DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Ho. 30 Honderd en dertiende Jaargang, 1911 ZATERDAG 4 FEBRUARI. onderwijzeres BINNENLAND. Uit den Raad. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feceidagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel fOJO. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Dit nummer bestaat uit 3 bladen. AL&MAARSCHE COURANT Aan de le Gemeenteschool te Alkmaar (Hoofd de heer J. EITS) wordt gevraagd eene bevoegd tot het geven va'n onderwijs in de vakken j en k. De jaarwedde bedraagt van f 725 tot f 1025. Voor het bezit der hoofdacte f 100 meer. Stukken (adres op zegel) te zenden aan het Gemeente bestuur vóór 15 Februari a.s. BUEGEMEESTEE en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het Ge meenteblad van AlkmaarNos. 345 en 346, is opge nomen, het besluit van den Raad der gemeente van 1 Februari j.l., waarbij zijn vastgesteld: lo. Eene verordening, houdende bepalingen omtrent het gemeentelijk ongevallen fonds; 2o. Eene verordening, regelende den werkkring van de commissie van bijstand in het beheer van het gemeentelijk ongevallen fonds. Welke verordeningen, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter Gemeente-Secretarie voor een iedèr ter lezing zijn nedergelegd en aldaar tegen betaling van resp. f 0.07l/2 en f 0.05 in afdruk zijn verkrijg baar gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 4 Februari 1911. ALKMAAR, 4 Februari. Sindsi de rondvraag is1 afgeschaft, leveren de raads vergaderingen minder stof voor den overzichtschrijver. Niet, dat wij ten opzichte van. de raadsleden zouden willen herhalen wat we eens een bekend' Nederlandsch jroliticus hoorden zeggen tot een voorzitter van een debatvergadering, die den debaters een beperkte tijd ruimte wilde toemeten„och, laat ze maar praten, hoe meer ze praten, des te meer ze zich verpraten." Wij denken er natuurlijk niet aan dit op onze raadsleden van toepassing te willen brengen. Maar wel mogen we zeggen, dat. zoo er meer gesproken wordt in den Raad er allicht ook meer te schrijven valt vo-or een overzicht. Als vroeger de agenda was afgehandeld, stond men altijd! een oogenblik voor een: wat nu? Zal er een vraag komen, waaraan een beschouwinkje te wijden valt? Een opmerking, welke den overzicht schrijver aanleiding geeft een onderzoek in te stel len? Wordt er een scheeve voorstelling gegeven, wel ke rechtgezet moet worden? Komt er nog een inte ressante bespreking? Tot deze en dergelijke vragen gaf het oogenblikje tusschen het laatste agenda-punt en de sluiting der vergadering dikwijls aanleiding. En vaak leverde dat oogenblik, soms tot een uur uitgedijd, meer copie voor het Zaterdagavondnummer op, dan alle andere punten samen. Sinds de rondvraag is afgeschaft is dit voorbij. Door bij herhaling aan te dringen op die afschaffing, heb ben wij er wellicht zelf toe medegewerkt om de stof voor een overzicht te doen verminderen. Intusschen dat mag ons niet weerhouden te wijzen op andere misbruiken in de raadszaal, welke evenzeer gelegen heid tot schrijven geven, maar evenzeer een goede be handeling van zaken, en de orde in de vergadering in den weg staan, in de hoop dat ook deze zullen verdwij nen. Zoo hebben verschillende raadsleden nog steeds de verkeerde gewoonte, in den raad dingen te berde te brengen, welke, indien die leden zich te voren e,ven op de hoogte hadden gesteld, onaangeroerd zouden zijn gebleven. Daar was: bijv. de heer Uitenbosch, die zei- de, dat op een adres van de afdeeling Alkmaar van den Bond1 van Nederl. gemeentewerklieden, in 1909 ingekomen, nog steeds geen antwoord was ontvangen. Het adres