DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Gemeenteraad>verslag eö bijlagen.
BLOOKER'S
CACAO
No. 29
Honderd en dertiende Jaargang.
1911.
VRIJDAG
3 FEBRUARI.
DAALDERS
FEUILLETON.
Het G&uden Bed*
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
CACAO moet in de fabriek
in BUSSEN verpakt worden en
in dien vorm de gebruikers be
reiken; dan is er waarborg van
zuiverheid en kwaliteit.
De lage prijzen der bussen
bewijzen, dat de kosten der ver
pakking niet van beteekenis zijn.
Zij die het versla? van 'sraads hande
lingen en de daar >ij behoorende bijlagen
geregeld wenschen te ontvangen, kunnen
zich daarvoor ter gemeente-secretarie tegen
betaling van f 2.50 per jaar ab mneeren.
li INNEN LAA
a
^Riavi
Bussen van 1 Kilogram (2 pond) 1 50
i (1 pond) 0.80
i Q Pond) 0.421
1 Hectogr. (1 ons) 0.18
f „0.10
De Secretaris van Alkmaar,
DONATH.
POSTKANTOOR TE ALKMAAR.
Lijst van de aan dit kantoor tea- post bezorgde brie
ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van
de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt.
2e Helft der maand Januari 1911.
Brieven.
Mej. M. Randen, Amsterdam.
Mevr. J. Laatsman—Cnopius, Bloemendaal.
Mej. C. Schouten, 's Hage.
Mej. D. Walle, Leiden.
C. Visser Cz., Schagen.
Mej. Kroon, Wieringen.
Erve H. de Jong, Wormerveer.
(Ingezonden.)
Er is zeker niets moeilijker dan de
groote menigte van de allereenvoudigste waar
heden te overtuigen en het conventioneele
liegen af te leeren.
PROF. COSIJN.
In 1895 heeft bovengenoemde hoogleeraar, die niet
alleen een groot taalgeleerde, maar ook een geestig
Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRtiCK,
bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM.
81).
Stieber spitste de ooren. Zijn stem werd nog zach
ter: „Hoor eens is het waar, dat er niets meer te krij
gen is?"
„Hebt ge dan weer meegeteekend
„Dertig stuks."
„Gij zijt krankzinnig."
Stieber hief het hoofd op. Zijn kort, rond gezicht
met. het roodachtig, kort geknipte haar, kreeg een
verwarde, bijna angstige uitdrukking.
In de binnenruimte werd' het levendig. Kettler
moest opstaan en aan de achter hem staande tafel,
waar vier jongelieden zaten, de klanten helpen bedie
nen. De mannen lieten zich meestal snel afschepen.
De dames toonden vaak coquette onbeholpenheid, de
den overbodige vragen, wendden naïve onbekendheid
met de eenvoudigste: formaliteiten voor, ofschoon zij
met bescheiden hoffelijkheid begroet dadelijk als
vaste klanten te herkennen waren.
Anderen deden het zakelijke deel met achtelooze on
opmerkzaamheid af, leunden op hei-gele, breede ba
lustrade en begonnen een gesprek over het weer, over
de aanstaande reis naar Italië, over haar hond1, die
buiten op straat „zoo braaf" wachtte, over de onge
makkelijkheid der Pompadöurdracht „als men een
groote som bij zich had," over de voordeelen der hee-
renkleeding enz. Dat waren de gevreesde „klissen."
Dan dwaalde er weer een oud moedertje van de eene
tafel naar de andere, radeloos, opgewonden met een
papier in de band1 van verre zichtbaar, tienmaal het
zelfde vragend, eindelijk hoofdschuddend, boos, uitge
put „wat heeft men een drukte voor zijn beetje
geld.
Ten slotte baalde zij veertig mark aan de cassa,
dankte duizendmaal, neeg' en riep: „tot weerziens den
mensich was, een zeer zakelijk en boeiend artikel ge
schreven over „De Voorstellen der Vexeeniging tot
vereenvoudiging onzer schrijftaal." Het slot van dit
artikel, dat men vinden kan in „De Gids" van dat
jaar, veroorloof ik mij bier af te schrijven:
„De wereld blijft haar ouden gang gaan. Een heel
poosje nog. Totdat op een goeden morgen een boek
verschijnt, dat „époque maakt," van de hand van een
auteur die ook germanist is of een germanist die ook
„auteurt." Daarin zal tot elks ontzetting gebroken
zijn met het oude stelsel. Dan volgt een ander door op
zijn beurt weer voor te gaan met- iets biizonders of
biezonders of bezonders. Een derde schaap in wolfs-
kleeren drijft een ganscbe kudde uit de oude weide.
