DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
1&Ü
Honderd en dertiende jaargang,
ZATERDAG
25 FEBRUARI.
SPROKKELINGEN.
FEUILLETON.
Het Gouden Bed.
Schaakpubpiek.
ülWm
I
wwrw
No. 48
7
6
5
4
3
2
W® 1
PPT
W i
<3 n
'P
m.^HL
ALKMAARSCHE COURANT.
ENGELSCHE ZONDERLINGEN.
In d© werken van Dickens worden die tegen
woordig- niet veel te weinig gelezen treft men veel
vuldig personen aan, die zulke hebbelijkheden en on
hebbelijkheden bezitten, dat zij niet naar het leven
geteekend schijnen. Wie echter in Engeland is ge
weest heeft stellig wel menschen ontmoet, die den in
druk maken een levendl plagiaat uit Dicken's romans
te zijn. En wie niet in Engeland is geweest leest
wei eens berichten in de couranten, welke vertellen
van de eigenaardigheden, waarmede sommige Engel-
schen behept zijn.
Zoo wordt thans ook weer het zonderling levens
verhaal de ronde van den rijken mr. Eduard Dering,
die onlangs overleed. Sinds veertig jaren bracht deze
merkwaardige man jaarlijks slechts één enkelen dag
op zijn prachtig landgoed Lockleys in Hertfordshire
door. Den avond voor den eersten Kerstdag kwam hij
«an, den eersten Kerstdag vertrok hij weer. Alle
brieven en drukwerken, die er in een jaar aan zijn
huis werden besteld, moest de huisbewaarder met den
datum van aankomst voorzien opstapelen. Derings
'Kerstfeest bestond in bet oppervlakkig- nasnuffelen
v?.n de staPel correspondentie. Vermoedelijk smaakte
hij bijzonder genot als hij brieven ortder de oogen
Kreeg, waarin „per ommegaande" antwoord verzocht
werd. Misschien beantwoordde hij ook wel eens een
keer een schrijven, maar ze allemaal lezen, kon hij
natuurlijk niet. Den eersten Kerstdag vertrok hij
weer onder een aangenomen naam naar een badplaats
en keerde niet terug vóór den avond, die aan het vol
gende Kerstfeest voorafging.
Ook in tb? badplaatsen, waarin hij den tijdl door
bracht, deed hij zonderling. Om van het gekef van een
hond, die zijn buurman te Brighton bezat, verlost te
worden, kocht hij diens huis en erf en reusachtige
sommen gaf hij uit, om door verplaatsing van het ver
keer op straat te voorkomen, dat hij last had van het
straatrumoer.
Mr. Dering was niet alleen een zonderling, maar
ook een bekwaam ingenieur, die met machines en in
de electro-techniek veel geld had verdiend. Voorts
bleek hij een uitnemend' kunstkenner te zijn bij zijn
dood merkte men, dat hij een uitgelezen verzameling
schilderijen bijeen gebracht had. Aan zijn verachting-
van het alledaagsche paarde hij bijzondere sympathie
met iets, dat boven den beganen grond' was: hij be
wonderde de kunsten van den koorddanser Blondin en
was met dezen zelfs bevriend. En hoewel hij nimmer
boven den Niagara-waterval op een touw een omme-
lette gemaakt en gegeten heeft, toch was hij de ge
vaarlijke kunst van het koorddansen meester. Hij zag
in die kunst het fiere zinnebeeld van zijn eenzame
verhevenheid boven de wereld en de menschen!
Een ander Engelsch zonderling is de hertog van
Portland, die m zijn slot Weibeek Abbey millioenen
verbouwde voor.... onderaardsche halzalen en ren
banen!
Een ander zonderling, mr. Ley, wiens geluk bij het
kaartspel spreekwoordelijk geworden was, hadi in Oom-
be-Martin (Devonshire) een huis met 52 kamers laten
inrichten, voor iedere kaart één.
De hertog van Buccleuch heeft in Northampton
een huis, dat de dagen, weken en jaargetijden voor
stelt. Iedere dag heeft zijn venster, élke week haar
haard; zeven ingangen herinneren er aan, dat de week
zeven dagen heeft en vier torens, een voor ieder jaar
getijde flankeeren het gebouw.
In Glen Isle, Ferforshire, woont een man, die een
sehrikkclijken hekel aan gangen heeft. Hij liet zich
daarom een geheel rond huis bouwen, dat in twee ge
bouwen verdeeld is een van 72 M. omvang, voor eigen
gebruik, en een van 49 M., dat het personeel bewoont.
