Alkmaarsche Courant
Palmpaasch.
Noordhollandsch
Landbouwcrediet.
HYPOTHEKEN.
Zaterdag 8 April 1911.
FEUILLETON.
Het Geuden Bed
Seha*aki*gii3E*ieki>
w m
De waarschuwing der nieren.
~A D VERTRVTIEN.
*1 mm
m mi
m m
1
m. mm.
VAN
(Ingezonden).
Vergun mij, geachte heer redacteur, eenige korte
opmerkingen in uw veelgelezen blad, naar aanleiding
der belangwekkende folkloristische studie dienaan
gaande in het nummer van 1 April j.l. Bij voorbaat
de gebruikelijke dank voor plaatsing.
Hoe vele treffende bijzonderheden, welko daar uit
de jonge wetenschap der folklore tot ons komen, ook
hier op dit terrein! En waar in het heden nu een
maal het verleden ligt, en zijn kracht telkens open
baart, daar kan omgekeerd die studie van het verleden
zooveel licht geven voor eigen tijd, en toekomstigen
weg.
Het meest frappeerde mij de menging van heiden-
sche en christelijke factoren in dat oud gebruik, waar
van mej. C. S. melding maakt, (hoewel dit mij niet
onbekend was). Het voorbeeld door Dr. van de Graft
uit Doorn bijgebracht, riep mij nu in herinnering hoe
wij als kinderen in Alkmaar toch diezelfde elementen
van christelijk geloof in onze Palmpaschen bewaarden.
Hooren wij, dat in Doorn, een dey eerst gekersten
de en bewerkte plaatsen in ons vaderland, men de
Palmpaasch „onttakelde van al wat te zeer aan Hei
dendom' herinnerde, om er als een versierd kruis, de
opstanding -pree te herdenken", dan komt mij voor den
geest de mengeling van heidendom en christendom te
Alkmaar in deze materie. Ik weet eigenlijk niet, of
het gebruik sedert een twintig of vijf en twintig jaar,
dat ik het zag, ook veranderd is. Waar echter mej. C.
S. spreekt van Alkmaar als in dit opzicht „bevoor
recht oord voor kinderen", en later nog vermeldt, dat
daar „tot nu toe de Palmpaasch in eere bleef", en zij
zelve ieder jaar de groepjes kinderen ontmoet met hun
Palmpasehen, daar meen ik dat het volgende ook
allicht hier en daar nog in zwang is gebleven.
Wij droegen dan als kinderen een -zwakken kruis
vorm, maar in mijn herinnering' onderst boven, zóó dat
het lange gedeelte omhoog stak, en daaraan prijkten
de „zwaan", de sinaasappel, de ronde koeken en ge
kleurde vlaggetjes. Ik dacht destijds, dat dit korte
dwarshoutje van den kruisvorm zoowat voor practisch
gebruik diende: wij zetten de Palmpaasch in een hoek
van de kamer of onder den schoorsteenmantel, waar
dan juist de kachel gewoonlijk was weggenomen;
en daarbij diende een stoof tot voetstuk, zóó dat het
genoemde dwarshoutje het verzakken voorkwam in het
middelste stovegaatje. Nooit dachten wij daarbij aan
het planten, noch van een „Meiboom", noch van het
kruis.
Eerst veel later vond ik, dat dit korte kruishoutja
de kruisvaan ook vormt, welke o. a. de afbeeldingen
van Johannes den Dooper teekent.
Dit nu heeft mij naderhand wel eens diep getroffen,
met de gedachte, hoe een mensch soms langen tijd de
dingen kan ronddragen met- eigen handen, zonder in
derdaad te verstaan en op te merken. En natuurlijk
is het wèl, dot de kinderen zoo iets nog niet begrijpen,
maar de ouders, de ouderen in het algemeen, die moe
ten, ja mogen zij opmerken, en ter harte nemen! Moge
het zoo met ons wezen, dat wij als kinderen spelen als
een kind, en „gezind zijn als een kind", maar ouder
geworden, leeren verstaan en doorzien.