Het hek is van den dam. En dan zal bet geschieden
dat er scheuring komt en verdeeldheid heerschende zal
zijn in het volk dat de penne voert. En als dan de tij
den vervuld zijn en de noodkreet „eenheid! eenheid!"
alles overstemt, zie dan zal er een man opstaan van
naam, van groote kennis en groote gaven, en hij zal
zijn de langgewenschte, de vurig verbeide heilaan-
brenger 'en hersteller der verloren tucht. En als g e-
machtigde van het in congres vergaderde volk
der beide Nederlanden zal bij het woord nemen en
zeggen: „spel niet zus, maar zóó; schrijf niet zóó,
maar anders." En naar hèm zal men hooren, hèm zal
men aanhangen en volgen met groote slaafschheid. En
zijn rijk zal heerlijk zijn en langdurig, en zijne roede
onbarmhartig neerkomen op al wie hem weerstreeft.
En die weerspannig is, zal worden uitgeworpen en af
gesneden. Want in de vrije Republiek der Letteren is
strenge eenheid van vorm bij alle verscheidenheid van
stof en inhoud een hoofdvereischte, een waar desidera-
tum^Siripia manend).
En die éenheidl is niet te verkrijgen zonder dat al
len bukken voor het gezag van één enkeling, zich
krommen onder één juk en sidderen voor de plak en
roede des Gevreesden. Zóó is de wereld, zóó zijn zelfs
de besten der besten van ons geslacht.
't Is jammer, doodjammer.
In de vijftien jaren, die sedert verloopen zijn, heeft
de beweging tot Vereenvoudiging van Spelling en
Schrijftaal in ons land werkelijk terrein gewonnen,
vooral onder hoogleeraren en leeraren bij gymnasiaal
en middelbaar onderwijs. Doch de profetie van Cosiju
is nog slechts voor een zeer gering gedeelte vervuld:
wij zijn aan de scheuring en: verdeeldheid toe; de Na
poleon, dien Oosijn verwachtte, is er nog niet. en
zal hij ooit komen? Met dit al bevatten de bovenstaan
de regels veel waars.
Nu in de laatste jaren de actie van de Vereenvoudi-
gers voortdurend toenam en de tijdschriftartikels en
boeken in „vereenvoudigd" geschreven, meer en meer
onder de oogen van 't groote publiek kwamen, kon
't niet anders of ook 't verzet tegen deze beweging
moest toenemen. Eni zoo hebben we dan ook in de
Tweede Kamer reeds een spellingsdebat gehad, waar
bij onwetendheid en wanbegrip aangaande taalkundi
ge vraagstukken maar al te jammerlijk aan den dag
kwamen; ja, onder de vele Staatscommissie's, wier
Rapporten in dikke boekdeelen den doofpot ingaan,
is er ook zelfs een die in zake het moeilijke vraagstuk
van de spelling en de verkonding van gesproken en
geschreven taalik schreef haastzal beslissen
maar kan alleen zeggen: van advies zal dienen, met
welk advies dan de regeering
Naar aanleiding van de instelling dier Commissie
hebben voor- en tegenstanders van de vereenvoudiging
zich met adressen tot de regeering gewend.
De laatste maanden hebben achtereenvolgens in de
groote letterkundige tijdschriften Nederlandsche let
terkundigen van naam als: Albert Verwey, Marcellus
Emants, Frans Bastiaanse en Carel Scharten hun
meening uiteengezet. Doch niet alleen de letterkundi
gen hebben belang bij dit vraagstuk; het onderwijs in
de moedertaal verkeert al bijna twintig jaar in een toe
stand van onzekerheid' en overgang, die het onderwijs
in het Nederlandsch vaak voor den docent tot een
verdriet in plaats van tot een genoegen doen worden.
In 1893 schreef J. II. van den Bosch zijn „Epoche
machende" brochure „Pleidooi voor de moedertaal, de
jeugd en de onderwijzers," een klassiek geworden ge
schrift, maar nog steeds in het conservatisme opper
machtig, vooral bij het Lager onderwijs. Beide vraag
stukken, vereenvoudiging en onderwijs hangen innig
samen. Doch ook de geleerden, de juristen, de journa
listen, de kooplieden, de ambtenaren hebben belang bij
het vraagstuk van de vereenvoudiging van spelling en
schrijftaal.