In het middelpunt bevindt zich een ronde hal, waarin
alle deuren der vertrekken uitkomen.
Uit de negentiende eeuw reeds dateert een merk
waardig huis in Goodwood, waarin de muren en pla
fonds geheel met schelpen bedekt zijn; de trap is ver
sierd met tanden van renpaarden, welke uit elkaar ge
zaagd en gepolijst' zijn.
Een zonderling ten slotte is ook de man in Yorks
hire, die in den voorgevel van zijn woning twee mil-
noen knoopen van allerlei vorm, kleur en grootte (in
het geheel 20.000 verschillende soorten) deed aanbren
gen.
Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK,
bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM
m -c^
En nadat een telegram verzonden was: „Ontbeet
Kleiststrasse met Hansi, gastrol onuitvoerbaar. Auto
naar wensch. Hartelijke groeten van ons allen. Fe-
Bx.h™ de schilderes plotseling zeer kameraadschap
pelyk afscheid en toen Eelix verbluft vroeg, waarom
zij niet met hem naar het café ging, zooals hij had ge
dacht, antwoordde zij lachend: „Ik wilde er alleen
maar bij zijn, als gij telegrafeerdet. Dichters zien
licht alles anders, dan het is."
Zij lachte overmoedig achter haar mof.
b.?orde haar vroolijken, helderen lach nog lang,
nadat zij aan zijn oogen was onttrokken en deze lach,
iTIA* b.el.oofde- mets verborg, die zoo vroolijk en
ïartolijk uiting aan den gezonden levenslust gaf,
seheen hem de beste gave van dien dag.
Maar toen hij zich afvroeg, waar hij de uren tot
den aanvang van den schouwburg zou kunnen door
brengen, kwam als 't ware een smartelijk gevoel over
Naar Ottilie wilde hij niet gaan, daar het hem te
genstond haar over zijn nieuwe plannen te spreken en
de hulp van den broeder te verraden en naar de Ran-
kestrasse kon hij niet gaan, daar hij het bezoek bij
Ada AloII moest verzwijgen.
En mismoedig boog hij het hoofd onder deze steeds
aangroeiende ophooping van onuitgesproken leugens.
Ottihe Frank had dezen winter geleerd van haar
laatste hoop afstand' te doen. Felix kwam steeds zeld
zamer.
Eerst geloofde zij zijn verontschuldigingen en las
de zenuwachtigheid' op zijn vroeger zoo frissche. vaste
.trekken.
Zorgzaam bracht zij hem versterkenden wijn, welken
EEN SNEEUWSTORM IN DE
MI DDELLANDSOHE ZEE.
i Seiêolf Va,n -Biskaje kad haar faam van het meest
hobbelende plaveisel te zijn, dat de zeeman kan be-
i wandelen, schitterend gehandhaafd, zoo lezen we in
ce-n aai dige reisbeschrijving, welke hier grootendeels
vertaald wordt weer gegeven. Het meerendeel der
passagiers bevond zich onder ellendige omstandighe
den m de hutten. Een paar jammerlijke gestalten met
grijs-groene gezichten lagen tot aan het sneeuwwitte
puntje van den neus in wollen dekens gewikkeld ia
hekstoelen. Aan tafel verschenen slechts de kapi
tein de arts, de schrijver van dit relaas, een reusach
tig Engelsch echtpaar met een vriend. Hij was een
grijze reus met de vriendelijkste blauwe oogen, welke
men zich voorstellen kan, zijn witte snor hing als een
met rijp bedekt stroodak over zijn vriendelijken mond.
Ain eega had zeebeenen zoo goed als een oud matroos.
De bries ging liggen en door een kalme deining zacht
geschommeld voer het schip voorhij de Portugeesche
kust De zieken kwamen weer aan dek, in de eetzaal
klonk spoedig weer het vroolijk tafelgesprek en het
opmonterend glazengeklink, op de promenadedekken
werd weer geflirt en gespeeld en allen keken tegen
den avond verheugd naar het Oosten, naar de stralen
de lichten van de vuurtorens aan den mond der Taag
bpoedig had men de golf van Gibraltar bereikt.
Blauw lacht© de hemel, zacht streelde het zephyrtje
de wangen het was alsof men zich op een sprook
jeszee bevond. Links en rechts verrezen achter smal
voorland, waarop, als hoopjes witte scherven, de oude
steden die te sluimeren schenen, de steile kale bergen
van Spanje en Afrika. Keten na keten, top na top en
ver weg op den versten en hoogsten fonkelde verblin
dend wit de sneeuw: dat was de Sierra Nevada.
