DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 56 Honderd en dertiende jaargang. DINSDAG 7 MAART. FEUILLETON. Het Gouden Bed. B1NNE JNLAND. 1911 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, A.fzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. ALKMAARSCH tl AVIj BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat in het Ge meenteblad van Alkmaar, No. 348, is opgenomen het Besluit van den Raad dier gemeente van 1 Februari 1911, waarbij is vastgesteld eene Verordening tot wijziging ran de Houw- en Woning-verordening. Welke verordening, heden afgekondigd, gedurende drie maanden, voor een ieder ter gemeente-secretarie ter lezing is nedergelegd en aldaar tegen betaling van f 0.17l/.> in afdruk is verkrijgbaar gesteld. Burgemeester en Wethouders voornoemd Alkmaar, G. RIPPING, Voorzitter. 6 Maart 1911. DONATH, Secretaris. ALKMAAR, 7 Maart. Vele pogingen zijn er de laatste jaren reeds gedaan om Frankrijk en Duitschland, ondanks de Deleassé's, de revanche-ideeën, de alduitsche verbonders etc., na der tot elkaar te brengen. De jongste poging is die van don Franschman Grand-Carteret, die in het hou den van Fransehe lezingen in Duitsehe steden het middel ineent^- hebben gevonden 0111 het vredelieven de doel te bereiken. Deze heer is geen onbekende, dank zij vooral de handige reclame, waarvan hij zich weet te bedienen. Hij verstaat bijzonder de kunst om pakkende plaatjes en aardige aphorismen van ande ren meest beroemde personen te verzamelen, de ze tot een interessant geheel te maken en dat dan on der een titel, die trekt, in den handel te brengen. Zoo ontstond het „de Oom van Europa," (over Koning Eduard), zoo ontstond het „Hij" (over Keizer Wil- hem), zoo ontstond tenslotte ook de lezing waarvan hier sprake is en welke was getiteld: „Willem II als vredesvorst naar de opvatting der Franschen en Na poleon I als oorlogskeizer naar de opvatting der Duit- sehers." Het boekje „Lui" (Hij), door de censuur indertijd verboden, welk verbod echter op last van den Keizer weer werd opgeheven, hetgeen natuurlijk een kosteloo- ze maar kostelijke reclame gaf, heeft den spreker in Duitschland zekere vermaardheid gegeven en velen hadden zich Zondag te Berlijn opgemaakt, om de aan gekondigde redevoering te hooren. Zij werden groo- tendeels teleurgesteld. Na eenige woorden Duitsch te hebben gesproken, waarin hij verklaarde dat hij optrad in de stad van Frederik den Grooten, die zelf wel een weinig Franschman is geweest, dat hij zou spreken over Willem II, die Fransch spreekt als een geboren Franschman, zoodat hij dus. zijn lezing wel in het Fransch zou kunnen houden, sprak hij in zijn moeder taal. Nu zijn Duitschers beste brave, vaak geleerde men schen, maar ondanks Frederik de Groote en ondanks Keizer ilhelm laat hun kennis van vreemde talen iets, vaak veel, te wenschen over. De meeste bezoekers hebben dan ook vermoedelijk niet veel van de lezing begrepen. En die gelukkiger waren, hebben er blijk baar niet zoo heel veel van genoten. De spreker gaf allereerst een heele reeks citaten van Duitsehe schrij vers, kunstenaars en geleerden over Napoleon: Goe the, Jean Paul, Kotzebue, Ilegel, Barnhagen, gravin la Roche, Heine, Ranke, Niebuhr, Treitsehke, Sybel, Mommsen enz. Allen bleken het er over eens te zijn, dat Napoleon een buitengewone en eenige verschijning is geweest, terwijl, merkwaardig genoeg, vele Fran sehe geschiedkundigen Napoleon öf een comediant öf een tragischen poseur noemen. Vervolgens toonde de spreker aan, welk een physisch en psychisch, literair en grafisch beeld men zich van Napoleon maakte en deed uitkomen, dat Napoleons geest nog steeds de uitnemendste Duitsehe geesten bezighoudt en in ver rukking brengt. Hermann Bahr, Richard Dehmel, Karl Ilauptmann, Karl Bleibtreu en vele anderen hebben een „Napoleon" geschreven en voortdurend verschijnen er in Duitschland nieuwe uitgaven van de mémoires van Napoleon.Kortom, Napoleon heeft in de Duitsehe literatuur diep wortel geschoten. Een vergelijking van Napoleon met Wilhelm II dringt zich, zeide