DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN 1&Ü Honderd en dertiende jaargang, ZATERDAG 25 FEBRUARI. SPROKKELINGEN. FEUILLETON. Het Gouden Bed. Schaakpubpiek. ülWm I wwrw No. 48 7 6 5 4 3 2 W® 1 PPT W i <3 n 'P m.^HL ALKMAARSCHE COURANT. ENGELSCHE ZONDERLINGEN. In d© werken van Dickens worden die tegen woordig- niet veel te weinig gelezen treft men veel vuldig personen aan, die zulke hebbelijkheden en on hebbelijkheden bezitten, dat zij niet naar het leven geteekend schijnen. Wie echter in Engeland is ge weest heeft stellig wel menschen ontmoet, die den in druk maken een levendl plagiaat uit Dicken's romans te zijn. En wie niet in Engeland is geweest leest wei eens berichten in de couranten, welke vertellen van de eigenaardigheden, waarmede sommige Engel- schen behept zijn. Zoo wordt thans ook weer het zonderling levens verhaal de ronde van den rijken mr. Eduard Dering, die onlangs overleed. Sinds veertig jaren bracht deze merkwaardige man jaarlijks slechts één enkelen dag op zijn prachtig landgoed Lockleys in Hertfordshire door. Den avond voor den eersten Kerstdag kwam hij «an, den eersten Kerstdag vertrok hij weer. Alle brieven en drukwerken, die er in een jaar aan zijn huis werden besteld, moest de huisbewaarder met den datum van aankomst voorzien opstapelen. Derings 'Kerstfeest bestond in bet oppervlakkig- nasnuffelen v?.n de staPel correspondentie. Vermoedelijk smaakte hij bijzonder genot als hij brieven ortder de oogen Kreeg, waarin „per ommegaande" antwoord verzocht werd. Misschien beantwoordde hij ook wel eens een keer een schrijven, maar ze allemaal lezen, kon hij natuurlijk niet. Den eersten Kerstdag vertrok hij weer onder een aangenomen naam naar een badplaats en keerde niet terug vóór den avond, die aan het vol gende Kerstfeest voorafging. Ook in tb? badplaatsen, waarin hij den tijdl door bracht, deed hij zonderling. Om van het gekef van een hond, die zijn buurman te Brighton bezat, verlost te worden, kocht hij diens huis en erf en reusachtige sommen gaf hij uit, om door verplaatsing van het ver keer op straat te voorkomen, dat hij last had van het straatrumoer. Mr. Dering was niet alleen een zonderling, maar ook een bekwaam ingenieur, die met machines en in de electro-techniek veel geld had verdiend. Voorts bleek hij een uitnemend' kunstkenner te zijn bij zijn dood merkte men, dat hij een uitgelezen verzameling schilderijen bijeen gebracht had. Aan zijn verachting- van het alledaagsche paarde hij bijzondere sympathie met iets, dat boven den beganen grond' was: hij be wonderde de kunsten van den koorddanser Blondin en was met dezen zelfs bevriend. En hoewel hij nimmer boven den Niagara-waterval op een touw een omme- lette gemaakt en gegeten heeft, toch was hij de ge vaarlijke kunst van het koorddansen meester. Hij zag in die kunst het fiere zinnebeeld van zijn eenzame verhevenheid boven de wereld en de menschen! Een ander Engelsch zonderling is de hertog van Portland, die m zijn slot Weibeek Abbey millioenen verbouwde voor.... onderaardsche halzalen en ren banen! Een ander zonderling, mr. Ley, wiens geluk bij het kaartspel spreekwoordelijk geworden was, hadi in Oom- be-Martin (Devonshire) een huis met 52 kamers laten inrichten, voor iedere kaart één. De hertog van Buccleuch heeft in Northampton een huis, dat de dagen, weken en jaargetijden voor stelt. Iedere dag heeft zijn venster, élke week haar haard; zeven ingangen herinneren er aan, dat de week zeven dagen heeft en vier torens, een voor ieder jaar getijde flankeeren het gebouw. In Glen Isle, Ferforshire, woont een man, die een sehrikkclijken hekel aan gangen heeft. Hij liet zich daarom een geheel rond huis bouwen, dat in twee ge bouwen verdeeld is een van 72 