DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en dertiende Jaargang»
1911
DINSDAG
7 FEBRUARI
BINNENLAND.
No 32
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
AARSCHE
OURANT
■r.i
ALKMAAR, 7 Februari.
Af en toe komen er uit Nieuw-York berichten, wel
ke een zonderling licht werpen op het bestuur dier
stad. In den regel lijken die berichten ongelooflijk,
hetgeen evenwel niet verhindert, dat ze naderhand
door nieuwe feiten worden bevestigd'. Wij herinneren
er bijv. aan, dat indertijd' staaltjes werden gegeven,
van de schandelijk hooge prijzen, welke het stedelijk
bestuur voor gewone verbruiksartikelen moest betalen,
en welke ettelijke malen liooger waren, dan hetgeen
particulieren moesten besteden. Wat destijds daarover
geschreven werd, leek fantazie. totdat een tentoon
stelling van zulke artikelen, met de particuliere en
stedelijke prijzen er bij, bewees, dat het geschrevene
de waarheid en niets dan de waarheid1 bevatte.
Ook thans weer komen er zulke merkwaardige be
richten van over de zee. Zij zeggen, dat de stad
Nieuw-York een ambtenaar heeft, over wiens noodza
kelijkheid de geachte belastingbetalende burgers zich
sinds jaren het hoofd breken. De man draagt den titel
van stedelijk thesaurier en hij ontvangt de gelden van
verschillende afdeelingen, welke hij deponeert bij ver
schillende banken, die daarvoor zekerheid moeten stel
len, voorts teekent hij de mandaten, waarmede
de comptroler, de eigenlijke gemeente-ontvangervorde
ringen op de stad betaalt. Op het kantoor van den ste
delijken thesaurier zijn beambten, die sinds jaren het
werk doen. De ambtenaar zelf weet gewoonlijk nie
mendal van wat er omgaat. Daarvoor krijgt hij dan
een jaarlijksch inkomen van 12000 dollars. Men kan
zich voorstellen, dat de burgemeester, die benoemt,een
vriendje met deze betrekking verblijdt. Burgemeester
Gaynor heeft dan ook zijn vroegeren compagnon
Charles B. Hyde indertijd gelukkig gemaakt en deze
toonde zijn dankbaarheid, door inderdaad af en toe
eens op het kantoor te komen, totdat hij den vorigen
zomer naar Europa ging en daar ettelijke maanden
bleef. Eenigen tijd na zijn terugkeer deed zich een
eigenaardig geval voor. De bezitters van renbanen
heetten afgevaardigden te hebben omgekocht, opdat
deze zouden stemmen tegen de wetten, waarbij het
wedden verboden zou worden. Een commissie, belast
met een onderzoek, werdi benoemd. Nu werd beweerd,
dat het hiervoor, bestemde fonds vanl2honderdduizend
gulden, door Ilyde's handen was gegaan. Den volgen
den dag trachtten verscheiden verslaggevers van hem
daarover inlichtingen te krijgen, maar ze konden hem
nergens vinden. In zijn bureau wist men niets van
hem, in zijn woning werden alle bezoeken geweigerd
en wie telefoneerde kreeg ten antwoord, dat er nie
mand thuis was. Zes weken duurde dit. Toen kwam er
een nieuw feit: twee bankinstellingen, waarbij de stad
groote sommen had gedeponeerd, werden gesloten. De
pers en de openbare meening eischten, dat de heer
Hyde inlichtingen zou geven. Maar de heer Hyde liet
niemendal van zich hooren. En geen spoor was van
hem te vinden. Het eenige dat men wist, was, dat hij
aan boord van zijn boot „Stop-a-While" (rust een
beetje) was, maar de verblijfplaats1 der boot was onbe
kend.
De handigste reporters der grootste Nieuw-Yorksehe
bladen vlogen door de Vereenigde Staten om den man
in de boot op te sporen.
Met een kleine variatie op een versje, onzen lezers
vermoedelijk nog wel bekend, zouden we kunnen zeg
gen
Zij zochten hem hier, zij zochten hem daar
Do reportera zochten hem. och zoo raar!
Nu zochten ze daar, dan zochten ze hier
Dien eeuwig onvindb'ren thesaurier!"
