DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No 31.
Honderd en
dertiende Jaargang
191!
MAANDAG
6 FEBRUARI.
BINNENLAND.
Uit Hof- en Hoofdstad.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
ALKMAARSGHE COURANT
tlAVIS
Aan de le Gemeenteschool te Alkmaar (Hoofd de
heer J. EITS) wordt gevraagd eene
bevoegd tot het geven van onderwijs in de vakken
j en k. De jaarwedde bedraagt van f 725 tot f 1025,
Voor het bezit der hoofdacte f 100 meer.
Stukken (adres op zegel) te zenden aan het Gemeente
bestuur vóór 18 Februari a.s.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het Ge
meenteblad van AlkmaarNos. 345 en 346, is opge
nomen, het besluit van den Raad der gemeente van
1 Februari j.l., waarbij zijn vastgesteld:
lo. Eene verordening, houdende bepalingen omtrent
het gemeentelijk ongevallen fonds;
2o. Eene verordening, regelende den werkkring van
de commissie van bijstand in het beheer van
het gemeentelijk ongevallen fonds.
Welke verordeningen, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden ter Gemeente-Secretarie voor een ieder
ter lezing zijn nedergelegd en aldaar tegen betaling
van resp. f 0.07!/o en f 0.05 in afdruk zijn verkrijg
baar gesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 4 Februari 1911.
ALKMAAR, 6 Februari.
Er is deze week druk gesproken over de bekende
ontmoeting van keizer Wilhelm en Tsaar Nicolaas,
waarvan de groote beteekenis steeds duidelijker wordt.
Van twee kanten is onomwonden verklaard; dat tij
deus die bijeenkomst niet alleen de belangen der bei-
do groote keizerrijken zijn behartigd, maar dat daarbij
steecis rekening gehouden is met bond'genooten. In de
Fransche Kamer toch zeide de minister van buiten-
lar.dsche zaken, de heer Pichon:
„Wij werden nauwkeurig ingelicht, Rusland deelde
ons mede, dat op de bijeenkomst te Potsdam sprake
zou zijn van Perzië en van de Turkseh-Perzische
spoorwegen, en dat andere kwesties- niet zouden
worden opgeworpen door den Vertegenwoordiger van
Rusland. Rusland hield ons dagelijks volkomen op de
hoogte van alles wat in de samenkomst gezegd werd."
En in de Oostenrijksche en de Hongaarsche delegaties
commissies uit de parlementen van beide rijkshelf
ten, die de gemeenschappelijke zaken van het keizer
koninkrijk moeten behartigen verklaarde de minis
ter van buitenlandsche zaken, graaf Aehrenthal, dat
do Duitsche Rijkskanselier hem had ingelicht over al
de besprekingen te Potsdam. Hieraan voegde deze
minister toe, dat de toestand in Europa door het stel
sel van bondgenootschappen en overeenkomsten en de
daaruit voortvloeiende verplichtingen, zoozeer ineen
gegroeid is, dat afzonderlijk optreden van eenigen
staat met een onafhankelijke politiek onmogelijk is.
Elke politieke handeling van een der Europeesche sta
ten hangt zoo nauw samen met de belangen van alle
andere, dat zonder bespreking, zonder overleg, zonder
samenwerking niets meer tot stand kan worden ge
bracht.
Het was een zeer geruststellende, verklaring, welke
getuigde van de vastheid van den Europeeschen vrede,
dien, naar de heer Pichon zeide, ook Frankrijk wil
handhaven.
Maar, maar, maar!
Er valt hier te maren.