Dat dus thans een bespreking van dit zeer actueele
en moeilijk op te lossen vraagstuk zeer gemotiveerd
is, zal ieder duidelijk zijn en een aansporing de voor
dracht van den heer Jans, op Woensdag a.s. in de
Unie, bij te wonen, zou bijna overbodig kunnen hee-
ten.
Het is hier thans de plaats niet het voor en tegen
van dit vraagstuk te overwegen, maar wel mag hier
niet nagelaten worden nog even den nadruk te leggen
op het gewicht van deze bijeenkomst. Groot is 't aan
tal van hen die, zonder zich de moeite te geven, zich
een op degelijk onderzoek berustend oordeel te vormen,
hun afkeer van vereenvoudige spelling baseeren op
meestal weinig terzake doende argumenten, vooral be
rustend op 't ongewone, op uitsluitend visiueele gron
den. Voor hen zal 't welwillend aanhooren en wat
ook zeer gewenscht is 't welwillend van-gedachten-
wisselen met den inleider van veel nut zijn. Daarbij
moge dan het boven deze regels' geplaatste citaat het
naar wij hopen zeer talrijke auditorium doen be
denken dat het hebben van een eigen overtuiging veel
waard is, maar dat het nog mooier is enthousiasme
en energie te bezitten om die overtuiging te verdedi
gen en zoo 't kan aan anderen mee te deelen.
A. A. VAN RIJNBACH.
1) Het geschrevene blijft bestaan.
EERSTE KAMER.
In de gisteren gehouden vergadering werden de al-
gemeene beschouwingen over de begrooting hervat.
Door den heer van Nier op (L.) werd zijn af
gebroken rede voortgezet over de wijze van plaatsing
van vlottende schuld. Spr. keurde het goed, dat de mi
nister van financiën in het vorig jaar niet overging
tot uitgifte van een leening en stelde in het licht, dat
de verantwoordelijkheid voor de opneming van 10 mil-
lioen bij de Rijkspostspaarbank ten volle op den Mi
nister rust.
Spr. is niet geneigd tot pessimisme, wat den finan-
cieelen toestand des lands betreft. Ilij wees in dit
verband op de welvaart in ons land, die geenszins
aanleiding kan geven de noodzakelijkheid van protec
tie aan te toonen.
Met bezuiniging alleen komen wij er niet. Er is een
gezond accrès in de middelen en daarmede moeten de
uitgaven in evenwicht komen.
Spr. noemde de wegen, die tot herstel van1 dat even
wicht kunnen leiden.
De heer 't Hooft (A.-R.) wees op de verant
woordelijkheid der Regeering voor continuïteit aan
Oorlog en drong aan op doortastende maatregelen, hij
volgenden keer!".
Becker kwam telkens met vriendelijk nijgen van het
onberispelijk gescheide haar, langzaam van zijn lesse
naar aan het loket van de cassa en telde, met Metter-
nichsche elegantie,, de bankbiljetten en geldstukken
op de houten betaalbank. Hij hield1 er van zijn goed
verzorgde nagels bij deze handeling gade te slaan eu
verzuimde nooit als het een mooie en elegante
klant was, die het geld opstreek, met een charman
te beweging aijn wit zijden zakdoek uit den buiten
sten jaszak te. trekken en daaraan even zijn vingertop
pen af te vegen.
Gaandeweg kregen de heeren aan de emissietafels
wat te doen. Tegen elf uur was het een stormloop.
Eerst sedert eergisteren lagen de inteekenformulieren
voor de aandeelen in de nieuw gevestigde Fürstenweg-
jnaatschappij ter teekening en reeds haalden de hee
ren der emissie-af deeling hun schouders op, bij dë
vraag: „Hoeveel kan ik nog krijgen?" en antwoord
den: „Er is reeds meer dan volteekend'.
De terughoudendheid hunner uitlatingen prikkel
den de inteekenaars nog meer.
Eenigen beriepen zich op Eiler: „Ik verzeker u
de heer Eiler heeft mij gisteren nog vijftig aandeelen
in uitzicht gesteld!".
Anderen keken de ambtenaren lachend aan: „Nu
voor een ouden klant zullen toch nog wel een paar
van zulke dingetjes te krijgen zijn, is het niet?"
Grosse kwam binnen, heel haastig met uitgebreide
armen, alsof hij de jongelieden, aan de emissietafel
wilde omarmen.
„Nu wat zegt gij - indrukwekkend! Op de
beurs spreekt men alleen van hem. Paulsin is een ge
nie Bij God hij is een genieGeef maar
zoo ongeveer twintig stuks hè?"