Echter, waar mej. C. 8. ook spreekt van de beteeke-
nis der Palmpaschen voor de Christenen, en in het bij
zonder naar aanleiding van het Doornsche voorbeeld,
daar zou ik willen vragen, Is wel die beteekenis hierin
juist Weergegeven, dat n.l. het versierde kruis de her
denking dor opstanding was? Ik meen veeleer: op
Palmzondag is er alleen een herdenking van den in
tocht in Jeruzalem, waar het Kruis verborgen
was in de palmtakken. Dit is wat anders, dan de in
terpretatie, als uitvloeisel van do R. Kath. Paasehvie-
ring, welke opvatting als bestreden meening door mej.
C. S. werd gememoreerd.
Zoodoende is dan de christelijke hoofdgedachte niet.
dat het versierde kruis van opstanding spreekt, (zooals
bijv. een Gezang zegt: „Maar 'tkruis werd ons de
boom van 't leven") maar alleen de verhouding der
menschen tot den koning der wereldvan het
menschenhart, dat als het volk van Israël de palmtak
ken ronddraagt, terwijl het kruis reeds wordt voorbe
reid; dat nu roept „Hosanna", en straks „Kruist
Hem!" Dit is en blijft trouwens de groote prediking
van den Palmzondag.
En nu zeg ik dit alles niet t-ot bestrijding, maar ter
overweging, en gedreven door belangstelling in die
studie, welke oude herinneringen wekte; en bij de er
varing, dat nieuw verstaan en doorzien van het onbe-
grepene of misverstane niet onmogelijk is.
Daarvoor ten slotte nog een sterk voorbeeld van een
oud Paasch-versje, dat mij steeds is bijgebleven.
Wij zongen denzelfden regel, door mej. C. S. aan
gehaald, maar daaraan ging iets vooraf. Onafgebro
ken klonk het bij den rondgang der Palmpaschen in
voortdurend eentonig gezang, van slechts 3 tonen (al
is dit een contradictio in terminus letterlijk). Maar
Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK,
bewerkt door J, P. WESSELINK—VAN ROSSUM
84) o—
Het duurde een poos, voordat hij zijn goede stem
ming terug gevonden had, en hij was er Ada Moll
dankbaar voor, dat zij kalm en afwachtend bleef en
zijne gedachten niet met opzet op haar leidde.
Hot was vier uur, toen Frank Nehls met Ada Moll
nanr de Kleiststrnsse reed. Hij wilde haar slechts bo
ven brengen en dan naar huis rijden, om daar te zijn
als Pieps kwam.
„Ik dank je voor deze laatste uren vandaag", zei hij
kort voor het uitstappen. „Het zijn de stilste en
schoonste van mijn leven. Ze waren geheel vervuld
door het tegenwoordige, geheel doordrongen van jou.
Het is mij of deze twee uren de eenige zijn, welke ik
werkelijk heb gehad."
Hij drukte een kus op haar hand, zooals hij waar
schijnlijk nog nooit de hand eener vrouw had gekust,
vol dankbaren, eerbiedigen schroom. Glimlachend
voegde hü er aan toe: „Er zijn werkelijk Octoberda-
gen, welke warnier, stralender en schooner zijn, dan de
stralendste zomerdagen."
Toen hij zich nog eens eerbiedig over haar hand
boog, zag zij door het neergelaten portierraam, hoe de
zon gloedrood achter de daken verdween, en slechts
een melkgrauw,'koud laken, koud als een doodskleed,
achter zich liet.
Zij rilde.
Met een ^korte, hartstochtelijke beweging, drakte
zij Frank Nobis' vingers tegen haar wang.
Groot on machtig bloeide de liefde tot. hem in haar
hart op bezielde haar geheel en gaf haar de kracht
2ru y ge rul te huigen voor de duistere wetten van het
noodlot.
iNog voor dat Ada Moll den -sleutel in het slot- stak,
werd de deur van kinnen opengerukt en Felix stond
bleek, met ontsteld gelaat, in de vestibule.
Het bevredigde ons niettemin volkomen en het zou 't
mij nu nog doen
Pallem pallem Paschen,
Koerei, koerei,
Eón in het wit,
Eén in het zwart,
O, wat een mooie Pallempaschen is dat!
Het laatste woordje „dat", onderscheiden van „dit"
bij mej. C. S. moest natuurlijk in zuiveren volksrijm
correspondeeren met „zwart".
