ie den lummel vierkant in 't gezicht gezegd had, dat-ie aan die streken maling had. Mu, sprak mevrouw, en wat kan-ie dan doen, Mie? Ik weet het niet, maar als 'k goed met 'm was, dat zou beter zijn in deze treurige zaak. Ze bespraken de zaak nog lang, bekeken ze van alle zijden. Maar het diner zou spoedig begimtéfii en beiden mochten niet langer toeven, wilden de kinderen niets merken. Matuurlijk de champagneglazen! zijn die verge ten? zei mevrouw tot het meisje, dat gekomen was om mee te helpen dienen. Matuurlijk, kind! riep de oude heer, die 't- ge hoord! had en zich reeds gereed maakte om op z'n dooie gemak epieurischi te tafelen of zie je ons voor eenden aan? Kleurend tot in den hals zette het deerntje de kris tallen kelken bij de andere glazen vóór de borden. Het diner was zeer geanimeerd. Hoewel omoetje maar weinig at en nu en dan maar eens de, dunne rimpellipjes aan een glas wijn bracht, scheen ze in vroolijkheid met haar plaagzieken man te willen wedijveren. En ze begon streken van hem te vertellen uit den eersten tijd! van hun kennismaking. Frans, Marie en Tilly hadden dolle pret. Maar grootvadertje! Laat' ze maar, mompelde-ie knauwend met zijn gebrekkig gebit, l'honneur aux dames! Dadelijk is 't mijn beurt, ik heb 'n register van 'r, dat 'k heb bij gehouden van den eersten dag dat ze naar me keek. Omoe haalde de schouders op. Maar hém keek! Geen haar op- m'n hoofd, dat er aan dacht. Hij heeft me nageloopen. Ik? lachte het oude heertje, tot uitbundige, leut van FraÏÏS' en de meisjes; dat mot 'k eens, in m'n dag boek nazien, zei-ia zoo grappig-komiek dat zijn dochter óók lachte. - Maar, Door, zei-ie opeens. Weet jij ook hoe oe vrouw van Schenk heet? Schenkinriep Frans, die de oudei mop kende, onder het gegiegel der anderen. Maar, lieve vader, sprak Door begrijpend, zit je waarachtig met 'n leeg glas? Al drie kwartier, sprak-ie met hoogroode kleur van lustige opwinding op z'n puntige koontjes. - Die opa dan toch! riep Tilly. U heeft 't pas uit gedronken. Mooi zoo lachte-ie weer ik word gecontro leerd. Tilly kleurde 'n beetje, doch de oude man klonk met zijn weer volgeschonken glas tegen 't hare. Daar ga je, Til, deugniet! Hij was druk met de meisjes, druk met Frans, ook druk tegen Omoe, en hij zag niet, dat Truitje met een strak-ernstig gezicht was binnengekomen en mevrouw iets in 't oor fluisterde. Ook merkte-ie niet dat zijn dochter opstond en weg ging met de meid. Uitgelaten babbelend met den onvermoeibaren grootpa letten de kinderen er niet op, dat even daarna ook vader van tafel ging. Alleen omoe keek met nieuwsgierige oogen haar schoonzoon na. Buiten aan de achterdeur der villa stonden twee mannen in het schemerdonker. De heer Greder durfde niet hard spreken, hoewel hij lus.t had' om te bulderen. Mevrouw bedaarde hem, toen hij de twee politie mannen, de rijks- en de gemeente-veldwachter, wou toesnauwen. Hij sprak, zijn woede intoomend', daar hij de laagheid! van den burgemeester doorzag: Mot dat nou, mot dat?! de jongen is hier en ik blijf borg voor 'm. Wij kunnen er ook niets aan doen, meneer wij motten ook gehoorzamen. De burgemeester zeker? Hij heeft het ons gelast, meneer. Zoo heeft hij 't gelast. De veldwachter lei uit: Als hoofd van de politie heeft hij de verant woordelijkheid. Maar als ik zeg, dat ik borg blijf. Toen sprak de rijksveldwachter uit de hoogte: Dat kèn iedereen zeggen. God-in-den-hemel, denk je Ach, klaagde mevrouw ineens er tusschen, me neer is opgewonden, het is geen wonderAch, hee- renHet is toch 'n ongeluk 't is toch maar 'n ongeluk. Vraag 't nog eens aan den burgemeester ach toe, goede mensch-en, vraag het.maar de ver dere woorden stikten in 'r tranen. - Ja wel, ja wel. En terwijl dat wij gaan vragen smeert-ie 'm! sprak de rijksveldwachter. Radeloos, beleedigd door dat wantrouwen, stiet Mico 'n vloek uit, die hard! klonk, een echo verwekte in het stille park. Mevrouw sprong naar hem toe, kneep hem in den arm: Mie, Miedenk om binnen! Zij hoorde achter de toeë blinden het giegelen van de meisjes en Frans, en duidelijk de stem van den ouden heer, zonder te verstaan waarom-ie nu weer de kinderen zóó deed lachen. De woede van den vader van Eugène zakte bij die vroolijkheid tot 'n machteloos zwijgen. Mevrouw snike stil, wenkte Trui, want de twee mannen waren niet te verbidden. Toen Eugène, door de bevende Trui geroepen bui ten kwam, viel-ie in de armen van z'n vader en begon hij zóó te snikken, dat de' eene politieman den ande ren iets in 't oor fluisterde, d'och deze zei kortaf: Kom, geen geleuter. En hij greep den grooten jongen hij de handen en deed hem de boeien aan. Voor deze overmacht zwichtend, omhelsden ze