Eindelijk slaagde een verslaggever van de „New-
York World" er in de boot in een klein haventje van
Florida te vinden bij toeval, immers zij was op het
punt de haven te verlaten, vastgeloopen op een zand
bank. De verslaggever liet zich naar boord roeien,
kreeg daar van de echtgenoote en van den schoonvader
van den heer Hyde te hooren, dat deze heer zich niet
aan boord bevond en dat zijn verblijfplaats onbekend
was. Maar de verslaggever was op zijn hoede, ging
een dag en een nacht op den loer liggen en ontdekte
tenslotte Tlyde, toen die op het dek een luchtje ging
scheppen.
Toen de thesaurier gevonden was, verklaarde hij on
bevangen, dat hij niet wel was geweest en daarom op
reis was gegaan. Zes weken was hij weg geweest
zijn ondergeschikten beweren, dat hij in dien tijd op
geenerlei wijze met zijn bureau in verbinding geweest
is en de dingen stilletjes aan hun lot heeft overgela
ten. Hij was nu echter in staat zijn1 moeielijke taak
weer te aanvaarden juist toen de commissie van
onderzoek ontbonden was! Te Nieuw-York ontving hij
lachend de courantenmensehen en toen een der hee-
reri hem in zijn gezicht zei, dat d'e heele stad! zijn
gedrag schandelijk vond en verwachtte, dat hij zou
aftreden, antwoordde hij heel genoegelijk, dat hij zich
in de toekomst aan zijn ambt zou blijven wijden!
De couranten zijn toen natuurlijk gaan schrijven.
Zij deelden o.m. mede, dat de man in een jaar tijds
nog geen 110 dagen op zijn bureau was geweest (mee
gerekend, wanneer hij slechts even een uurtje kwam
aanloopen) zij toonden zich over zijn optreden ten
zeerste gebelgd en zij verbaasden zich over den burge
meester, die immers er steeds op uit is een strenge
plichtsbetrachting onder het stedelijk personeel te be
vorderen, maar die zijn oud-compagnon bij diensterug--
keer vriendelijk ontving en hem niet, gelijk verwacht
werd, aan den dijk zette.
Men kan zich voorstellen, dat de belasting-betalende
Nieuw-Yorksche burgers met wrevel vau zulke ge
beurtenissen kenuis nemen. Misschien komt er nu bin
nenkort een tentoonstelling', welke doet zien hoe som
mige stedelijke ambtenaren hun dikke tractementen
„verdienen" 1
EERSTE KAMER.
In de vergadering van gisteren was aan de orde
Hoofdstuk II (Buitenlandsche Zaken).
De heer Van Basten Batenburg' (R.-K.j
maakte eenige opmerkingen naar aanleiding' van de
opheffing der consulaire posten tet Tientsin en Pe-
nang'. Spr. sloot, zich aan bij de afkeuring omtrent
het niet hooren der voornaamste Kamera van Koop
handel omtrent deze opheffing. Het geldt hier toch
handelsbelangen. Er bestaat reden tot twijfel of het
belang' van handel en nijverheid bij de opheffing van
den post te Tientsin wel is verdiend. Indertijd is toch
juist oprichting aldaar van een beroepsconsulaat be
pleit met het oog op de belangen vbn onzen handel in
verband met de Java-China-Japanlijn en den Trans-
Siberischen spoorweg.
Nog in 1908 en 1909 achtte de Regeering handha
ving- van dezen post noodig. Moet het dan nu niet
verwonderen, dat de Minister hij deze begrooting op
eens van meening is veranderd zonder daaromtrent de
officieele organen van den handel te hooren?
Spr. acht d'e opheffing van den post te Tientsin in-
gewenseht.
De heer Franssen (A.-R.) kon niet instemmen
met den lof aan 's Ministers beleid' gebracht. Spr. wil
geen wantrouwen uitspreken, maar zijn vertrouwen in
dat beleid is eenigszins geschokt. Spr. sprak daarom
den wenseh uit, dat het beleid] dat wij niet zien zoowel
als dat, wat wij wel zien, in het vervolg beter zal zijn
dan dat, wat wij in het afgeloopen jaar hebben gezien.
Spr. doelde op de quaestie-Van Heeckeren.
De voorzitter merkte op, dat een votum van
de Kamer is gevallen na ampele bespreking om deze
zaak niet verder te behandelen, Hij wenscht dat de
Kamer zich zal uitspreken over de vraag of den heer
Franssen verlof zal worden gegeven deze zaak hier
verder te bespreken.