Maar weet gij, wat ik nu veel later hiervan weer
verstaan heb? Dit koerei, koerei, volkomen onver
klaarbaar woord voor ons kindervexstand, moet de
aanhef zijn van het eeuwenoude „Kierei Eleison"; let
terlijk vertaald: „Heere verlos ons!" of „erbarm u,
Ileere 1"
Maar dan is het verder voor mij ook niet meer twij
felachtig, wat met de beide volgende regels is bedoeld,
waar „één in het wit en één in het zwart" naast den
Ileere worden genoemd. Ja, ik zou meenen dat dit
de eenig aannemelijke verklaring voor het vervolg
moet wezenDe „ééne in het wit," is de gekruisig
de moordenaar, naar men gewoonlijk zegt, aan 's Hee-
ren rechter zijde, wien het- paradijs is beloofd, terwijl
hij aan het kruis hing, en die „met de witte kleederen
des heils" is bekleed door den Heiland. Terwijl dan
anderzijds de „ééne in het zwart" de andere moet be-
teekenen, die in lasterlijk ongeloof van den Heer
slechts de aardsehe bevrijding van bet- kruis vroeg.
Met mej. 0. S. wil ik van harte wenschen, dat de
„voorliefde voor de Palmpaasch verlevendigd" moge
worden, en dat in de „eeuw van het kind" dit vriende
lijk kinderspel niet verdwijne.
Maar allermeest zou ik nog wenschen wanneer
straks de kinderen weer rondgaan, en ook nog weer
het bovenbedoelde oude liedje aanheffen, dat er ook
zijn mochten, die er dezen zin in verstaan, deze zeer
ernstige roepstem, in en naast het „Kierei Eleison."
Wij weten het t-och allen wel, dat eT soms „een diepe
zin ligt in het kinderspel"; maar mogen wij ook be
luisteren de roepstem Gods, zoo die daar weeT uit der
kind'ren mond voortkomt; en daarbij de vraag ter har
te nemen, ons hierin voorgelegd, of wij zelf zijn als
dien „één in het wit", of die „één in het zwart".
Immers dan mocht het in waarheid heeten„O,
wat een mooie Palmpaschen was dat"!
E. (T.) B.
VOOR DE DAMES.
Kijkjes iu de Modewereld.
De broekrok, die tegenwoordig zooveel beweging ia
de modewereld brengt, blijkt evenwel niet zoo'n nou
veauté te zijn als men wel denkt. Integendeel, door alle
eeuwen heen is dit kleedingstuk van tijd tot tijd op
hot wereldtooneel verschenen. Van de bekende nei
ging der vrouw om mannenkleeren aan te trekken
een neiging, die vooral veel voorgekomen schijnt te
zijn bij ontwikkelde vrouwen o. a. bij George Sand en
Rosa Bonheur wordt in den bijbel al melding ge
maakt. „Het kleed eens mans" zoo heet het in het
vijfde boek van Mozes, „zal niet zijn aan eene vrouw,
enz."
Heel groot zal het verschil tusschen mannen- en
vrouwenkleeren in den overouden tijd echter niet ge
weest zijn. In den tijd toen vrouwen mee oorlog voer
den of, zooals in het oude Rome geschiedde acrobati
sche toeren verrichten, gold de broek geenszins als een
ongepast kleedingstuk. Het kwam meermalen voor,
dat vrouwen, die geen bescherming hadden in tijden,
waarin ellende, oorlog en nood heerschten, mannen
kleeren aantrokken om haar geslacht te verbergen.
Heeft het Rococo geheel in het teeken der vrouw
gestaan, de groote revolutie, in welker tijd het amazo
ne-type in de mode was, riep een brutale mannelijk
heid bij de vrouwen te voorschijn. In den Biedermeyer-
t-ijd heeft de man de vrouw voor het laatst in de mode
concurrentie aangedaan.
De broek-rok trad eerst in den laat-renaissance-tüjd
te voorschijn. Een Italiaan, met name Grossino be
schrijft- in een brief het dragen van genoemd klee
dingstuk bij een feest in Rome en spreekt o. a. van
een groote massa dames, die ongeveer als mannen ge
kleed waren en op paarden en muilezels aangekomen
waren. Tot ver in de achttiende eeuw ontdekken wij
in mémoires en romans telkens weer schoonen in man-
nenkleeding en men heeft met recht op het merkwaar
dige ervan gewezen, dat de interessante vrouwen in
Goethe's „Wilhelm Meister" bijna allen broeken
dragen.
