DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Nationale Militie. No 41. Honderd en dertiende jaargang. 1911 V R IJ O A G 17 FEBRUARI. Drankwet. FEUILLETON. Hef Gouden Bed» Geen provocatie. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f 0,80franco door het geheele Rijk f 1, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Oproeping in werkelijken dienst. t- V. AARSC BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat bij hun college is ingekomen een verzoekschrift van T. KAAN DORP, aldaar, om verlof tot den verkoop van alco holhoudenden anderen dan sterken drank in het perceel Nieuwpoortslaan, E 164. Binnen twee weken na déze bekendmaking kunnen tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwa ren worden ingediend. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 16 Februari 1911. De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving', de onder staande verlofgangers1, binnen deze gemeente in het register van verlofgangers der Nationale Militie in geschreven, om zich, ingevolge art. 109 der Militiewet 1901, 's nam. vóór 4 uur, bij hum korps te vervoegen als volgt 4e Regiment Vesting-Artillerie, lichting 1909, gar-j uizoen Helder: 10 Maart, 1911: HERMANNS HOFFMAN. Korps Pantserfort-artillerie, lichting 1910, garni-, zoen Helder: 10 Maart 1911GEERIT WIT. Voor zooveel de miliciens door ziekte of om eene andere reden niet. tot den werkelijken dienst kunnen overgaan, worden zij verzocht daarvan, vóór het tijd stip voor de opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie mededeeling te doen. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Alkmaar, 16 Februari 1911. POSTKANTOOR TE AT,KM A AT?. Lijst van de aan dit kantoor tea* post bezorgde brie ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt. Ie helft der maand Februari 1911. Brieven. Mej. M. C. Boerselman, Baarn. C. Boues, Leerdam. Briefkaarten, van Dijk, Hage. M. L. Deker, Leiden. J. Trim, Rotterdam. Willem Kriek, A. Groen, Rotterdam. Buitenland. K. Schokker, Magelang P. Claij, Nice. W. Elsinga, (Amerika.) Bijloos, Palsdorf (Duitschland.) Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK, bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM 43) —o Als ielix tegen zeven uur het bureau verliet, dwar relde het hem door het hoofd van getallen en getallen zag hij, als hij voor zijn muziekpapier zat en noten wilde neerschrijven. Menigmaal viel zijn hoofd op tafel en sloten zijn zware oogleden zich van den slaap. Als juffrouw Jonas dan binnen kwam om de sprei van het bed] te nemen, gleed 'over haar door smart verteerde, eens schoona trekken, een treurig gliïnlach- je. Die uitputting kende zij van haar armen man. Zij had hem in oogenblikken van heftige opwinding als zijn zenuwachtigheid! naar ontlading zocht, toegeroe pen „Ik zou toch wel eens willen weten, hoe ge zoo moe komt Gij zij t in een mooi, warm vertrek, hebt- liclifc werk, onderhoud' met de andere heeren ik -sloof mij af van vroeg tot laat in huis met de kinde ren, moeti koken, strijken en verstellen om er Zondags als een dame uit te zien Toen zij, de kleine naaister, den veel ouderen be ambte aan de Bank had getrouwd, was het haar ge weest, alsof zij het: groote lot uit de loterij had! getrok ken en als zij zeide: „Mijn man is bij de Bank", dan klonk het bijna als „bankier", het had! iets voornaams, een geur van welgesteldheid, fijne kleeren en deftig heid. Toen kwamen de kinderen. Het eene na het andere. Drie stierven gelukkig. De bevallingen en begrafe nissen kostten veel