DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en dertiende Jaargang.
V R IJ D A G
3 M A A R T.
FEUILLETON.
Het Gouden Bed.
BINNENLAND.
No. 53
1911.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Een belangrijk arrest.
Telefoonnummer 3.
AARSC
COURANT.
ALKMAAR, 3 Maart.
(Voor-ingezoiulen-stukfeen-sclirijvers.)
Wanneer men aan de redacteuren, wien de leiding
cener courant is opgedragen) en op wie dientengevolge
ook de verantwoordelijkheid voor haren inhoud berust,
eens ging vragen over hun werkkring, dan zou ver
moedelijk het meerendeel zeggen, dat ze een afwisselen
de en aangename, schoon drukke betrekking beklee-
den, waaraan slechts een schaduwzijde verbonden is
de rubriek „ingezonden stukken."
Men versta ons wel het is allerminst onze bedoe
ling hier een persoonlijk beklag te doen. Wij geloo-
ven veeleer, dat wij ook in dit opzicht in gunstiger
positie verkeeren, dan verscheidene collega's. Maarhet
is een feit dat die mijnheer-de-redacteur's al menig
couranten-man, zijn morgen, middag of dag vergald
hebben! Dikwijls) zijn het de taal en de stijl die hem
schier wanhopig maken en die hem tijd kosten, wan
neer hij, liefst zooveel mogelijk do woorden van den
schrijver bezigend, het ingezondene tot iets leesbaars
tracht te vervormen. Terwijl wellicht, door het tijd
verlies het eigen werk van den redacteur onder het
vijlen en schaven aan het ingezonden stuk lijdt, vindt
waarschijnlijk de schrijver, als hij 's avonds zijn „ar
tikel" in de courant ziet, dat hij het er wat kranig-
heeft afgebracht, een meening, welke, zoo het artikel
geteekend is, door de vrienden en de kennissen van
den geachten inzender volkomen wordt gedeeld.
Meer zorgen en onaangenaamheden dan de vorm
kan echter de inhoud van een ingezonden stuk veroor
zaken. Deugt de vorm niet, wel, dan zegt men, dat
er een paar kleinigheden aan haperen, welke men wel
„even" in orde zal brengen en in elk geval smaakt
men de voldoening-, dat men althans den inzender te-
Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK,
bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM
55) o
Deze oogeublikken werden in groote tijden steeds
weer door haar opged-ischt. Maar Frank Nehls bleef
er volkomen ongevoelig voor. Hij verlangde ook geen
medelijden voor zijn arbeidssmarten.
Smarten behoorden nu eenmaal tot het beroep der
moeder, zoowel als tot dat des kunstenaars.
Voor hem was de gezelligheid in zijn huis de uit
drukking zijner vermeerderde levensvreugde. Zijne
vrouw beschouwde het slechts als eene gelegenheid
tot koppelarij.
Hij kende de jongelui, die met methodische stipt
heid op de Zondagsche raouts kwamen. Allen over
schatten zijn omstandigheden en hun wenschen kwa
men slechts voort uit hun ijdelheid.
Dat men verliefd) werd op Pieps, sprak voor Frank
Nehls van zelf, maar dat men er aan kon denkendat
hij haar aan een van „die heeren" tot vrouw zou ge
ven was eenvoudig belachelijk
En telkens, als mevrouw Mara zuchtend en hoofd
schuddend zijn kamer had verlaten, gevoelde hij leven
diger én sterker de behoefte om Pieps bij zich te heb
ben.
Hij ging dan naar haar kamer met de wit gelakte
meubelen en de reseda-kleurige, zijden overtrekken.
In het alkoofachtige gedeelte stond het smalle bed, ge
heel wit onder de Engelsche, witte, neteldoekschen
gordijnen, welke opzij opgenomen waren met reseda,
groene, breede zijden linten. Van de sierlijke toilet
tafel, met de zilveren flacons en rose kristallen scha
len woei hem een fijne Irisgeur tegen. Op de kleine
schrijftafel, waaraan Pieps tot nu toe slechts uitnoo-
digingen, officieele brieven van gelukwensching,
rouwbeklag en dank op elegant papier had geschreven^
stond zijn portret in een gesneden ivoren lijst. Op
vreden, voldaan, misschien zelfs blij maakt. Maar
deugt de vorm niet.Dan moet men parlementee-
ren, moet men trachten den schrijver te overtuigen,
en als dat niet lukt, dan moet men hetgeen altijd
onaangenaam is een machtsmiddel gebruiken, öf
zeggen dat het stuk voor opname niet geschikt is, of
de plaatsing afhankelijk stellen van de schrapping
van bepaalde gedeelten. In stede van den schrijver
.tevreden, voldaan en blij te maken, loopt men kans
hem ontevreden te stemmen, hem teleur te stellen.