Hij greep naar de pen. Toen hij de pen op het pa
pier wilde zetten, zeide de jongeman, die hem het in-
teekenbiljet had toegeschoven, met een ietwat ondeu
gend lachje: „U moet u echter op zijn minst voorbe
reid houden op drie maanden wachten, mijnbeer
Grosse
„Wachten. Drie maanden?.Niet iu de hand!"
Grosse wierp den penhouder terug op den inktkoker
en zijn pokdalig gezicht kleurde zich van misnoegen.
„Wat weet ik, wat er over drie maanden gebeurt?
Ik kan in dien tijd dood zijn! Zoo- doet men geen za
ken! De heer Paulsin zal het wel billijker maken!
Drie maanden wachten! Belachelijk is zoo iets! Ik
koop een stuk brood én mag het niet dan over drie
maanden eten! Wat een toestand de malle Eür-
"stenweg.
Hij nam maar eventjes zijn hoed af en liep kwaad
met- naar achter geworpen hoofd naar den uitgang.
Dat was echter een klein, vroolijk intermezzo. Zoo
iets had men noodig' om de zenuwen te doen rusten
van de inspannende opmerkzaamheid, welke men aan
ernstige gegadigden moest bewijzen.
En daar het juist leeg was op het bureau, plantte
zich een zacht, zeer vroolijk gelach van tafel tot tafel
voort.
„Wie was die- heër?" vroeg Felix.
„Hij heet Grosse een beroemd knoeier!" ant
woordde Kettler.
„Een vreeselijke kerel een catastrophe!"
„Grosse.Grosse?".
Felix dacht na, de naam kwam hem bekend voor.
Plotseling schoot een vlammend rood in zijn gezicht.
Zijn vader had hem van den man gespróken met
afgunst ,en bewondering.
Een zeer pijnlijk gevoel en de angst, dat men uit
zijn verlegenheid zou afleiden, dat hij in de een of
andere betrekking tot den man stond, bekroop hem.
„Ja.ik heb reed® van: hem gehoord", fluisterde
hij onduidelijk.
Stieber vroeg heel zacht„Hoor eens, Kettler, ge
looft ge werkelijkf dat mij de dertig stuks toegewezen
zullen worden? Ik houd het toch voor uitgesloten,
wat?"
Kettler had er klaarblijkelijk pleizier in hem voor
den mal te houden. Met bet ernstigste gezicht der
wereld zeide hij„Maar beste Stieber, liet is toch be
kend, dat Eiler iets voor u over beeft u worden de
dertig stuks zeker toegewezen, ga er toch heen en stel
u zelf op de hoogt#."
achtte reorganisatie van de levende strijdkrachten
urgenter dan het versterken van de doode weermidde
len door het kustontwerp. Spr. bestreed de rede van
den heer Staal en ging het ontstaan na van de Bezui
nigingscommissie. Hij gelooft, dat zij vani veel nut
zal kunnen zijn.
Door den heer W aller (A. R.) werd geklaagd
dat de regeering niet rechtstreeks antwoordde op de
belangstellende vraag in de afdeelingen geuit, of bij
de sociale wetgeving gestreefd werd naar publiekrech
telijke organisatie der bedrijven. SpT. noemde onze fi
nanciën zorgeischend, niet zorgwekkend.
De heer Röell (V. L.) besprak oorsprong en roe
ping van dit Kabinet. Moest dit Kabinet optre
den om dit christendom voor verval te behouden? Spr.
betwistte voor de geestelijke roeping der Regeering de
noodzakelijkheid van zulk een redding van afval van
het Christendom. Spr. was verder tegen gelijkstelling
van neutraal en bijzonder onderwijs en schaarde zich,
wat de financiëele beschouwingen betreft aan de zijde
van hen, die den toestand bedenkelijk noemen.
De minister van binnenlands che zaken
(de heer Heemskerk) liet verschillende beschouwingen
rusten, betoogende dat de regeering tot op zekere
hoogte reeds welvaartspolitiek voert. De minister ver
klaarde vervolgens de roeping van het Kabinet.
Veel aandacht is gewijd aan de militaire zaken.