Cadiz en Algeciras bleven links, Tanger rechts. De
straat, welke het Oosten van het Westen, het geheim
zinnige rijk van de sprookjes, Afrika van het nuchtere
verstandsland, Luropa, scheidt, was reeds gepasseerd.
Langs de Spaansche kust werd1 naar Genua gekoerst
Langzaam verdween de dag- achter de bergen, die
overgoten werden door een fluweeligen glans, als van
rouw viooltjes eerst, als van lavendel later, totdat alle
kleuren verdwenen in het zwart van den nacht; alleen
m het VV esten was de hemel nog licht-blauw getint.
Men zat op het promenadedek en dronk whisky met
soda. Plotseling verscheen een aantal matrozen, die
de stormzoilen voor de reelings spande.
„M at is er? Nauwelijks had een der zeelui den tijd'
ïets^te mompelen dat leek op: „>n bries in 't zicht,"
o oarometer moest wel heel erg gezakt zijn, want an-
deis had de kapitein niet zulke voorzorgsmaatregelen
laten nemen. En spoedig begon het in het want te
lluiten en spatten en sisten de geweldige golven tegen
het schip uiteen, soms met een geluid, dat aan een
schot deed denken. Het schip begon te stampen en te
slingeren. De kapitein en de officieren stonden met
ernstige gezichten op de commandobrug. De glasrui
ten hier waren met een witte massa bedekt. „Een
sneeuwstormMet razende snelheid veegde de
sneeuwstorm over de zee, boven het wit der golven, het
dieunen der planken, het stampen der machine hoorde
men het snorren der sneeuwmassa uit, welke voortge
blazen schenen te worden. Ternauwernood kon men
twintig passen voor zich uitzien. Heel langzaam, werd
met het oog op het groote gevaar van een aanvaring
gevaren.
Plotseling zag men een licht vcor zich! Wat zou
dat zijn? De mastlantaarn van een ander schip? De
kapitein brulde een commando naar de machinekamer
van: „volle kracht achteruit!" Ademloos staarde men
voor zieh uit, elke seconde verwachtend een vreeselijk
gekiaak van brekende planken en het huilen van wan
hopige menschen te zullen hooren. Maar alles bleef
stil maar ook het licht bleef op gelijken afstand
verwijderd. Het scheen meer achteruit te gaan. Plot
seling klonk een vroolijk gelach, onmiddellijk gevolgd
door het commando: „vooruit."
„Wat is dat voor een licht, kapitein?" De kapitein
lachte en zei: „We zijn dom geweest, het is het St.
Eemsvuur in onze eigen mast!"
Toen ging- de schrijver naar beneden. Even aarzelde
hij of hij zich wel als gewoonlijk zou uitkleeden en in
de kooi zou gaan. Maar spoedig was hij het er met
zichzelf weer eens, dat men in jas en broek evengoed
zou kunnen verdrinken als in de piyama. Hij ont
kleedde zich dus, strekte zich daarna behagelijk onder
de dekens uit, droomde, van aangevaren rooversche-
pen, jammerende menschen, die zonder dat er redding
kon komen, in den ijskouden, door den sneeuwstorm
opgezweepten Oceaan te gronde gingen. En toen hij
s morgens ontwaakte, terwijl het grauwe daglicht over
de witgekmfde, woelige zee lag en de wind nog ijskoud
woei, begreep hij eerst recht, welk een hangen nacht
men achter den rug had.
KEUKENGEHEIMEN UIT LISSABON.