M. omvang, voor eigen gebruik, en een van 49 M., dat het personeel bewoont. In het middelpunt bevindt zich een ronde hal, waarin alle deuren der vertrekken uitkomen. Uit de negentiende eeuw reeds dateert een merk waardig huis in Goodwood, waarin de muren en pla fonds geheel met schelpen bedekt zijn; de trap is ver sierd met tanden van renpaarden, welke uit elkaar ge zaagd en gepolijst' zijn. Een zonderling ten slotte is ook de man in Yorks hire, die in den voorgevel van zijn woning twee mil- noen knoopen van allerlei vorm, kleur en grootte (in het geheel 20.000 verschillende soorten) deed aanbren gen. Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK, bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM m -c^ En nadat een telegram verzonden was: „Ontbeet Kleiststrasse met Hansi, gastrol onuitvoerbaar. Auto naar wensch. Hartelijke groeten van ons allen. Fe- Bx.h™ de schilderes plotseling zeer kameraadschap pelyk afscheid en toen Eelix verbluft vroeg, waarom zij niet met hem naar het café ging, zooals hij had ge dacht, antwoordde zij lachend: „Ik wilde er alleen maar bij zijn, als gij telegrafeerdet. Dichters zien licht alles anders, dan het is." Zij lachte overmoedig achter haar mof. b.?orde haar vroolijken, helderen lach nog lang, nadat zij aan zijn oogen was onttrokken en deze lach, iTIA* b.el.oofde- mets verborg, die zoo vroolijk en ïartolijk uiting aan den gezonden levenslust gaf, seheen hem de beste gave van dien dag. Maar toen hij zich afvroeg, waar hij de uren tot den aanvang van den schouwburg zou kunnen door brengen, kwam als 't ware een smartelijk gevoel over Naar Ottilie wilde hij niet gaan, daar het hem te genstond haar over zijn nieuwe plannen te spreken en de hulp van den broeder te verraden en naar de Ran- kestrasse kon hij niet gaan, daar hij het bezoek bij Ada AloII moest verzwijgen. En mismoedig boog hij het hoofd onder deze steeds aangroeiende ophooping van onuitgesproken leugens. Ottihe Frank had dezen winter geleerd van haar laatste hoop afstand' te doen. Felix kwam steeds zeld zamer. Eerst geloofde zij zijn verontschuldigingen en las de zenuwachtigheid' op zijn vroeger zoo frissche. vaste .trekken. Zorgzaam bracht zij hem versterkenden wijn, welken EEN SNEEUWSTORM IN DE MI DDELLANDSOHE ZEE. i Seiêolf Va,n -Biskaje kad haar faam van het meest hobbelende plaveisel te zijn, dat de zeeman kan be- i wandelen, schitterend gehandhaafd, zoo lezen we in ce-n aai dige reisbeschrijving, welke hier grootendeels vertaald wordt weer gegeven. Het meerendeel der passagiers bevond zich onder ellendige omstandighe den m de hutten. Een paar jammerlijke gestalten met grijs-groene gezichten lagen tot aan het sneeuwwitte puntje van den neus in wollen dekens gewikkeld ia hekstoelen. Aan tafel verschenen slechts de kapi tein de arts, de schrijver van dit relaas, een reusach tig Engelsch echtpaar met een vriend. Hij was een grijze reus met de vriendelijkste blauwe oogen, welke men zich voorstellen kan, zijn witte snor hing als een met rijp bedekt stroodak over zijn vriendelijken mond. Ain eega had zeebeenen zoo goed als een oud matroos. De bries ging liggen en door een kalme deining zacht geschommeld voer het schip voorhij de Portugeesche kust De zieken kwamen weer aan dek, in de eetzaal klonk spoedig weer het vroolijk tafelgesprek en het opmonterend glazengeklink, op de promenadedekken werd weer geflirt en gespeeld en allen keken tegen den avond verheugd naar het Oosten, naar de stralen de lichten van de vuurtorens aan den mond der Taag bpoedig had men de golf van Gibraltar bereikt. Blauw lacht© de hemel, zacht streelde het zephyrtje de wangen het was alsof men zich op een sprook jeszee bevond. Links en rechts verrezen achter smal