iYIET ALLEEA
G. van Nieuwkuyk,
BIL- GELEGENHEID- en OVERSCHOENEN.
Nierkwalen zijn gevaarlijk
A D V ERTENTIEN.
warme M INTERPANTOFFELS
Nieuwste viuding IJSHAKKEN,
Hef Söhcst.
BOUILLON BLOKJES
Vraag en aanbod.
voor drink
bouillon, maar
ook voor de bereiding
van bouillonsoepen als
vermicellisoep, tapiocasoep
groentesoep enz., zijn
bij uitstek geschikt.
Aaue^naam, passend en tevens chic van model
is het SCHOENWERK uit 't m igazijn van
HOUTTIL 17. TELEFOON 59.
Een uitgebreide collectie
Ruime keuze
waarbij ook het oversluieren van zijden toiletten weer
tot zijn recht komt, roept hoogst-origineele modellen
te voorschijn. Over een glad onderkleed van kastan
je-bruine zijde, waarvan de recht geknipte nauwe rok
bijna zonder plooien tot op de voeten valt, wordt een
tunika aangebracht van lichtbruin „bure", een harde
wollen stof, die ook het lijfje, voor de helft ongeveer
bedekt.
Een breede Oostereche geborduurde band van oud-
blauwe zijde met goud, omrandt de tunika en wordt
verder gebruikt voor mouwopslagen en voer het lig
gende kraagje. Smalle reepen bont worden overal
langs het borduursel aangebracht.
Een elegant diner- of soirée-toilet van witte tulle
onder een lichte oversluiering van zwart zijden-mous
seline is voorzien van een langen sleep.
Een net-achtig, zwart weefsel, bedekt met schitte
rende kraaltjes en pareltjes, omgeeft als een tamelijk
breeden rand, als een soort fichu, den lagen hals,
kruist zich van voren, om dan, van achteren steeds
breeder wordend, de gestalte van de heupen af tot bij
na aan den zoom toe te omhullen en op deze wijze de
tule rok bijelkaar te houden. Een tamelijk breede,
zwarte fluweelen bandi omrandt, onder smalle herme-
lijn-reepen opgezet, het net-weefsel in al zijn lijnen
en bochten.
Eugène hield den revolver in de hand, liep loerend,
de oogen naar de lucht, naar de kronen der1 hooge
boomen, in 't park rond.
Moeder was wel 'n beetje geschrokken toen-ie daar
opeens vóór haar stond, haar lange, knokige lummel,
die studeeren moest, studéêren.
Daarom wist-ie niets van het bezoek. -De vader
wilde niet dat hij gestoord werd. Hij was te Utrecht
om te werken. En grootma en grootpa had-ie in
April nog bezocht.
Maar hij was stiekem gekomen, omdat- ie behoefte
had een paar dagen thuis te zijn.
Toen-ie er toch eenmaal was, was ze er blij om. Ze
was alleen thuis met Truitje; Erans, Marie, Tilly en
haar man waren naar het dorp, naar het veraf gele
gen station met 't rijtuig om de oude luidjes af te
halen.
Ze had gelukkig geglimlacht, hem verteld de ver
rassing voor hem, van het bezoek van opa en oma,
haar vader en moeder, hier voor het eerst op hun bui
ten.
Alles lachte»vandaag. De natuur, z'n moeder, oud
Truitje, de oude hondentrouwe meid, die maar wei
nig lachte, de wereld altijd van den zwartsten kant
bekeek, maar Eugène lachend had1 verwelkomd": wat
zouden die goede oude mevrouw, die vroolijke oude
heer opkijken!
Levendig, opgewekt liep-ie 't park in, zijn park,
waarnaar-ie te Utrecht gesnakt had.
