DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
t
Honderd en dertiende Jaargang.
ZATERDAG
11 MAART
BINNENLAND.
No. 60
1911.
_r:
V
V
ss
ALKMAARSCHE GODRANT.
1900—1910.
1910—1920.
II
In het vorige artikel over bovenstaand onderwerp
gaven we o. a. het woord aan een beantwoorder van
onze rondvraag, die de wenschelijkheid betoogde van
het combineeren der spoorwegstations. Een groote
verbetering zou, betoogde hij, zijn, wanneer:
lo. de tram naar Heiloo en verder, door de Bree-
delaan, even vóór de Vier Staten naar den Wester-
weg geleid werd en daar werd gebracht op de baan
van den trein naar Egmond.
2o. als de tram naar Stompetoren en verder van
af den Omval werd gebracht parallel aan den dijk,
om door middel van de bestaande spoorbrug, naar
het Stationsplein te loopen;
3o. als de paardentram na het tot stand komen
dezer verbeteringen wat vaker liep en door het toe
nemend vervoer ,in staat kwam zijn tarief te verla
gen.
De halte van de AlkmaarHaarlem tram, die nu
een goed deel van den Singel onbruikbaar maakt
voor het bouwen van heerenhuizen, zou dan verval
len en daardoor zou aan die zijde een veel fraaier
aanzien aan de stad worden gegeven.
Het ongerief van de Vlotbrug vóór het station
der AlkmaarAmsterdam tram was- dan ook ver
vallen.
Konden dan nog de maatschappijen tot overeen-
stemming komen om op het nu nog open liggend
terrein voor het spoorwegstation een eenvoudig,
maar geriefelijk station voor het lokaal verkeer te
bouwen (Bergen, Egmond, Heiloo, Stompetoren,
Schoorl en Broek) dan was er een toestand geboren,
die reizigers, welke deze lijnen gecombineerd moeten
gebruiken, zeer te stade zou komen.
Wij hebben den geachten inzender verzocht zijn plan
nader toe te lichten en hebben van hem een schrijven
gekregen, dat we hier laten volgen.
In mijn vorig schrijven deelde ik in grove trekken
mijn denkbeelden mede over een mogelijke omlegging
van tramlijnen, waardoor een centraal tramstation
voor Alkmaar zou ontstaan.
Ik wil hier het een en ander nader toelichten, om
de mogelijkheid van mijn plannen aan te toonen.
Verschillende details zijn natuurlijk te wijzigen, als
er eens een definitief plan van zou komen, zoodat ik
hierin gaarne mijn meening voor een betere gewonnen
geef.
Wat de tram AlkmaarAmsterdam betreft:
Als de houten loods aan den Kanaalweg bij het
eindpunt van den tram afgebroken werd, kon er ge
makkelijk een boog geconstrueerd worden, zoodat de
trambaan op het binnentalud van den Kanaaldijk
kwam. Dit talud zou dan opgehoogd kunnen worden,
zoodat daar de aarden baan van den tramweg kwam.
Waar de tram naar Schoorl toestemming heeft ver
kregen, om over het binnentalud van den dijk zijn
baan te leggen, zou dit dunkt me moeilijk aan de Alk
maarAmsterdam tram geweigerd kunnen worden.
I)e geheele inrichting kon evenals die van den trein
naar Schoorl geconstrueerd worden.' Kwam hiertegen
bezwaar (met het oog op het j'aagpad) dan zou men
ook een klinkerbestrating kunnen toepassen, waarin
de tramrails lagen.
Bij de Friesche brug loopt het talud te niet, zoodat
hier geen ruimte te winnen is en de rails dus vlak
achter het landhoofd der brug gelegd moeten worden.
Ook zou het brugwachtershuisje moeten worden ver
plaatst. Nu komt het bezwaarlijkste stuk. De weg
wordt smal en het talud eveneens. Ook zijn er los
plaatsen van Visser en- anderen, die het verkeer hin
deren. Het eenige mogelijke is, de Kanaalwanden met
behulp van beschoeiingen steil op te zetten en op het
beetje ruimte, dat daardoor gewonnen wordt, de rails
te leggen. De handelaars zullen zeker met hun los- en
laadplaatsen eenigen hinder ondervinden, maar zullen
misschien ook het voordeel beseffen, dat het heeft,
om hun eventueele cliëntèle aan de tramlijn gelegen,
gemakkelijker te kunnen bedienen (direct laden dei-
goederen uit de loodsen in den tram en omgekeerd).
Ook moeten er nu aangebracht worden twee brug
gen, n.l. één beweegbare en één vaste. Beide zijn heel
eenvoudig te construeeren met landhoofden van gewa
pend beton, de vaste als balkbrugje en de beweegbare
als een eenvoudig klapbrugje van hetzelfde systeem
als de oude brug, waarnaast ze moet komen.
