DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No 39 Honderd en dertiende Jaargang. 1911 WOENSDAG 15 FEBRUARI FEUILLETON. Het Gouden Bed. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Verordeningen op het heffen en in vorderen van rechten voor het ge bruik van het Gemeente-Slachthuis te Alkmaar, COURANT. BURGEMEESTEE en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in ket Gemeenteblad van Alkmaar, No. 347, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 16 No vember 1910, waarbij zijn vastgesteld: welke verordeningen, lieden afgekondigd, gedurende drie maanden ter Gemeente-Secretarie ter lezing zijn nedergelegd, en aldaar tegen betaling van f 0.25 in afdruk zijn verkrijgbaar gesteld. Alkmaar. 14 Februari 1911. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. ALKMAAR, 15 Februari. Uit Zuid-West-Afrika komt geen aangenaam be richt voor de Duitschers. Officieel wordt namelijk gemeld, dat volgens een mededeeling der Engelsehe grenspolitie Simon Kopper met een deel zijner volge lingen de Duitsche grens tracht over te steken. Daar ook op Duitsch grondgebied reeds een gewapende ben de was opgemerkt en alle inboorlingen en veehoeders in de buurt van Steinkopf verdwenen waren, werd het commando van het zuider district aangewezen om de bende met kracht te vervolgen en de Bondelzwarts in het oog te houden. Een vereeniging tusschen de mannen van Simon Kopper en de Bondelzwarts bij Steinkopf schijnt niet buitengesloten. De. naam Simon Kopper wekt geen aangename her inneringen in Duitschland op. In hem toch is veel vertrouwen gesteld, dat hij zich niet waardig heeft be toond. Reeds in 1894 erkende bij het Duitsche protec toraat, betgeen echter niet verhinderde dat hij zich in 1904 bij Jakob Morengo «n Hendrik Witbooi, die het Duitsche gezag ontrouw waren geworden en met wapengeweld optraden, aansloot. Toen de Bondel zwarts zich in de Kerstdagen van 1906 onderwierpen, bleef hij nog steeds, als eenige bastaardkapitein onder de wapens. De opstand' van 19041907 kostte Duitschland 90 officieren, 1351 blanke en 3000 zwarte manschappen, terwijl de uitgaven worden berekend-op 383.000.000 mark. Simon Kopper hadden ze echter niet, Morengo stierf, Witbooi gaf zich over bij Keet- manshoop, maar Kopper kon men niet in handen krij gen, dood noch levend. Het laatst hoorde men van hem in Maart 1908 toen hij een gevecht leverde nabij Geinab in den Kalahari woestijn. Hoewel hij slechts een tweehonderd man bij zich had, berokkende hij den Duitschen troepen zwaren verliezen. Twee officieren (waaronder kapitein v. Erckert) en twaalf manschap pen sneuvèldetj, drie officieren en veertien manschap pen werden gewond, van wie er later nog twee over leden. Aan de zijde van de opstandelingen vielen niet minder dan 58 man. Simon Kopper wist echter met de overgeblevenen te ontkomen en op Engelsch gebied te Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK, bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM 41) -o— Ottilie had het hoofd diep gebogen; Iwée roode vlekken brandden op haar wangen, en haar bevende vingers speelden met het koord harer redicule. Opnieuw moest Frank Nehls zich ontelbare keeren aan het publiek vertoonen en weer hield zijn hand die der tooneelspeelster krampachtig omkneld. Filer stond onder de balustrade van de „auteurs- loge''. Zijn kale kruin leunde bijna togen Pieps' wit gehandschoenden arm. „Bravo. bravoooo", riep hij. „Wilt ge nog blijven?" vroeg Felix. „Neen, laat ons gaan", zeide Ottilie met klanklooze stem. Zwijgend hielp Felix haar in haar eenvoudigen, zwarten mantel, daarna gingen zij" naast elkaar de lee- ge straat op. Zij g-ingen naar het eerste het beste kleine wijnhuis en Felix schonk zijn zuster een glas rooden wijn in. Het glas beefde in haar band, zoodat hij den blik moest afwenden. Plotseling schoof zij het glas weg, sloeg de handen voor 't gelaat en begon zacht en hulpeloos te schreien. „Tille.... maar, Tille. Het was heel stil in het kleine lokaal. Alleen de nis, waar zij zaten, was hel verlicht. De kellner