hij, bij den Franschman vanzelf op. Napoleon heeft getracht het keizerrijk van Karei den Grooten, dat Oost- en West-Frankenland, Duitschers en Franschen omvatte, te herstellen, en tegelijkertijd heeft hij het nieuwe Duitsehe Keizerrijk voorgevoeld. oor zijn tijd was hij de keizer, gelijk Karei de Groote dit was, en zooals Keizer Wilhelm II het is. Als thans in Frankrijk sprake is van Wilhelm dan spreekt men van den „Kaiser." Men houdt zich jaar in jaar uit, met hem en zijn daden en handelingen be zig, de eerste Fransehe bladen schrijven voortdurend hoofdartikelen over hem, men stelt in Frankrijk be lang in zijn levensgewoonten, en de „der Kaiser" op de jacht, op reis, thuis, aan tafel, in het gezin, te paard etc. is het eeuwige thema der satirici, carica- turisten en dagbladmenschén. Maar ook de beste schrijvers van Frankrijk als Jules Huret, Octave Mir- beau, ictor Cherbulitz etc. hielden niet op, het wezen van den keizer te bestudeeren. Bij elke groote gebeur tenis kijkt heel Europa troüwens naar hem op, zijn stem is een der eerste in het concert der mogendhe den. Tenslotte schetste de heer Grand-Carteret de sympathieke persoonlijke eigenschappen van den Kei zer, diens eigenaardig mengsel van meesleepende vriendelijkheid en gebiedend optreden, en verklaarde, dat de Keizer in staat was, de oude geschillen tus- sehen Duitschland en Frankrijk door zijn woord uit den weg te ruimen en de eenheid, die Napoleon met de wapens bevocht, met vredelievende middelen tot stand te brengen. De Duitsehe couranten zijn niet bijster ingenomen over deze redevoering. Het beeld, zegt het Tageblatt, dat de spreker van Wilhelm II gaf, maakte op de toehoorders een wei nig den indruk van te willen flatteeren, in elk geval deed de heer Grand-Carteret niet blijken, dat hij uit het land komt, dat de bakermat van het scepticisme was. En een andere courant, de Morgenpost, steekt een beetje den draak met de gevolgtrekking, dat een volk, welks groote mannen zoo onpartijdig over den man Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK, bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM •58) 0— Hij had opzettelijk den auteur gebruskeerd, hij hield er van zich de overwinning te bekampen met het wa pen der gehuichelde eerlijkheid en voelde zich behage- lijk in de fijne complicaties van een puntig woorden spel. De naakte lompheid van Frank Nehls deed hem voor het eerst zijn zelfbeheer-sching volkomen verlie zen. „Ik geloof, beste Nehls, dat, gij idioot zijt," zeide hij eindelijk en haalde de schouders op. Zij liepen ^den middenweg van Unter der Linden, sloegen de Königgratzstrasse in en bleven weer staan, besluiteloos hoe zij zich na deze uitbarsting' tegenover elkaar moesten houden. Enzlehn in de correcte, koele houding van een se condant, verbrak het stilzwijgen, hetwelk belachelijk dreigde te worden. „Ik zal trachten, mijnheer Nehls, den vorm uwer weigering te vergeten, ofschoon ik uit een kring kom, waar zulke woorden op andere wijze worden beant woord." Frank Nehls lachte schamper: „Wilt gij misschien met mij duelleeren. Ik heb wel nooit een wapen ge hanteerd, maar als schieten u genoegen doet...."' Allerhande duistere geruchten over Enzlehn dwarrel- •den door Frank Nehls hoofd. Het was nog niet lang geleden, dat hij zelfs den neus voor hem had opgetrok ken nog slechts tien, twaalf jaar geleden. Toen hij tagon. In een der theaterbladen was de geschiedenis •van de zwarte parel opgenomen, welke Enzlehn op zijn .das droeg. Hij had tot degenen behoord, die door mid- van ™uwen carrière hadden gemaakt. Op eenvou dige en weinig reine manier. Een zelfmoord was aan zijn naam verbonden. I)at alles, was door Berlijn ver beten maar voor hem leefde het weer op, hij kwam om de hand uit te strekken naar zijn kind, en liét was weer levend geworden, sedert het oogenblik waarop hij voor het eerst had opgemerkt, dat Enzlehn werk maak-N te van Pieps. Was het mogelijk, dat ieder zich durfde vermeten zijn kind met begeerige oogen aan te zien dat ieder zich dorst voorstellen de lichte, tèere