Immers het slot van de Oostenrijksche verklaring-
luidde: Maar de openbare meening is ongelukkigerwij
ze in alle Europeesche staten zeer gemakkelijk te prik
kelen, en de politieke barometer kan plotseling op
slecht weer komen te saan. Om de belangen van de
Monarchie en den vrede te verdedigen, moeten leger
en vloot klaar zijn voor het gevecht. Het gevolg is
dus een opdrijving der militaire uitgaven, waardoor
het Drievoudig- \erbond materieel sterker wordt dan
de Tweebond, welke toch al in waarde schijnt te ver
minderen, zóó zelfs, dat de Temps dezer dagen
schreef
„De vrede wordt niet bedreigd en Frankrijk is niet
geïsoleerd, maar toch bestaat- sinds eenigen tijd de
inch uk, dat de „entente cordiale" en de Tweebond niet
meer zóo capabel zijn als vroeger. Sinds de Fransch-
Duitsche Marokko-overeenkomst van 1909 bestaan zij
zócp alsof ze niet bestaan. Ze geven aanleiding tot
vriendschapsbetuigingen, maar niet tot' krachtdadig
handelen. Ze gelijken op eerwaardige maar lustelooze
dogmen, zij sluimeren in de archieven, zonder levend
te zijn."
Dit is slechts één uitlating uit vele. Het is waar,
minister Pichon heeft verklaard, dat de alliantie met
Rusland nimmer zoo hecht, de band met Engeland
nooit zoo sterk was, maar al ware dit inderdaad zoo,
niet ontkend kan worden dat het Drievoudig Verbond
in macht toeneemt. Aldus de grondtoon der interna
tionale persbesprekingen. En het slot blijft steeds het
woord van Cromwell: „Houdt Uw kruit droog."
In Duitschland' werd, na veel moeite en zorg, de be
lasting op waardevermeerdering met vrij aanzienlijke
meerderheid aangenomen.
De sociaal-democratische arbeiderspartij verloor
door den dood een zeer gezien lid: de heer Paul
Singer, een karaktervol, eerlijk, ontwikkeld' man, die
zich een grooten invloed onder zijn partijgenooten en
de achting van zijn tegenstanders verwierf.
Zijn uitvaart-, gisteren, was indrukwekkend. De lijk
stoet zette zich, naar gemeld wordt, om 12 uur voor
het gebouw van de „Vorwart-s" in beweging. Drie
uren later hadden zich uit de aangrenzende straten
vele duizenden bij den stoet geschaard! en in eindeloo-
zen optocht ging het naar de begraafplaats t-e Frie-
drichsfeld, waar de stoet om 5 uur aankwam.
Men schat het aantal deelnemers oji honderddui
zend. Op het kerkhof werden alleen d'e deputaties toe
gelaten, met name de buitenlandsche, waaronder zich
de heer Vliegen uit Amsterdam bevond. De Rijksdag
afgevaardigde Molkenbuhr hield de lijkrede.
De politie was in grooten getale ter plaatse; ei-
kwamen. geen wanordelijkheden voor.
Na den dood van den bekenden leider der congres
sen, spreekt men er natuurlijk over, of cfe strijd tus-
sclien radicalisme en revisionisme nu ook heviger zal
worden. Voorts werd er veel gesproken over een pro
ces. In 1895 werden zes werklieden wegens meineed
tot zware tuchthuisstraffen veroordeeld. Deze week
werden ze te Essen vrijgesproken en iedereen is ervan
overtuigd, dat hier een g-root onrecht is geschied, dat
de getuigen, die, indertijd tegen een gendarm en een
commissaris verklaarden, zijn veroordeeld omdat zij-
sociaal-democraat waren. Zulk onrecht is natuurlijk
niet meer goed te maken een riep schreiend uit:
alles heb ik verloren, mijn vrouw, mijn kinderen, mijn
ouders, mijn gezondheid maar de wensch wordt
geuit, dat de vrijgesprokenen in rijke mate schade
vergoeding" zullen krijgen.