zat slaperig bij het buffet, waar de waard' het avondblad las. Felix streek langs Ottilie's rug' met de 'beschroomde onbeholpenheid zijner kinderdagen. Eindelijk kalmeerde zij. „Weet je, Felix, dat komt alleen door mijn zwakke zenuwen", zeide zij verontschuldigend. „Ja, ja, natuurlijk, Tille...." „Maar je kunt niet gelooven, welk een angst ik al- vluchten. De Engelsehe overheid hielp toen mee - hetgeen door Duitschland zeer op prijs gesteld werd door de Kaappolitie eenige maanden jacht op de opstandelingen te laten maken. Verschelden zwartjes werden gevangen genomen en uitgeleverd, maar Si mon Kopper was ook den Engelschen te glad af. Het scheen, dat hij zich met zijn overgebleven volgelingen op grooter afstand! van de Duitsche grens ergens in Beetsjoeanaland gevestigd had, Men hoorde niet meer van hem, me.n dacht niet meer aan hem. Blijkbaar had hij liet vechten er aan gegeven. En nu ineens wordt zijn naam weer genoemd en niet in het aangenaamste verband! Simon Kopper weer op het oorlogspad daar had men nu heelemaal niet meer aan gedacht. Men ont kent echter niet, dat het een ernstig" feit is, waaruit weer bloedige gevechten kunnen voortkomen, maar hoopt dat het met de hulp der Kaapsche politie thans zal gelukken den gevaarlijken Hottentot, die steeds wist te ontkomen, in handen te krijgen. Dat dit des te moeielijker zal vallen als de Bondelzwarts gemeene zaak met hem maken, ligt voor de hand. Duitschland is niet gelukkig met zijn kolonies en niet ten onrechte ia Zuid-West-Afrika het koloniale smartekindje ge noemd RECHTZAKEN. ARROND1SSEMENTS-RECHTBANK TE ALKMAAR. Zitting van 14 Februari. SMAADSCHRIFT. De laatste beklaagde was Alexander Gustaaf Adolf V., raadslid en redacteur van „het Anker" te Helder, wien ten laste was gelegd „dat: bij te den Helder kort voor 12 November 1910 opzettelijk de eer .en goeden naam heeft aangerand! van H. A. Stark, Officier van gezondheid 1ste klasse bij de K. Marine door liet schrijven van een stuk van den inhoud' als voorkomt in het aan dit bevel tot dagvaarding gehechte af schrift daarvan, dat hij heeft opgenomen en doen op nemen in het op dien datum verschenen nummer van „Het Anker," weekblad gewijd aan de belangen van liet mindere marine-personeel, dat als volgnummer droeg Nö. 447 van den lOden jaargang- d'.d. 12 Novem ber 1910, van welk blad' hij is de redacteur en uitge ver 'en waarvan de redactie en administratie zijn ge vestigd te den Helder, in welk nummer het. stuk is op genomen op bladzijde 2 kolom 4 en welk nummer al gemeen verspreid is g-ewordten. Het stuk was getiteld „een Christetimenscli,waar- ouder stond: „Onder dit opschrift deelt men van uit Hellevoetsluis ons het volgende geval van hoiidsch- lieid mede," In het stuk wordt beweerd, dat de dokter tegen een marinier, die met zijn kindje van twee maanden, dat steeds braakte en schreeuwde van pijn, bij hem kwam, zou hebben gezegd1: „ga maar weg, het kindje man keert niemendal." Een paar dagen later begaf de marinier zich 's avonds om tien uur naar dokter Stark de eerste dokter was inmiddels zelf ziek geworden die onder een kopje thee en bij pianomuziek zat. Het kindje was toen stervende. De dokter zou gezegd hebben „als liet dood is dan moet je er maar een laken over leg'- g'en, dan kom ik morgen wel even kijken, want ik heb nu geen tijd," en zou voor zijn bede, om toch even mee tijd omdraag over vader. Sedert jaren en jaren. Hij hield haar vingers vast, streelde ze, zocht zijn warmte op haar over te dragen, die zoo bevend en ijs- koud, naast hem zat. „Ik kan hem toch niet overal naloopen, en ziek - zij wees naar haar voorhoofd is liij toch niet. El- keil avond als ik ga slapen, zonder dat er een nieuwe monsterachtigheid is gebeurd, dank ik den hemel. Daarbij is hij goed, Felix, werkelijk. Gij kunt mij gelooven. Maar^de lieden om hem heen. Hij heeft geen onderscheidingsvermogen meer voor hetgeen hij doen en voor hetgeen hij niet mag ,doen „Het gevoel daarvoor verliest men hier wel", mom pelde Felix en staarde op het twijfelachtig schoone