De zon scheen, plaste helle plekken in de paden,
goot breed1 'r licht over de eiken-kronen. Ook glin
sterde 'n zon in z'n binnenste. Hij voelde lust, uit
gelaten dat-ie weer eens ruim kon ademen, om den
revolver af te schieten in de lucht, doch hij vreesde
de meerkolven op te schrikken, waarop hij jacht kwam
maken, want die dieven roofden den kleinen boom
gaard en den moestuin leeg, verscholen zich in het
hoog gebladerte om dan neer te strijken op de fruit-
boompjes.
Hij zag er een, laag genoeg om met 'n revolver
schot te bereiken. Het grijsblauw van z'n veeren, aan
de punten der vleugels tikjes rood, kleurde tusschen
het bladergroen.
Eugène legde aan, maar plotseling s-cboot 'n eek
horentje tegen den stam op, snel, een bliksemstraal
van bruin en rrrrrtde meerkolf ritselde door het
gebladerte, was 'n seconde later tusschen het bosch
van volle takken verdwenen, werd nog even zichtbaar
in de verte, laag maar vlug wegkleppend tusschen de
stammen, te ver en te beweeglijk om den vogel nog te
kunnen raken.
Eugène stapte verder, loerend! naar andere meer
kolven of kraaien.
Hij liep een laantje in van jonge amerikaansche
eikjes. loerde ook daar, maar zag niets dan klein ge
vogelte, dat lustig, vroolijk zong en tjilpte, z'n vreug
de uitschaterend, blij als hij, in het vol licht staande
park.
Weer meende-ie iets te zien tusschen de takken. Hij
hoorde duidelijk geritsel
Zacht als 'n poes op fulpen pootjes, tippelde-ie op
de teenen.
Plotseling zag-ie 'n jongen; uit het kreupelhout
springen vlak bij 'm.
En dadelijk begrócp-ie: de boerenkinkel had in ie
dere hand eenden-eieren.
Dat was-ie dus, die brutale knul daar, die. de eieren
onder zijn broedsche eenden uithaalde, hier achter in
liet park, aan den vijver, dat was dus de gemeene dief,
die de oorzaak was dat-ie nooit jonge eendjes zou
krijgen, naar wien-ie iederen keer dat-ie thuis was
had gezocht en die hem nu aankeek met verschrikte
oogen.
Eugène beefde van plotselinge woede en zich-zelf
niet meer meester, sehoot-ie op den deugniet.
De jongen stortte achterover met een gerekt-kla-
gend gebrul, rolde in den greppel naast het pad, waar
over de eieren buitelend brak-en, slijmerig-geel-en-wit.
Hij was morsdood.
Eugène, eensklaps tot bezinriing, wilde naar den
jongen toeschieten, doch over den sloot links van het
pad, sprong, even hakend aan prikkeldraad, een groo
te stevige boer. En toen beving hem een vrees, die
hem het hoofd' deed duizelen alsof-ie met 'n knots
geraakt was. Hij wierp den revolver ver weg en holde
naar de villa.
Terwijl zijn moeder en Trui in de eetzaal de tafel
aan 't rangeeren waren, de feestelijke tafel met tus
schen de geplieerde servetten voor opa en oma pasge-
plukte bloemen, stormde-ie binnen. Rinkelend vielen,
door z'n woeste vaart 't tafellaken meetrekkend, drie
roemers te gruizel en als 'n kind! van drie jaar heil
zoekend, greep-ie op de knieën vallend, de ontstelde
vrouw bij de japon:
Moeder moeder, kreunde-ie.
En schreiend', z'n moeder de vingers bijna te pletter
drukkend met z'n groote lummelhan'den, vertelde-ie
wat was geschied. Truitje stond met zilveren lepels
en vorken in de handen met strakke oogen.
En toen hij het gezegd! had', precies zooals 't was
gebeurd, verklaard! had met 'ni eed) dat-ie niet wist,
dat iemand, Frans misschien, zijn revolver, die altijd
met hagelpatronen was geladen, met scherp geladen
had, kreunde-ie- weer met reutelende- schokjes.
Mevrouw was blijven staan, te verhijsterd! door dat
plotselinge gebeuren om eenig lidmaat te verroeren.