voorland, waarop, als hoopjes witte scherven, de oude steden die te sluimeren schenen, de steile kale bergen van Spanje en Afrika. Keten na keten, top na top en ver weg op den versten en hoogsten fonkelde verblin dend wit de sneeuw: dat was de Sierra Nevada. Cadiz en Algeciras bleven links, Tanger rechts. De straat, welke het Oosten van het Westen, het geheim zinnige rijk van de sprookjes, Afrika van het nuchtere verstandsland, Luropa, scheidt, was reeds gepasseerd. Langs de Spaansche kust werd1 naar Genua gekoerst Langzaam verdween de dag- achter de bergen, die overgoten werden door een fluweeligen glans, als van rouw viooltjes eerst, als van lavendel later, totdat alle kleuren verdwenen in het zwart van den nacht; alleen m het VV esten was de hemel nog licht-blauw getint. Men zat op het promenadedek en dronk whisky met soda. Plotseling verscheen een aantal matrozen, die de stormzoilen voor de reelings spande. „M at is er? Nauwelijks had een der zeelui den tijd' ïets^te mompelen dat leek op: „>n bries in 't zicht," o oarometer moest wel heel erg gezakt zijn, want an- deis had de kapitein niet zulke voorzorgsmaatregelen laten nemen. En spoedig begon het in het want te lluiten en spatten en sisten de geweldige golven tegen het schip uiteen, soms met een geluid, dat aan een schot deed denken. Het schip begon te stampen en te slingeren. De kapitein en de officieren stonden met ernstige gezichten op de commandobrug. De glasrui ten hier waren met een witte massa bedekt. „Een sneeuwstormMet razende snelheid veegde de sneeuwstorm over de zee, boven het wit der golven, het dieunen der planken, het stampen der machine hoorde men het snorren der sneeuwmassa uit, welke voortge blazen schenen te worden. Ternauwernood kon men twintig passen voor zich uitzien. Heel langzaam, werd met het oog op het groote gevaar van een aanvaring gevaren. Plotseling zag men een licht vcor zich! Wat zou dat zijn? De mastlantaarn van een ander schip? De kapitein brulde een commando naar de machinekamer van: „volle kracht achteruit!" Ademloos staarde men voor zieh uit, elke seconde verwachtend een vreeselijk gekiaak van brekende planken en het huilen van wan hopige menschen te zullen hooren. Maar alles bleef stil maar ook het licht bleef op gelijken afstand verwijderd. Het scheen meer achteruit te gaan. Plot seling klonk een vroolijk gelach, onmiddellijk gevolgd door het commando: „vooruit." „Wat is dat voor een licht, kapitein?" De kapitein lachte en zei: „We zijn dom geweest, het is het St. Eemsvuur in onze eigen mast!" Toen ging- de schrijver naar beneden. Even aarzelde hij of hij zich wel als gewoonlijk zou uitkleeden en in de kooi zou gaan. Maar spoedig was hij het er met zichzelf weer eens, dat men in jas en broek evengoed zou kunnen verdrinken als in de piyama. Hij ont kleedde zich dus, strekte zich daarna behagelijk onder de dekens uit, droomde, van aangevaren rooversche- pen, jammerende menschen, die zonder dat er redding kon komen, in den ijskouden, door den sneeuwstorm opgezweepten Oceaan te gronde gingen. En toen hij s morgens ontwaakte, terwijl het grauwe daglicht over de witgekmfde, woelige zee lag en de wind nog ijskoud woei, begreep hij eerst recht, welk een hangen nacht men achter den rug had. KEUKENGEHEIMEN UIT LISSABON. oor het lekkere eten behoeft men niet naar Portu gal te gaan. De meeste families in Lissabon hechten bijna alleen waarde aan het uiterlijke, daar de salaris sen echter met bijster groot zijn, maakt men schulden en bezuinigt - op het lijfgoed en den kost, die duur en slecht is. Yoor het brood dat grootendeels uit gaten schijnt gebakken en na één dag keihard is betaaR men 100 reis (een kwartje) per kilo. Boter kost minstens drie gulden het pond, is dus een weelde- voedmgsartikel. Het nationale gerecht is rijst met bacaljau (stokvisch). Dat is niet duur rijst, kost 150 reis per kilo, stokvisch 200 reis en men kan 't bij oen winkelier op 't boekje krijgen en 't is goed' voor de huiskamer en de keuken, zoodat slechts in één pot behoeft te worden gekookt, hetgeen de grondstelling van elke bezuiniging is._ Vandaar dat de stokvisch, o nel amigo, d. w. z.