ging over ziekengeld, geneeskundige hulp „of zooiets," de spreker wist het' zelf niet recht. Had hij even zijn eigen raadshandeliugen geraadpleegd of op de secretarie geïnformeerd, dan zou hij geweten hebben, dat er in 1909 door genoemde afdeeling slechts één adres naar den Raad! werd gezonden, waar in verzocht werd de verordening regelende de rechts positie van de werklieden in dienst der gemeente te willen wijzigen in den door haar aangegeven zin. Had hij wat zijn plicht was aldus gehandeld, dan zou hij verder goedgedaan hebben door even bij den bur gemeester aan te loopen en dezen erop te wijzen, dat dit adres wel om bericht en raad naar B. en W. was gezonden, doch dat men er sindsdien nimmer van ge hoord heeft. Wij twijfelen er niet aan, of dan zou een onderzoek zijn ingesteld. En wanneer het eindresul taat niet bevredigde, dan, maar ook eerst dan, kon de zaak in den Raad worden gebracht en kon er eenig antwoord op eer? vraag worden verwacht, wat nu, daar niemand wist wat de heer Uitenbosch be doelde, natuurlijk niet het geval was. Een feit is het echter, dat het adres in het vergeet boek is geraakt. In zooverre was het optreden van den heer Uitenbosch dus niet zoo ongemotiveerd als dat van den heer van den Bosch, toen die zeide „bij geruchte" zoo althans hebben wij verstaan teheb- ben gehoord, dat de heer Bruin, evengeschikt als no. 1, als no. 2 op de aanbeveling voor de benoeming van een klerk-boehou'lov aan het gem.-slacht.huis was geplaatst omdat hij nog voor herhalingsoefeningen zou worden opgeroepen. Meende de heer van den Bosch dit punt m den Raad ter sprake te moeten brengen, dan had bij het in elk geval anders moeten doen en den vraag vorm moeten gebruiken: „Zouden B. en W. ook aan den Raad kunnen zeg gen of waar is wat ik bij geruchte hoorde," enz.Dat was in elk geval veel beter geweest dan maar dadelijk te zeggen, dat het hem speet, dat het motief van de herhalingsoefeningen niet in de stukken vermeld stond. Was een dergelijke vraag gesteld, dan had het college van B. en W. natuurlijk kunnei\ overwegen of het daarop al of niet zou antwoorden, maar dan was in elk geval door het raadslid' de juiste weg bewandeld wat nu het geval niet is. De voorzitter kwam on middellijk kras uit den hoek, verklaarde dat het abso luut onwaar was, wat de heer v. d. Bosch zeide, en dat de betrouwbare zegslieden van dezen insinueerden, terwijl hij later nog eens met nadruk zeide, dat hier weer bleek, hoe onbetrouwbaar sommige betrouwbaar- heetende personen kunnen zijn. De heer van den Bosch krabbelde terug en deelde mede te hebben wil len zeggen, dat het feit van den dienstplicht mede er toe geleid1 heeft, den heer Bruin voor te dragen als nummer 2. De heer Luiting zei toen dat hij in een geheime zit ting wel nadere opheldering kon geven. Dat na die geheime zitting nummer één met op twee na algemee ne stemmen werd benoemd, wijst dunkt ons aan, dat het door den heer van den Bosch besprokene voldoen de werd weerlegd. Nu er geheimhouding is opgelegd, kan het publiek echter het juiste van deze zaak niet te weten komen. En dat valt te betreuren, te meer om dat door geen der leden van de slachthuiscommissie pertinent werd verklaard, dat- de dienstplicht bij het opmaken van de voordracht van geen invloed is ge weest. Waar er over de kwestie in de openbare zitting toch al het een en ander was gezegd, ware het ge- wenscht geweest de verdere bespreking' ook met ge opende deuren te voeren we zouden dan bovendien den heer Luiting eens1 in den Raad hebben hooren spreken en in elk geval was een korte opheldering na de heropening der deuren op haar plaats geweest. Maar