In Engeland had men ook een proces, door den ko
ning aangegaan wegens laster tegen een zekeren My-
lius, die in een artikel had gezinspeeld op het bestaan
van een morganatisch huwelijk van den koning. De
beklaagde werd tot 12 maanden veroordeeld. Ook hier
overleed een hekend politicus: Sir Charles Dilke, een
deskundige op het gebied van buitenlandsche kwesties
en koloniale zaken, een oud-minister, wiens politieke
invloed werd gebroken door een echtscheidingsschan-
daal en! die zich moest tevreden stellen met de eenvou
dige rol van Lagerhuislid.
Heden wordt in Engeland het parlement op plech
tige wijze geopend met een troonrede, waarna dadelijk
het debat over het adres van antwoord! een aanvang
neemt en de groote parlementaire periode als het ware
wordt ingeluid. De Daily News kenschetste terecht de
komende zitting als de belangrijkste uit moderne tij
den en wist te vertellen, dat de troonrede zal aankon
digen de volgende maatregelen: de veto-wet, de wet
op de bezoldiging der parlementsleden en op de kosten
voor verkiezingen; een wet tot afschaffing van het
recht van sommige personen om in meer dan één
district te stemmen; een wet op de verzekering tegen
werkloosheid en ziekte en een wet betreffende ver
vroegde winkelsluiting. Daarnaast dan wellicht nog
enkele maatregelen van minder belang.
Vandaag of morgen weten we reeds, in hoeverre de
ze opsomming juist is.
Italië werd behandeld en verworpen een motie
waarin de regeering werd uitgenoodigd maatregelen
voor te stellen, om den prijs der levensmiddelen te
verlagen.
Turkije had ernstig- te vechten in Arabië, waar de
bewoners, onder den invloed van de moderne bescha
ving en ontwikkeling, hun broodwinning (handwerk,
transport door de woestijn) zien vernietigd, terwijl zij
desondanks hooge belastingen moeten opbrengen,
waar de sheiks de bewoners weten te bewegen met
doodsverachting- te vechten tegen de Turken en waar,
naar verluidt, Engeland? zorgt voor geweren, munitie
en geldDe berichten zeiden dat er hevig wordt ge
vochten en dat er honderden slachtoffers vallen.
Ook in Midden-Amerika is het nog niet rustig. De
opstand tegen de regeering in Mexiko breidt zich uit,
ook in Honduras winnen de opstandelingen veld en in
Nicuragua schijnt ook weer een revolutie op til te zijn.
Uit die streken kan men echter steeds dergelijke be
richten verwachten.
EEN GESCHENK VOOR DEN PRINS.
Z. K. II. de Prins der Nederlanden heeft van den
sultan van Assahan een paar fraaie, groote olifants
tanden ten geschenke ontvangen.
BERNER CONVENTIE.
Het regeeriug-santwoord1 is verschenen op het afdee-
lingsverslag over het betrekkelijk wetsontwerp
Daarin wordt op den voorgrond gesteld, dat die toe
treding een kwestie van recht betreft, waartegenover
van concessie anderzijds van de mogendheden, bij wie
men zich aansloot,, geen sprake mag zijn. Een zich
meer en meer herhalend verschijnsel is de uitgave in
het buitenland van vertalingen van Nederlandsche
tooneelwerken en de nabooting in naburige landen
van Nederlandsche kunstwerken. De auteurs van
die werken zullen voortaan ook in de onderscheidene
unielanden eene bescherming erlangen, die zij thans,
ook al worden hunne werken daar door een uitgever
aangekondigd, niet kunnen deelachtig worden. Op
grond van de ervaring, elders opgedaan, mag worden
verwacht, dat buitenlandsche auteurs niet hooge
eischen zullen stellen voor het gunnen van het vertaal
recht aan Nederlandsche uitgevers. Een matig hono
rarium zal een Nederlandsch uitgever gaarne voldoen,
omdat dit de prenjie is1, waarvoor hij zich verzekert
tegen een andere vertaling, die bij volkomen vrijheid
misschien gelijktijdig met de zijne of kort daarna zou
verschijnen.
