Aan den rand van het bosch. BINNEN LANir dé te Haarlem, P. Bakker, Jos. de Koning en H. Wee- ninlc te Amsterdam, J. Vijzelaar te 's-Gravenhage, G. H. B. Hogewind te tltrecht, J. Denzeman te Frede- riksoord, A. Tates te Heiloo, J. Reeser te Voorburg, H. Strick van Linschoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kampen. Van den heer J. G. van Burken te Hilversum ont vingen wij nog een goede oplossing van Ho. 274, die ons zooeven in handen kwam. Dit geeft ons aanlei ding H.H. inzenders nogmaals te verzoeken op de bui tenzijde der enveloppe of briefkaart, die hunne oplos singen bevat, het woord „Probleem" te plaatsen. Al leen dan kunnen wij de geregelde vermelding der goe de oplossingen waarborgen. Ad. 279. „Die Schachwelt" is een schaaktijdschrift, dat elke weer tien dagen verschijnt onder hoofdredactie van den overbekenden schaakmeester J. Mieses en o. a. met medewerking van Dr. S. Tarrasch. En daarin vonden wij tot onze vreugdevolle verba zing een eerste publicatie van onzen vriend Maximow, wiens bezoek aan de goede stad Alkmaar verscheidene onzer lezers zich nog wel zullen herinneren. In geen jaren hadden wij een oorspronkelijke com- opsitie van den beroemden Russischen 2zetters-com- ponist gezien. Laten wij hopen, dat de heer Maximow zoo door drongen is van de waarheid* van „Oude liefde roest niet", dat hij ons nog menigmaal van zijne geestige composities zal doen genieten. Een Schetsje van C. VOM BOBER. Haar het Duitsch. Toen de heeren die aan het diner hadden deelgeno men eindelijk afscheid namen van mevrouw von Eck mannsdorf, gaf zij hun allen de hand; zij liet hen gaan zooals een koningin haar hovelingen laat ver trekken. Het conventioneele lachje verleende aan haar trotsch gelaat geen warmte, om van hartelijkheid niet eens te spreken. Slechts met één persoon scheen zij een uitzondering te maken, dit was de jonge graaf Silvester Quest. De gloed die uit haar oogen straalde hield hem een oogenblik als 't ware gevangen, toen zeide zij: „Ik zou u morgen gaarne even willen zien; ik heb iets met. u te bespreken." Zijn effen, bleek gelaat werd een oogenblik door een blos overtogen. „En wanneer verlangt u dat ik mij aanmeld?" vroeg hij schijnbaar volkomen bedaard, ofschoon zijn hart he vig klopte. „Hiet hier in huis. Wacht mij morgen om drie uur aan den zoom van het Eckmannsdorfer bosch." Als in den droom was hij weggereden. Ofschoon hij zich zelf duizendenmaal1 voorhield dat het onzinnig was zich allerlei mogelijke, en onmogelijke dingen voor te stellen, kon hij zich niet tot kalmte dwingen. Dat deze vrouw hem alleen wilde spreken was reeds vol doende om hem op te windenal had zij hem niets an ders te vragen, dan: „hoe vindt u het weer vandaag?" Zij ontbood hem op een afgesproken plaats. Hij mocht er van denken wat hij wilde, het bleef een ren dezvous. Boven de besneeuwde pijnboomtoppen straalde de heldere blauwe lucht, een blauwe gloed hing boven het dichte kreupelhout. Slechts waar de zou tusschen de boomtoppen doordrong op den weg. verspreidde zich een zacht gouden gloed* over 't ongerepte sneeuwveld. Het was doodstil in de natuur, het diepe stilzwijgen van een sneeuwlandschap; de witte, diepe stilte, ge heimzinnig daar men wist, dat er leven klopte onder het doodskleed der natuur, daar men de droomende lente daaronder zag glimlachen: „Dood, waar is uw verschrikking Silvester Quest stond onbewegelijk tegen den stam van