ta fellaken, hetgeen hij met de nagels zijner duimen glad streek. Ottilie hief het hoofd op en haar verschrikte blik zocht Felix' oogen. Hij haalde de schouders op. „Til le, wat weet gij van het leven! Zij sloot de handen krampachtig in elkaar. Deze woorden waren haar als een harde slag- tegen de borst. Dit moest zij zich steeds weer laten zeggen, zij, die den hardsten strijd met het leven had gevoerd, die in haar. kinderjaren moederplichten had vervuld, zorgen dor opvoeding op zich had' genomen. Felix schudde hartstochtelijk het hoofd. „Neen, Tille, zorgen, ontberingen, dat is het leven niet. Ze zijn slechts ontkenningen van het leven. Het leven begint aan gene zijde van die. grens, daar, waar menschen levend worden, waar krachten zich verhef fen, welke over deze grenzen groeien." Hij dacht er aan, hoe zij gelukkig en plechtig' in haar ouderwetsche, zwartzijden japon naast hem had gezeten en hij vol diepe beschaming het gemis van een rok had gevoeld. Hij dacht er ook aan, hoe zij, geacht in haar bescheiden positie, de plaats handhaafde, wel ke zij zich zelf had verworven en hoe hij slechts als een zwakke weerschijn van zijn broeder bestond, te laf om geheel onder te duiken in de groote, grauwe massa van het alledaag'sche leven, totdat eigen verdienste hem naar boven zou voereu. Zij zaten lang zwijgend en pijnzend, niet in staat te gaan, gevoelloos zijn gebleven. Den anderen dag zou de dokter gezegd! hebben: „het is goed, het kind is dood," en teg-en de moeder „troost je maar, er gaan zooveel kinderen dood." Toen de marinier vroeg om een bewijs voor het ge meentebestuur en een bewijs voor het begrafenisfonds kreeg' hij, volgens, het artikel, op een hondsche manier ten antwoord, dat hij voor het gemeentebe stuur wel een bewijs kon krijgen, maar de bode van het fonds moest er zelf maar een schrijven, want hij had met de begrafenis niets te maken. Het artikel eindigde aldus: „Nu vraag ik mij zelf af, is dit nu een handelwijze van dien dokter? Kan die man zich nu niet voorstellen dat de hoop van die twee menschen op dat oogenblik alleen op hem gevestigd! was. Maar het was natuur lijk maar een mindere, was het voor een officier ge weest, dan had hij misschien niet geweten wat hij had moeten doen om maar gauw mee te gaan; maar nu zijn bakje thee en de pianomuziek te verlaten neen hoor dat kon niet. Het wordt tijd' dat wij hier in Hellevoetsluis eens een marinedominé krijgen, die wat verdorven zielen op het goede pad komt helpen. EEN BONDSLID. De redactie voegde er bij Aan dit stukje hebben wij niets toe te voegen, in al zijn soberheid spreekt het boekdeelen. Beklaagde, die bekende genoemd! stuk geplaatst te hebben in het „Anker" van den 12en November 1910, gaf eenige inlichtingen over bet verspreiden van de exemplaren van dat blad en ontkende de bedoeling te hebben gehad de eer en den goeden naam van den dok ter te hebben willen aanranden; bij wilde alleen in het algemeen belang handelen. Voor zoover beklaagde be kend is, bestaat er geen officiëele weg om dergelijke klachten bij de marine te publiceeren. William Albert Stark, officier van gezondheid' le klasse te Hellevoetsluis, verklaarde iu October den dienst te hebben moeten waarnemen voor zijn collega Tig'gelaar, die toen ziek was. Getuige kreeg daardoor o. a. onder behandeling een kindje van 3 maanden van den marinier Ammersdorffer; daar hij vermoedde, dat het kindje niet lang meer zou leven, deelde hij dit aan de moeder mede. Bovendien schreef hij een recept, 's Avonds kwam er een oude man op „de Buffel," het schip waarop getuige verblijf hield, met de boodschap dat genoemd kindje stervende was. Getuige weet niet, dat de man gevraagd heeft of hij meeging, waarop de President opmerkte, dat dat toch gewoonlijk de bedoe ling is als men 's avonds laat bij een dokter komt. Getuige antwoordde den man, dat dat wel te ver wachten was geweest en dat de moeder, als het gestor ven was er maar een laken over moest leggen, dan zou hij den volgenden morgen wel eens komen. Den volgenden morgen, toen getuige