De schrijvers, welke de kolommen van de ingezon
den stukken vullen zijn vaak iets te critisch aange
legd. Zij vinden dikwijls al te gauw aanleiding om
critiek uit te oefenen. Nu eens moet het beleid van
overheidspersonen, dan weer het gedrag van medebur
gers het ontgelden ja, wat wordt er soms door hen
al niet aangepakt? Op zich zelf is daartegen niets te
zeggen, het streven kan heel loffelijk en nuttig zijn
en het is dit in vele gevallen inderdaad. Maar, hoe
goed dikwijls ook bedoeld, niet altijd) is de critiek even
gerechtvaardigd, de strekking even nobel, de inhoud
even gelukkig. Vooral niet, als de onderteekening
luid: X, N N, een lezer, uw abonné, of iets dergelijks.
Achter het maskér der anonymiteit worden dan wel
eens dingen geschreven, welke achterwege zouden blij
ven, als de naam van den schrijver in het publiek er
aan verbonden ware. Meent de redacteur, dat het
stuk, om voor plaatsing' in aanmerking te komen, ge
teekend dient te worden, dan klopt hij gewoonlijk aan
een doovemans deur. In negen van de tien gevallen,
krijgt hij ten antwoord: „neen, mijnheer, dat gaat
niet, dat kan (wil) ik niet, het komt er niet op aan
door wien het wordt gezegd, maar wat er gezegd
wprdt." Als laatste troef wordt dan zelfs wel eens uit
gespeeld het als dreigement bedoelde: „als u het niet
plaatst, ga ik naar die en die courant."
Maar den ergsten tegenstand ontmoet de redacteur,
wanneer hij een stuk weigert te plaatsen, omdat hij
den inhoud beleedigend acht. Dan krijgt hij in den
regel te hooren, dat het in geenen deele des schrijvers
bedoeling is om te beleedigen, dat het bewijs van de
waarheid gemakkelijk kan worden geleverd, dat louter
wordt gehandeld in het algemeen belang, dat de
schrijver voor de gevolgen verantwoordelijk is.
Gewoonlijk zijn alle pogingen om den schrijver van
ongelijk te overtuigen, om hem te doen inzien, dat hij j
zich, door het stuk te doen opnemen aan het gevaar
bloot stelt voor den strafrechter of den- burgerlijken j
rechter te moeten verschijnen of dat hij de courant
zelve daaraan zou wagen, vruchteloos en eindigt het
onderhoud slechts, omdat de redacteur pertinent wei
gert het stuk te plaatsen. Als die schrijvers eens wis
ten, welken dienst de redacteur hun bewees, of hoezeer
hij tot de weigering verplicht was, ze. zouden liem er
slechts erkentelijk voor zijn. Maar meestal weten zij
dat niet, weten ze niet welke beteekenis, de wetgeving j
aan het woord „beleedigiug" hecht, weten ze niet, dat
de rechtspraak de bevrijdende omstandigheid van
klaarblijkelijk handelen in het algemeen belang- niet
twee wit gelakte boekenhangers stonden de klassieken
in lichte banden, verguld op snede, op een zeshoekig
tafeltje, hetwelk naast een Recamiesrsofa stond en dat
een hooge vaas met viooltjes en mimosen droeg, lagen
een paar moderne romans en een Fransch tijdschrift.
„Ga je mee rijden, Pieps?"
Zij vloog hem om den hals met de vlugheid van een
vlinder, vol innige teederheid haar koele wangen voor
zijn mond leggend.
Hij waagde het nauwelijks haar vaster tegen zich
aan te drukken,zoo geurig, maagdelijk, zoo teer als
een bloem lag zij aan zijn borst.
„Nu, verkleed' je dan gauw."