Dé heer Franssen zei, dat het hem slechts
aangenaam zal zijn, indien de Kamer hem dit verlof
weigert, want wat hij nog te zeggen heeft, geschiedt
werkelijk niet voor zijn pleizier.
De voorzitte r vroeg of hij er een voorstel van
maakt om het beleid te bespreken.
De heer Franssen: Ik doe geen voorstel, ik
heb niets voor te stellen; als u mij het woord ont
neemt, dan zal ik gaan zitten.
De voorzitter: Wanneer de heer Franssen de
zaak-Van Heeckeren niet zal hespreken, doch alleen
den Minister aan den tand zal voelen, dan is hij daar
toe in de gelegenheid.
De heer Franssen: Ik kan den Minister geen
hulde brengen voor de wijze, waarop hij deze zaak
heeft behandeld.
De Minister wekte een onjuisten indruk, alsof de
minister-president van 1904 op den heer Van Heecke
ren den blaam had geladen onzekere mededeelingen te
hebben gedaan.
Die woorden van den minister maakten een nadere
verklaring in „De Standaard" noodig, waardoor zoo
veel stof is opgewaaid. Spr. hoopte, dat de Minister
in het vervolg de feiten rond en eerlijk zal mededee-
len, met eerlijke argumenten zal strijden.
D» minister ran buit/snlsindsch» zaken,
de heer De Marees van Swinderen, handhaafde ten
volle zijn woorden, waarmede hij in de Memorie van
Antwoord zijn erkentelijkheid te kennen gaf voor den
hém algemeen gebrachten lof, een harmonie van waar
deering, waarin alleen de woorden van den heèr Fran
sen thans een dissonant vormen.
Ten onrechte beschuldigt deze hem' thans van struis
vogelpolitiek. Indien hij in een zaak recht op den
man is afgegaan, dan was het in de fatale zaak-Van
Heeckeren. Had de minister het fotiter in modo niet
toegepast, dan zoudie fatale zaak nog grooter propor
tion- aangenomen hebben dan thans. Dat de Minister
niet verklaard zou hebben, dat de Minister-president
van 1904 gezegd heeft„Er is toch iets positiefs ge
beurd," daarvan kan men hem geen verwijt maken.
Iedere minuut, iedere seconde gebeurt er iets posi
tiefs, maar er was niets positiefs gebeurd] wat zou
kunnen wijzen op een ongeoorloofde inmenging van
vreemde mogendheden in onze hinnenlandsche aange
legenheden.
Wat nu het consulaat te Tientsin betreft, de gelden
daarvoor kunnen elders heter in het belang van onzen
handtel worden aangewend.
De heer Havelaar (O. H.) deelde namens de
Comm., van Rapp. mede, dat een nota over de zaak
van Heeckeren, afkomstig van een der leden, is terug
genomen.
Na replieken van de heeren Franssen en van Basten
Batenburg- en dupliek van den Minister wordt dit be-
grootingshoofdstuk en het wetsontwerp tot goedkeu
ring van' het verdrag tot regeling- van het verkeer van
gedistilleerd over de Duitsch-Ned. grens aangenomen.
Vervolgens kwam de begrooting van Justitie in
debat.
De heer van der F e 11 z (L.) drong aan, do
beperking van de uitgifte van aangeteekendè brieven
aan minderjarigen spoedig te regelen in het B. W.
De heer v. W a t e r s c ho o t v. d. Gracht
(R. K.) betoogde dat de minister bij het eedsvoorstel
niet is bezweken voor den aandrang der atheïsten en
bepleitte instelling van een algemeen register van tes
tamenten.
De heer Sickenga (L.) vreesde van toepassing
van art. 5 der rechterlijke organisatie een desorganisa
tie van ons kantongerechtswezen. Spr. bracht hulde
aan het Arnhemsche Hof voor het arrest in de Papen
drechtsche zaak.
De heer Verheyen (R.-K.) bracht den minister
hulde voor de beëindiging der Papendrechtsche zaak.
Hij betreurde 's ministers afkeuring van de houding
van het O. M. te Arnhem, en betoogde, dat het O. M.
vrij is in zijn uitingen bij zijn requisitoren. Ook be
treurde spr. 's ministers uitingen over de rechterlijke
macht.
De heer Hovy (A.-R.) wijdde een woord aan de
doodstraf, die hij beschouwt als een hevel van God.
De heer Van den Bies en (R. K.) vroeg'
alsnog de griffiers te helpen, die na 1900 zijn aange
steld.