oor het lekkere eten behoeft men niet naar Portu
gal te gaan. De meeste families in Lissabon hechten
bijna alleen waarde aan het uiterlijke, daar de salaris
sen echter met bijster groot zijn, maakt men schulden
en bezuinigt - op het lijfgoed en den kost, die duur
en slecht is. Yoor het brood dat grootendeels uit
gaten schijnt gebakken en na één dag keihard is
betaaR men 100 reis (een kwartje) per kilo. Boter
kost minstens drie gulden het pond, is dus een weelde-
voedmgsartikel. Het nationale gerecht is rijst met
bacaljau (stokvisch). Dat is niet duur rijst, kost
150 reis per kilo, stokvisch 200 reis en men kan 't bij
oen winkelier op 't boekje krijgen en 't is goed' voor
de huiskamer en de keuken, zoodat slechts in één pot
behoeft te worden gekookt, hetgeen de grondstelling
van elke bezuiniging is._ Vandaar dat de stokvisch, o
nel amigo, d. w. z.„dierbare vriend" heet. Zij is
altijd aanwezig als men haar noodig heeft. Gedroogd
en gezouten ligt zij in een hoekje. En zij is niet zoo
slecht of de vreemdeling kan er, na den aanvankelij-
ken tegenzin overwonnen te hebben, wel van eten Zij
werd trouwens zelfs aan het Hof gegeten. Op het
menu, dat in de keuken van het Neeessidades paleis
werd gevonden, en dat voor Dom Manuel den dag na
zijn vlucht gorec-d gemaakt zou worden, stond ook
li a ca Ij au geschreven.
De zuinige huisvrouw kookt haar uit rijst, want ge
braden of gestoofd moet zij met olijven olio begoten
worden en deze kost 400 reis per Liter. Bovendien
stelen de kooksters, die per dag gehuurd worden, de
dure olie, welke ze 's avonds onder haar schort is
een flesch mee naar huis nemen. Daarom spaart de
huisvrouw de olie, waar ze maar kan.
/Al vor°lt de hoofdschotel voor het eerste ontbijt.
De heer des huizes krijgt er nog een „beaf" bij, welke
een kwartje kost. Mevrouw krijgt een meelsoepje,
daai ze „iets heeft' haar kwaal zit gewoonlijk al
leen m de portemonnaie en betreft dus iets, dat ze
juist,niet heeft. De andere leden van het gezin krij
gen koffie met melk. Ontroomde melk kost een kwart
je per liter. De koffie kan in Lissabon moeilijker ont
beerd worden dan de melk, daar ze ook voor vlekken-
remiging dienst doet.
s Middags wordt ocozido gegeten, ook een natio
naal gerecht, bestaande uit vleesch (een gulden het
kilo) en worst (1 gulden 60), spek (een gulden), en
kool (een klem kooltje kost een dubbeltje), aardappe
len en wortelen.
Ziehier wat de huisvrouw bijv. tegen de dienstbode
zegt:
„Goed, maak maar ocozido. Laat een pond vleesch
komen en voor een stuiver been voor de soep. Doe er
niet zooveel spek als gewoonlijk in. Merkwaardig, dat
jullie meisjes, de soep altijd zoo vet willen hebben!
„En verder, mevrouw?"
„Zijn er geen kliekjes?"
„Alleen nog een paar stukjes bacaljau."
„Wel, maak daar croquettes van, maar niet meer
dan twee eieren er in, hoor! En dan nog maar wat
kropsalade erbij, het kost wel acht cent per krop, maar
meneer wil het nu eenmaal graag."
Om zes uur wordt het middagmaal gegeten, dat op
een klem kacheltje met houtskool (voor een gulden
a i 1j6U 15 gestookt,, gereed gemaakt is. j
dessert worden gekookte kastanjes opgediend,
daar het voor sinaasappels (40 cents per dozijn) te
vroeg en voor appels (75 ets. a 1 per dozijn) te laat
VALSCH HAAR.
rouwenhaar is voor menigeen gevaarlijk geworden,
maar dan was het gewoonlijk echt. Doch er is ook
valsch haar. Zelfs vrouwen, die het heelemaal niet
noodig hebben, laten zich door de mode tyranniseeren,
maken uit eigen haar en geleende veeren een kapsel
dat alleen maar een fabrikant kan bevredigen. Deze
aan de hoeden bevestigde lokken, deze toevoegsels, die
de waarheid versluieren of verfraaien, zijn speculaties,
zijn een vorm van oneerlijke concurrentie.
tj s<jhijnt veel haar uit Ghina te worden ingevoerd.
Het is geen prettig denkbeeld, dat men, het- haar
van zijn vrouw of meisje streelend, tot zichzelf moet
zeggen: ten slotte heb je misschien Chineesch haar
tusschen de vingers. Echter er dreigt ook nog
groot gevaar uit deze dwaze mode te ontstaan. Als
ten minste waar is, dat, gelijk gemeld wordt, in China
staarten van de slachtoffers der pest afgesneden en
naar Europeesche haarfabrikanten gezonden worden.
-hebben we m Europa nog geen bacillen genoeg is
men geneigd te vragen, moeten die der pest er nog bij
de haren bijgesleept worden?