De regeering vertrouwt, dat het gematigd stand
punt, door haar bij deze wetsvoordracht ingenomen
de tegenstanders daarmede alsnog zal kunnen verzoe
nen.
Geleidelijke overgang tot geheele toepassing der
Berner Concentie sluit van zelf in zich, dat hiertoe
geen poging' zal worden gedaan voordat de ondervin
ding, in het overgangs-stadium op te doen, zal aan
wijzen, dat de tijd daartoe gekomen is.
Aan alle eischen van eerlijkheid en recht voldoet in
middels ook de voorgestelde beperkte toetreding, waar
bij immers wordt verzekerd wat sedert vele jaren door
de unielanden als recht werd erkend en wat voor de
onderlinge verbinding van eenige dier staten ook
voorshands nog- recht zal blijven.
In afwachting' der beslissing over de conventie
heeft de regeering een wijziging van de wet op het
auteursrecht niet mogen voorstellen, en mag zij ook
nog niets mededeelen omtrent den inhoud van dit aan
het departement van Justitie gereed liggend wijzi
g'ingsontwerp, waarbij rekening* is gehouden met de
in het nu beantwoorde afdelingsverslag uitgesproken
wenschen.
LEGERBEZUINIGING.
Bij de installatie Zaterdagvoormiddag te 11 uur
der Staatscommissie, ingesteld bij Kon. Besluit van
12 December j.l., betreffende de Landsverdediging,
beeft de Minister van Oorlog, de heer Colijn, een rede
gehouden, waarvan het grootste gedeelte gewijd was
aan eene herinnering aan de langjarige gedachtenwis-
seling tusschen de regeering en de volksvertegenwoor
diging' over ile wijze, waarop d'e anzienlijke sommen,
welke jaarlijks voor het legerbeheer werden beschik
baar gesteld, werden beheerd en aangewend en over
het verzet in het Parlement tegen alle onnoodige uit-
g'aven, die geen doel treffen en onze weerbaarheid niet
verhoogen.
Aan het slot zeide de minister:
Moge de arbeid dér commissie er toe medewerken
om de overtuiging* te vestigen, binnen- en buitens
lands, dat wij, dat ons volk, willens is en met Gods
hulp ook in staat om zijne nationale zelfstandigheid
en zijn territoir ongerept en ongeschonden, naar alle
zijden en tegenover iedereen te verdedigen en ook te
behouden, dat het daarbij, waar zoovelerlei en zoove-
ler noodeu om voorziening vragen, den strengsten
eenvoud en de grootste zuinigheid! wenscht te betrach
ten en te doen betrachten, maar dat aan den anderen
kant het daarvoor ook geen persoonlijke noch gelde
lijke offers, welke ter bereiking van dat hoogste doel
gevorderd worden, te zwaar acht.
VROUWENKIESRECHT.
Het bestuur der Vereeniging tot verbetering van
den Maatschappelijken en den Rechtstoestand' der
Vrouw in Nederland heeft in een adres aan de Ko
ningin bijzondere aandacht gevraagd voor de plaats,
welke de Grondwet' aan de vrouw in ons staatsrecht
behoort toe te kennen, en voor dei g'rondwettelijke be
palingen, welke die plaats thans omschrijven of voor
taan zullen omschrijven.
Het bestuur, hoewel niet blind voor verschillen zoo
wel op anatomisch als op geestelijk gebied) tusschen
man en vrouw, is van oordeel, dat ook voor vele vrou
wen b.v. op het gebied van administratie, intendance,
verzorging* van zieken en gewonden een taak ten op
zichte van de landsverdediging kan worden aangewe
zen en dat zij op dit gebied niet behoeft te worden te
ruggedrongen. Doch zelfs al legt de wet aan de vrouw
geen enkelen plicht op ten aanzien van de militie,
zoo kan daarin, meent adr., geen reden worden gevon
den de vrouw uit te sluiten op het gebied) der verte
genwoordiging, omdat kiesbevoegdheid' veeleer een
plicht dan een recht is.