Zachtjes druppelden nu de eerste tranen en einde
lijk zei-ze:
Maar Eugène!
Doch hij sprak niet meer, drong alleen, zijn be
schreid gelaat in haar kleed.
Eensklaps liet ze een grooten klaagtoon hooren
En dat vandaag!
Want eensklaps was de gedachte aan het bezoek
van haar oude moeder, van haar ouden vader, die ieder
oogenblik konden aankomen, in haar suizend hoofd
gedrongen.
Maar ook onmiddellijk sterkte om de groote liefde
voor die twee oudjes iets krachtigs in haar op.
En moedig door 'n vast besluit sprak ze:
- Sta op, Eugène, sta op!
Zij tilde hem met al haar macht op z'n lange bee-
nen. Hij lfet zich leiden als in 'n slaap.
En zij strompelde met hem de trap op, naar z'n ka
mer.
De trouwe Trui volgde hen, nu weenend.
Toen ze daar waren, gaf mevrouw haar orders.
Niemand dan zij wisten van Eugene's onverwachte
komst. Hij zou hier blijven en' verder afwachten.
Suf zat-ie in een leunstoel.
Zij streelde hem het hoofd, kuste hem.
- Arme jongen. Straks als pai komt zullen we
verder zien, doch je moet je stilhouden, hier op je ka
mer blijven, want als opa en oma het hoorden, bestier
ven ze het.
Trui zou goed! voor hem zorgen.
- Je belooft me stil te zijn, Eugène, je beloof 't
Hij knikte mat, willoos voor zich uit, greep als 'n
belofte naar haar hand, de moederhand, die op iede
ren leeftijd de schrijnendste wond verzachten kan.
Toen raapte Trui de scherven der roemers op en
stil, opgesloten in heur leed, dekten ze verder de
feestelijke tafel af.
Een kwartier later hoorde ze de vroolijke stem van
haar vader.
Bliksems, Mie, dat is 'n mooi ding. Dat is ook
'n bof en wat 'n park! Ik wou dat ik jou beenen
had maar met m'n stramme knoken voorzichtig
voor omoe, Tilly -ze loopt anders as 'n haas, maar
vandaag schijnen de scharnieren niet gesmeerd.
Foei opa, riep Marie, om omoe zoo voor den mal
te houden.
Ik kijk er op een, stamelde met 'n lachende-qua-
si-gepikeerdheid de oude, beverige dame, die door
Frans en Tilly ondersteund! uit het portier van 't rij
tuig zakte met 'r mager rechterbeentje den grond zoe
kend.
ISTu is u er, omoe:
Dag, Door, lustig-schreeuwde zooi hard! of z'n
dochter doof was opa dag, Door, hier heb je o:
nou van top tot teen!
Mevrouw viel haar oud-vadertje, altijd opgewekt,
altijd goed geluimd, om den hals, kuste hem de beide
wangetjes, zoende hem nog eens in zijn grijs ring
baardje.
Moeder riep ze toen.
En zij schoof zacht de kinderen weg, kuste ook
omoe op het gerimpeld gezichtje, nam haar onder den
arm en voetje voor voetje schreed ze met het moeder-
ke, dat hijgde van dit kleine eindje van het rijtuig
naar de voordeur der villa.
Ze dronken koffie, de vader van mevrouw, gezellig
met z'n kalotje op, aan 't hoofd van de tafel en naast
hem mevrouw, stillachend, om den ouden man plezier
te doen, om het grappige verhaal van de reis met z'n
kruis.
Want wat zeg jij, Mis, 'n kruis blijven ze, maar
je kunt er maar niet buiten - donderdag wat 'n ja
pen van broodjes zijn dat, daar kun ja mee kegelen.
Die opa! riep Tilly.
Maar 't is me 'n reisje geweest, hernam de oude
man, ik ben bijna 'n tientje kwijt aan conducteurs en
in Boxtel beb ik 'n wagen motten huren, om 'r van 't
eene eind' van 't station naar 't andere te loodsen, 't
was me 'n karwei.