Van de gebouwen, die hier staan, is één nog-al een
sta-in-den-weg, maar de doorgang wordt er niet nau
wer dan die, welke op sommige plaatsen o. a. bij den
stoomtram den HaagDelft voorkomen.
Verder gaat het weer gemakkelijk over een breed
talud. Nu komt de vraag: hoe de trambaan op den
spoorweg te leiden. Het lijkt me zeer wel mogelijk den
tram even voor de brug op de spoorbaan te brengen,
door het terrein, rechts van den dijk (komende van
Alkmaar en gaande naar Koedijk) en vóór de spoor
baan op te hoogen tot spoorbaanshoogte en op dit ter-
reintje een S boog van de trambaan te leggen, zooals
onderstaand kaartje A aangeeft. Beter, ofschoon veel
duurder wordt de toestand als de baan den vorm krijgt
aangegeven door de buitenste boog.
Kaart A (daar het cliché een beetje kleiner is dan
de oorspronkelijke teekening is de schaal 1 op 500
niet precies juist).
N
■V
'V
Rest nu nog het vraagstuk van het leiden van de
trambaan van smalspoorwijdte op een spoorbaan voor
normaalspoor. De eenvoudigste oplossing daarvoor
lijkt me schetsB, die een dwarsdoorsnede van de
spoor en trambaan en een schema van de aansluiting
in plattegrond geeft.
(De horizontale lijnen stellen de spoorbaan, de ge
bogen de trambaan voor, in het onderste staatje zijn
de afstanden resp. 0.20, 1.50 en 1.00 meter).
Kaart B.
De rails voor den tram kunnen bevestigd worden op
dezelfde dwarsliggers als de reeds bestaande spoor
rails. Er komen twee puntstukken in het hoofdspoor,
n.l. één voor en één achter de brug. Het bezwaar dezer
puntstukken lijkt me gering, daar de treinen, wegens
de nabijheid van het station toch -een geringe snelheid
hebben. Ook is het spoorverkeer niet zoo druk, dat het
hinder zou ondervinden van het tramverkeer.
Mocht het bezwaar van twee puntstukken te zwaar
wegen, dan is dit ook te ondervangen, door de rails
van het hoofdspoor door te laten1 loopen en de rails
van den tram ter breedte van de radkrans weg te la
ten. Op die manier krijgt men een kruising zooals die
gewoonlijk bij hoofdspoorwegen, gecombineerd met se,
cundairbanen voorkomt.
Is de tram eenmaal op het emplacement der spoor,
dan is er wel een middel te vinden om hem buiten het
station te leiden.
Bij de zooeven besproken- S bocht doet zich nog het
bezwaar voor, dat deee in een helling ligt, (de weg is
n.l. lager dan de spoorbaan). Ook dit is door het be
hoorlijk ophoogen, vrijwel te ondervangen. (Ook hier
biedt de duurdere oplossing voordeelen hoven de ande
re.)
De bezwaren tegen het pïan om de Alkmaar-Haar
lem lijn om te leggen, zijn grooter, dan ik in mijn vo
rig schrijven dacht. Het is zeer moeilijk deze op de
baan van den II. S. M. te brengen,, daar door het ver
schil in spoorwijdte bij de wissels groote complicaties
voorkomen. Het lijkt me daarom meer aanbevelens
waard, als volgt te handelen.
Leid de trambaan door de groote laan, die naar de
algemeene begraafplaats loopt, naar den "Westerweg.
Mochten er bezwaren bestaan, dat de tram langs de
muziektent kwam en het den muziekliefhebbers 's zo
mers een paar maal per avond lastig ma^te, dan zou
ook aan de zuidzijde van de laan, die vanaf de Vier
Staten langs de R. K. begraafplaats en de gevangenis
loopt ruimte voor een trambaan gevonden kunnen
worden.
Hier is naast den grintweg een terrein, van een drie
meter breedte, aan weerszijden met hoornen geplant
en nu een soort- modderweg of sintelweg, dat uitste
kend dienst zou doen als trambaan.
Men stuit nu op een groote moeilijkheid, om van
den Berger Hout naar het station te komen.
De paardentrambaan heeft te scherpe bochten, om
als stoomtrambaan dienst te kunnen doen en ook is
Het Scharloo te smal, om daar zonder bezwaar een
tram door te laten.
Het leek mij het beste (ofschoon wat duur) de hui
zen (arbeiderswoningen en één winkelhuis) aan den
linkerkant van de Snaarmanslnan te sloopen. Dan is
er verder een open terrein, waar de tram heel gemak
kelijk het station kan bereiken (zie schets C).
Kaart C.