de geheele kwestie had, voorzoover wij de zaak thans kunnen beoordeelen, kunnen worden voor komen, indien de heer van den Bosch haar niet zoo maar voetstoots in den Raad had gebracht, doch eerst eens eventjes bij den burgemeester was aangeloopen. Het is dan ook ten zeerste te hopen, dat dit in het ver volg zal gebeuren. Op verwezenlijking van die hoop schijnt te meer kans, omdat da heer van den Bosch nummer twee der voordracht Woensdag een slechten dienst heeft bewezen. Deze sollicitant toch is hier door in een allesbehalve gunstig licht verschenen. De heer Fortuin deelde mede, dat deze hem had verklaard, dat hij om de door den heer Bosch aangegeven reden op nummer twee was geplaatst, maar desgevraagd, niet had' willen zeggen, hoe hij daaraan kwam. Bij den heer de Wit had hij gevraagd! of dit soms de reden was en zoo niet, wat dan wèl de reden was, dat hij op nummer twee was geplaatst! Het een zoowel als het andere kan, dunkt ons, an deren sollicitanten ten voorbeeld zijn, hun leeren hoe ze zich niet moeten presenteeren Aan een andere verkeerde gewoonte maakte de heer van den Bosch zich schuldig, toen hij, terwijl de heer van Buijsen het woord voerde een apartje hield met. den heer Glinderman, waarbij zoo luid gesproken werd, dat het lid, wien het woord was gegeven niet kon worden verstaan. Wij kunnen ons voorstellen, dat in 's landsvergaderzaal dergelijke samensprekin- gen soms door politiek of t-aktiek geboden zijn, maar voor een Alkmaarsche raadzaal zien we de noodzake lijkheid daarvan niet. in, tenzij in heel enkele uitzon deringsgevallen. In den regel toch zullen de heeren, die elkaar iets te zeggen hebben, daartoe wel de gele genheid zoo die er te voren niet was in het be faamde Alkmaarsche kwartiertje kunnen vinden! Tusschen den heer van Buysen en den voorzitter ontstond, nadat de laatste de heeren v. d. Bosch en Glinderman had verzocht op hun plaats te gaan, een discussie, door den burgemeester vrij vinnig en o. i. niet in den juisten toon gevoerd. Het gold de vraag of de school van juffrouw Pruim een school voor meer uitgebreid lager onderwijs is. Toen de heer van Buijsen, hoewel de voorzitter met een beroep op den minister had verklaard dat de school niet onder het M. TT. L. O. ressorteert, volhield dat dit wel het geval was, zei de burgemeester kregelig het jammer te vin den, dat de heer van Buysen geen minister en de mi nister geen schoolopziener was. We zullen maar niet in den breede nagaan, welke aspecten zulk een verwis seling zou openen, zooals bijv. vrijzinnigheid1 in het ministerie en joligheid in het schooltoezicht. Laat ons liever hopen, dat de heer van Buijsen het niet bij het uitspreken van zijn meening in den Raad! zal laten, maar zal trachten den minister van ongelijk te over tuigen, Z. Ex. zal leeren inzien, dat èn wat het aantal vakken èn wat het aantal leerlingen betreft, de meis jesschool bij het M. U. L. O. dient te worden inge deeld immers daardoor zou hij, sinds de regeering bij de wet van 14 Juli 1910 hooger subsidie toekent aan de scholen voor M. II. L. O. de gemeente financi eel voordeel bezorgen! De bovenbedoelde discussie had plaats bij het adres van de vereeniging voor meer uitgebreid lager onder wijs om een jf)arlijksche bijdrage van vijf en twintig gulden aan het examenfonds, waaruit de kosten wor den bestreden van de examens M. U. L. O. welke se dert 1907 worden afgenomen. De voorzitter stelde voor het adres voor kenisgeving aan te nemen, daar van uit deze gemeente aan het examen niet werd! deel genomen, en de ralad ging met dit voorstel mee, hoe wel de motiveering niet juist was, immers verleden