gestalte in zijn armen te nemen en het lieve gezicht met zijn lippen aan te raken Frank Nehls kende het leven het leven zijner wereld en kende het verleden van ieder afzonderlijk. Hij wist wat er achter stak - achter de gladgeschoren gelaatstrekken met den Engelschen knevel, welke zoo ondoorgrondelijk waren; hij kende den brutalen greep van deze fijne, elegante handen, die alles omlaag ruk ten, wat in den weg stond, hij had het gehoord, het schaamteloos hard optreden der voornaam gelakte laarzen, welke zoo zwevend1 konden glijden over de ta pijten der groote huizenIlij vreesde deze lieden niet en liet hun hunne voornaamheid maar zijn kind moesten zij niet te na komen. Niet zijn kind. Enzlehn werd bijtend, bedachtzaam als altijd in zijn koude ironieij willen toch geen reclame voor el kaar maken, beste Nehls. Mijn hoffelijke vraag was toch een hoffelijke weigering waard! Tusschen een schrijver, die het hoogtepunt van zijn roem mis schien reeds heeft overschreden en een schouwburgdi recteur wiens aanzien in ieder geval nog aan het groeien is, ligt uiterlijk niet zulk een afstand, dat een aanzoek als het mijne zou kunnen beleedigen, maar gij zijt verliefd, dat is het hem, neem mij niet kwalijk. Gij zijt verliefd op uw stukken, op uw geliefde, op uwe nieuwe richting, misschien ook op u zelf. Met ver liefden kan men niet spreken. Ik verzocht een vader om zijn kind, geen minnaar om het voorwerp zijner aanbidding. Ik groet u!" Enzlehn ging recht door. Den stok over den arm van zijn blokvormige jas, langzaam, zeker. I rank Nehls zag' in gedachten den afschuwelijken, ironischen ^imlach om Enzlehn's mondhoeken. Hij bad hem laten staan als een domme jongen en de an der voelde zich in zijn recht, was misschien in zijn kunnen oordeelen, die hun land zware wonden heeft toegebracht en een volk, dat zulke groote belangstel ling toont voor kleine persoonlijke trekjes van den vreemden monarch, geschapen zijn 0111 elkaar lief te hebben. En dan zegt het, dat beide volkeren het beste gediend zouden zijn door lezingen, die door vorm en inhoud uitmunten: „Nog zoo goed gemeende vleierij en over onzen keizer en onze groote mannen, vérster- ken slechts het toch inderdaad ongegronde vooroordeel tegen niet-gemeende Fransehe vriendelijkheid!" Daar kan de heer Grand-Carteret het mee doen. Zijn redevoering heeft althans niet het groote succes, dat zijn vermakelijk boek over den keizer behaalde. En toch zou zulk een redevoering een jaar of tien ge leden vermoedelijk zeer groote waardeering hebben ge vonden. Maar -er is dan ook sindsdien een anderen geest door het Duitsehe volk gevaren. HET REGEERINGSJUBILEE DER KONINGIN. Ten Koninklijke Paleize in den Haag hebben giste ren tal van, civiele en militaire autoriteiten en hoof den van vreemde gezantschappen in het register hun ne namen geteekend, ten blijke van belangstelling met de herinnering van de I2V2-jarige Regeering van H. M. de Koningin. Van de woningen der buitenland- sclie gezanten is bij deze gelegenheid de vlag van de door hen vertegenwoordigde natie gehescben; ook vlagden vele particulieren en voerden de ITaagsche trams de gewone versiering op nationale feestdagen. Tijdens de aubade in den Haag verschenen IJ. M. de Koningin en Z. K. H. Prins Hendrik met H. M. de Koningin-moeder voor een der vensters, rechts van het balcon. Daar werd ook weldra Prinses Juliana zichtbaar. H. M. de Koningin nam 't kindje op haar schoot, liet 't Prinsesje naar buiten zien, naar al die menschen, die nu weer luide juichten. Maai' toen mu ziek en zang' opklonken werd dat 't Prinsesje toch te machtig en ze verdween van 't raam, om echter aan den rechtervleugel te verschijnen met Haar Hofdame. E11 daar bleef 't Prinsesje opgewekt en beweeglijk zit ten rondkijken en H. M. boog zich eens belangstellend uit 't venster, om eens, naar Haar dochtertje te kijken. Het vtertal zangnummers werd in groote stilte aan gehoord en de uitvoering maakte klaarblijkelijk in druk. Toen het défilé, volgende na de aubade, ten einde was, had ten Paleize nog een reünie plaats, welke een bijzonder karakter droeg. Want H. M. de Koningin had aan het Comité voor de jubileumaubade doen we ten, dat Zij na afloop van het défilé alle presidenten van de in den optocht vertegenwoordige vereenigingen wenschte te ontvangen. 