EEN DUBBEL-RAADSEL.
i i L '"^wisseling- geven we hier voor wie er lust in
hebben ter oplossing- een raadsel, dat naar een buiten-
andsch voorbeeld gemaakt is. Het schijnt 'gemakke
lijk, maar het is, gelijk zal blijken als men er mee be
zig is, inderdaad nog al lastig.
i ejk Van Yf>l^€nde woorden vervange men één
etter door een andere en dan versehuive men de let
ters zoo, dat er ontstaat:
Lit tang het touwwerk van een schip, uit
a n t een vloeistof, uit smeer een voorwerp om
water te dragen, uit muts eeu deel van een boom,
uit (deert een andere jongensnaam, uit palm
een ongeluk uit leem een huisdier, uit s t r e e p
een vogel, uit r a k e t iets, dat alle dagen terug
komt, uit part een verkeersmiddel, uit doren
een vogel, uit ko ol een blik, uit paal een yer-
ichtingsmiddel, uit been spijs, uit salet een
ïuismeubel, uit k r e a k een stuk land, uit kiel
een afs uitingsmiddel, uit deel een klein diertje,
uit laken een deel van de hand.
Heeft men de juiste nieuwe woorden gevonden, dan
vormen hun beginletters een nieuw raadsel.
NTo. 870.
N. MAX1MOW te Petersburg.
„Die Schachwelt" 1011
'/v&M "'m
abcdetgh
Mat in 2 zetten.
Oplossing- van No. 276 (E. E. Westbury).
1 P d'4 b3 enz.
1 P f3 faalt op t f4:, 1 P f5 op pf6.
Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom
T r"fT' °- Bramer> G- van Dort, G. Imhülsen en
J- f taltzgraff, allen te Alkmaar; Mr. Ch. Ensche-
zij slechts voor hem kocht, ging zelf voor den gas
haard staan om een krachtig eiergerecht gereed1 te ma
ken, bepraatte hem op de sofa te gaan liggen, dekte
hem toe met een deken, welke zij haastig van haar bed
trok en schoof een kussen onder zijn hoofd.
En meestal sliep hij ook in. Zij zat naast hem in
een grooten, afgesleten pluchen stoel en sloeg- zijn ge
laat gade.
De slaap deed de uitdrukking van smart en uitput
ting niet overgaan in vredige rust, verscherpte eerder
de lijn van zorg rondom den mond, de rimpels der
smartelijk omhoog getrokken wenkbrauwen.
Als hij dan wakker werd, keek hij lang onbeweeglijk
voor zich en glimlachte gedwongen, alsof hij uit een
wakenden droom werd opgeschrikt!
Eensklaps sprong hij op, stak een cigarette aan bo
ven het glas der lamp met groenen kap, liep de kamer
op en neer en zeid© eindelijk: „Nu moet ik gaan."
Alsof hij vreesde, dat zij hem vragen zou stellen,
welke hij niet wilde beantwoorden.
En de angst, hem nog minder te zien, sloot haar
den mond.
Zij waagde het nauwelijks een opmerking- te maken
over zijn steeds meer in het oog vallende elegantie,
stilletjes als hij sliep, betastte zij de zijden voering
van zijn jas of boog zich over zijn laarzen met. de
breede, gelakte neuzen, waarboven dikwijls een fijne
half-zijden kous zichtbaar werd.
Zij schudde het hoofd. Rekende.
„Je bent tegenwoordig maar verbazend fijn", zeide
ZI>'TT?.ns' f°en de zorg haar geen rust liet.
Hij sneed haar woorden kort af.
„Ik ben als al de_ anderen. Men mag niet afsteken."
Ei- was iets in zijn toon, hetwelk aan den ouderen
broer herinnerde. Een verweer tegen elke voogdij
schap elke nieuwsgierigheid misschien ook tegen
elke deelneming.
Zij was ouder geworden en vreesachtiger.
Slechts niet het laatste verliezen, wat haar nog in
het leven was gebleven.
Zij lachte onhandig- en vergoelijkend. „Ik leef wer
kelijk als m de woestijn. Zia buiten onze lesvaren geen
andere hoeren. En die, weet je, Felix, die geven
meestal niet zooveel om hun uiterlijk. Als zij bij exa
mens hun zwarte jas aantrekken, ruikt zij meestal
naar benzine en de rok nu die dateert meestal nog
van den bruiloft."
Ei' speelde daarbij weer een lachje om den mond vol
herinneringen, een beetje weemoedig.