De bedroevende toestand die daar nu heerscht kon dan
meteen ophouden. De trambaan kon dan tevens dienst
doen als breede straat, waarlangs behoorlijke huizen
gebouwd konden worden en die tevens een goede ver
bindingswég van het station met de stad en met de
buitenwijken zou zijn. Ook werd het een mooie toe
gang naar den Westerweg, die mettertijd een boule
vard schijnt te moeten worden. Hoe de gemeente ooit
gedoogd kan hebben, dat daar aan de Snaarmanslaan
en vlak bij het station een toestand ontstaan is, als nu
het geval is, is onbegrijpelijk. Ik geloof niet, dat de
kosten, om bedoelde huisjes te onteigenen, behoeven
af te schrikken. Primo wordt het achterliggende ter
rein meer waard, en secundo zal de gemeente ook wel
over de brug willen komen, om de tegenwoordige halte
van de AlkmaarHaarlem tram kwijt te raken. Mocht
dit plan niet gelukken (mijns inziens het beste plan)
dan kon nog getracht worden van af den Westerweg
(2 a 3 plaatsen zijn er voor aangewezen) op de sopor-
baan te komen en hier döor verbreeding of zoo iets
ruimte te vinden.
Ten slotte nog iets over het toekomstige centrale
tramstation. Er ligt op het oogenblik nog een prachtig
terreintje voor open. Een aardig stationnetje zou
daar goed staan. Wanneer alle rails (ook van de locaal
sporen) in den straatweg ingelaten worden, zoodat
men niet hoeft te struikelen, zooals nu 's1 avonds, was
er op het plein ruimte genoeg voor tramemplacement.
Ook gaf het open terreintje nog wel ruimte voor tram
locomotief remise.
W. B. PETERI,
civiel ingenieur.
TWEEDE KAMER.
In de zitting van gisteren werd begonnen met de ar-
tikelsgewijze behandeling van het Wetsontwerp tot
wijziging der Successiewet.
De heer Vliegen (S. D. A. P.) bepaalde zich
tot de schriftelijke toelichting op het amendement
van de socialisten, dat strekte tot wijziging vam artikel
1 van het ontwerp in dier voege, dat de successiebe
lasting niet uitsluitend zal geheven worden van de
verkrijgingen uit een nalatenschap, doch in de eerste
plaats zal werken als een heffing op de nalatenschap
zelf en voorts als een aanvullingsbelasting op de ver
krijgingen. Van de nalatenschappen wil dit amende
ment 1—10 pCt. heffen met vrijstelling van die bene
den 1000; terwijl de verkrijgingen door het amende
ment belast worden met 112% pCt.
De minister bestreed het amendement evenals de
heer Van Karnebeek (U. L.), waarna de heer Vliegen
het verdedigde, de meening der sociaal-democratie no
pens de bestemming van het kapitaal, waarvan zij ver
nietiging beoogt, ontvouwende.
De heer van A s ch van W ij c k deelde mede
dat de aanwezige leden der Comm. van Rapp. tegen
het amendement zijn. Dit werd daarna verworpen met
57 tegen 5 stemmen (die der socialisten).
Artikel d 18) werden dan zonder hoofdelijke
stemming aangenomen, daarna de eedsparagraaf
9).
Bij 14 (tabel voor het successierecht) lichtte de
heer van Asch van Wijck zijn amendement
toe, waarin hij voorstelde verkrijgingen door zedelijke
lichamen of instellingen van de doode hand te belas
ten met een succesierecht van 12 pCt.
De heer P a t ij n (U.-L.) kon zich niet met het
amendement vereenigen wegens de strekking en om
liet gevaar van ontduiking.
De heer Treub (V. D.) had bezwaar tegen 's mi
nister's tarief en noemde de progressie daarin irrati
oneel. Spr. sluit zich aan bij den heer Patijn in diens
bestrijding van het amendement.
De heer Kooien (R.-K.) ontkende, dat het
amendement aanleiding zal geven tot ontduiking. Hij
klaagde over den anti-cleric'alen geest van de rede
van den heer Patijn, noemde die onvrijzinnig, en ont
zegde de vrijzinnigen het inzicht omtrent de beteeke-
nis van kloosters.
De heer Van ld sin ga (C.-H.) sloot zich aan
bij den vorigen spr. voor zooveel het amendement be
treft.
De heer De Savornin Lohman (C.-H.)
zei, dat geen minister van financiën van een bepaald
beginsel kan uitgaan voor de belastingwetgeving. Wat
de minister deed is bovendien zoo erg niet. Feitelijk
moest het kapitaal na iemands dood aan den Staat
vervallen, maar de Staat eerbiedigt den wil van den
doode. Daarbij is de progressie niet uitgesloten te
achten en de minister stelt de kleine erfenisen boven
dien vrij.
Spr. was niet tegen de strekking van het amende
ment. Waar het niet in de wet staat, dat de legaten
enz. aan kloosters moeten strekken tot het algemeen
belang, zal spr. tegen het amendement stemmen.