Hoe vin je nu opa, Tilly, zoo is-ie nou altijd, de
plaagstok, maar ik kan er tegen, laehte leuk-fijn 't
grootmoedertje.
Maar u eet niet mee, drong haar schoonzoon
aan is dat nu eten na zoo'n tocht? Wacht ik zal
eens dit broodje voor u smeren, dat is goed zacht.
Verwen ze maar niet, riep haar plaagstok, die al
meer dan een halve eeuw haar vroolijke gezel was',
dan heb ik er maar last van.
Mee, nou moet u eens uitscheiden, grootvadertjte,
zei Frans, omoe zal kwaad worden.
Toch niet, toch niet, sprak de oude heer, zijn
brood soppend, we zijn op de huwelijksvoorwaarden
getrouwd dat we mekaar gratis in 't haar kunnen zit
ten.
Dat u niet meer heeft, lachte Erans.
Fransriep z'n moeder en bestrafte hem met
•oote, strenge oogen.
Nou wat zou dat, lachte opa, laat den jongen
ik heb nooit geen haar gehad, toen ik drie dagen opd
was, was 'k ze al kwijt.
Mico ging sigaren halen, doch grootpa vroeg om
'n PIJP-
Ze schoven de groote leunstoelen dicht bij de veran
dadeuren en naast elkaar zaten nu knusjes de ouele
luidjes, opa nu en d'an z'n kalotje verschuivend pn
met dten steel van z'n gouwenaar het blinkende kale
hoo-fdl beaaiencL
Tilly en Marie gingen op de knieën voor den leun
stoel van omoe zitten, speelden met de beenige, uitge
droogde handjes, vol geëtst met 'n gekriskras van rim
peltjes, en vertelde van het nieuws van" heur boudoir,
dat omoe moest zien, morgen als ze eens goed was uit
gerust van de reis.
De oude dame zat gelukkig bij haar kinderen en
kleinkinderen en opa, die ook ernstig kon zijn, sprak
met Mico over diens zaken.
In alle geval, kerel, hoorden ze hem eensklaps
luide zeggen al heb je veel bof gehad', verdiend heb
j© 't je hebt gewerkt als 'n ezel en ik gun je 't,
hoor je, ik gun 't je zoo.
In een der benedenkamers zouden de oude luidjes
slapen, dan zouden ze geen trappen hoeven te klim
men. En daar knapten ze 'n goed uurtje later een uil
tje om frisch te zijn voor het feestelijk diner.
Toen opa en omoe waren ingedut, hoorde Mieo< van
heb vrees el ijke, dat zijn vrouw bo-venmenschelijk met
een sluier van lach en van jok voor de oude lui, voor
allen, zoo goed bedekt had! gehouden.
Zij gingen samen naar boven.
De moeder vermaande met den vinger op den mond
Eugène toen ze binnentraden.
Maar de vader snikte het plotseling uit, toen-ie z'n
roekeloozen, oudsten zoon daar zag zitten als een ge
broken man.
Mevrouw sloeg 'r armen om den hals van 'r man.
Stil, stil toch, Mie laat ons verstandig zijn
laat ons het geluk van die arme, oude memschen niet
bederven.
Toen de vader, zijn tranen inslikkend, kon spreken,
zei-ie met een groote treurigheid:
-Het is verschrikkelijk en ik vrees dat Van
Dongen zich om mij op m'n jongen wreken zal.
En toen vertelde-ie wat-ie met den burgemeester
had gehad, een bóeren-vlegel, die niet kon zien, dat
bij hem, Mico Greder,' de zon in 't water scheen, die
al van 't begin dat ze op „Meerstein" woonden ani
mositeit getoond' had! uit jaloezie, omdat hij nu
zeiden de boeren hem als grootste grondeigenaar
overschadiiwde. En dat zat Van Dongen dwars en
eens was-ie zoo plomp tegen hem geweest, dat-ie den
lummel vierkant in 't gezicht gezegd had, dat-ie aan
die streken maling had.