er dan ook kwam, leefde tot zijn verwondering het kind nog en hij gaf weer een recept. Den dag daarna, toen het dood was, heeft g'etuige het geschouwd en in een ge sprek met de moeder zooiets gezegd van: Er gaan zoo veel kinderen aan die ziekte dood. Wat de. bewijsjes betreft, getuige heeft er wel een geschreven voor de gemeente, niet voor bet begrafenisfonds. Wil men zich over den dokter beklagen, dan kan men dit vol gens getuige b.v. doen aan zijn eigen commandant; ook bij andere autoriteiten kan men zijn beklag indie nen. Op een vraag van den verdediger antwoordde g'e tuige, dat de klachten van den buitendienst geregle menteerd zijn in het reglement op de verzoeken. De commandant van het schip, waarop de marinier dient, wiens vrouw door den buitendokter behandeld' wordt, elkaar te naderen door woorden. Zonder samenhang zeide Ottilie: „Alma Kurthe komt de volgende week met haar vader hier." Hij verweerde zich niet tegen den aanval, haalde de schouders slechts op. De aderen aan zijn slapen zwollen. „Ik zal met haar spreken", zei hij langzaam en mat. „Zij zal wel vprstandig zijn." De heftigheid der Franks kwam nu ook bij haar tot uitdrukking. „Ge gedraagt u als een domme jongen. Gij vernie tigt een bouw van jaren door een enkele lichtzinnige streek. -Dat is gewetenloos.... ja zeker geweten ipos De hardheid stiet Felix ^>f, versterkte zijn lijdelij ke)) weerstand; onthief hem van de moeite-van elk antwoord. In de spiegelruiten flikkerde het lantaarnschijnsel der rijtuigen en auto's, welke in lange reeks van het theater den hoek omgingen. „Het wordt laat", zeide zij en zuchtte diep. „Mor gen om half zeven moet ik weer opstaan." Zij was als geradbraakt en moedeloos, alsof zij zon der eenig nut zware balken heen en weer had gescho ven. Een groot medelijden greep hem aan. „Gij moet me goed' begrijpen", zei hij heel zacht, van toon veranderend. Haar groote, bruine oogen, met roode randjes, rust ten vermoeid en droog op ziju gelaat. „Hoe komt het toch, Felix, dat niemand van u mij wil begrijpen?" Hij dacht na, zelf getroffen door de waarheid liarer woorden, toen zei hij langzaam, als ontwrong zich zijn antwoord slechts met moeite aan zijn lippen: „Dat zal wel komen Tille, omdat je te eenvoudig bent." Zij knikte voor zich heen, knoopte haar mantel toe, trok de geweven handschoenen over haar magere vin gers en onderdrukte een hevige hoestbui. Hij ging met haar in den omnibus en ofschoon zij hem met moederlijke bezorgdheid naar huis zond, bracht hij haar tot voor de deur. en over welke behandeling" geklaagd wordt, kan den dokter dan gelasten bij zich te komen. Tevens ant woordde getuige op een vraag van den verdediger, dat hij den dag, dat de oude man kwam, éénmaal hij liet kind was geweest en dat, toen hij later bij Ammers dorffer kwam om, den naam van den ouden man te vragen, er toen maar even over den datum gesproken is. Tevens verklaarde getuige, dat het niet altijd de gewoonte van een dokter is mede te gaan, als hij weet, dat er toch niets meer aan te doen is. Ook in de be talende praktijk zullen er dokters zijn, die dan niet meegaan. Beklaagde verklaart in tegenstelling met hetgeen getuige Stark zeide, dat er nergens een weg -is voor de minderen om zich te beklagen over den dokter van den buitendienst. Hendrik Oudenaarden, vischkoopman te Hellevoet sluis, verklaarde dat dokter Stark 11 en 12 October voorniiddags bij het kindje, zijn kleinkind, is geweest; twee keer heeft de dokter het kindje levend gezien, den derden keer was het dood. Den 12en October is ge tuige 's avonds naar den dokter gegaan; aan „de Buffel" gekomen, werd hij naar den dokter gebracht, die, naar getuige meent, uit bed kwam. Getuige ver zocht hem uitdrukkelijk te komen, maar kreeg ten antwoord: „Als het dood is, moet. de moeder er maar een laken over leggen" en toen hij nog iets wilde vra gen, werd de deur van do hut- dichtgeslagen. Volgens getuige was het toen half elf, volgens den dokter half twaalf. Om elf uur stierf volgens getuige het kindje. Getuige, was, toen hij van „de.Buffel" thuiskwam, zeer verontwaardigd! over de behandeling, die hij van den dokter ondervonden had. Trijntje Oudenaarden, huisvrouw van JTenricus Franciscus Ammersdorffer, verklaarde, dat 12 October 's avonds ongeveer kwart voor elf haar kindje, is over leden, Den. lien October 's morgens was dokter Staple bij het kind geweest, hij schreef een recept en zei, dat het kindje erg ziek was, er aan toevoegende: „Als het nog leeft, kom ik morgen nog wel eens kijken." Den vol genden morgen kwam de dokter weer en schreef hij poeders voor, maar zij kon toen niet aan den dokter merken, dat het zou sterven, 's Avonds maakte zij zich echter zeer ongerust en stuurde haar vader om den dokter to halen. Nadat deze terug was gekomen, is ge tuige zelf gauw naar een burger dokter gegaan, die zei niet te kunnen komen omdat! de marine-dokter het moest behandelen. Toen zij terug kwam, was bet kind je- gestorven. Den volgenden morgen kwam dokter Stark en zei, teen zij het lakentje van het kind! opsloeg: „Troost je maar, er sterven er zooveel." Henrieus Franciscus Ammersdorffer, marinier te Hellevoetsluis, verklaarde eveneens, dat zijn kindje 12 October 's avonds ruim half elf is gestorven. Toen z'n schoonvader van .„de Buffel" terugkwam met z'n boodschap, is getuige's vrouw naar een burgerdokter gegaan. Toen hij later dokter Stark vroeg om bewijzen voor de gemeente en voor het begrafenisfonds, gaf deze er alleen een voor de gemeente en zeide: „Laat den bode van bet fonds er zelf maar een schrijven, dan zal ik het wel teekenen, ik hou niet van al die drukte." Getuige is van meening, dat indien hij bij den com mandant met een klacht was gekomen, deze hem weg gezonden zou hebben. Als een klacht ongegrond' wordt bevonden, wordt de ldager gestraft, bovendien wordt „Nu, dat treft goed, mijn kinderen", zeide de oude Frank, die juist den sleutel in het slot stak. „Jammer, voor den schouwburg hebben wij elkaar misgeloopen. Ik heb van een bekende een plaatsbewijs voor de pre mière gekregen op het laatste oogenblilr was hij verhinderd te gaan. Hebt gij mij niet gezien? Ik zat midden in het parket hoog fijn. Ik had dat van d'en. vervloekten jongen, dien Paul, niet meer ver wacht. Hij lachte en keek daarbij loerend' van de een naar den ander. En daar huil gezicht ondoorgrondelijk bleef, voegde hij er zeer vriendelijk aan toe: „Komt ge nog niet mee naar boven, Fel'ix? Tille heeft zeker wel een fleschje wijn boven. Dat koop ik van haar en wij drinken eens op den vlegel, dien Paul niet?" liet klonk alles zeer trouwhartig en vaderlijk. In zijn broekzakken rammelde hij met een paar vilver- e (jukken. „Neen, ik moet gaan rusten en Felix is ook moe", zei Ottilie afgetrokken, drukte haar broeder kort eu krampachtig de band en gleed! de donkere huisdeur in. Frank hield zijn zoon bij den knoop zijner jas. „Hebt ge Mara gezien? Zulke dingen, heeft ze in de ooren. Die leent ze bij den juwelier. Grosse heeft het mij verteld en dip weeet het van den kommerzienrat, met wien hij in het café biljart. De kommerzienrat was juist bij den juwelier toen Mara er kwam. in équipage met bediende in livrei. Nu, men kent haar reeds', heeft slechts eet) nota onderteekend, en den bediende hooghartig' bevolen: als 't u blieft. Daarop heeft zij bet etui kalm in haar zak kunnen steken. Tja... zoo doen fijne lui! En dan nog wat: Uw Bank heeft zich niets in te heelden over jelui verrotte Fürstenweg' aandeelen. Handigheid anders niets! Een prinses moet de hand in het spel hebben en in Maart, als in Silezië de overstroomingen weer komen, teekent Paul- sin zijn 100.000 mark. Dat volgt als het amen in de kerk. Na elke overstrooming een ridderorde. Neen, neen, mijn jongen, laat je niet verblinden. Altijd flink achter de coulissen9 gekeken, altijd flink de oogen open gehouden, zaken zijn zaken. En zaken doen is allesDe brillanten en de prinses en dè over strooming en de schaamteloosheid op het tooneel. Nu, Felixje, onder ons..,, het stuk was? Onbeschaamd! (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1