Alkmaarsche Courant Palmpaasch. Noordhollandsch Landbouwcrediet. HYPOTHEKEN. Zaterdag 8 April 1911. FEUILLETON. Het Geuden Bed Seha*aki*gii3E*ieki> w m De waarschuwing der nieren. ~A D VERTRVTIEN. *1 mm m mi m m 1 m. mm. VAN (Ingezonden). Vergun mij, geachte heer redacteur, eenige korte opmerkingen in uw veelgelezen blad, naar aanleiding der belangwekkende folkloristische studie dienaan gaande in het nummer van 1 April j.l. Bij voorbaat de gebruikelijke dank voor plaatsing. Hoe vele treffende bijzonderheden, welko daar uit de jonge wetenschap der folklore tot ons komen, ook hier op dit terrein! En waar in het heden nu een maal het verleden ligt, en zijn kracht telkens open baart, daar kan omgekeerd die studie van het verleden zooveel licht geven voor eigen tijd, en toekomstigen weg. Het meest frappeerde mij de menging van heiden- sche en christelijke factoren in dat oud gebruik, waar van mej. C. S. melding maakt, (hoewel dit mij niet onbekend was). Het voorbeeld door Dr. van de Graft uit Doorn bijgebracht, riep mij nu in herinnering hoe wij als kinderen in Alkmaar toch diezelfde elementen van christelijk geloof in onze Palmpaschen bewaarden. Hooren wij, dat in Doorn, een dey eerst gekersten de en bewerkte plaatsen in ons vaderland, men de Palmpaasch „onttakelde van al wat te zeer aan Hei dendom' herinnerde, om er als een versierd kruis, de opstanding -pree te herdenken", dan komt mij voor den geest de mengeling van heidendom en christendom te Alkmaar in deze materie. Ik weet eigenlijk niet, of het gebruik sedert een twintig of vijf en twintig jaar, dat ik het zag, ook veranderd is. Waar echter mej. C. S. spreekt van Alkmaar als in dit opzicht „bevoor recht oord voor kinderen", en later nog vermeldt, dat daar „tot nu toe de Palmpaasch in eere bleef", en zij zelve ieder jaar de groepjes kinderen ontmoet met hun Palmpasehen, daar meen ik dat het volgende ook allicht hier en daar nog in zwang is gebleven. Wij droegen dan als kinderen een -zwakken kruis vorm, maar in mijn herinnering' onderst boven, zóó dat het lange gedeelte omhoog stak, en daaraan prijkten de „zwaan", de sinaasappel, de ronde koeken en ge kleurde vlaggetjes. Ik dacht destijds, dat dit korte dwarshoutje van den kruisvorm zoowat voor practisch gebruik diende: wij zetten de Palmpaasch in een hoek van de kamer of onder den schoorsteenmantel, waar dan juist de kachel gewoonlijk was weggenomen; en daarbij diende een stoof tot voetstuk, zóó dat het genoemde dwarshoutje het verzakken voorkwam in het middelste stovegaatje. Nooit dachten wij daarbij aan het planten, noch van een „Meiboom", noch van het kruis. Eerst veel later vond ik, dat dit korte kruishoutja de kruisvaan ook vormt, welke o. a. de afbeeldingen van Johannes den Dooper teekent. Dit nu heeft mij naderhand wel eens diep getroffen, met de gedachte, hoe een mensch soms langen tijd de dingen kan ronddragen met- eigen handen, zonder in derdaad te verstaan en op te merken. En natuurlijk is het wèl, dot de kinderen zoo iets nog niet begrijpen, maar de ouders, de ouderen in het algemeen, die moe ten, ja mogen zij opmerken, en ter harte nemen! Moge het zoo met ons wezen, dat wij als kinderen spelen als een kind, en „gezind zijn als een kind", maar ouder geworden, leeren verstaan en doorzien. Echter, waar mej. C. 8. ook spreekt van de beteeke- nis der Palmpaschen voor de Christenen, en in het bij zonder naar aanleiding van het Doornsche voorbeeld, daar zou ik willen vragen, Is wel die beteekenis hierin juist Weergegeven, dat n.l. het versierde kruis de her denking dor opstanding was? Ik meen veeleer: op Palmzondag is er alleen een herdenking van den in tocht in Jeruzalem, waar het Kruis verborgen was in de palmtakken. Dit is wat anders, dan de in terpretatie, als uitvloeisel van do R. Kath. Paasehvie- ring, welke opvatting als bestreden meening door mej. C. S. werd gememoreerd. Zoodoende is dan de christelijke hoofdgedachte niet. dat het versierde kruis van opstanding spreekt, (zooals bijv. een Gezang zegt: „Maar 'tkruis werd ons de boom van 't leven") maar alleen de verhouding der menschen tot den koning der wereldvan het menschenhart, dat als het volk van Israël de palmtak ken ronddraagt, terwijl het kruis