een ouden pijnboom geleund, en de ernstige oogen gevestigd op de richting waaruit mevrouw von Eek- ma nnsdorf komen moest. Hij was op lang wachten voorbereid, op het grootste wonder zoowel als op de grootste teleurstelling. Dit was eenvoudig het slotaccoord' van het vraagstuk der laatste vier en twintig uur. De snerpende koude bemerkte hij niet, hij was er voor beschut door het* korte buis van marter met diepe zakken, waarin hij de handen verwarmen kon. De juchtlederen laarzen reikten hem tot boven de knie, maar zijn smalle, nette voeten stonden tot boven de enkels in de sneeuw. Mevrouw Elisabeth liet hem niet lang wachten. Daar hoorde hij een zacht geluid van rinkelende zilveren belletjes, als een sidderen gaan door de onbe wegelijke kaarsrechte stammen der boomen. Daarna verstomde het plotseling, het keerde terug, werd al zachter en zachter en stierf weg in de verte, even snel als het gekomen was, voordat paarden en slede nog zichtbaar waren. Silvester Quest liep mevrouw von Eckmannsdorf langzaam op den witten weg tegemoet. Zjj lachte toen zij daar slank en in 't donker gekleed voor hem stond en hem haar hand tot een handkus reikte, Hier ben ik; beschik over mijn leven of dood. Verder dan dit oogenblik kon hij niet denken. „Ga mede", zeide zij zonder een zweem van verle genheid of opgewondenheid, „wij kannen wel praten onder bet loopen." En zonder eenige inleiding vroeg zij: „Hoe hoog is de som, die mijn man u schuldig is, mijnheer Quest?" Het was of bij een slag in het aangezicht kreeg. Hij huiverde. En het duurde een oogenblik voordat hij met een zonderling ruwe stem kon antwoorden: „Ik weet het niet mevrouw." Zij zag hem aan met doordringenden blik, hij sloeg de oogen niet neer'. Toch zeide zij op strengen toon: „Ik geloof u niet." De jonge graaf klemde de tanden opeen. „Ik weet hot. niet", herhaalde hij. „Dan wil ik u iets anders vragen. Waarom ge- biuikt mijn man. uw geld?" „Ik weet het niet," Er vertoonde zich een kleine, scherpe rimpel tus- schen haar wenkbrauwen, zij klemde de tanden ook op elkander, maar de trek van kalme vastberadenheid week niet van haar schoon gelaat, „En waarom geeft u het hem?" vroeg' zij. Hij zweeg, en zij bleef stilstaan. Hu merkte zij hoe somber zijn grijze oogen werden. Zjj begon te begrijpen, iets dat nooit was uitgespro ken. Langzaam liep zij voort. •Het kreupelhout werdl dichter, donkerder de blauw achtige tint en merkbaar verminderde de gouden gloed op den witten weg. Op een winterdag haast zich de zon. „Silvester", zeide zij eindelijk en haar stem beefde, „hjj zal zijn schuld nooit kunnen betalen." Hij bleef zwijgen. „Moet ik hem verachten? wenseht ge dat?" Zij ril de toen zij hem „ja" hoorde zeggen, met harde besliste stem uitgesproken. De beslistheid van deze verkla ring, die een bekentenis was, verschrikte haar. Langen tijd bleef zij staan met terneer geslagen oogen, haar gezicht was doodsbleek, haar ademhaling zwaar. „Mevrouw, u veracht hem reeds. Op dit oogen blik. nu wij alleen zijn, hier in deze witte een zaamheid wil ik u zeggen, wat. ik reeds maanden met mij omdraag daarna kunt ge een oordeel over mij uitspreken." Afwerend strekte zij de handen na at hem uit, maat hij schudde het hoofd. Het was of de rollen waren omgekeerd. Een ijzeren vastberadenheid vertoonde zich op zijn gelaat, een diepe moedeloosheid op het hare. „Ik heb u met uw echtgenoot bekend gemaakt, om dat uw geluk het