jaar deden 2 leerlingen van de Meisjesschool met goed gevolg het examen, terwijl dit jaar er drie zijn, die daaraan wenschen deel te nemen. Het doet ons in tusschen genoegen, dat de Raad niet financieel steunt, daar wij geenszins overtuigd zijn van het nut van dit examen, dat blijkbaar beoogt gelijkstelling met het diploma H. JJ.'S. 3-jarigen cursus, hoewel de leer- Lngen van deze laatste instellingen meer in hun marseh hebben, dan voor dit examen wordt gevraagd, terwijl bovendien de voorrechten aan het diploma M. U. L. O. verbonden, vrij problematisch zijn, in het hij zonder wat de bezitsters betreft. Wij begrijpen niet recht, waarom dit examen is ingesteld en vooral niet waarom het op den weg van een gemeente, die immers aan haar M. U. L. O. scholen een eind diploma kan verbinden, zou liggen, het financieel te steunen. De. heer van den Bosch toujours lui!, maar hij kan thans met Uilenspiegel zeggen „ik heb,, het er naar gemaakt!" stelde voor de behandeling van de ontwerpverordening nopens de beerputtenbelasting uit te stellen, daar hij geen tijd had' gehad haar- te bestu- deeren. Bij de toelichting van zijn voorstel trad dit raadslid echter ongemerkt in algemeene beschouwin gen, waarop de voorzitter snaaksch opmerkte dat de heer van den Bosch den Raad1 te kennen gaf, dat hij de voordracht van B. en W. goed onder den knie had! Hierdoor was het raadslid, dat ook zelf wel van een grapje houdt, natuurlijk ontwapend. Trouwens er viel "ook overigens voldoende tegen uitstel »in te brengen. In de eerst© plaats -r- gelijk de voorzitter deed de omstandigheid dat bijna de halve Raad reeds aan de samenstelling der verordening heeft medegewerkt, dan dat er vele personen wachten op het vaststellen der verordening, maar voorts had! er aan kilnnen wor den herinnerd dat de heer van Buijsen nog in een der laatste vergaderingen op spoed' aandrong en erop kunnen worden gewezen, dat de bijlage reeds den 21sten Januari in het bezit der raadsleden was. Het ontwerp ging, evenals de andere punten der -agenda, zonder discussie onder den hamer door en het is maar goed, dat de Raad! de voorgestelde belas ting niet heeft verlaagd. In de eerste plaats omdat men gemakkelijker tot belastingverlaging dan tot -verhooging kan overgaan. En ten tweede omdat, ge lijk wij bet vorig jaar opmerkten, het hier een tege moet komen geldt aan wenschen van ingezetenen, die bereid' zijn zich eenige financieel© offers te getroos ten, en ten wier behoeve de gemeente vrij aanzienlijke uitgaven zal moeten doen. Wie van plan was, zich closets aan te schaffen een model stond op den ze tel, die op een der twee nieuwe raadsleden wacht, in ©en kistje in de raadszaal „ter visie," maar het is te- hopen, dat de heeren van den Raad meer aandacht schenken aan de ter visie liggende stukken, daar de belangstelling anders miniem is! en de meerdere kosten voor de waterleiding, minstens 8, te betalen, zal zich door een beetje meer belasting zeker niet la ten weerhouden tot aanschaffing over te gaan. EERSTE KAMER. In de vergadering van gisteren werden de algemee ne beschouwingen hervat. Door den minister van financiën (den heer Kolkman) werd in de critiek over den financiee- len toestand des lands- aanwijzing van het middel tot verbetering gemist. De minister achtte zuinigheid) geraden, doch te groote beperking der uitgaven zou stilstand! in de ont wikkeling van ons land- ten gevolge hebben. Daarnaast, ijvert de minister voor nieuwe middelen en heeft goe de verwachtingen van spoedige inwerkingtreding van debietrecht en tariefwijziging; dan komt de inkom stenbelasting. Het kabinet stelt zich voor de