„dierbare vriend" heet. Zij is altijd aanwezig als men haar noodig heeft. Gedroogd en gezouten ligt zij in een hoekje. En zij is niet zoo slecht of de vreemdeling kan er, na den aanvankelij- ken tegenzin overwonnen te hebben, wel van eten Zij werd trouwens zelfs aan het Hof gegeten. Op het menu, dat in de keuken van het Neeessidades paleis werd gevonden, en dat voor Dom Manuel den dag na zijn vlucht gorec-d gemaakt zou worden, stond ook li a ca Ij au geschreven. De zuinige huisvrouw kookt haar uit rijst, want ge braden of gestoofd moet zij met olijven olio begoten worden en deze kost 400 reis per Liter. Bovendien stelen de kooksters, die per dag gehuurd worden, de dure olie, welke ze 's avonds onder haar schort is een flesch mee naar huis nemen. Daarom spaart de huisvrouw de olie, waar ze maar kan. /Al vor°lt de hoofdschotel voor het eerste ontbijt. De heer des huizes krijgt er nog een „beaf" bij, welke een kwartje kost. Mevrouw krijgt een meelsoepje, daai ze „iets heeft' haar kwaal zit gewoonlijk al leen m de portemonnaie en betreft dus iets, dat ze juist,niet heeft. De andere leden van het gezin krij gen koffie met melk. Ontroomde melk kost een kwart je per liter. De koffie kan in Lissabon moeilijker ont beerd worden dan de melk, daar ze ook voor vlekken- remiging dienst doet. s Middags wordt ocozido gegeten, ook een natio naal gerecht, bestaande uit vleesch (een gulden het kilo) en worst (1 gulden 60), spek (een gulden), en kool (een klem kooltje kost een dubbeltje), aardappe len en wortelen. Ziehier wat de huisvrouw bijv. tegen de dienstbode zegt: „Goed, maak maar ocozido. Laat een pond vleesch komen en voor een stuiver been voor de soep. Doe er niet zooveel spek als gewoonlijk in. Merkwaardig, dat jullie meisjes, de soep altijd zoo vet willen hebben! „En verder, mevrouw?" „Zijn er geen kliekjes?" „Alleen nog een paar stukjes bacaljau." „Wel, maak daar croquettes van, maar niet meer dan twee eieren er in, hoor! En dan nog maar wat kropsalade erbij, het kost wel acht cent per krop, maar meneer wil het nu eenmaal graag." Om zes uur wordt het middagmaal gegeten, dat op een klem kacheltje met houtskool (voor een gulden a i 1j6U 15 gestookt,, gereed gemaakt is. j dessert worden gekookte kastanjes opgediend, daar het voor sinaasappels (40 cents per dozijn) te vroeg en voor appels (75 ets. a 1 per dozijn) te laat VALSCH HAAR. rouwenhaar is voor menigeen gevaarlijk geworden, maar dan was het gewoonlijk echt. Doch er is ook valsch haar. Zelfs vrouwen, die het heelemaal niet noodig hebben, laten zich door de mode tyranniseeren, maken uit eigen haar en geleende veeren een kapsel dat alleen maar een fabrikant kan bevredigen. Deze aan de hoeden bevestigde lokken, deze toevoegsels, die de waarheid versluieren of verfraaien, zijn speculaties, zijn een vorm van oneerlijke concurrentie. tj s<jhijnt veel haar uit Ghina te worden ingevoerd. Het is geen prettig denkbeeld, dat men, het- haar van zijn vrouw of meisje streelend, tot zichzelf moet zeggen: ten slotte heb je misschien Chineesch haar tusschen de vingers. Echter er dreigt ook nog groot gevaar uit deze dwaze mode te ontstaan. Als ten minste waar is, dat, gelijk gemeld wordt, in China staarten van de slachtoffers der pest afgesneden en naar Europeesche haarfabrikanten gezonden worden. -hebben