mijne is. Hij heeft duizendmaal uw bezit verbeurd, voor de wet misschien niet, maar voor den rechterstoel van uw geweten, en uw eeuwigduren de vergiffenis is zwakheid. U hebt hem niet lief. Een misplaatst gevoel van plicht verzet zich tegen de erkentenis van deze waarheid. liet is niet uw plicht u zelf weg te werpen.terwijl een ander de knieën voor u zou buigen als voor een heilige. Waarom zet uw gevoel van fierheid en trots niet een korte, flinke streep onder een dwaling, waarom hebt ge den moed niet een nieuw, een beter leven te beginnen? Vraag u zelve af of het een mensch, een vrouw waardig is steeds weder en weder de oogen te sluiten." Zij liet hem uitspreken en viel hem niet in de rede. De woorden vloeiden over zijn lippen alsof zij met kracht opborrelden uit een verscholen bron. Zij •stroomden over haar heen als een wilde vloed; die door niemand en niets was tegen te honden. Hij sprak zonder teergevoeligheid, maar met doordringende hardheid en duidelijkheid. Zijn woorden waren reeds duizendmaal doordacht en hem ingegeven door zijn ei gen diepe smart. Zijn jeugdig gelaat leek op dat oogenblik oud, dooi' inwendigen strijd gerijpt en gescherpt. Zij verbaasde zich over zijn welbespraaktheid zij herkende hem niet zij bewonderde den moed, dien hij toonde haar zooveel harde waarheden naar het hoofd te werpen. Zij had hem daartoe nooit in staat geacht. Zij liet zich alles gezeggen, al de groote vraagstukken, die hij aanroerde, lagen reeds lang beantwoord' achter haar. Ofschoon hij zich nu zoo geheel anders voor haar ver toonde, toch dacht zij vol schaamte: hij kent mijn man, hij beschouwt hem zooals ik dacht hem alleen te beschouwen; de mantel waarmee ik hem trachtte te bedekken was dus niet dik, niet groot genoeg. Hij kent het stilzwijgend gedragen leed', dat ik nooit één mensch had' laten vermoeden, hij heeft mij aangezien met de waakzame oogen der liefde alleen één ding heeft hij niet gezien. En plotseling vertoonde zich dat eene groot en machtig voor haar vermoeide oogen, als e en palm boom schoot het op uit de verschroeiende oneindige woestenij en stond daar in het volle daglicht, jong, vol hoopvolle verwachting. En alles wat daar achter lag, verzonk in een nevel. Een lachje plooide haar mond, zachtjes legde zij de hand op zijn arm. Hij greep die hand en kuste ze hartstochtelijk. „Elisabeth, mag ik u dan niet helpen?" „O ja", zeide zij ernstig. Hij zag haar vragend aan, zij knikte hem toe: „Sil vester, ik neem je mee naar huis en. zal je iets laten zien." „Is dat uw antwoord?" riep hij uit. „Wacht", zeide zij opgewonden. Zij had haar slede op een bepaalde plek laten wach ten aan den rand van het bosch: daar liepen zij regel recht op af. Alle lichten waren reeds aan op Eckmannsdorf, of schoon het pas begon te schemeren. Een heerlijk houtvuur knetterde in den grooten schoorsteen in de vestibule. Hier ontdeden Elisabeth en haar gast zich van hun hoeden en mantels, voordat zij samen naar beven gingen. Eenige oogenblikken daarna bevonden zij zich in een kamer, waar een zachte bloemengeur hen tegemoet kwam. Zij verzocht hem plaats te ne men en verwijderde zich door een zijdeur, die naar een andere kamer voerde. Silvester's stemming was ernstig, ja plechtig op dit oogenblik. Hij keek om zich heen. De gele kaarsen brandden rustig op de lichtkroon in het midden van 't vertrek en wierpen haar zacht licht op de prachtige antieke meubelen, de