wel- vaarts-politiek te volgen door een beschermend tarief, waaraan sommige takken van nijverheid behoefte heb ben. De minister achtte het geen zorgwekkend verschijn sel, dat de aflossing onzer staatsschuld niet zoo snel gaat als vroeger, doch! is- uit de wet te verklaren en uit. het gemis der Indische „batige sloten." De mid delen stijgen hier en daar en de gewone dienst van 1910 zal een batig saldo opleveren. Voorts beantwoordde de minister den heer Van Nierop en zal diens betoog over de plaatsing van die schuld in ernstige overweging nemen. Staatsschuld'boekjes hebben de sympathie van den minister en een wet tot verruiming' van het beleg- gingsgébied der Rijkspostspaarbank kan spoedig ver wacht worden. De heer Staal (U. L.) kwam terug op zijn beleid als minister ten opzichte van het blijvend gedeelte en drong nogmaials aan op overlegging van rapporten over den toestand) in het leger. Hij bestreed den heer 't ITooft, die hem verweben in vragen van defensie en na intimidatie te hebben gecapituleerd bij zijn beleid en achtte zich zonder bewijs veroordeeld door dat lid. Spr. verdedigde dan zijn houding als minister. Van de Bezuinig-ingscommissie verwachtte spr. weinig nut. De heer de Marez. Oyens (A. R.) waar schuwde tegen overhaasting van 's Ministers' belas tingplannen en zocht de oorzaak van den financieelen misstand in te snelle stijging der uitgaven. Daarom wil spr. een aantal uitgaven stop- zetten, doch geens zins die voor sociale wetgeving, waarvoor een bijzon dere belasting dienen zal. De heer 't Hooft (A.-R.) bleef de Reg. verwijten, dat zij niet voldoende gewaakt heeft voor de continuï teit aan Oorlog, nu reorganisatie van het leger op til is. Spr. verweet den heer Staal de onberaden wijze, waarop hij als minister zijn denkbeelden over het blij vend gedeelte uitgevoerd heeft. De heer Vermeulen (R.-K.) ontkende een som bei beeld der financiën te hebben gegeven om uit par tijpolitiek het tarief te kunnen aanbevelen. De heer Van Nierop (L.) betoogde, dat de fi nancieele toestand niet van dien aard is, dat de Re geering versterking van middelen moet voorleggen tot- het bedrag van begrootingstekort. Door den heer Röell (V. L.) werd volgehouden dat van gepstelijke verwildering van ons volk geen sprake is. Wat den financieelen toestand aangaat, de regee ring moet meer streven naar vermindering van schuld, dan naar het doen van niet noodzakelijke uitgaven. Dat is in tijden van vrede en welstand een goede fi nancieel© politiek. De minister van bi.nnenland-sche zaken (de heer Heemskerk) dupliceerde. Slechts beleefdheidshal ve heeft- hij nog_pnkele woorden te zeggen. Tegenover den lieer 't Hooft ontkende de minister opnieuw dat de regeering in de andere Kamer met een Kabinets crisis had moeten dreigen. Of generaal Oool terecht de portefeuille-quaestie stelde, blijve hier onbespro ken. Maar de regeering kan niet van -elke daad, en van elk vooïstel de gevolgen voorzien. Wat het blijvend gedeelte aangaat, dat er bedenkin gen aan verbonden waren gaf de minister den heer Staal toe. Maar de vraag was of opheffing dier on billijkheden niet tot bedenkelijke gevolgen leidt. Het twee-ploegenstelsel neemt veel meer onbillijkheden weg. Met de argumentatie van den heer Staal, kan de heer Staal dus tegen' dat stelsel niet het minste bezwaar inbrengen. Spr. bleef bezwaar maken tegenoverlegging van ge heime rapporten. Intusschen is- het niet onmogelijk dat de heer Staal bij de wijziging der Milit-iewet nog eens een officieel advies onder de ooge.n krijgt. Den heer de Marez Oyens antwoordde spr. dat het ontwerp in zake den scholenbouw niet wordt voorgelegd in het partijbqr