De minister van Justitie (de heer E. R. H. Re-
gout) zei nooit aan deze griffiers iets beloofd te heb
ben. Hij heeft slechts, billijkheidsgronden erkennen
de, overweging beloofd.
De minister is niet bereid, na een half jaar weer de
wet op de rechterlijke organisatie te wijzigen.
Wat de doodstraf betreft, 's ministers houding-
stemt volkomen overeen met die van de ministers
Loeff en Nelissen.. De minister erkent, dat de Staat
het recht heeft de doodstraf op te leggen; niet echter
de verplichting om het te doen.
De minister protesteerde er tegen, dat hij geen
waarde aan den eed zou hechten. Waar hij in den eed
ziet een godsdienstige handeling, wil hij ongeloovigen
niet dwingen tot eedsaflegging.
De Papendrechtsche zaak was voor de regeering zeer
moeilijk, omdat zij zich van inmenging in de recht
spraak heeft te onthouden. De minister heeft dan ook
geen critiek geoefend op de zittende colleges; slechts
één woord van critiek op een lid van de staande ma
gistratuur.
De begrooting werd ten slotte zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Zonder debat of zonder hoofdelijke stemming werden
daarna aangenomen de suppletoire justitiebegrooting
over 1910 (afzonderlijke huisvesting bureau hoofdin
genieur gevangenissen en rechtsgebouwen) en de sup
pletoire justitiebegrooting voor 1910 (uitkeeringen
Kinderwetten, kosten strafgevangenis 's-Gravenhage,
pensioenen)
De vergadering werd verdaagd tot heden 11 uur.
TWEEDE KAMER.
De Tweede Kamer zal, na hervatting op heden van
de werkzaamheden, de overige dagen van de week aan
liet afdeeling'sonderzoek wijden.
BILLTTON.
Uit Batavia wordt d.d. gisteren geseind:
Eeno tweede halve compagnie infanterie vertrok
naar Billiton, alwaar, hoefeer d'e rust in Manggar is
verzekerd, nog onrust heerscht onder de mijnwerkers.
VROUWENKIESRECHT.
Aan de Staatscommissie voor Grondwetsherziening'
is het volgende adres gezonden door den Nationalen
Vrouwenraad van Nederland.
Geeft te kennen de Nationale Vrouwenraad
dat gelijk bekend is de tegenwoordige Grondwet den
gewonen wetgever verbiedt, de Nederlandsche vrouw
te doen deelnemen aan de keuze voor de vertegenwoor
diging van Rijk, Provincie en Gemeente, of haar in
een van deze lichamen zitting te laten nemen;
dat bij de in het uitzicht gestelde Grondwetsherzie
ning bestendiging van dezen toestand voor een lange
r»#ks van jaren naar de meening van adressanten zeer
onwenschelijk zoude zijn;
dat men van meening kan verschillen over de vraag,
aan welke vrouwen het kiesrecht behoort to worden
gegeven; of gelijke eischen behooren te worden ge
steld' aan mannen en vrouwen, voor de kiesbevoegd
heid en de verkiesbaarheid; ja zelfs over de vraag
welk tijdstip voor de invoering van een dergelijke be
langrijke wijziging in ons Staatsrecht het meest ver
kieslijk zoude zijn;
dat alle deze vragen 'echter naar de meening van
adressanten, door den gewonen wetgever behooren te
worden beslist en een grondwettelijk verbod! niet an
ders dan schadelijk kan zijn voor de gezonde ontwik
keling van de op dit punt heerschende denkbeelden en
opvattingen;
dat zij, die de Nederlandsche vrouw eens voor al
willen uitsluiten van deelname aan 's Lands bestel,
naar meening van ad'ressanten, geen open oog hebben
gehad voor de ontwikkeling dezer denkbeelden in de
laatste tientallen van jaren bij het Nederlandsche
Yolk in het algemeen en hij de Nederlandsche vrouw
in het bijzonder.
dat adressanten er in dit verband! op willen wijzen
dat thans verwijdering der grondwettelijke belemme
ringen van vrouwenkiesrecht wordt gevraagd namens
33 vereenigingen, vertegenwoordigende een zeer aan
zienlijk aantal vrouwen uit de meest verschillende
kringen der maatschappij
dat adressanten op grond van dit feit er met de
meeste kracht op aandringen, dat uwe commissie bij
hare voorstellen tot wijziging der Grondwet de verwij
dering der grondwettelijke belemmeringen van de uit
voering van het actieve en passieve kiesrecht voor de
vrouw moge voorstaan.