we m Europa nog geen bacillen genoeg is men geneigd te vragen, moeten die der pest er nog bij de haren bijgesleept worden? EEN DUBBEL-RAADSEL. i i L '"^wisseling- geven we hier voor wie er lust in hebben ter oplossing- een raadsel, dat naar een buiten- andsch voorbeeld gemaakt is. Het schijnt 'gemakke lijk, maar het is, gelijk zal blijken als men er mee be zig is, inderdaad nog al lastig. i ejk Van Yf>l^€nde woorden vervange men één etter door een andere en dan versehuive men de let ters zoo, dat er ontstaat: Lit tang het touwwerk van een schip, uit a n t een vloeistof, uit smeer een voorwerp om water te dragen, uit muts eeu deel van een boom, uit (deert een andere jongensnaam, uit palm een ongeluk uit leem een huisdier, uit s t r e e p een vogel, uit r a k e t iets, dat alle dagen terug komt, uit part een verkeersmiddel, uit doren een vogel, uit ko ol een blik, uit paal een yer- ichtingsmiddel, uit been spijs, uit salet een ïuismeubel, uit k r e a k een stuk land, uit kiel een afs uitingsmiddel, uit deel een klein diertje, uit laken een deel van de hand. Heeft men de juiste nieuwe woorden gevonden, dan vormen hun beginletters een nieuw raadsel. NTo. 870. N. MAX1MOW te Petersburg. „Die Schachwelt" 1011 '/v&M "'m abcdetgh Mat in 2 zetten. Oplossing- van No. 276 (E. E. Westbury). 1 P d'4 b3 enz. 1 P f3 faalt op t f4:, 1 P f5 op pf6. Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom T r"fT' °- Bramer> G- van Dort, G. Imhülsen en J- f taltzgraff, allen te Alkmaar; Mr. Ch. Ensche- zij slechts voor hem kocht, ging zelf voor den gas haard staan om een krachtig eiergerecht gereed1 te ma ken, bepraatte hem op de sofa te gaan liggen, dekte hem toe met een deken, welke zij haastig van haar bed trok en schoof een kussen onder zijn hoofd. En meestal sliep hij ook in. Zij zat naast hem in een grooten, afgesleten pluchen stoel en sloeg- zijn ge laat gade. De slaap deed de uitdrukking van smart en uitput ting niet overgaan in vredige rust, verscherpte eerder de lijn van zorg rondom den mond, de rimpels der smartelijk omhoog getrokken wenkbrauwen. Als hij dan wakker werd, keek hij lang onbeweeglijk voor zich en glimlachte gedwongen, alsof hij uit een wakenden droom werd opgeschrikt! Eensklaps sprong hij op, stak een cigarette aan bo ven het glas der lamp met groenen kap, liep de kamer op en neer en zeid© eindelijk: „Nu moet ik gaan." Alsof hij vreesde, dat zij hem vragen zou stellen, welke hij niet wilde beantwoorden. En de angst, hem nog minder te zien, sloot haar den mond. Zij waagde het nauwelijks een opmerking- te maken over zijn steeds meer in het oog vallende elegantie, stilletjes als hij sliep, betastte zij de zijden voering van zijn jas of boog zich over zijn laarzen met. de breede, gelakte neuzen, waarboven dikwijls een fijne half-zijden kous zichtbaar werd. Zij schudde het hoofd. Rekende. „Je bent tegenwoordig maar verbazend fijn", zeide ZI>'TT?.ns' f°en de zorg haar geen rust liet. Hij sneed haar woorden kort af. „Ik ben als al de_ anderen. Men mag niet afsteken." Ei- was iets in zijn toon, hetwelk aan den ouderen broer herinnerde. Een verweer tegen elke voogdij schap elke nieuwsgierigheid misschien ook tegen elke deelneming. Zij was ouder geworden en vreesachtiger. Slechts niet het laatste verliezen, wat haar nog in het leven was gebleven. Zij lachte onhandig- en vergoelijkend. „Ik leef wer kelijk als m de woestijn. Zia buiten onze lesvaren geen andere hoeren. En die, weet je, Felix, die geven meestal niet zooveel om hun uiterlijk. Als zij bij exa mens hun zwarte jas aantrekken, ruikt zij meestal naar benzine en de rok nu die dateert meestal nog van den bruiloft." Ei' speelde daarbij weer een lachje om den mond vol herinneringen, een