Adressant dringt er niet op aan, dat_ de Grondwet
den wetgever gebieden zal, man en vrouw ten opzichte
van het actief en het passief kiesrecht der Staten-
Generaal, Provinciale Staten en Gemeenteraad aan
stonds en met één slag volkomen gelijk te stellen,
zy verlangt echter met volle overtuiging, dat de
Grondwet den wetgever de vrije hand late, waar deze
de vraag te beoordeelen krijgt, of de rechtsovertui
ging' alsnog medebrengt dat.„de" vrouw blijft uitge
sloten zoo van het actief als van liet passief kiesrecht
van de vertegenwoordigende lichamen.
De Haagsche Torenwachter van de Middalb. Crt.
begint zijn brief aldus:
Het bericht van de a.s. oprichting' van een Neder-
landseho afdeeling der Malthezer orde -is hier in
aanzienlijke Roomsch Katholieke kringen met grooft
voldoening ontvangen.
Bepaald nieuw was de mededeeling omtrent die
stichting niet. Reeds geruimen tijd werd er in krin
gen van geïnteresseerden over gesproken. Deroomscho
adel voelde zich gecasseerd en gefroisseerd, toen eeni
ge jaren geleden door Prins Hendrik een Nederland
sche afdeeling der Johanniter orde werd gevestigd,
waarvan slechts Protestanten lid konden worden. Bij
de orde der Duitsche Balye van Utrecht, waar ook
slechts Protestanten als lid konden worden toegelaten,
kwam dus nog een tweede dergelijke instelling met
exclusief karakter. Dit is blijkbaar den Roomschen
te machtig geworden niet geheel ten onrechte
en zij besloten zich zelf te helpen. De „Almanach de
Gotha" wees hun hier den weg. Waarom niet tegen
over de Johanniter orde de Malthezer orde gesteld, te
genover een uit den vreemde geïmporteerde vereeni-
ging, die statuair verplicht is anti-papistisch te zijn,
een soortgelijke vereeniging, evenals uit den vreemde
naar hier overgebracht, welke statuair voorschrijft an
ti-hervormd te zijn?
Waarom zouden deftige roomschen langer uitgeslo
ten zijn van de „deftigheid" van het ridder zijn eener
evenzeer oude orde, als er een even oude orde bestaat,
die juist in het roomsch-zijn de eerste vereischte ziet,
om ook die ridder-„deftigheid" deelachtig te worden?
O! ijdelheid' der ijdelheden! Waartoe overigens
verstandige menschen al niet kunnen komen, wanneer
de ijdelheid en de godsdienst in het spel zijn. Kan
men zich in het begin der 20ste eeuw grappiger ver
tooning indenken, dan die Johanniter- en Malthezer
orde en vooral in ons burgerlijk landje met zijn bur
gerlijke tradities1 en geschiedenis.
De heeren zijn toch niet van plan weder het Heilige
Land te gaan veroveren of te leven „in den geest" van
Richard Leeuwenhart? Wat is dan de reden van be
staan dier orden? Het gerechtigd' zijn tot het dra
gen van een zeker costuum? Maar niemand! zelfs
niet het geheele kapittel der beide orden, in vereenig-
dc zitting vereenigd, kan een niet-ridder beletten zich
ook in riddercostuum uit té dossen.
Zit het dan in den. gezamenlijken maaltijd? Mis
schien, maar ik heb een flauw vermoeden, dat die di
ners lang niet zoo amusant en geanimeerd zullen zijn
als die door de vroegere „echte ridders" gehouden.