Mu, sprak mevrouw, en wat kan-ie dan doen,
Mie?
Ik weet het niet, maar als 'k goed met 'm was,
dat zou beter zijn in deze treurige zaak.
Ze bespraken de zaak nog lang, bekeken ze van alle
zijden.
Maar het diner zou spoedig begimtéfii en beiden
mochten niet langer toeven, wilden de kinderen niets
merken.
Matuurlijk de champagneglazen! zijn die verge
ten? zei mevrouw tot het meisje, dat gekomen was
om mee te helpen dienen.
Matuurlijk, kind! riep de oude heer, die 't- ge
hoord! had en zich reeds gereed maakte om op z'n
dooie gemak epieurischi te tafelen of zie je ons
voor eenden aan?
Kleurend tot in den hals zette het deerntje de kris
tallen kelken bij de andere glazen vóór de borden.
Het diner was zeer geanimeerd.
Hoewel omoetje maar weinig at en nu en dan maar
eens de, dunne rimpellipjes aan een glas wijn bracht,
scheen ze in vroolijkheid met haar plaagzieken man te
willen wedijveren.
En ze begon streken van hem te vertellen uit
den eersten tijd! van hun kennismaking.
Frans, Marie en Tilly hadden dolle pret.
Maar grootvadertje!
Laat' ze maar, mompelde-ie knauwend met zijn
gebrekkig gebit, l'honneur aux dames! Dadelijk is
't mijn beurt, ik heb 'n register van 'r, dat 'k heb bij
gehouden van den eersten dag dat ze naar me keek.
Omoe haalde de schouders op.
Maar hém keek! Geen haar op- m'n hoofd, dat
er aan dacht. Hij heeft me nageloopen.
Ik? lachte het oude heertje, tot uitbundige, leut
van FraÏÏS' en de meisjes; dat mot 'k eens, in m'n dag
boek nazien, zei-ia zoo grappig-komiek dat zijn dochter
óók lachte.
- Maar, Door, zei-ie opeens. Weet jij ook hoe oe
vrouw van Schenk heet?
Schenkinriep Frans, die de oudei mop kende,
onder het gegiegel der anderen.
Maar, lieve vader, sprak Door begrijpend, zit je
waarachtig met 'n leeg glas?
Al drie kwartier, sprak-ie met hoogroode kleur
van lustige opwinding op z'n puntige koontjes.
- Die opa dan toch! riep Tilly. U heeft 't pas uit
gedronken.
Mooi zoo lachte-ie weer ik word gecontro
leerd.
Tilly kleurde 'n beetje, doch de oude man klonk met
zijn weer volgeschonken glas tegen 't hare.
Daar ga je, Til, deugniet!
Hij was druk met de meisjes, druk met Frans, ook
druk tegen Omoe, en hij zag niet, dat Truitje met een
strak-ernstig gezicht was binnengekomen en mevrouw
iets in 't oor fluisterde.
Ook merkte-ie niet dat zijn dochter opstond en weg
ging met de meid.
Uitgelaten babbelend met den onvermoeibaren
grootpa letten de kinderen er niet op, dat even daarna
ook vader van tafel ging.
Alleen omoe keek met nieuwsgierige oogen haar
schoonzoon na.
Buiten aan de achterdeur der villa stonden twee
mannen in het schemerdonker.
De heer Greder durfde niet hard spreken, hoewel
hij lus.t had' om te bulderen.
Mevrouw bedaarde hem, toen hij de twee politie
mannen, de rijks- en de gemeente-veldwachter, wou
toesnauwen. Hij sprak, zijn woede intoomend', daar
hij de laagheid! van den burgemeester doorzag:
Mot dat nou, mot dat?! de jongen is hier en
ik blijf borg voor 'm.
Wij kunnen er ook niets aan doen, meneer wij
motten ook gehoorzamen.