Zij verdween snel in haar toiletkamertje er naast;
en terwijl op haar bellen de kamenier kwam om haar
bij het verkleeden te helpen, ging Frank Nehls met op
den rug gekruiste armen op het licht-grijze tapijt met
het 1 avendelk 1 eurig medaillon op en neer.
Hij nam een cigarette van Pieps' schrijftafel, doch
stak ze niet aan. Alsof hij de lucht, wilde1 inademen,
welke zich bij zijn binnentreden zoo> streelend en ver-
frisschend' rondom zijn slapen had gelegd. Met onbe
wuste teederheid gingen zijn oogen langs al de mooie
voorwerpen, welke hier het verblijf van zijn kind om
lijstten. Daarna bleef hij voor zijn portret staan.
Lang. Nadenkend.
Het was nauwelijks drie jaar geleden gemaakt.
Maar het deed hem vreemd aan, bijna onaangenaam
door de zegevierende en daarbij ledige uitdrukking
van het gelaat. Met zorg- had de photograaf eiken
dieperen rimpel, eiken scherpen trek weggeretoucheerd
hem slechts het leege masker van den „interessan
ten kop" gelaten, zooals het bij het publiek bekend
was, voor hetwelk de individualiteit der physiognomic
slechts in geometrische lijnen bestaat,
Weerzinwekkend! dacht Frank Nehls. Afschuwe
lijk!
Zoo ging het hem met elk ouder portret van zich
zelf. Hij had' geen piëteit voor den gang zijner ontwik
keling. Slechts het bestaande had waarde voor hem.
En zoo was hij steeds nieuw voor zichzelf, voelde zich
steeds als een ander, schiep verder zonder traditie.
spoedig aanwezig acht.
Het lijkt ons daarom dan ook van belang, eens de
aandacht te vestigen op een arrest van den Iloogen
Raad, dat wij vonden in een der laatste nummers van
het „Weekblad van) het Recht" een weekblad dat de
merkwaardigheid! bezit, drie maali per week te ver
schijnen! Het arrest betrof de volgende zaak:
Een nieuwsblad had in het nummer van 21 Febru
ari 1907 snel recht is er in Nederland niet!
een ingezonden stuk geplaatst, geteekend N. N.,
waarin werd verklaard, dat een individu, die een
mooie) pet droeg met den naam van een hotel, hoewel
de eigenaars van het hotel niets te maken hadden met
de praktijken van genoemd heerschap, als gids. zijn
diensten aanbood om den vreemdelingen op do meest
gewetenlooze wijze een loon af te persen, dat schan
delijk was wij volgden de terminologie van het
stuk.
De bedoelde gids, die door dit stuk nadeel leed in
eer en goeden naam en bovendien zijn betrekking ver
loor, eischte tot verbetering van het nadeel 500 en
tot vergoeding der schade 120.
De uitgeefster beweerde o. m., dat bij haar het oog
merk om te beleedigen niet aanwezig kon zijn, dat de
opname van het ingezonden stuk was geschied in het
algemeen belang, teneinde te wijzen op de noodzake
lijkheid vaii maatregelen tegen gidsen en wegwijzers
op de perrons der spoorwegstations, gelijk voorkomen
■ju een politieverordening.
De rechtbank beslistë; dat het ingezonden stuk be
leedigend was, dat het beroep in het algemeen belang
niet opging en verklaarde den eischer ontvankelijk in
zijn vordering.
Van dit vonnis kwam de uitgeefster in appèl. Maar
het baatte haar niet, immers het TInagsche hof rede
neerde aldus: Het oogmerk om te beleedigen blijkt
uit de bewoordingen, waarin het stuk is gesteld.
Meendet ge de aandacht te moeten vestigen op laak
bare feiten, dan hadt ge U moeten wenden tot de
autoriteiten, politie, justitie of gemeentebestuur, die
de maatregelen konden nemen, welke zij nuttig en
noodig oordeelden. Gij deedt dat niet, gij voert niets
aan, dat het voorbijgaan aan dezen wettelijken weg
rechtvaardigt, het algemeen belang kan niet gediend
worden door uwe wijze van handelen.
Het vonnis der rechtbank werd door het Hof beves
tigd.
Tegen dit arrest teekende de uitgeefster cassatie
aan.