portretten aan de wanden, de bloemen die in zilveren schalen hun geur verspreid den. Hier, in dit liefelijk vertrek leefde Elisabeth Eck mannsdorf dus haar eenzaam leven. Hooit zette een vreemdeling een voet in dit heiligdom. Het was of al les vervuld was van haar wezen, haar droomen, haar strijden, haar glimlach, haar tranen en van een net fierheid gedragen leed. Een onzinnige smart ontwaakte in hem, hij voelde zich plotseling zoo ver van haar verwijderd, zoo hope loos ver. Zijn wenschen en begeerten gingen niet meer naar haar uit, hij begreep niet hoe hij het had durven wagen haar van zijn liefde te spreken. Hij dacht er niet meer aan, dat zij hem iets zou laten zien, dat hij hier op haar antwoord zat te wachten, en dat dit antwoord ook wel een troost kon bevatten. Daar hoorde hij een kinderstem. Elisabeth stond op den drempel met een teer, blond knaapje aan de hand het evenbeeld van zijn vader. Zij zeide geen enkel woord, zij zag den jongen man alleen vriendelijk aan. En zooals hij alles begrepen had en alles verstaan ten gevolge van zijn liefde, zoo verstond hij ook nu de taal van haar oogen: „Zie, de zorg voor een leven werd mij toevertrouwd, ik ben moeder." VOOR 1HMES. Kijkjes in de Modewereld. De „mouwenmode" is tegenwoordig zoo eigenaardig als zij in langen tijd niet was. Het is niet genoeg, dat de mouwen bijna zonder uitzondering aan de stof van het lijfje geknipt zijn en dus geen schoudernaad hebben, waardoor de schouderlijn geheel anders uit komt, zij veranderen ook, wat de omkleeding van den arm zelf betreft, gelieel en al van model. Een arms gat was vroeger, afgezien van de haar door de mode geboden veranderingen, een vaststaand, steeds gelijk blijvend ding. De buiging van den arm bij den elle boog kwam eveneens in aanmerking evenals het dun ner worden van den arm naar onderen toe. De mo derne mouw, ook die welke naar den ouden trant bij den schouder ingezet wordt, bestaat uit twee rechte strepen, die aan elkaar genaaid, een soort koker vor men. De arm schuift erin en laat het aan de beweging van den arm, aan het toeval over, de plaats voor den elleboog te bestemmen. Deze mode werd het eerst aangewend bij avondmantels, waarbij zij zich uit de blokvormige gladde mouwen ontwikkelde. De wijdte van de mantelmouwen werd onnoodig, toen de mou wen van de toiletten zich zoo nauwsluitend als een huid over den arm gingen spannen. Men wilde ze echter niet denzelfden vorm als de mouwen van het toilet geven en verzon toen het model nauwe, gladde stofkokertjes samen te stellen. Hu hebben ook de ge wone mantels en wat meer zegt, de lijfjes van de tail- leur-costumes dien vorm' aangenomen. Ook aan blou ses van laken, cheviot, zijde, shantung en atlas worden zij reeds aangebracht. Hauw sluitend, maar niet al te nauw, hebben zij van boven tot onderen dezelfde wijdte. Bij sommige blouses wordt aan den pols de overtollige wijdte ingehaald' met een elastiekje, bij an dere wordt de ruimte in twee plooien, die van een paar knoopjes voorzien worden. Bij de meeste modellen echter wordt de ruimte maar oningehaald' gelaten. Op het eerste gezicht maakt dit wel een plompen indruk, men went zich er heel gauw aan en ziet er ten slotte niets bijzonders meer aan. Zoo zal het Wel niet gaan met een andere nouveau té, de broekrok, die den laatsten tijd in de groote ste den zooveel gemoederen in beweging brengt. Voor dat men zich aan het dragen en het