Gemengd nieuw».
DE SCHATTEN VAN DE „LUTINE."
Gistermiddag, omstreeks 12 uur, ia de „Lyons" weer
op Terschelling aangekomen. Zooals men weet, is het
de bedoeling met deze bergingsboot de schatten van da
„Lutine" aan het licht te brengen. Een gebroken
schroef was oorzaak, dat er, nadat de boot reeds eeni
gen tijd op de reeds van Terschelling vertoefd' had, te
Amsterdam gedokt moest worden. De schade is thans
weer hersteld. Gisterochtend te 9 uur verliet de „Ly
ons" Amsterdam, en zoodra wind, getij en weder gun
stig zijn, hoopt men den arbeid te hervatten.
(Hbld.)
HUN KIND VERGETEN!
Verleden week vond een der bewoners van de buurt
Java te Terneuzen in de kippenren een jongetje van
omstreeks 7 jaar, dat aldaar in slaap was gevallen.
Het jongetje, dat verkleumd' was door dé koude,
vertelde te behooren tot het gezin uit een woonwagen,
welke reeds vertrokken was en waardoor hij alleen
achterbleef.
Door tusschenkomst van enkele ingezetenen werd
de knaap van warm eten en nieuwe kleeren, zoowel on
der- als bovengoed, voorzien en door de politie aan
zijn een eind buiten de gemeente vertoevende ouder»
gebracht.
MUIZEN- EN RATTENPLAAG.
Te Gieterveen (Dr.) heerscht een muizen- en ratten-
plaag. Bij het inhalen van het koren, dat buiten stond,
werden door één landbouwer ongeveer 150 muizen
doodgeslagen terwijl wel het dubbele van dit aantal
ontkwamen. Veel wordt geklaagd over schade aan den
aard appel voorraad aangebracht Een landbouwer ver
klaarde, dat hem in korten tijd door de ratten meer
dan een kar vol aardappelen was afgehaald.
KOLONIAAL LANDBOUW-INSTITUUT.
In de jongste Gemeenteraadszitting van Nijmegen
vestigde dr. Lemaira de aandacht op het voornemen
der Regeering, om binnenkort te Deventer op te rich
ten een Koloniaal Landbouw-instituut. Spr. verzocht
B. en W. te overwegen of tot den Minister niet het
verzoek kon gericht worden, deze landbouwschool te
Nijmegen te vestigen en zulks met het oog op het
groot aantal daar wonende Indische ambtenaren, wier
kinderen wellicht ook eenmaal in Indië een werk
kring zullen vinden.
JAAP EEDEN's WERELDRECORD.
Zooals wij gisteravond mededeelden, heeft de Rus
Strunikoff Zaterdagmiddag te Christiania Jaap Eeden's
wereldrecord 'over 5000 M. met 4/10 sec. verbeterd.
Een telegram van den correspondent van de „Tel."
bericht echter, dat deze tijd niet officieel werd opge
nomen, zoodat Jaap Eeden wereldrecordhouder blijft.
UIT HOORN.
De afdeeling Hoorn van de vereeniging voor vrou
wenkiesrecht hield gisterenavond in „de Witte Engel"
een propaganda-vergadering, waarin mej. C. S. Groot
een lezing hield, daarbij een overzicht gevende van
den stand van het Vrouwenkiesrecht en nagaande of
d6 beweging veld wint.
De rede werd door de zeer talrijke aanwezigen, die
de zaal geheel "ruiden, met groote aandacht gevolgd
en ten slotte luide toegejuicht.
Zoo ook mej. V. M. Blok van Medemblik, die een
„rijmelarij" voordroeg over het vrouwenkiesrecht.
De lichtbeelden, vertoond door de dames Beerding
en toegelicht door mej. Groot, vormden mede een
goed stuk propaganda. Jammer, dat de belichting dei-
beelden niet beter was.
Na de pauze hield mej. Groot een voordracht „Marijke
op audiëntie", een vervolg van „Wat Marijke er van
docht". Ook in deze voordracht ontbrak de humor
niet, maar daarnaast hield ze een krachtig pleidooi
voor Vrouwenkiesrecht in. Een langdurig applaus
mej. Groot in ontvangst nemen.