Reeds eeuwen geleden kwamen er in do couranten
berichten voor over vrouwen, die een mannenbroek
aanhadden. Zoo b.v. wordt er gemeld, dat er eens in
Keulen een dergelijke vrouw is gezien, die uit Parijs
kwam, gevangen genomen werd omdat men haar eerst
voor een spion hield, maar weer werd losgelaten, toen
haar onschuld bewezen was.
De achttiende eeuw kan op menige vrouw, die den
broek droeg, bogen. Daar heeft men b. v. Keizerin
Elisabeth van Rusland, wier reusachtige garde-robe
niet minder dan duizend mannencostumes bevatte, en
haar groote opvolgster op den Czarentroon, Keizerin
Catharina, die in volle uniform bij de troepenrevue
verscheen. Ook de grillige Marie-Antoinette hield er
van in mannenkleeren haar eigen weg te gaan of
openbare gemaskerde bals te bezoeken en zij heeft in
„Ik ben hier al voor den derden keer, ik ben in den
schouwburg geweest-, tehuis, ik heb overal heen gete
lefoneerd, eindelijk
„Wat is er gebeurd?" Frank Nehls werd bleek, en
dacht, hij wist zelf niet waarom, aan zijn vrouw, wie
iets overkomen moest zijn.
Hij stond nu in de licht-bruine kamer in hoed en
jas en las het telegram, dat Felix hem zonder een
woord te zeggen voorhield.
„Het is het vierde en de laatste in twee uren",
fluisterde hij.
„Pieps nog niet tot. bewustzijn gekomen. Geen noe
menswaardige verwondingen; Ziskyni bijna opgege
ven. Wacht u kwart- over acht station Glüwen. Ar-
nulf, Paulsin."
Het gezicht van Frank Nehls werd groen. Zijn
oog'en lagen als dood in de diepe holten.
Hij draaide het telegram om en om, „ja.natuur
lijk. jn. dat was duidelijk.
Ada Moll nam hem het telegram uit de hand, dwong
hem met haar handen op een leuningstoel, haalde een
glas water uit de eetkamer en zette het glas aan zijn
lippen.
Folix sloeg met zijn vuist op de piano, dat de snaren
snorrend ldonken.
„Hoe kon jo dezen lummel, dezen. Hoe kon je
toestaan. Waarom hen je zelf dan niet meegerend.
Waarom?"
Ada Moll greep hem bij de hand, gebiedend met
vlammende oogen stond zij voor hem: „Nu zwijgt gij.
Gij doodt den man.
„Ik dood den man! Ik? Hij heeft zijn kind laten
dooden, omdat hij bang was mijnheer den baron de
deur uit te zetten, die met zulke plannen tot hem
kwam. Angst, dat mijnheer de baron zich nog zou te
rugtrekken met zijn twintig duizend gulden jaarlijks,
daarvoor had hij angst, niet daarvoor, dat zijn kind.
Ada Moll legde haar krachtige hand op zijn mond,
zoodat die als een ijzeren plaat- op zijn lippen drukte.
„Gij zijt krankzinnig! Gij maakt hem verwijten!
Hem, die hotgoen hem het liefst is, in doodsgevaar
weet
do geleerde Christina van Zweden, die tijdens den der-
tigjareu oorlog regeerde, eon bekende voorgangster
gehad. Is het dan een wonder, dat het kleedingstuk,
dat van tijd tot tijd door vrouwen gedragen werd,
thans weer eens de aandacht op zich vestigt, al is het
dan onder een anderen naam en eenigszins gemas
keerd door een rok?
Ten slotte zij er nog op geweren, dat door alle tijden
heen op het toonecd de vrouwen in mannenkleeren ver
schenen zijn. Hoeveel operettes zijn er nog heden niet,
waarin vrouwen meespelen, die een heerencostuum
dragen?
No. 885.
Dr. Z. MACH.
abcdefgh
Mat in 2 zetten.
Oplossing van No. 282 (N. MAXIMOW).
1 T f4 f2 enz.
Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom,
F. Böttger, O. Bramer, G. van Dort, G. Imhiilsen, G.
van Stam en. C. Visser allen te Alkmaar; Mr. Ch.