Groote eenstemmigheid tusscben de heeren Staal
en 't Hooft bleek niet (gelach). Doch beiden zijn
het er over eens dat zij niet instemden met het votum
der Tweede Kamer dat minister Cool tot aftreden
dwong. De regeering was met dit votum ook niet in
genomen, doch zij protesteert tegen de uiting dat de
minister van marine geduld werd omdat bij met de
rechterzijde meeging, doch dat de vrijzinnig-demo
craat Cool moest vallen! (gelach). Alsof het zoo iets
bijzonders is dat een minister van marine de gelegen
heid biedt om de mariniers het Evangelie te brengen.
Dat de heer Cool is een vrijzinnig-democraat, was een
slip of the pen van de Standaard. Generaal Cool was
dan ook met die qualificatie niets ingenomen.
Hij was geen vrijzinnig-democraat, en kan zich met
de vrijzinnig-democratie niet vereenigen.
De minister moest afwijzen het verwijt van den heer
't Hooft, dat de regeering tegen het votum der Twee
de Kamer had moeten waken, het had moeten voorko
men. Als de minister conflicten die de regeering on
aangenaam zijn, kon voorkomen, dan zou hij het niet
nalaten! (Gelach). Men kan nu eenmaal niet in het
openbaar zeggen wat men doet om dergelijks votums
te voorkomen.
De minister erkende dat de regeering voor bet twee
ploegenstelsel verantwoordelijk is. Zij heeft het te
goeder trouw voorgesteld. Spr. zocht generaal Sa-
bron als minister aan, hem vragende of de oplossing
in het tweeploegenstelsel te vinden was. Die generaal
meende dat het kon en de regeering kan slechts be
treuren te zijni teleurgesteld. De heer Staal kan
zich echter niet buiten alle verantwoordelijkheid hou
den. Ware hij als minister in 1906 niet met het blij
vend gedeelte gekomen, dan zouden wij nooit bet twee
ploegenstelsel gekregen hebben. Generaal Staal
bracht door zijn maatregelen de geesten in rep en
rcer.
Toch is aan het tweeploegenstelsel nog een voordeel
verbonden, dat nog geoogst moet worden. Als intro
ductie tot een nieu-we Militiewet heeft het tweeploe
genstelsel namelijk dit voordeel dat het, bij uitbrei
ding van contingent, goedkooper is. Steeds heeft de
reg. echter een meer ingrijpende wijziging van de Mi
litiewet gewenscht en de min. heeft op de totstandko
ming daarvan meer hoop dan vroeger.
Bij de beschouwingen over het kustontwerp is de
wensch om een reorganisatie van de levende strijd
krachten te krijgen tot volle rijpheid gekomen. Dat
„Ik zal er mij wel voor wachten.heilige bim-
bum!"
Stieber sprong op en trappelde opgewonden, alsof
hij de circulatie van het bloed in zijn ingeslapen voe
ten wilde herstellen, in de kleine ruimte op en neer
tusschen tafel en barrière.
Nu kwam Jacob, de bode, en bracht de koffie.
Hij kende ieders smaak en bezorgde meestal zonder
te vragen warme worstjes, belegde broodjes, gekookte
eieren, welke hij met een kleinen toeslag aan de hee
ren verkocht, en bier.
Daarbij ging hij menigmaal eenigszins heerfSchzuch-
tig te werk veroordeelde allen tot het eten van
worst, al® hij te lui was om nog iets uit een comesti-
doswinkel te halen, en loog met de grootste gemoeds
rust,, dat het zwart zag, als hij zijn luidheid met een
iteltje moest bedekken.
Men noemde hem daarom ook „de ware Jacob" en
hij droeg zijn bijnaam met een trots, welke alle eer
bewees aan ziju cynisme.
Becker, die zich met ondergeschikten nooit, in wel
ke aangelegenheid ook, inliet, en op geen scherts met
hen inging, bracht zelf altijd zijn ontbijt mede in een
kijn, zwart lederen taschje.
Terwijl de ware Jacob phlegmatisch de pakjes ont
bijt en de bierflesschen uit zijn hand haalde en ze
zorgvuldig verdeelde, vroeg Kettler waar Eelix woon
de.
„Voorloopig ben ik nog bij mijn zuster, maar zal
nu een kamer gaan zoeken."
„Die kunt u goed hebben", mengde zich Jacob, die
voor alles raad wist, in bet gesprek en verklarend zei
hij tot Kettler: „Bij juffrouw Jonas komt weer wat
le-eg. Zij heeft mooie kamers en netjes. Mijnheer
Ramlow heeft het laten zeggen als iemand iets
noodig heeft, wil er dan als het u blieft aan denken.
Ik zal wel voor de verhuizing zorgen, alles 's avonds,
als ik vrij ben."
Wordt vervolgd.