zien dragen er van gewend heeft, zal hij' wel weer van het tooneel verdwenen zijn. In letterlijken zin is hij inderdaad al van het tooneel verdwenen, want hij de slotrepetitie van een nieuw stuk, dat in het „theatre frangaise" te Parijs opgevoerd wordt, verscheen een der actrices in den broekrok. Zij trok echter zoozeer de aandacht tot zich, dat men op het stuk niet meer lette. Bij de pre mière was de dame dan ook weer in een gewoon cos- tuum gestoken. In Londen vertoonde dezer dagen een dame zich in den broekrok gekleed in een der grootste winkelstra ten. Zij droeg een lichtrood© pantalon, daarover een blauw overkleed, terwijl zij in plaats van een hoed een blauwen tulband op had. Geheel in harem-costuum dus. Het viel haar echter niet mee, want ofschoon zij uiterlijk zeer bedaard scheen en schijnbaar kalm in verschillende winkels haar boodschappen deed, kreeg zij toch last van de vele nieuwsgierigen, waaronder een massa straatjongens, die haar voortdurend ach tervolgden en achtte zij het geraden maar in een auto cab te stappen en er vlug vandoor te gaan. De lust zal haar dus wel vergaan zijn om zich een tweede maal in een dergelijk costuum op straat te vertoonen. Maar ook in den Haag komt de nieuwe dracht sporadisch te voorschijn, een Haagsch nufje, die zich er mee op straat waagde, moest al gauw haar toevlucht tot de tram nemen. Deze nieuwe mode zal dus wel gauw afgedaan heb ben, tenzij zich zooveel dames tegelijk er in vertoonen, dat het nieuwtje er gauw af is, maar of dat het geval zal zijn, betwijfelen we sterk. Misschien als de nieuwe dracht nog practisch was, maar dat is ze tot nog toe geenszins. Gemengd nieuws. HAMDLEïDIHG VOOR WOMIMGBOUWVER- EEHIGIMGEH. Wij ontvingen van het Bureau voor Sociale Advie zen een practische „Handeleiding voor Woningbouw- vereenigingen." De bewerkers, de directeur van het Bureau, D. Hudig, en de directeur van het Amster- damsche Bouwfonds, de heer H. 0. A. Henny, hebben beoogd een boekje samen te stellen, dat van nut kan zijn, zoowel voor bestaande bouwvereenigingen, als voor hen, die 't voornemen hebben zulk 'n vereeniging tot stand te brengen. Met het oog daarop worden ach tereenvolgens besproken, door den heer Hudig: de werkzaamheid der toegelaten vereeniging, de oprich ting, de bouwplannen, het eigen kapitaal, de rechts vorm en de statuten, de verkrijging der rechtspersoon lijkheid, de toelating en de steun der overheid, en door den heer Henny: de berekening van bouw- en ex ploitatiekosten van woningen, voorschotten en bijdra gen volgens de Woningwet, de exploitatie van wonin gen en de boekhouding van woningvereenigingen. Terwijl het eerste gedeelte voornamelijk het oog heeft op vereenigingen, die zich voorstellen te worden toegelaten overeenkomstig de Woningwet, is het twee- do gedeelte ook van groot belang voor bestaande ver eenigingen, die buiten de Woningwet om werkzaam zijn. Als de bouwvereenigingen zich houden aan de lij nen, door den heer Henry getrokken, zal de boekhou ding iu orde zijn. Om dit te vergemakkelijken, zijn in den tekst tal van voorbeelden ingevoegd. Als bijlagen zijn statuten voor vereenigingen en stichtingen, for mulieren voor het aanvragen van koninklijke goedkeu ring en toelating overenkomstig de Woningwet, een model-huurcontract en een huur-reglement opgeno men, waardoor de bruikbaarheid zeker in niet geringe mate wordt verhoogd. FIT HAREMKARSPEL. In de laatstgehouden