Voor die maaltijden kan men, zelfs als modern
mensch, nog iets gevoelen. Dat) was ten minste
„echt"; nu schiet er niets anders over dan de Fran-
sche keuken van het hotel de „Vieux Doelen"; onge
twijfeld een uitstekend adres, maar toch niets voor de
opvolgers van heeren van het slag van Richard Leeu
wenhart of keizer Barbarossa. En door welke Neder
landsche traditie is de voortzetting dier orden te
rechtvaardigen?
In de Duitsche, Fransche, Italiaansche en Engel-
sche histories hebben die orden in vroegere eeuwen
een rol gespeeld. Maar welke specifiek Nederlandsche
traditie gewaagt van die orden? Men kon dus begrij
pen, dat die orden zich, al is het in een anderen vorm
dan de oorspronkelijke, in het buitenland handhaaf
den. Daar wonen misschien nog' directe afstamme
ling-en der vroegere, Johanniter en Malthezer ridders.
Maar in de Nederlanden, vooral in Noord-Nederland,
waar zijn die te vinden.
En is het dan niet een beetje mal, dat de afstamme
lingen van de regentengeslachten, die onder de Repu
bliek de lakens uitdeelden, de nakomelingen van hen,
die door koning Willem I zijn geadeld, zich zelf me-
tamorphoseeren in Johanniter of Malthezer ridders?
Is dat de vooruitgang? Of is het een reactie? Een
teeken des tijds is het zeker, wanneer ook vop dit ge
bied de anti-these zich doet gevoelen. Maar de Room
schen, die evenmin als anderen ongevoelig zijn voor
de ijdelheid der wereldsche zaken, is het niet kwalijk
te nemen, dat zij op deze wijze een stil protest doen
hcoren tegen exclusieve instellingen als de Johanniter
orde en die van de Duitsche Balyen te Utrecht.
4»
Met onze stedelijke schatkist schijnt het, aldus de
Haagsche briefschrijver van d'e Prov. Gron. Crt., voor
de toekomst niet ongunstig te staan, dank zij de
nieuw ingevoerde plaatselijke inkomstenbelasting en
niettegenstaande ik hoor dat het percentage althans
voor 1911 zeker aan de Hagenaars zal meevallen.
Maar de aangiften zijn van dien aard, dat onze wet
houder van financiën zich in de handen wrijft. Het
moet verbazend zijn zooveel ingezetenen, die voorheen
naar hun bescheiden woning voor een prikje in den
hoofdelijken omslag waren aangeslagen, thans, op lof
felijke wijze naar hun werkelijke inkomsten zich heb
ben aangeslagen voor veelal het dubbele, vier, ja soms
tienvoudige bedrag. Ik heb van eenige aanslagen ge
hoord van 4000 en 6000, van personen die vroeger
J 700 a 800 betaalden, en wat 't aardigst is en zeker
voor de eerlijkheid en het gemeenschapsgevoel van de
betrokkenen pleit, deze lieden hebben hun opgaven in
gezonden zonder eenigen dwang en in de overtuiging
dat zij, ingeval ze willen smokkelen, onmogelijk waren
te controleeren. Toch ontbreekt het niet aan midde
len van controle en waar noodig worden die ook toe
gepast. Er zijn -vermakelijke staaltjes voorgekomen
van lieden, die tevergeefs door gefingeerde verhuizin
gen aan de belasting trachtten te ontkomen. Een
paar bekende richards, bewoners van villa's1 in het
mooiste gedeelte van den Haag, hebben om de in
komstenbelasting besloten naar een buitenplaats in
Gelderland te verhuizen. De stakkers konden van hun
400.000 inkomsten per jaar of meer het aan de ge
meente toekomende bedrag niet missen.
schap die, als in de booste dagen van den aptriotten-
Er loopen geruchten, zegt de Amsterdainsche cor
respondent van de Arnh. CL, dat de lieer G. van Tien-
hoven, Commissaris der Koningin in onze provincie, eraan
denkt zich terug te trekken uit zijn drukken werkkring
<n te gaan genieten van een welverdiende rust; zijn