lang, maar overeenkomstig 's ministers beginselen, in 's lands belang. Niet alles1 wat op weelde gelijkt, maar alles wat weelde is, moet intuss-chen worden vermeden. De regeering waardeert den steun van deze Kamer, ter, zake van het streven naar zuinigheid. Maar als er noodzakelijke uitgaven zijn te doen, mag men die niet stopzetten. Alleen omdat ontwerpen geld kosten moet men ze niet verwerpen; men moet de behoefte ervan beoor deelen. De geestelijke beschouwingen van den heer de Marez Oyens verdienen alleszins sympathie. Inder daad is het bedenkelijk dat men zijn eenige, zijn hoog ste heil zoekt in een streven naar lotsverbetering. Dat heeft de heer Oyens bedoeld en tevens toegegeven dat de overheid, zoo noodïg, voor lotsverbetering heeft te zorgen. Uit de cristelijke beginselen vloeit overigens voort dat recht moet worden gedaan aan andersden kenden. De minister van financiën (de heer Kolkman) dïipliceerde en kan kort zijn omdat er geen groote zakelijke verschillen zijn gebleken. Met de op merkingen van den heer van Nierop, over de vlottende schuld en de beleggingen door de Rijkspostspaarbank zak rekening worden gehouden. De algemeene beschouwingen werden gesloten. Hoofdstuk II der staatsbegrooting (Hooge Colleges van Staat) werd zonder debat en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De vergadering werd verdaagd tot Maandag half twee. Gemengd nieuws. HOOFDEN VOOR DE KLAS. Om een proef mogelijk te maken met het stelselde hoofden voor de klas, heeft het raadslid de heer Tim mer den gemeenteraad van Haarlem voorgesteld, een noodig geworden nieuwe school niet te doen bestaan uit veertien klassen onder één hoofd, doch daarvan te maken twee scholen ieder van zeven klas-sen en aan iedere school een hoofd, aan wien dan het onderwijs in een klas zal worden opgedragen. IN STRIJD MET DE WET. In de jongste vergadering van den ra-ad der ge meente Sliedrecht gebeurde het volgende: Ter benoeming van een onderwijzeres aan de O. L. S. no. 4 was, ingevolge art. 29, alinea 8, een voor dracht opgemaakt va-n drie bevoegden, waarop echter niet voorkwam eene sollicitante uit de gemeente, die reeds vroeger aan genoemde school werkzaam was ge weest. De Raad benoemde echter met 7 van de 12 stemmen toch deze sollicitante. De burgemeester zal zich nu tot EI. M. wenden, met verzoek, dit raadsbesluit te willen vernietigen, als in strijd' met de wet. EEN JEUGDIG INBREKER, Gisternacht heeft een jongen van 10 jaar te Leiden tweemaal inbraak gepleegd. Beide malen is hij, na een ruit verbrijzeld te hebben, een winkel binnenge klommen; eerst bij -een melkboer, waar hij geld uit de lade heeft- ontvreemd, daarna in een kleinen bazar, waar hij zich met knikkers en prentbriefkaarten heeft verrijkt. Een agent merkte op- straat den kleinen snuiter op, die plotseling hard' wegliep. Hij werd aan gehouden en men vond handen en zakken vol geld, briefkaarten en knikkers. Totdusver was hij nooit met, de politie in aanraking geweest. NAAR HET BUITENLAND. Uit Friesland vertrokken in het afgeloopen jaar 473 personen als landverhuizers naar Noord-Amerika en Duitschland, waarvan 163 hoofden van gezinnen en 310 vrijgezellen. Met de hoofden der gezinnen ver trokken 140 vrouwen en 312 kinderen. Van deze landbouwers waren 32 welgesteld, 399 min gegoed en 42 behoeftig. HONDENVLEESCH. De zakkenmaker J. P., wonende in de Van Reijn- straat te Rotterdam kocht van zekeren v. d. V. twee kilogram kalfsvleesch voor 80 centen. P. nam het vleesch mee naar huis om zijn gezin eens te laten smullen. Maar zijn vrouw, die met het oog op den

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1