raadsvergadering, waarbij alle leden tegenwoordig waren, werd mededeëling gedaan van de goedkeuring van een besluit tot het doen van betalingen uit de onvoorziene uitgaven, dienst 1910; van een dankbetuiging van den heer L. Reuvers voor de verhooging zijner jaarwedde; van de aanbesteding van leermiddelen en schoolbehoeften, welke werden ge gund aan Trapman Co. te Schagen voor 259, en benoodigdheden voor het handwerkonderwijs aan D. Stove te Dirksliorn voor 64.50; dat een herhaalde oproeping is gedaan voor onderwijzeres te Waarland, aangezien zich op de eerste oproeping slechts een sollicitant zich had* aangemeld; dat B. en W. met de aanbieding eener verordening tot regeling van het ontslag aan onderwijzeressen ingeval van huwelijk wenschen te wachten, vertrouwende, dat bij de wet in deze zal worden voorzien. Deze mededeeling'en werden voor kennisgeving aan genomen. Hierna volgde benoeming eener vroedvrouw, waar voor vijf sollicitatiën zijn ingekomen. De Raad gaat eenige oogenblikken in comité. Ha heropening wordt met 6 stemmen benoemd! mej. M. de JongMeurs, te Velseroord, op mej. J. W. ModderRoozen te Alk maar was één stem uitgebracht. De indiensttreding werd bepaald op 1 April a.s., zoo mogelijk eerder. Daarna wordt vastgesteld eene suppletoire begroo- ting dienst 1910, sluitende in ontvangst en uitgaaf op 800. Tot leden van het stembureau werden benoemd: Stemdistrict I. J. Burger Jz„ voorzitter, C. Bijpost en P. Borst, leden, J. Weel, plaatsvervanger. Stemdistrict II. W. Zut, voorzitter, J. Bakker en J. Slot, leden, en L. Bleeksma, plaatsvervanger. Ter tafel kwam een rapport van den gemeente-op zichter omtrent de verniewing van de kap enz. van het Raadhuis. Kosten begroot op pl. m. 840. Haar aanleiding van dit rapport werdl besloten de voorge stelde verbeteringen te doen uitvoeren. De voorzitter deelde voorloopig mede, dat bij B. en W. in overweging is een voorstel om den leeftijdl van toelating der kinderen tot de scholen te veranderen, en zulks naar aanleiding van de omstandigheid, dat order de thans geldende bepalingen de schoolbevol king te Kerkbuurt en Waarland) spoedig' zal stijgen tot boven 145, zoodat de aanstelling van een onderwij zer noodig wordt, hoewel de vergoeding in dat geval minder kon zijn, indien tot de schoolbevolking te veel kinderen behooren beneden zes jaar. Wordt nu be paald, dat de kinderen op 15 Januari van het jaar der toelating 5 jaar moeten zijn, dan kan dit bezwaar wor den ondervangen. De voorzitter deed hieromtrent slechts een voorloopige mededeeling, opdat de Raad dit onderwerp zal kunnen overwegen, en sloot, daar de gebruikelijke rondvraag niets opleverde, de open bare vergadering. UIT HEER HUGO WAARD. Bij de Donderdag door notaris Gottmer gehouden veiling alhier, bleek, dat de landprijzen nog zeer hoog zijn. Een stuk weiland, gelegen aan den Hensbroe- kerweg, ter grootte van 3 Heet. 45 A. 40 cA„ is aan verschillende koopers verkocht voor de niet geringe som van 8541. UIT DE EGMOHDEH. Donderdagavond gaf de Egmondsche Tooneelveree- niging haar tweede uitvoering voor de kunstlievende leden, iu de schouwburgzaal van den heer Jb. Halff. Opgevoerd werd' „Papageno", kluchtspel in vier be drijven van Rudolf Knei#e-1. Er was niet veel publiek, maar waarschijnlijk zal hiervan de reden zijn het slechte weer en de ongesteld heid van vele menschen. Het stuk werd uitstekend vertolkt, zoodat het voor het