11. M. de Koningin plaatste zich in het midden van den breeden kring van vereenigingspresidenten en sprak hen daarna toe in antwoord op de rede van den eere-voorzitter. Voor bijna ieder der voorgestelde heeren ook voor de vrouwelijke president eener liedertafel hadden LI. H. M. M. en de Prins een passend woord hetzij van sympathie met de hulde-betooging, hetzij van be langstelling in het doel. Ongeveer tweehonderd man van de te Amster dam in garnizoen zijnde infanterie maakten gister ochtend in g'root tenue en vergezeld van de muziek een marsch door de stad. Op t Hugo de Grootplein gaf het kinderzangkoor der Buurtvereeniging „Frederik Hendrik" eenige va- recht. Maar den ganschen dag had de ergernis hem niet los gelaten. Dat hatelijke zwijgen van dezen mensch bij het voorlezenHij had1 slechts gedaan, alsof hij het niet bemerkte maar gevoeld had hij liet heel goed. En dan Ada Moll met haar weemoe dig, ontmoedigend lachje* hetwelk alles in hem terug drong-, wat naar geluk en vervulling schreide.... W ie had Enzlehn op gedachten gebracht, waartoe hij toch nooit en nimmer de hand zou leenen? Pieps zélf....? Neen. Dat geloofde hij niet, al had zij ook naar het getrippel van het circuspaard gekeken. Maar had Enzlehn prinses Amulf niet genoemd?.. Daa'r ging' hem een licht op. De prinses protégeerde Enzlehn, had aandeel en in zijn theater genomen, hij zou haar hebben kunnen hoonen, schudden, zooals hij Ada Moll eens had geschud, toen zij hem niet had willen volgen op- den nieuwen weg. Frank Nehls had een uitweg gevonden voor zijn woede. De prinses was het.... natuurlijk! Een leelijke, booze lach kwam op zijn gelaat. Misschien wierp zij den gunsteling van een uur, tot loon, het beste en kostbaarste zijns levens toe Een intrigante was zij, die haar minnaars moest be talen pfui. en Enzlehn was er een, die zich liet betalen. Dat wist, dat wisten velen van hem. En men zou hem met den vinger nawijzen, hem, die zijn huis, zijn kind rein had gehouden, van al het onreine in deze stad, welke alles met modder wierp, wat boven den matten glans van burgerlijke kleurloosheid uit straalde. Frank Nehls had in zijn opwinding niet bemerkt, dat hij haastig-, alsof iemand hem op de hielen zat, was omgekeerd. Pas op de Weidendammerbrug kwam hij tot bezinning'. En toen hij daar stond op de tochtige brug, waar hem de auto-bussen en loome „vuilniskarren" voorbij- rolden ademde hij dorstig' de vochtige lucht in, welke omhoog steeg van het zwarte waterlint, hetwelk zich in den lauwen, Maartschen wind "onder de brug kronkelde. j Werktuigelijk ging hij verder tot aan de Karlstras- 1 derlandsche liederen ten beste; waarna de kindereil der leden met muziek aan 't hoofd en geëscorteerd door „Klein maar Dapper," verschillende straten dei- buurt doorwandelden om ten slotte naar 't feestge bouw „Nieuw-Vondel" te marcheéren, waar hen een feestelijk onthaal wachtte. Verschillende vereenigingen daar ter stede boden Ilare Majesteit gelukwenschen aan. Gemengd nieuws. OVERREDEN. Te Rotterdam is aan het Huygenspark te 's-Graven- hage een 7-jarig- knaapje van een koppelstang achter aan een rijdende stoomtram, waarop hij geklauterd was, gevallen. Binnengedragen in het in de onmid dellijke nabijheid zijnde politiebureel aan het Huy- gensplein, overleed het bind binnen eenige oogenblik- ken. ITet had de ruggegraat gebroken. BENZINE-ONTPLOFFING. Door een gebrek aan de machine heeft gisteroch tend een ontploffing plaats gehad aan boord van de motorboot Coal, van de Steenkolen Handelsvereeni- ging, liggende in de Veerhaven te Rotterdam. Een tank met 20 liter benzine, in de machinekamer aan wezig', ontplofte. Met behulp van een minimax zijn de vlammen, die zich aan een gedeelte van het dek hadden medegedeeld, gebluscht. De machinist van de Coal kreeg gering letsel in