Bij de behandeling voor den Iloogen Raad betoogde
de advocaat-generaal in zijn conclusie, dat, waar arti
kel 1412 van het burgerlijk wetboek, het oogmerk om
te beleedigen niet aanwezig aoht „voor zoover de da-
crer klaarblijkelijk heeft gehandeld in liet algemeen
belang" het klaarblijkelijk moet zijn dat de dader èn
dat belang wilde behartigen èn dat1 ook werkelijk ge
diend heeft, dit artikel geen vrijbrief geeft voor noo-
dtlooze beleediging, welke in het algemeen strijdig is
met het algemeen belang.
De Hooge Raad besliste dat het Hof zonder schen
ding- of verkeerde toepassing der wet had1 kunnen aan
nemen dat de omstandigheid van het klaarblijkelijk
handelen in het algemeen belang zich hier juist niet
voordeed.
Dit arrest bewijst dus, dat uiterste, voorzichtigheid
in een ingezonden stuk geboden is, dat men meenende
niet te beleedigen of het algemeen belang wel te die
nen, licht bedrogen uitkomen kan en de kans kan
loopen door aanzienlijke schade (hoeveel zou die in
dit- geval wel niet beloopen!) wijzer te worden.
Vandaar dat het arrest van belang is behalve
voor redacteuren en uitgevers voor ingezonden-
stukkon-schrijvers, die niet weten, hoe spoedig ze zich
op gevaarlijk terrein begeven, en vaak niet begrijpen,
dat een redactie of uitgeefster wèl doet met hun stuk,
dat zij onschuldig en in het algemeen belang achten,
niet op te nemen.
TWEEDE KAMER.
In de vergadering van gisteren werd de behandeling
voortgezet van het wetsontwerp tot bestrijding van
zedeloosheid bij art. 6, strekkende om na art. 250 W.
v. S. in te voegen:
Art. 250bis Met gevangenisstraf van ten hoogste
3 maanden of geldboete van ten hoogste 300 gulden
wordt gestraft hij, die van het opzettelijk teweegbren
gen of bevorderen van ontucht door anderen met der
den een beroêp of gewoonte maakt.
Art. 250ter. Hij, die eenige handeling pleegt, on
dernomen met het oogmerk om een vrouw aan prosti
tutie over te leveren, wordt als schuldig aan vrouwen
handel gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste
5 jaren.
Hierop zijn 2 amendementen voorgesteld.
Eén van den heer De Geer, om in art. 250bis „3
maanden of geldboete van ten hoogste 300 gulden" te
wijzigen in „2 jaren of geldboete van ten hoogste 6000
gulden."
Eén van den heer Limburg, om in art. 250bis de
woorden „door anderen met derden" te vervangen door
„van anderen."
De fyeer Van Doorn (IJ. L.) verzette zich te-
i gen het bij nota van wijziging voorstellen van een
j nieuw artikel (250ter.))
De heer H e 1 s d i n g e n (S. D. A. P.) zei, dat het
ontwerp slechts zekere vormen van prostitutie be
strijdt en niet het kwaad met wortel en tak uitroeien
kan.
Ook de heer Van Sasse van IJsselt
fR.-K.) had bezwa ren tegen art. 250ter.
De minister van Justitie (de heer Re-
gout) achtte de door den heer De Geer voor art.
250bis gewenschte strafverhooging wat hoog, doch
verhoogt de van regeeringswege voorgestelde straf
maat tot' ten hoogste 1 jaar of geldboete van ten hoog
ste 1000 gulden.
Het amendement-Limburg ontraadde de minister.
Het bordeelverbod (art. 250bis) achtte hij onmis
baar bij de bestrijding- van den vrouwenhandel.
Van art. 250ter geeft de minister toe, dat het laat
is ingediend. De minister is tot terugneming bereid,
doch wijst, op de feiten, die het voorstellen van dit ar
tikel ten gevolge hadden.
De heer Limburg (V.-D.) achtte met den heer
Van Doorn art. 250ter te ruim geredigeerd.
De Commissie van Rapporteurs diende nu een
zonder eenigen eerbied voor liet reeds voortgebrachte.
Hij glimlachte reeds over den „Dreikampf", ergerde
zich als Ada Moll steeds weer terugkwam op de voor
treffelijkheden van het stuk en zich kritisch afwach
tend tegenover het nieuwe werk stelde.