publiek een prettigen avond was. Zij, die deze opvoering verzuimd hebben bij te wonen, kunnen Zondag de schade inhalen. Een gezellig hal onder leiding en met muziek van den heer Groen uit Alkmaar, hield de aanwezigen nog lang bijeen. Aan het strand zijn hier gisteren aangespoeld een viertal flesschen, waarin zich bevonden een post kaart, met het verzoek deze op te willen zenden naar de „International fishery investigations". De geluk kige vinders krijgen hiervoor dan 60 cents, 't Ware maar te wenschen voor de strandjutters, dat er dage lijks een 50 stuks aanspoelden, want de tijden zijn niet al te- voordeelig voor den visscherman! UIT BERGEH. De groote zaal van het Oranje-hotel was Donder dagavond bij gelegenheid eener uitvoering van het H. LI. Kerkelijk Zangkoor en een kinderkoor, geheel be zet. Ds. Cannegieter heette alle aanwezigen hartelijk welkom en na een korte toespraak gaf deze verder de leiding aan den directeur, den heer P. van Hoorn. Deze betrad daarna met zijn kinderkoor het tooneel. De liederen welke wij toen kregen te hooren, waren al lerliefst en werden onder leiding van den bekwamen directeur zoo gezougen, dat wij met gerustheid kun- .11011 zeggen dat dit kinderkoor, 't- welk voor het eerst in 't publiek optrad, voor eens en altijd aller harten heeft gewonnen. Ook de liederen, door het Kerkelijk Koor gezongen, werden op zeer loffelijke wijze ten ge- hoore gebracht en oogstten, evenals eenige verzen van Guido Gezelle, door Ds. Cannegieter op onberispelijke wijze voorgedragen, aller bijval. Bij het begin van de pauze werd den sympathieken directeur namens den heer en mevrouw Van Reenen, een lauwerkrans aangeboden. Ha. een woord van dank van laatstgenoemde, weerklonk een spontaan en warm applaus. Ha de pauze werd op zeer verdienstelijke wijze door kinderen opgevoerd een zangspel ,,'t Gouden Gansje". Ha afloop hiervan werd, namelijk door het koor, een tweede krans aan den heer Van Hoorn aangeboden, een bewijs te meer hoe ook de leden van het Zangkoor hunnen directeur waardeeren en een warm hart toe dragen. 1 - 1 Met gerustheid kunnen wij getuigen, dat deze uit voering voor directeur en leden van de zangkoren een waar succes is geweest en dat deze avond nog lang in aangename en dankbare herinnering zal achterblijven. Deze uitvoering zal Zondag a.s. worden herhaald. Ha het vorenstaande is een woord van opwekking tot het bijwonen dezer uitvoering zeer zeker overbodig. Ook de R. C. Zang- en Tooneelvereeniging „St. Jan" gaf Donderdagavond in het R. C. vereenigings- gebouw eene uitvoering, welke alleszins zeer goed ge slaagd is. Het zangkoor bracht meerdere liederen ten gehoore, welke mooi en met gevoel werden gezongen. Ook eenige voordrachten en een anti-alcoholisch kluchtspel „Janus de Wonderdokter", voldeden zeer goed en brachten in niet geringe mate de lachspieren van de toehoorders in beweging. In de pauze brach ten de leden van het zangkoor hunnen verdienstelijken directeur, den heer J. C. Beekman, hulde, door het aanbieden van een mooie dirigeerstok. Ha afloop der uitvoering bleef men nog eenigen tijd gezellig bijeen. Ingezonden stukken. Alkmaar, 22 Febr. 1911. Geachte Redactie! In Uw blad van Zaterdag 18 Februari komt een „In gezonden stuk" voor van de perscommissie der afd. Alkmaar van den B. v. H. O., tegen welks inhoud wij ten sterkste meenen te moeten protesteeren, omdat daarin een voorstelling van verschillende