Enschedé te Haarlem, P. Bakker, Jos. de Koning en
H. Weenink te Amsterdam, G. H. B. Hogewind te
Utrecht-, J. Vijzelaar te 's-Gravenhage, C. J. Ooster-
holt te Delft, J. Deuzeman te Frederiksoord, J. Reeser
te Voorburg, A. Tates te Heiloo, G. Fijth Jr. te Bun-
nik, H. Strick van Kinschoten te Rijswijk en O.
Boomsma te Kampen.
Van No. 277a (1 D bl b4 enz.), waarvan wij ei
genlijk geen oplossing verwachtten, ontvingen wij nog
goede oplossingen van de meesten der bovenstaande
heeren. Bovendien van dezen 2zet alleen van den
heer Jb. Boldewijn te Koedijk.
No. 285 vonden wij met een aantal andere opga
ven van denzelfden auteur in letters en cijfers in
„The Times" op diagram afgedrukt. De onvermoei
bare Alain C. White voegt er een korte beschrijving
bij van do praestaties op probleemgebied van den com
ponist, waaruit wij o. a. leeren hoe Dr. Mach zich er
nog meer dan zijne, landgenooten op toelegt eenvoud
en elegance in de stelling te verkrijgen. Met zijn
jeugdigen vriend Ha vel verbande hij alle witte pion
nen, terwijl de zwarte als een noodzakelijk kwaad wer
den beschouwd, dat Havel nog vaker dan Mach wist
te vermijden.
In het algemeen zou zulk een poging tot onbedui
dend knutselwerk leiden, doch waar zij, zooals bij Dr.
Mach, gepaard gaat met een groote frischheid in ge
dachte en inhoud, maakt zij een hoogst aangenamen
indruk, omdat een elegante constructie een verhoog
den glans bijzet aan een schitterende gedachte.
Wij voor ons hebben grooten eerbied voor de Bo-
heemsche school, indien deze, zooals bij Dr. Mach,
groote elegance aan degelijken inhoud en eene fraaie
„probleem"gedachte paart. Doch vaak leidt zij tot
opgaven, die o. i. onbeduidend blijven, al zijn zij ele
gant bewerkt, omdat het laatste het eenige doel van
den auteur schijnt te zijn. En dan stellen wij dat
probleem hooger, waarin alle elegance ontbreekt, doch
dat een schitterend thema vertoont. Vooreerst, omdat
wij het laatste hooger stellen en dan omdat het altijd
de vraag is of dit met „Boheemsche" elegance was te
combineeren.
Ziedaar echter een onderwerp waarover wij tot in
den treure zouden kunnen blijven redeneeren en....
waar reeds tot in den treure over geredeneerd is. Of
do wel een der strijdvragen op probleemgebied, die o.i.
de „probleemwereld" zullen blijven beroeren, totdat al
les wat wij nu het schoonste achten in de problema
tiek te vuur en te zwaard verwoest is. In geestelij
ken zin altijd!
In ieder geval hier past ons het zwijgen, daarvan
zijn wij overtuigd.
C. J. O. te D. Alles in goede orde ontvangen, ter
wijl alles zal geschieden, zooals u het wenscht. Wees
zoo goed ons te verontschuldigen voor wat betreft het-
verzuimen van het vermelden der oplossingen.
AARD APP! LVFKB OTTW
Onze landbouwkundige correspondent nchrijft:
Door de hooge prijzen, die men tegenwoordig voor
aardappelen geeft, is het wel te voorspellen, dat in
1911 meerdere akkers voor aardappelverbouw zullen
genomen worden dan 't vorige jaar. Bij een behoor
lijke opbrengst is de aardappel tegenwoordig dan ook
een winstgevend gewas. Nu loopt de opbrengst in de
verschillende dealen van ons land nog al uiteen, wat
natuurlijk voor de hand ligt, daar grondsoort en
vruchtbaarheid uit elkaar loopen. Ook de soort, die
men kweekt regelt de opbrengst. In 't algemeen houdt
do aardappel van een goed bewerkten vruchtbaren
grond, ,,'t Is een echte lcaliplant," hoort men dikwijls
zeggen. Zeker! Ruim 00 van haar asch is kali. Bij
de bemesting mag de kali dan ook niet vergeten wor
den. Toch mag de landbouwer elk kalizout maar niet
uitstrooien, wanneer het hem past. De aardappel is
zeer gevoelig voor chloor. Dit verlaagt het zetmeelge-
halte, maakt het blad geel en kroes en vermindert de
smakelijkheid. Daarom moet dan ook de kalimest of
kainiet voor den winter uitgestrooid zijn. Het chloor
heeft dan tijd naar den ondergrond weg te zakken.