„Overigens kan dat ook wel veranderd zijn. Het is
goed vijftien jaar geleden dat ik op een onderwijzers
feest geweest bem Maar in mijn tijd ging het eenvou
dig genoeg toe. De boterhammen brachten wij, dames
in een ridicule mede. Daarbij dronken wij thee, drié
glazen bier en verheugden ons op het hoogte puntde
koffiepauze. Daartoe werden wij dan door onze heeren
uitgenoodigd.
Het onbevangen gebabbel, dat hem ver weg voerde
van zijn eigen zorgen en pijnlijke gedachten, deed Fe.
nx goed.
„Waarover spraakt ge dan. Tille?" vroeg hij, alleen
maar om haar met te doen zwijgen, om niet de stilte
weer te doen ontstaan, voor welke hij bang was, omdat
61 5tlej)jSTnaa.' moeilijke vragen door werden gesteld
.'t e gevoelde zich gelukkig, dat Felix weer deel
neming toonde en bijna levendig vervolgde zij. „Meest
al draaide het gesprek om de school. Kleine anecdo-
ten uit de klasse werden verteld. Men sprak over
zijn lievelingsscholierenover een nieuwen onderwij
zer of de verloving eener collega. Als men elkaar den
volgenden morgen dan in arbeidsstemming terugzag,
lad men altijd nog een beetje muziek in de ooren en
vriendelijke woorden en zoodoende begroette men el
kaar hartelijker, omdat zij merkten, dat in onze oogen
nog iets anders lag dan de gestrengheid van het
schoollokaal."
„Wat zeg je dat lief, Tille."
Hij ging naast haar zitten, sloeg den arm om haar
magere schouders, waar langs een zwarte, gebreide
doek slap neerhing, en leunde zijn hoofd tegen het
hare.
„En kwam het dan niet voor, Tille, dat men zich
verheugde op een volgenden avond, omdat men nie
mand had, met wien men bijzonder graag samen
„Natuurlijk kwam dat voor. dikwijls. Of denkt
gij werkelijk, Felix, dat wij, als twintigjarige meisjes,
geen andere gedachten hadden, dan om met een stok
m de hand onze schoolrekruten te drillen? Zeer zeker
kwam het voor.
„En waarom ben je niet getrouwd, Tille? Je had
toch altijd je mooie, donkere oogen."
Nu lachte zij heel eerlijk, alleen een beetje spottend
en schoof van haar broer weg om niet belachelijk te
worden door sentimenteele bekentenissen.
„Weet je, Felix, men spreekt altijd van de oogen,
als het andere niet veel waard is. Je behoeft je niet
te verontschuldigen mijn jongen. Hoe ik er uit zie
weet ik Maar op haar twintigste jaar is elk meisje
knap als zij recht van lijf en leden is. En dat was ik.
iv en heeft mq altijd als de anderen complimenten ge
maakt en ik heb ook niet minder gedanst. Maar om
te trouwen, Felix, daartoe behoort meer! Paul was
destijds tamelijk wel verzorgd, maar gij waart er en
vader. Ik kon mijn man toch niet dadelijk twee kin
deren in het huwelijk medebrengen, nietwaar? Ja, als
ik mijn plaats als onderwijzeres had kunnen behouden
dan zou liet desnoods geleund hebben?
Maar wij mogen niet trouwen als wij tenminste ons
congé niet willen krijgen! Heden zeg ik, dat het. zoo
goed_ is, want waar blijven wij, oude jongejuffrouwen,
als de getrouwde vrouwen ons het. brood ook nog weg
nemen. Maar destijds zag ik niet in, waarom de staat
ons tot ongehuwd blijven veroordeelde. Zoo heeft elk
ding twee kanten."
Z,ij1.<:'n('lgde m°fc een opwelling van humor, welke
duidelijker dan alle woorden bewees, hoe lang zii er
reeds van had afgezien.
Juist deze gelatenheid had iets prikkelends, iets
om tegenspraak uit te lokken voor Felix. Hij sprong
op en schoof den stoel driftig weg: „Den 'tweeden
kant ziet men gelukkig steeds eerst, als men met het
loven heeft afgedaan. Ik zou in het geheel niet graag
alles van twee kanten bezien, dat maakt slap, ont
neemt allen moéd, elke vreugde in het streven. Ik
kan niet met een potlood uitrekenen of ik mag leven
en hoelang- ik mag- leven."
(Wordt vervolgd.)