De burgemeester zeker?
Hij heeft het ons gelast, meneer.
Zoo heeft hij 't gelast.
De veldwachter lei uit:
Als hoofd van de politie heeft hij de verant
woordelijkheid.
Maar als ik zeg, dat ik borg blijf.
Toen sprak de rijksveldwachter uit de hoogte:
Dat kèn iedereen zeggen.
God-in-den-hemel, denk je
Ach, klaagde mevrouw ineens er tusschen, me
neer is opgewonden, het is geen wonderAch, hee-
renHet is toch 'n ongeluk 't is toch maar 'n
ongeluk. Vraag 't nog eens aan den burgemeester
ach toe, goede mensch-en, vraag het.maar de ver
dere woorden stikten in 'r tranen.
- Ja wel, ja wel. En terwijl dat wij gaan vragen
smeert-ie 'm! sprak de rijksveldwachter.
Radeloos, beleedigd door dat wantrouwen, stiet Mico
'n vloek uit, die hard! klonk, een echo verwekte in het
stille park.
Mevrouw sprong naar hem toe, kneep hem in den
arm:
Mie, Miedenk om binnen!
Zij hoorde achter de toeë blinden het giegelen van
de meisjes en Frans, en duidelijk de stem van den
ouden heer, zonder te verstaan waarom-ie nu weer de
kinderen zóó deed lachen.
De woede van den vader van Eugène zakte bij die
vroolijkheid tot 'n machteloos zwijgen.
Mevrouw snike stil, wenkte Trui, want de twee
mannen waren niet te verbidden.
Toen Eugène, door de bevende Trui geroepen bui
ten kwam, viel-ie in de armen van z'n vader en begon
hij zóó te snikken, dat de' eene politieman den ande
ren iets in 't oor fluisterde, d'och deze zei kortaf:
Kom, geen geleuter.
En hij greep den grooten jongen hij de handen en
deed hem de boeien aan.
Voor deze overmacht zwichtend, omhelsden ze Eu
gène, nog eens en nog eens, beloofden ze morgen
maatregelen te zullen nemen, die ze nu om de oude
meDsehen nog niet kónden nemen.
Welke?.Ze wisten het niet. Maar ze belóófden,
spraken Eugène vertrouwen in.
En zij hieven kijken, zoolang ze konden, met hun
vochtige oogen, naar de wegstappende; mannen d
wet met hun mageren, langen zoon, langzaam loopend,
in 't midden.
Toen ze in de hei-verlichte eetzaal terugkwamen,
knipperden hun roode oogen tegen den feilen gloed,
namen ze plaats, zich met alle inspanning tot kille
bedaardheid dwingend, tusschen de lachende,
wekte anderen. Omoe wilde 'r dochter iets vragen,
maar Frans riep al tot zijn vader:
Mu heeft u wat gemist, va! Opa heeft zoo'n ver
duiveld-lollige mop verteld, dat we 't hebben uitge
proest. Toe, opa, vertel ze nog eens.
Toe ja, riep Tilly in 'r kleine handjes klappend.
En de oude man, reeds ietwat-apèsboire, genietend
het succes, dat-ie met z'n aardigheden had, vertelde
nog eens de ui uit de oude doos.
En 't was werkelijk 'n mop om te gieren.
Hij zag dan ook zijn dochter, die haar vaders oogen
op zich gericht voelde, vreezend dat-ie anders iets
merken zou, lachen, lachen, dat haar de tranen over
de wangen biggelden.
De tranen.
Ingezonden ftfededeellngen.
Mier- en blaaskwalen zijn daarom zoo gevaarlijk,
omdat zij zoo dikwijls verwaarloosd worden, totdat de
ziekte in een hevigen graad uitbreekt, doordat de zie
ke zijn maatregelen niet bijtijds nam.