Kali wordt door den grond vastgehouden, zoodat
men voor verlies niet behoeft te vreezen. In 't voor
jaar moet men een chloorvrij kalizout uitstrooien eu
daarvoor neme men patentkali. Voor een ruime oogst
is kali alleen niet voldoende, ook phosphorzuur en
stikstof is noodig. Nu vraagt de aardappel minder
phosphorzuur dan kali. De getallen 3 en 2 geven vrij
goed de verhouding aan. Op zandgrond neemt men
meest stukken meel, terwijl superphosphaat beter voor
kleigronden past. Is de aardappel gepoot dan rest
ons nog het geven van de stikstofmest. Hiermee is
men om de duurte soms wat al te zuinig, en toch kan
een volledige bemesting wel uit. 't Vorige jaar had
men te Znidbarge 't volgende aardappelproefveld. Be
mesting per H. A. 800 K.G. slakkenmeel plus 600 K.G.
patentkali plus 2000 K.G. gebluschte kalk.
Als stikstofmeststof was chili en zwavelzure ammo
niak genomen.
Opbrengst:
perceel I chili 400 K.G. 15,85 stikstof;
perceel TI zwavelzure ammoniak 312 K.G. 20,3
perceel III geen stikstof.
Dikkers. Poters. Kriel. Totaal.
Pereeel I 310 H L. 60 80 450 H L.
Perceel II 270 H.L. 70 50 390 H-L.
Perceel III 170 H.L. 80 60 310 H.L.
Perceel I en III gaf dus een verschil van 140 H.I.
Laten we nu maar ruim rekenen voor de kleinen en
100 IT.L. verkoopbare aardappelen nemen. Perceel I
bracht dus de ILL. a 1,5 rekende 150 meer op dan
perceel III. Dit- verminderd met de 4 baal chili had
men toch op het chiliperceel 100 voordeel.
Ingezonden mededeelingen.
Abnormale verschijnselen der urine en moeite bij de
loozing, blazen onder de oogen en zwellingen der lede
maten, graveel, rheumatische aandoeningen, pijn in
den rug en de lendenen, slapeloosheid, afgematheid,
voortdurende hoofdpijn. Dit zijn kent-eekenen, die niet
veronachtzaamd mogen worden.
Want zij zijn waarschuwingen der natuur, dat de
nieren het bloed niet behoorlijk zuiveren zij zijn
een smeekbede van de nieren om hulp. En als die hulp
niet spoedig verleend wordt, treden ernstige ziekten
op als niersteen, waterzucht, jicht, rheumat-iek, ontste
king der nieren cn blaas, enz., welke moeten volgen
door het verwaarloozen van de ziekteverschijnselen der
nieren.
Begint nog heden u te genezen door Foster's Rug
pijn Nieren Pillen, het- speciale geneesmiddel voor do
nieren en dan ook alleen voor de nieren. Laat uw
kwaal niet toenemen, doch staat er tevens op de echte
Foster's Rugpijn Nieren Pillen te krijgen, het be
trouwbare en veilige nieren-geneesmiddel.
Zij zijn kenbaar aan het. handelsmerk de man
met- zijn handen in de lendenen op het etiket en te
Alkmaar verkrijgbaar bij de heeren Nierop Slothou-
ber, Langestraat 83. Toezending geschiedt franco na
ontvangst van postwissel a 1.75 voor één of 10
voor zes doozen.
Met beide handen rukte Felix de vingers van Ada
Moll van zijn lippen. „Van wien het liefst? Zijn
liefste?"
Hij lachte spottend, luid en gillend.
„Z ij n liefste zijt- gij misschien, zijn roem, zijn stuk,
weet ik het, Pieps was niet het liefste, wat hij bezat.
O, nee.n! Ik. verstaat gij, ik. ik had niets
anders dan haar! Ik hij niet! Als zij sterft dan is
voor mij alles uit, begrijpt gij het goed, voor mij,
niet voor hem."