zaken gege ven wordt, die op zijn zachtst uitgedrukt onjuist is. Beleefd verzoeken wij U daarom, Mijnheer de Re dacteur, of U ons voor dezen keer voor de toelichting van onze meening een plaatsje in Uw blad wil afstaan. Het bovengenoemde stuk is ingezonden naar aan leiding van het bericht, dat de afd. Alkmaar van het K. O. G. met algemeene stemmen een motie heeft aan genomen, waarin zij zich verklaart tegen het wetsont werp Heemskerk in zake ontslag aan de onderwijze ressen bij huwelijk, en besluit aan den afgevaardigde voor het district Alkmaar in de Tweede Kamer te verzoeken, zijn medewerking te verleenen tot verwer ping van bovengenoemd wetsontwerp. Om nu het onjuiste en onware van de redeneerin gen der perscomm. aan te toonen, wenschen we in de eerste plaats de aandacht van den lezer te vestigen op het slot van het Ingezonden Stuk, waarin gevraagd wordt, of de onderwijzeressen door deze kwestie nog niet zullen begrijpen dat het H. O. G. haar belangen niet- kan behartigen, terwijl daaraan voorafgaat, dat de Bond van Hed. Onderwijzers de eenige vakvereeni- ging is, die vierkant front maakt tegen dit ontwerp. De „argelooze lezer" zal ongetwijfeld aan het einde van de lectuur wel gedacht hebben: „Welnu, zou men dan niet verwachten, dat elke poging, die aangewend wordt om genoemd wetsontwerp te doen vallen, ook door de vierkant front makende afd. Alkmaar van den B. v. H. O. gewaardeerd zou worden?" Wij constatee- ren echter: lo. dat in het geheele stuk nergens iets gevonden wordt, waaruit blijkt, dat de afd. van den Bond het bo vengenoemde besluit van de afd. van het' H. O. G„ ge nomen in het belang der onderwijzeressen, toejuicht; 2o. dat juist uit de aanneming met algemeene stemmen van bedoelde motie ten krachtigste blijkt, dat de afd. Alkmaar van het H. O. G. de belangen der on derwijzeressen kan en wil behartigen. Wij meenen duidelijk waar te nemen, dat de aanne ming van de motie der afd. van het H. O. G. door de afd. van den Bond alles behalve aang'enaam gevonden wordt. Zij weet ook wel, dat elke afd. van het H. O. G. zich tot taak stelt, naar eigen inzichten èn de be langen van het onderwijs èn de belangen der onderwij- zers(essen) te behartigen. De perscomm. kon dus in dit geval de afd. Alkmaar van het H. O. G. niet be strijden en richt nu ha-ar pijlen op het Hed. Onderw. genootschap. Zij zegt: „Het H. O. G. voert geen actie tegen het wetsontwerp, het aanvaardt er zelfs het be ginsel van" en laat den zin nog wel gecursiveerd druk ken. De perscomm. beroept zich nu op een andres van het Hoofdbestuur van het H. O. G. aan de Tweede Kamer en drukt dat adres af. Laten wij allereerst med'edeelen, wat door de pers comm. verzwegen wordt, n.l. dat dit adres is van 13 Juni 1910. Verder zijn wij er ten zeerste over ver baasd, dat de commissie, wier taak het toch zeker is, anderen voor te lichten, de strekking van dit adres niet begrijpt. Begrijpt ze die strekking' immers wel, dan is haar voorstelling, dat het H. O. G. het beginsel van het wetsontwerp aanvaardt, alweer op zijn zachtst genomen, onjuist. Laten wij de perscomm. dit zeggen: Men kan vierkant tegen een wetsontwerp zijn, maar de politieke constellatie in de Tweede Kamer kennende, de aanneming der wet zoo goed als zeker achtende, kan men trachten, die wet zooveel mogelijk verzacht te krijgen. Dat was de streking van het adres

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 6