geld. Bijna elk jaar werd de huur nooger, werden) de levensmiddelen duurder. Onder een Zeker niveau kon men niet leven. Het vijftienjarig um mieisje kon ook niet gemist worden, haar man noes goed gekleed zijn, en op de spaarbank moest de jaarJijksche tantième met, Pasehen belegd worden. •Uittrouw Jonas verbaasde zich dikwijls, dat andere ALKMAAR, 17 Februari. Toen gisteravond de heer Chr. van Abkoude de kin deren, die zich in de Harmoniezaal zaten te verkneu teren van pret, op een gégeven oogenblik liet beslis sen, of Jan Klaassen- dan wel de politieagent gelijk had, werd bij acclamatie uitgemaakt, dat het ongelijk bij den politieagent was, hoewel allen hadden gezien dat Jan hetgeen hem- ten laste gelegd werd, gedaan had. Maar ook in het verhaal van „Hein Stavast" deed het de jeugd blijkbaar verbazend veel genoegen, dat de veldwachter er maar niet in slaagde Hein te pakken te krijgen, maar door dezen 'steeds aan den spot der menschen werdl overgeleverd: Zulke kleine episoden zijn teekenend, al sprak hier d'e sympathie voor den held der poppenkast en voor dien van het verhaal ster ker dan de gevoelens jegens de politie. Het was hier dan ook vrij onschuldig en de politie-agenten, die bij den vertelavond aanwezig waren, hadden daarover vooral niet minder pret dan de kleintjes. Toch moet, gelijk de heer van Abkoude trouwens hier deed, een kinderschrijver op dit terrein zorgen, de grenzen niet te overschrijden. Het is immers een eigenschap van ons volk, die er van jongsaf in zit, dat het bij verschil van meening of van feiten-voorstelling, de politie bij voorkeur ongelijk geeft. De Padvindersbeweging kan in dit opzicht veel goed doen, nuttig werken worden er bij de jeugd betere gevoelens ten opzichte van de politie aangekweekt-, dan zal dat op lateren leeftijd goede vruchten dragen. Men staat in ons land nu eenmaal anders tegenover de politie dan b.v. te Berlijn, waar de eerbied voor'tge- zag, of te Londen, waar de zin voor orde de verhou ding tusschen publiek en politie voornamelijk be- heerscht, terwijl bij ons een gebrek van een goede eigenschap, onze geest van vrijheid en onafhankelijk heid en van ongedisciplineerd'beid daarbij een groote rol speelt. Van den Nederlandschen politieagent wordt dan ook een groote dosis tact geëischt; niets, dat zijn aan zien kan verhoogen, mag worden nagelaten en alles moet worden vermeden, dat ten nadeele van zijn pres tige kan strekken. Alle weidenkenden moeten er dan ook steeds naar streven de taak van de politie te ver gemakkelijken, en waar mogelijk, verkeerde opvattin gen jegens de dienaren van het gezag te bestrijden. Maar aan den anderen kant moeten de politieagenten nimmer vergeten, dat zij dienaren van het gezag en dienaren van het gezag zijn, moeten zij er voor zorgen, dab door hun optreden de ongunstige meeningen nimmer veld winnen. Een van de gevaar lijkste dingen in ons1 landl is voorzeker, dat de politie agent zich verlaagt, de rol van agent provocateur te spelen. Men denkt bij het lezen van dien naam na tuurlijk onmiddellijk aan Rusland, waar hetveelvul dig schijnt voor- te komen, dat de politie het vertrou wen van personen tracht te winnen om daarvan misbruik te maken, ze zelfs tot misdrijf aanspoort om later proces-verbaal te kunnen opmaken. Met verbazing hebben we deze week gemerkt, dat ook in ons land zoo iets schijnt te kunnen plaats hebben. In het Haudelsblad] van Dinsdag 14 Februari toch lazen we het volgende berichtje, over een zaak, welke voor het Amsterdamsche kantongerecht werd behandeld: „Mijnheer klaagde zoo dat 't- bier zoo koud in z'n maag vielEn toen-ie maar aan bleef dringen op 'n glaasje brandewijn, toen zei ik: „De kantonrech ter heeft me gewaarschuwd en ik verkoop geen drank meer. Maar ziet u, mijn vader, die 80 jaar is, lijdt af en toe aan beroerten, die heeft gewoonlijk wat in 't apothekersfleschje. Misschien kan ik je wel helpen. Maar dan moet je 't bij me in de keuken uitdrinken." En mijnheer de kantonrechter, zoo van meelijden be zweken ging ik den brandewijn halen. En toen de mijnheer het glaasje leeg. had', zei hij: „Nou zal ik je even vertellen, wie ik ben. Ik ben de gemeente-veld wachter en onbezoldigd! rijksveldwachter van de ge meente Sloten, van de politie dus.... en jij bent er bijOch, och nou was ik er ingevlogen. Me man had nog zoo gezegd pas nou toch op, maar zegt u nu zelf eens: Is me dat glaasje brandewijn nu niet afge perst?" Aldus deed een eenvoudig vrouwtje het verhaal van wat haar den 28 December 's avonds te acht uur zoo had' doen ontstellen. En ze voelde telkens weer die na re huivering van toen 't in haar ooren klonk: Ik ben de gemeente. rijks. van de politie! Dat laatste had ze 't eerst begrepen. De agent bevestigde'het relaas; als provocateur had hij getracht de juffrouw te verbaliseeren, wat hem ge lukt is. Het O. M. gaf de juffrouw een ernstige vermaning mee naar huis en vorderde 10 boete subs. 10 dagen." Als men dit berichtje leest, gruwt men onwillekeu rig vopr den man, die een eenvoudig vrouwtje door te werken op haar gemoed, door haar medelijden op te wekken, door zijn overredingskracht wellicht, tracht te bewegen sterken drank te schenken, om als het vrouwtje aan den op haar uitgeoefenden aandrang ge- getrouwde collega's het veel beter hadden. Gedurende langen tijd durfde zij er niet naar vragen, daar zij vreesde dat het d'e huwelijksgift d'er vrouwen was, wel ke het meerdere comfort aanschafte. Toen zij vernam dat de heeren meest door kleine speculaties het huise lijk budget wat verhoogden, wilde zij haar man daar toe ook overhalen. Het kwam tot de eenige werkelijk scherpe woorden wisseling in hun huwelijk. Jonas behoorde tot de school van Ramlow, verwierp de beurspeculaties, evenals hij elk hazardspel met kaarten had verworpen, hield het voor onzedelijk, kwam in opstand over de verslapping van het begrip betamelijkheid1, over de ongehoorde lichtzinnigheid welke er in lag, om vaste inkomsten op het spel te zetten ter wille van een zeer twijfelachtige winst. „Goed, ge spreekt er altijd van, dat ik maandelijks honderd mark meer zou kunnen maken, wat zoudt ge er van zeggen, als het in plaats van honderd mark meer, honderd) of tweehonderd mark minder werd? M ie betaalt' dan de schulden?" Juffrouw Jonas had steeds maar één antwoord. „Hoe doem de anderen het dan?" „Er zijn ook menschen, die naar Monte-Carlo gaan en hun gan-sche bezitting op de groene tafel leggen. Zij droomen van een sprookjesachtig" vermogen, en worden dan met doorschoten slapen ergens tusschen de struiken gevonden. Dan kunnen vrouw en kinde ren bedelen; men zou hen niet eens helpen. Want de schuld des vaders wreekt zich op d'e kinderen, zoo war het." Juffrouw Jonas sprak er niet meer over en haar man verdubbelde zijn ijver om op „fatsoenlijke" wijze verder te komen. Mochten d'e verschillende collega's van de Bank, aan wie de huiselijke ellende van Jonas onbekend was, hem een „eerzuchtige" noemen hij vonds steeds nieuw „werk, hij verliet hef bureau niet voor half ne gen, en bracht menigmaal aan het eind der maand vol