Ada Moll was bij zijn eerste woorden van hem terug
getreden, en strekte afwerend de hand uit: „Gij liegt,
jn, gij liegt
Zij snelde naar Frank Nehls, knieldo bij zijn stoel
neer en legde haar arm om zijn schouders. Zij wist,
dat het 't beste in hem was, het- diepste en reinste:
dat mocht niet miskend en bezoedeld worden.
Dat was, wat haar eigen gevoel adelde, dat was iets
waarvoor zij zich met uitgespreide armen plaatste om
het te beschermen, het- slijk met haar eigen lichaam
op te vangen.
„Maar zeg hem toch, dat het niet waar is zeg
hem toch, dat hij liegt. Hoe durft hij u beschimpen,
hoe durft hijMaar zeg hem toch, dat ik niets
voor je ben. Het is slechts een liaison, begrijpt gij,
mijnheer Frank! Een liaison, zooals hij er voor mij
zooveel heeft gehad, zooals hij er nog vele na mij zal
hebbenIets, wat niet telt in zijn leven, wat men
morgen niet groet, niet kent. begrijpt gij dat goed?
En dat noemt gij in een adem met zijn kind.
Zij tastte om zich heen, alsof zij naar een voorwerp
zocht om het in het gezicht te slingeren, naar de lip
pen die zoo schaamteloos aan het heiligste raakten,
wat deze vader bezat.
Evenals zij gisteren avond voor hem was opgeko
men, mot- alles wat do natuur haar aan kracht en
hartstocht had gegeven om den vriend te redden voor
een onverdiende, smadelijke nederlaag, evenals zij op
een later uur zichzelf ten offer bracht om den geliefde
van wanhoop te redden, zoo hoopte zij nu op zichzelf,
al de verachting der wereld om voor hem de onaan
tastbaarheid zijner liefde el» vader te redden.
Frank Nehls stond op. Het bloed keerde langzaam
in zijn wangen terug, alleen zijn rug wilde zich nog
niet oprichten en er was iets van den grijsaard in,
zooals hij de hand uitstrekte en ze krachteloos op de
tafel liet vallen om zich daaraan t-e steunen.
„Gjj beiden weet niet, wat gij zegt", kwam zwaar en
langzaam van zijn lippen. „Want gij zijt beiden jong
zoo heel veel jonger dan ik."
„Vergeef mij", fluisterde Felix, zonder Ada Moll
aan te zien.
Zij maakte een afwerende beweging. „Op mij
komt het nu in het. geheel niet. aan", zeide zij ruw.
„Neen. Op geen van ons. Waar ligt Glöwen?
Wanneer vertrekt de trein?" Frank Nehls vroeg we
der scherp en meesterachtig.
„Gij moet om hals zes aan het Lehrter station ver
trekken. Te kwart over acht komt gij aan.''
Felix gaf zich moeite den drogen, zakelijken toon
van zijn broer te volgen.
„Wanneer kreeg je het eerste bericht-?"
„Ongeveer half t-wee. Filer kwam opzettelijk van
de beurs. Paulsin had hem getelegrafeerd en hem
verzocht je door mij er voorzichtig kennis van te ge
ven."
„Heb je dat eerste telegram? Geef hier."
Aarzelend reikte Felix een der telegrammen, welke
hij uit zijn borstzak haalde, over.
„Gauw wat", gebood Frank Nehls nu, en ging zit
ten.
„Hier."
„Ziskyni bij het zien van mijn auto, den chauffeur
het stuur uit de hand gerukt, met een snelheid van
ongeveer zestig kilometer voortgesneld. Reed nu met
opzet heel langzaam, opdat ook hij zijn snelheid ver
minderen zou. Ziskyni oogenschijnlijk hoofd verlo
ren, zijn machine in bochten, kleine helling naar bene
den, botsing tegen de steenen borstwering der brug.
Auto slaat om. Ziskyni gevonden ondeT de brug in
cle uitgedroogde beek. Juffrouw Nehls bewusteloos op
het aardappelenveld. Chauffeur onder de auto met.
breuken. Breng nu dokter naar de plaats van het on
geval. Verzoek door Frank de familie omzichtig voor
te bereiden. Verdere berichten regelrecht. Ranke-
strasse."
(Wordt vorvolgd).