Zij kende alles van hem Eiken regel, welken hij
ooit had geschreven. Zij gevoelde met den „Drei
kampf" had hij zich doorgewerkt tot op den weg, op
welken hij, voortgaande nog veel van waarde ten
minste voor den dag, voor het jaar van waarde kou
scheppen.
Zij begreep niet, waarom hij dezen weg* verliet, be
greep niet, dat het juist haar artistieke- persoonlijk
heid was, welke hem onbewust den voor hem verkeer
den weg wees.
„Voelt.ge dan niet, dat alles, wat ik nu schrijf, ern
stiger, dieper, meer letterkundig is?"
„Dat is uw aanleg niet", zei zei onnadenkend.
Toen had hij haar bij de schouders gevat in zijn
teugelloos temperament, had haar geschud, zooals- men
een onbetamelijken jongen schudt, die verstokt en ei
genzinnig- hetzelfde domme antwoord geeft.
„Gij zijt bekrompen, als ge dat niet begrijpt, idioot
zijt ge! Een werzinwekkende komediante, evenals de
anderenGoedkoope effecten wilt ge hebben, ver
staat ge, om er goedkoop succes mee te tielialen!"
Doodsbleek was hij toen geweest, zoo vertoornd, dat
hij haar had kunnen slaan!
Zij was toen weer aan de schrijftafel gaan zitten- en
had nog eens de met krassend schrift bedekte bladen
zwijgend en ernstig- gelezen.
En hij had urenlang op en neer geloopen. Urenlang
van den vleugel naar de boekenkast, van den boeken
kast naar den vleugel. Menigmaal had) hij met zijn
teenen den sleep van haar lakenschen rok aangeraakt
en woedend weggeslingerd en was toch steeds weer
heel dicht langst haar heen gegaan, had met zekeren
wellucht het fijne weefsel met zijn laarzen vertreden.
En zij had den rok niet teruggetrokken, wonderlijk
onverschillig jegens zichzelf, jegens de pijnlijke
schouders, het bedorven kleed. Nu hij eindelijk achter
haar was blijven staan, had zij zich tot hem omgewend,
had de groote, slanke handen op- zijn arm gelegd en
gezegd
„Misschien waart ge nog nooit zoo eerlijk als in dit
nieuwe werk. Ik wilde dat ik de bladen voor mij
mocht behouden. Zij zouden voor mij het kostbaarste
zijn, wat ik ooit van u gekregen heb."
loen had hij zich over haar arm gebogen en haat-
handen gekust zonder verder te vragen. Want hij
vreesde, dat elk verder woord zou kunnen verstoren,
wat deze woorden hem gegeven hadden.
En nu greep het hem weer aan, dat vurige niet te
bedwingen verlangen naar Ada) Moll. Het greep hem
aan-, midden in de koele, naar Irisgeurende- kamer van
zijn kind, greep hem aan met een geweld, hetwelk zijn
hart deed stilstaan, hem eiken bloeddroppel uit het ge
laat joeg.
„Zoo papa, daar ben ik. Maar papa, wat scheelt u?"
erschrikt streek Pieps met de slanke, frissche
hand over het voorhoofd haars vaders. Zij vlijde zich
angstig, nog teederder tegen hem aan; „U werkt te
veel, is het niet. papa. U moet niet zooveel
werken."
Zij drong- hem naar een kleinen, lichten stoel en
ging- op haar knieën naast hem liggen. De coquette,
zwart verlakte rijlaars met de blinkende spoor was
zichtbaar onder den zoom van het donkergrijze, eng
sluitende rijkleed.
„Wij zijn nu toch rijk, papallu behoeft niet ts
werken
Zij legde haar zachte lippen op zijn handen en zag
den g-limlach^ niet, welke om zijn mondhoeken trilde.
Ilij boog zich zacht en goedhartig tot haar.
„Pieps, geloof je, dat men wat voortbrengt alleen
om geld te verdienen?" vroeg hij zacht.
Pieps zag- haar vader voor zich, hoe hij zenuwachtig
en afgewerkt aan zijn schrijftafel had gezeten, met
trillende zenuwen, weerloos prijsgegeven aan de toe
vallige gebeurlijkheden van iederen dag, hoe hij zioh
in kootsac-htige opwinding alle mogelijkheden van
ces en mislukking had voorgesteld) en haar hek) -.
stralende oogen werden bijna donker.
Wordt vervolgd,