het gelaat, terwijl ook zijn jas verbrandde. De kapi tein en de dekknecht kwamen met den schrik vrij. DE BOOKMAKERS IN ZEELAND. Wanneer wij afgaan op wat onze correspondenten te Vlissingen en Middelburg ons berichten over de uit werking, die de aanneming der zedelijkheidsontwerpen zal hebben op de financiën dezer beide steden, schrijft het II b 1 d., dan zou die aanneming niet veel minder zijn dan een ramp voor de beide Walchersche steden, in mindere mate ook voor Goes. Zoo welig tiert de bookmakerij in Zeeland. Te Vlissingen zijn er een 70-tal, te Middelburg ongeveer 20 „Engelsche kanto ren," waarvan enkele door Nederlanders gehouden worden. Die kantoren hebben alle een of meer be dienden, menschen die over het algemeen geen vak verstaan, maar hier met schrijfwerk een stuk brood verdienen; voor de drie plaatsen wordt het aantal dier klerken op 350 geschat. Velen daarvan hebben een gé- zin. En de eigenaars zelf zitten er meest warmpjes in, hetgeen hun levenswijze wel aangeeft. Winkeliers, ca fé- en hotelhouders, huurkoetsiers en anderen hebben in hen goede klanten, ook de Maatschappij „Zeeland." In de belastingen van Rijk en Gemeente dragen deze bookmakers natuurlijk veel bijvan een hunner wordt het gezamenlijke belastingbedrag op 3000 geschat. Drie der grootste kantoren te Middelburg gebruiken, naar bet heet, samen voor meer dan 10.000 postze gels iu de week. Wordt de wet aangenomen in de Eerste Kamer en geschiedt dat spoedig, dan zullen de voetbalkantoren ook op de uitslagen van Engelsche voetbalmatches wordt druk gewed met April sluiten; het nieuwe seizoen, SeptemberApril, zullen zij dan niet meer beginnen. Treedt de wet in 1912 in werking dan zal het seizoen, voor de paardenrennen, dat aanvangt nltet de Great Lincolnshire Handicap en de Liverpool Grand National Steeple Chase in Maart -en eindigt met de Sesarewitch en Cambridgeshire in October, nog juist van Zeeland uit kunnen worden afgewerkt. Dan zullen ook deze vreemdelingen elders een goed heenkomen moeten zoeken. se en vandaar verder door de nog steeds levendige Friedrichstrasse tot aan de Oranienburgerpoort, wel ker naam hem van den electrisehen tram steeds als een pijnlijke herinnering uit de jeugd groette. Voor het café op den hoek bleef hij staan. Daar had hij menigen avond gezeten en bij een kop koffie, op goedkoop papier zijn eerste verzen geschre ven, dezelfde coupletten, bij welker klank hij latei- het ontbijt van mevrouw Mara had gedeeld. Ginds, links bij het glazen tusschenschot, had hij gezéten en toch vol taaie energie, met op elkaar ge klemde tanden steeds weer aan een zin vijlend, zonder acht te slaan op het knagen van zijn maag, slechts boos als de dikke inkt belemmerend aan zijn pen hing. Aan deze zelfde tafel wilde hij prinses Arnulf schrijven, wilde haar ter verantwoording roepen voor de oorveeg, welke zij den vriend, den stoot, welke zij den vader in hem had gegeven. Het gaf hem een eigenaardig, kwaadaardig genot, hade Doorluchtigheid op een van de grauwe, witte, goedkoopc velletjes te schrijven, welke naar goedkoope sigaren en het vermolmde hout van een of ander oude lade riekten. Hij gaf zich ternauwernood moeite de vlekkende vezels van de slechte pen te verwijderen, welke zijn klein loopend schrift bijna onleesbaar maak ten. Hij las den brief met zijn heftige verwijten niet eeens door; hij had er alles in gelegd wat het onver wachte on onbeschaamde aanzoek van Enzlehn aan toorn en verbittering in hem had gewekt, en vreesde bij het overlezen der regels ze misschien te scherp te zullen vinden. Hij wilde niet temperen. Zij moest voelen, hoe zij jegens zijn kind had gehandeld, zijn positie tegenover Enzlehn had benut, door gewetenloos, zonder zijne voorkennis, zijn kind van zijne zijde te rukken, om het aan een Enzlehn te geven. Hij schreef officieel aan haar „Doorluchtigheid" en onderteekende, zooals hij het nooit had gedaan zelfs niet in zijn eerste brieven: „Uwer Doorluchtigheid onderdanige Frank Nehls." 8,iSlIÉLjJ.£. .Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1