De minister bestreed het amendement Van Asch
van Wijck, dat daarna werd ingetrokken.
Ten slotte werd liet wetsontwerp aangenomen met
64 tegen 5 stemmen en ving de behandeling aan van
het voorbehoud tot toetreding van Nederland tot de
herziene Berner Conventie.
De heer Van Nispen (Rheden R.-K.) opende
de algemeene beschouwingen. Hij ontwikkelde eenige
bezwaren tegen het ontwerp. Nu romans van buiten-
landsche auteurs niet meer vrijelijk zullen mogen wor
den vertaald, zal de kleine pers een groot deel van
haar feuilletonstof missen, en dat achtte spr. te be
jammeren. Niet de buitenlanders, maar de Nederland-
sche uitgevers en boekhandelaren zullen de vruchten
van dit ontwerp plukken. Spr. is tegen het ontwerp.
De heer Brum me lk amp (A.-R.) hield een on-
versrannpare redevmning, waarin nq eveneens ner om
werp scheen te bestrijden.
De minister van buitenland sche zaken
(de heer De Marees van Swinderen) verdedigde het
ontwerp. Hij was van den beginne een overtuigd
voorstander der toetreding geweest. De publieke opi
nie heeft de zaak volkomen rijp gemaakt en het was
de regeering een aangename plicht om het ontwerp
in te dienen. Spr. huldigde de pers, die zooveel voor
deze zaak heeft gedaan. De oppositie tegen' deze zaak
heeft willens en wetens op Nederland altijd gedrukt
het stempel van een kleine natie te zijn. Commerciee-
le belangen deed men steeds boven ideeële gaan. Het
argument dat de kleine pers zoo ondter het gemis van
feuilletons gebukt zou gaan, voelt spreker niet; er
zijn toch feuilletons genoeg te bekomen uit de litera
tuur van landen, die niet bij de conventie zijn aange
sloten.
Na repliek werd het wetsontwerp zonder stemming
aangenomen.
Aangenomen werden 1. het ontwerp in zake het
merken van kaas, 2. dat betreffende het metriek ka
raat, 3. eenige onteigenings-ontwerpen, 4. ontbinding
van het kantongerecht te Berlicum.
De vergadering werd verdaagd tot Dinsdag 11 uur.
ADMINISTRATIEVE RECHTSPRAAK.
Thans is spoedig te wachten het regeeringsant-
woord inzake het ontwerp betreffende de administra
tieve rechtspraak, waaromtrent het verslag der com
missie van voorbereiding reeds sedert zeer geruimen
tijd verschenen is.
Gemengd nieuws.
DE TUINBOUWWINTERSCHOOL.
Het permanente Comité, ter bevordering van de tot
standkoming van een Rijks-Tuinbouwwinterschool in
Noord-Holland benoorden Het IJ, daartoe benoemd
in de vergadering van vele belanghebbenden en be
langstellenden in den tuinbouw, gehouden 25 Mei 1910
te Alkmaar, en bestaande uit de heeren H. Jb. Avis,
voorzitter; J. Uitentuis, Jb. Tensen Wz., K. Kooiman
Dz., secretaris, deelt ons als een verslag van zijne
werkzaamheden het volgende mede:
Op de eerste bijeenkomst van het Comité werd be
sloten, voor dat het zich met een adres tot H. M. de
Koningin ging wenden, een onderhoud aan te vragen
bij den heer Directeur-Generaal van den Landbouw,
teneinde Z.Ed, met de wenschelijkheid, uitgesproken
in de vergadering van 25 Mei 1910, in kennis te stel
len en ZEd.' medewerking te verzoeken.
Dit onderhoud werd welwillend verleend en schonk
het Comité de overtuiging, dat, hoewel1 verschillende
bezwaren de spoedige totstandkoming van een Rijks
Tuinbouwwinterschool in Noord-Holland benoorden
Het IJ voorloopig nog in den weg schijnen te staan,
het eventueele verzoek van onze tuinbouwers groote
kans van slagen zal hebben.
Een ontwerp-adres aan H. M. de Koning was daar
op spoedig gereed gemaakt en aan alle bekende tuin-
bouwvereenigingen in het betrokken gewest toegezon
den.
Vier en veertig tuinbouwvereenigingen, met 7565
leden, hebben daaraan hunne goedkeuring gehecht.
Einde September werd het adres définitief vastge
steld en aan H. M. de Koningin verzonden.
Van verschillende gemeentebesturen kwamen inmid
dels verzoeken in, om er zoo mogelijk toe mede te wer
ken, dat de school eventueel in hunne gemeente zou
worden gevestigd.
Het permanent Comité is evenwel van oordeel, dat
het zich alsnog op een onzijdig standpunt moet plaat
sen en geen voorkeur mag doen blijken.
Een gevoelig verlies werd door het Comité geleden,