beetje weemoedig. „Overigens kan dat ook wel veranderd zijn. Het is goed vijftien jaar geleden dat ik op een onderwijzers feest geweest bem Maar in mijn tijd ging het eenvou dig genoeg toe. De boterhammen brachten wij, dames in een ridicule mede. Daarbij dronken wij thee, drié glazen bier en verheugden ons op het hoogte puntde koffiepauze. Daartoe werden wij dan door onze heeren uitgenoodigd. Het onbevangen gebabbel, dat hem ver weg voerde van zijn eigen zorgen en pijnlijke gedachten, deed Fe. nx goed. „Waarover spraakt ge dan. Tille?" vroeg hij, alleen maar om haar met te doen zwijgen, om niet de stilte weer te doen ontstaan, voor welke hij bang was, omdat 61 5tlej)jSTnaa.' moeilijke vragen door werden gesteld .'t e gevoelde zich gelukkig, dat Felix weer deel neming toonde en bijna levendig vervolgde zij. „Meest al draaide het gesprek om de school. Kleine anecdo- ten uit de klasse werden verteld. Men sprak over zijn lievelingsscholierenover een nieuwen onderwij zer of de verloving eener collega. Als men elkaar den volgenden morgen dan in arbeidsstemming terugzag, lad men altijd nog een beetje muziek in de ooren en vriendelijke woorden en zoodoende begroette men el kaar hartelijker, omdat zij merkten, dat in onze oogen nog iets anders lag dan de gestrengheid van het schoollokaal." „Wat zeg je dat lief, Tille." Hij ging naast haar zitten, sloeg den arm om haar magere schouders, waar langs een zwarte, gebreide doek slap neerhing, en leunde zijn hoofd tegen het hare. „En kwam het dan niet voor, Tille, dat men zich verheugde op een volgenden avond, omdat men nie mand had, met wien men bijzonder graag samen „Natuurlijk kwam dat voor. dikwijls. Of denkt gij werkelijk, Felix, dat wij, als twintigjarige meisjes, geen andere gedachten hadden, dan om met een stok m de hand onze schoolrekruten te drillen? Zeer zeker kwam het voor. „En waarom ben je niet getrouwd, Tille? Je had toch altijd je mooie, donkere oogen." Nu lachte zij heel eerlijk, alleen een beetje spottend en schoof van haar broer weg om niet belachelijk te worden door sentimenteele bekentenissen. „Weet je, Felix, men spreekt altijd van de oogen, als het andere niet veel waard is. Je behoeft je niet te verontschuldigen mijn jongen. Hoe ik er uit zie weet ik Maar op haar twintigste jaar is elk meisje knap als zij recht van lijf en leden is. En dat was ik. iv en heeft mq altijd als de anderen complimenten ge maakt en ik heb ook niet minder gedanst. Maar om te trouwen, Felix, daartoe behoort meer! Paul was destijds tamelijk wel verzorgd, maar gij waart er en vader. Ik kon mijn man toch niet dadelijk twee kin deren in het huwelijk medebrengen, nietwaar? Ja, als ik mijn plaats als onderwijzeres had kunnen behouden dan zou liet desnoods geleund hebben? Maar wij mogen niet trouwen als wij tenminste ons congé niet willen krijgen! Heden zeg ik, dat het. zoo goed_ is, want waar blijven wij, oude jongejuffrouwen, als de getrouwde vrouwen ons het. brood ook nog weg nemen. Maar destijds zag ik niet in, waarom de staat ons tot ongehuwd blijven veroordeelde. Zoo heeft elk ding twee kanten." Z,ij1.<:'n('lgde m°fc een opwelling van humor, welke duidelijker dan alle woorden bewees, hoe lang zii er reeds van had afgezien. Juist deze gelatenheid had iets prikkelends, iets om tegenspraak uit te lokken voor Felix. Hij sprong op en schoof den stoel driftig weg: „Den 'tweeden kant ziet men gelukkig steeds eerst, als men met het loven heeft afgedaan. Ik zou in het geheel niet graag alles van twee kanten bezien, dat maakt slap, ont neemt allen moéd, elke vreugde in het streven. Ik kan niet met een potlood uitrekenen of ik mag leven en hoelang- ik mag- leven." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5