Het werk der nieren bestaat in het uit het bloed
filtreeren der onzuiverheden, die met de urine afge
voerd worden. Wanneer deze onzuiverheden in het
lichaam achterblijven door een gebrekkige werking
der nieren, zullen zij zich ophoopem in die deelen van
het lichaam, waar zij zich het gemakkelijkst nestelen
kunnen. Zoo zal het urinezuur zich verzamelen in de
spieren en weefsels, en krijgt gij last van pijn in de
gewrichten en spieren, in de lendenen en zijden, in de
blaasstreek, enz. De vloeibare onzuiverheden hoopen
zich op onder de huid en veroorzaken zwellingen onder
de oogen, opgezwollen polsen en handen, dikke voeten
en beenen.
Meemt uw maatregelen, zood'rai zich de minste ver
schijnselen van een nierkwaal voordoen en draagt er
zorg voor, dat de nieren het bloed zuiver houden en
dat de onzuiverheden geregeld afgevoerd worden.
Zonder dat kunt gij niet gezond zijn. Onder de waar
schuwende kenteekenen van nierkwalen noemen wij
Pijn in de lendenen, rheumatisehe pijnen, bezinksel of
graveel in de urine, pijnlijke urineloozing, pijnlijkheid
in den rug bij het ontwaken, slapeloosheid, prikkel
baarheid, waterzuchtige zwellingen, enz.
Begint nog heden een kuur met Foster's Rugpijn
Mieren Pillen, die de opgehoopte onzuiverheden berei
ken en afvoeren, en aan de nieren hun oude kracht
weergeven. Doordat dit geneesmiddel den oorsprong
van uw ziekte bereikt, tast het uw kwaal in zijn wor
tels aan en zijn dë genezingen door Foster's Rugpijn
Mieren Pillen duurzaam.
Let er op, dat ons handelsmerk de man met zijn
handen in dë lendenen op het etiket voorkomt. Gij
kunt er dan zeker van zijn de echte, Foster's Rugpijn
Mieren Pillen te hebben gekregen, die te Allernaar
Verkrijgbaar zijn bij de heeren Mierop Slothouber,
Langestraat 83. Toezending geschiedt franco na ont
vangst van postwissel a 1.75 voor één of 10.—
voor zes. doozen.
Van 15 regels 35 Cents, bij vooruitbetaling.
T B. L. SIMONS Alkmaar. Steenhouwerij K o-
ningsweg 76. Grafteekenen, Schoorsteen
mantels enz.
v. DIEPEN, Verdronkenoord D 19, Administra
teur, Taxateur en Veiler Woningbureau. Ten allen
tijde worden Huizen en Landerijen te koop en ver
koop, te huur en verhuur en ter incasseeren van
huurgelden aangenomen, ook onder waarborg.
Beleefd aanbevelend.
liet beroemde TRAPPISTENBIER is van het eerste
kwaliteit hop en mout gebrouwen en door zijn
zuiverheid zeer aan te bevelen, ook per halve flesch
verkrijgbaar bij I. H. ALBERS, in de Bierkelder,
Verdronkenoord, ingang Kapelplein.
jlïoet gii VOORDRAGEN, komt dan eens een kijkje
nemen in KOEMOT's Feestartikelen-Magazijn, HE
KELSTRAAT 8. Want daar vindt men steeds het
nieuwste.
M EDELEZER gevraagd Nieuws van den Dag. Om-
trek Park.
Brieven onder letter D 183, bureau van dit blad.
f|tE KOOPMeubelen, Stoelen en Spiegels in alle
stijlen, zoowel nieuw als antiek. Ook solied Stof-
feerwerk te leveren.
Alkmaar. Langestraat B 58.
Firma P. J. en C. NIEROP.
Tü'et MEISJE biedt zich aan als noodhulp tot half
April. AdresZijdam No. 3.
Mej. DE GELDER, Kennemerstraatweg 691, vraagt
een DAGMEISJE, liefst boven 16 jaar.
Ter overname aangeboden een mahoniehouten SA
LONTAFEL en een GASLAMP.
Te bevragen Kennemerpark No. 12.