trots tot 60 mark „avondbroodgeld" thuis, welke zijn verblijf op het bureau na acht uur had' opgebracht. Juffrouw Jonas had den moed niet meer hem ver- wijten te maken. Zij zag, hoe hij zich heldhaftig, zwij gend opofferde. Zij zag hoe zijn rug zich kromde, zijn haren vergrijsden en spand'e zich in, hem niet te too- nen, hoe ver haar huiselijk leven stond beneden het peil, dat zij had' verwacht. Maar een wrok verhief zich in haar tegen het huis-, dat alle krachten van een mensch benutte, waardoor hem nog slechts de keuze bleef, afstand' te doen van alle levensvreugde óf zich over te geven aan de onze delijkheid van het hazardspel. Het smartte haar, als haar man met voldoening sprak van het vertrouwen hetwelk Ramlow in hem stelde. Met het positivisme der vrouw verlangde zij grootere materi-eele bewijzen van tevredenheid'. En het huwelijk werd een voort durend verstoppertje spelen voor de gevoelens van den ander, een huichelen van geluk en onbezorgdheid. Sedert Jonas d'e verantwoordelijke plaats aan de „hetooverde tafel" innam, werd' zijn zenuwachtigheid gvooter. Doodop kwam hij dikwijls thuis, met beven de handen, steeds was het hem, alsof hij nog iets had vergeten, alsof er een enveloppe met waarde onder zijn lessenaar gevallen was, of alsof hij vergeten had hei- adres er op te schrijven. En toen kwam de verschrik kelijke tijd'. 1 Een Brunswijksch 20 taler lot was met andere pa pieren van waarde door hem naar Meyer en Zoon te Nürnberg gezonden. Met kwam bij d'e trekking' met den hoogste-n prijs er uit. Meyer eischte het papier op. Jonas wist heel' zeker, da"t het stuk verzonden was. ITij zag ze nog voor zich de twee dikke strepen, welke hij onder den naam der stad' had' gezet, alsof hij het gewicht juist van deze zending had! kunnen ver moeden. „Tja het. lot is niet aangekomen", zei Ramlow. Hij dacht er niet aan den nauwgezette beambte te beschuldigen, maar vreemd' bleef het toch, dat juist dit stuk verloren was geraakt-. Een omzichtig onder zoek der bankdirectie was het gevolg. Sprakeloos,, bleek met trillende lippen, stond hij voor den razenden, kleinen Filer, die met de handen in do broekzakken opgewonden op en neer liep. „Tja.... mijnheer.... u moet opletten. Dat is volg- gegeven heeft, zegevierend uit te roepen „je bent er bij." De verantwoordelijkheid) voor de juistheid! van het bericht moet natuurlijk aan het Handelsblad worden gelaten. Maar is het gebeurde juist weergegeven dan is er alle aanleiding om het optreden van dien agent ten sterkste af te keuren en er zijn verbazing over uit te spreken, dat het O. M. n-iet den getuige een ernstige vermaning mee naar huis zond. Een politie-agent, die op d'e boven aangegeven wij ze als provocateur optreedt, gaat o. i. niet' vrij uit. Strafrechterlijk misschien of liever, zeker, daar het hier slechts een overtreding betreft wel, moreel echter niet. Wij kunnen ons voorstellen, dat de politiedienaar soms den "koninklijken weg moet verlaten om een mis drijf of overtreding' op te sporen, dat er in sommige gevallen list moet worden gebruikt. Maar list- is nog' heel iets anders dan bedrog, dan aansporing tot een overtreding of misdrijf. List zou bijv', gebruikt zijn, wanneer* de agent als veedrijver verkleed, het lokaal van het vrouwtje was binnengegaan en had gezegd: „geef me 'n borrel." Was de agent aldus opgetreden, niemand' zou hem, liet euvel geduid' hebben tenzij dan het vrouwtje, dat een verdiend! proces-verbaal had! gekregen. Thans heeft hij blijkens het bericht - speculeerè'nd op het goede in het vrouwtje, haar tot het ongeoorloofde overgehaald. Zulle bedrijf kan niet sterk genoeg worden afgekeurd. Wie in dienst van de politie zich daaraan te buiten gaat, ondermijnt om van den man zelf niet te spreken de eerbied' voor het gezag en het recht, stijft het vooroordeel, dat er tegen de politie bestaat, bewijst het geheels politie korps een slechten dienst. Zoo'n man kan het aanzien van d'e politie in ons land meer schaden, dan vele goede agenten het kun nen doen verhoogen RECHTZAKEN. ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK TE ALKMAAR. Zitting van 14 Februari. (Vervolg) EEN VERGUNNINGSKWESTIE. Henricus Marinus D„ gérant in café „Neuf" to Alkmaar, was door den kantonrechter alhier vrijge sproken wegens zonder vergunning verkoopen van sterken drank. Het O. M. was van dit vonnis in hoo- ger beroep gekomen en heden stond! beklaagde voor de arrondissements-rechtbank alhier terecht. Pieter Grond'sma, agent van politie te Alkmaar, verklaart d'en 25en Juli met Korstan j e 's middags naar café Neuf te zijn gegaan, waar beklaagde woont. Getuige en Korstanje bestelden ieder een glas bran dewijn, het werd hun gebracht en Korstanje betaalde 25 ets. aan den kellner. Op de deur van het café staat Van 't Hullenaar, vergunning, Dolmans gérant. Pieter Korstanje, d'e volgende getuige, verklaart evenals Grondsma. Beide getuigen herinneren zich, dat voordat de heer Chaulet in „Neuf" woonde, de heer Van 't ITullenaar er vergunning uitoefende. Cornells van 't Hullenaar, vergunninghouder en aannemer te Utrecht, verklaart, dat zijn vrouw eige- tcch een vervloekte geschiedenis. Nu het ding er met den hoogsten prijs uit is gekomen, kunnen wij ook geen ander stuk leveren. Daarbij houdt toch alle in schikkelijkheid op. werkelijk alle inschikkelijk heid!" En Jonas staarde met zijn moede, donkere oogen strak in het ledige dér met rook doortrokken kamer, terwijl zijn hart in korte, onregelmatige slagen tot in zijn keel hamerde, zoodat hij meende te zullen stikken. Toen hij den volgenden morgen aan zijn lessenaar kwam bemerkte hij, dat men dien stilletjes had' ge opend en zijn papieren had doorzocht. Zou hij zijn ontslag aanvragen? Dat zou de vree- sclijke verdenking, welke hij boven zijn hoofd! voelde zweven, nieuw voedsel gevenEn w.at zou er dan van zijn gezin worden'? Op zijn leeftijd een nieuw be roep beginnen? En welke Bank zou hem zonder ge tuigschrift aannemen. Hij leerde recht op te gaan onder de spitsroeden der verbaasde, verlegen en ver- oovdeelende blikken, leerde verder te werken alsof er niets was gebeurd, zonder té laten merken, dat elke ademhaling in deze ruimte hem een stuk van zijn le ven kostte. Zijn oogen rustten alleen menigmaal zoo vreemd verschrikt op de zorgelooze jongelieden, om hem heen, alsof zij daar een verrader zochten, alsof hij daar, in hun rijen, waar zorgeloosheid zich aan lichtzinnigheid paarde, den misdadiger moest ontdekken, die hem te grondp had gericht. En toen kwam na vele lange weken op een dag de heer Eiler geparfumeerd en trippelend het effecten bureau binnen en zei lachend1: „Nu, wat zegt ge er van, Ramlow, Meyer en Zonen1 te Niirnberg schrijven heden, dat het- lot- gisteren is gevonden, het was bij vergissing tusschen andere papieren gekomen." Hij had het niet eens tegen Jonas gezegd, maar toch zoo luid, dat ieder het kon hooren. En hij had ook toen verder gewerkt en den smaad verdragen, welke er in lag, dat allen zich weer zoo vriendelijk tot hem wendden. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1