Eu gène, nog eens en nog eens, beloofden ze morgen maatregelen te zullen nemen, die ze nu om de oude meDsehen nog niet kónden nemen. Welke?.Ze wisten het niet. Maar ze belóófden, spraken Eugène vertrouwen in. En zij hieven kijken, zoolang ze konden, met hun vochtige oogen, naar de wegstappende; mannen d wet met hun mageren, langen zoon, langzaam loopend, in 't midden. Toen ze in de hei-verlichte eetzaal terugkwamen, knipperden hun roode oogen tegen den feilen gloed, namen ze plaats, zich met alle inspanning tot kille bedaardheid dwingend, tusschen de lachende, wekte anderen. Omoe wilde 'r dochter iets vragen, maar Frans riep al tot zijn vader: Mu heeft u wat gemist, va! Opa heeft zoo'n ver duiveld-lollige mop verteld, dat we 't hebben uitge proest. Toe, opa, vertel ze nog eens. Toe ja, riep Tilly in 'r kleine handjes klappend. En de oude man, reeds ietwat-apèsboire, genietend het succes, dat-ie met z'n aardigheden had, vertelde nog eens de ui uit de oude doos. En 't was werkelijk 'n mop om te gieren. Hij zag dan ook zijn dochter, die haar vaders oogen op zich gericht voelde, vreezend dat-ie anders iets merken zou, lachen, lachen, dat haar de tranen over de wangen biggelden. De tranen. Ingezonden ftfededeellngen. Mier- en blaaskwalen zijn daarom zoo gevaarlijk, omdat zij zoo dikwijls verwaarloosd worden, totdat de ziekte in een hevigen graad uitbreekt, doordat de zie ke zijn maatregelen niet bijtijds nam. Het werk der nieren bestaat in het uit het bloed filtreeren der onzuiverheden, die met de urine afge voerd worden. Wanneer deze onzuiverheden in het lichaam achterblijven door een gebrekkige werking der nieren, zullen zij zich ophoopem in die deelen van het lichaam, waar zij zich het gemakkelijkst nestelen kunnen. Zoo zal het urinezuur zich verzamelen in de spieren en weefsels, en krijgt gij last van pijn in de gewrichten en spieren, in de lendenen en zijden, in de blaasstreek, enz. De vloeibare onzuiverheden hoopen zich op onder de huid en veroorzaken zwellingen onder de oogen, opgezwollen polsen en handen, dikke voeten en beenen. Meemt uw maatregelen, zood'rai zich de minste ver schijnselen van een nierkwaal voordoen en draagt er zorg voor, dat de nieren het bloed zuiver houden en dat de onzuiverheden geregeld afgevoerd worden. Zonder dat kunt gij niet gezond zijn. Onder de waar schuwende kenteekenen van nierkwalen noemen wij Pijn in de lendenen, rheumatisehe pijnen, bezinksel of graveel in de urine, pijnlijke urineloozing, pijnlijkheid in den rug bij het ontwaken, slapeloosheid, prikkel baarheid, waterzuchtige zwellingen, enz. Begint nog heden een kuur met Foster's Rugpijn Mieren Pillen, die de opgehoopte onzuiverheden berei ken en afvoeren, en aan de nieren hun oude kracht weergeven. Doordat dit geneesmiddel den oorsprong van uw ziekte bereikt, tast het uw kwaal in zijn wor tels aan en zijn dë genezingen door Foster's Rugpijn Mieren Pillen duurzaam. Let er op, dat ons handelsmerk de man met zijn handen in dë lendenen op het etiket voorkomt. Gij kunt er dan zeker van zijn de echte, Foster's Rugpijn Mieren Pillen te hebben gekregen, die te Allernaar Verkrijgbaar zijn bij de heeren Mierop Slothouber, Langestraat 83. Toezending geschiedt franco na ont vangst van postwissel a 1.75 voor één of 10.— voor zes. doozen. Van 15 regels 35 Cents, bij vooruitbetaling. T B. L. SIMONS Alkmaar. Steenhouwerij K o- ningsweg 76. Grafteekenen, Schoorsteen mantels enz. v. DIEPEN, Verdronkenoord D 19, Administra teur, Taxateur en Veiler Woningbureau. Ten allen tijde worden Huizen en Landerijen te koop en ver koop, te huur en verhuur en ter incasseeren van huurgelden aangenomen, ook onder waarborg. Beleefd aanbevelend. liet beroemde TRAPPISTENBIER is van het eerste kwaliteit hop en mout gebrouwen en door zijn zuiverheid zeer aan te bevelen, ook per halve flesch verkrijgbaar bij I. H. ALBERS, in de Bierkelder, Verdronkenoord, ingang Kapelplein. jlïoet gii VOORDRAGEN, komt dan eens een kijkje nemen in KOEMOT's Feestartikelen-Magazijn, HE KELSTRAAT 8. Want daar vindt men steeds het nieuwste. M EDELEZER gevraagd Nieuws van den Dag. Om- trek Park. Brieven onder letter D 183, bureau van dit blad. f|tE KOOPMeubelen, Stoelen en Spiegels in alle stijlen, zoowel nieuw als antiek. Ook solied Stof- feerwerk te leveren. Alkmaar. Langestraat B 58. Firma P. J. en C. NIEROP. Tü'et MEISJE biedt zich aan als noodhulp tot half April. AdresZijdam No. 3. Mej. DE GELDER, Kennemerstraatweg 691, vraagt een DAGMEISJE, liefst boven 16 jaar. Ter overname aangeboden een mahoniehouten SA LONTAFEL en een GASLAMP. Te bevragen Kennemerpark No. 12.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 6