reeds wordt voorbe reid; dat nu roept „Hosanna", en straks „Kruist Hem!" Dit is en blijft trouwens de groote prediking van den Palmzondag. En nu zeg ik dit alles niet t-ot bestrijding, maar ter overweging, en gedreven door belangstelling in die studie, welke oude herinneringen wekte; en bij de er varing, dat nieuw verstaan en doorzien van het onbe- grepene of misverstane niet onmogelijk is. Daarvoor ten slotte nog een sterk voorbeeld van een oud Paasch-versje, dat mij steeds is bijgebleven. Wij zongen denzelfden regel, door mej. C. S. aan gehaald, maar daaraan ging iets vooraf. Onafgebro ken klonk het bij den rondgang der Palmpaschen in voortdurend eentonig gezang, van slechts 3 tonen (al is dit een contradictio in terminus letterlijk). Maar Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK, bewerkt door J, P. WESSELINK—VAN ROSSUM 84) o— Het duurde een poos, voordat hij zijn goede stem ming terug gevonden had, en hij was er Ada Moll dankbaar voor, dat zij kalm en afwachtend bleef en zijne gedachten niet met opzet op haar leidde. Hot was vier uur, toen Frank Nehls met Ada Moll nanr de Kleiststrnsse reed. Hij wilde haar slechts bo ven brengen en dan naar huis rijden, om daar te zijn als Pieps kwam. „Ik dank je voor deze laatste uren vandaag", zei hij kort voor het uitstappen. „Het zijn de stilste en schoonste van mijn leven. Ze waren geheel vervuld door het tegenwoordige, geheel doordrongen van jou. Het is mij of deze twee uren de eenige zijn, welke ik werkelijk heb gehad." Hij drukte een kus op haar hand, zooals hij waar schijnlijk nog nooit de hand eener vrouw had gekust, vol dankbaren, eerbiedigen schroom. Glimlachend voegde hü er aan toe: „Er zijn werkelijk Octoberda- gen, welke warnier, stralender en schooner zijn, dan de stralendste zomerdagen." Toen hij zich nog eens eerbiedig over haar hand boog, zag zij door het neergelaten portierraam, hoe de zon gloedrood achter de daken verdween, en slechts een melkgrauw,'koud laken, koud als een doodskleed, achter zich liet. Zij rilde. Met een ^korte, hartstochtelijke beweging, drakte zij Frank Nobis' vingers tegen haar wang. Groot on machtig bloeide de liefde tot. hem in haar hart op bezielde haar geheel en gaf haar de kracht 2ru y ge rul te huigen voor de duistere wetten van het noodlot. iNog voor dat Ada Moll den -sleutel in het slot- stak, werd de deur van kinnen opengerukt en Felix stond bleek, met ontsteld gelaat, in de vestibule. Het bevredigde ons niettemin volkomen en het zou 't mij nu nog doen Pallem pallem Paschen, Koerei, koerei, Eón in het wit, Eén in het zwart, O, wat een mooie Pallempaschen is dat! Het laatste woordje „dat", onderscheiden van „dit" bij mej. C. S. moest natuurlijk in zuiveren volksrijm correspondeeren met „zwart". Maar weet gij, wat ik nu veel later hiervan weer verstaan heb? Dit koerei, koerei, volkomen onver klaarbaar woord voor ons kindervexstand, moet de aanhef zijn van het eeuwenoude „Kierei Eleison"; let terlijk vertaald: „Heere verlos ons!" of „erbarm u, Ileere 1" Maar dan is het verder voor mij ook niet meer twij felachtig, wat met de beide volgende regels is bedoeld, waar „één in het wit en één in het zwart" naast den Ileere worden genoemd. Ja, ik zou meenen dat dit de eenig aannemelijke verklaring voor het vervolg moet wezenDe „ééne in het wit," is de gekruisig de moordenaar, naar men gewoonlijk zegt, aan 's Hee- ren rechter zijde, wien het- paradijs is beloofd, terwijl hij aan het kruis hing, en die „met de witte kleederen des heils" is bekleed door den Heiland. Terwijl dan anderzijds de „ééne in het zwart" de andere moet be- teekenen, die in lasterlijk ongeloof van den Heer slechts de aardsehe bevrijding van bet- kruis vroeg. Met mej. 0. S. wil ik van harte wenschen, dat de „voorliefde voor de Palmpaasch verlevendigd" moge worden, en dat in de „eeuw van het kind" dit vriende lijk kinderspel niet verdwijne. Maar allermeest zou ik nog wenschen wanneer straks de kinderen weer rondgaan, en ook nog weer het bovenbedoelde oude liedje aanheffen, dat er ook zijn mochten, die er dezen zin in verstaan, deze zeer ernstige roepstem, in en naast het „Kierei Eleison." Wij weten het t-och allen wel, dat eT soms „een diepe zin ligt in het kinderspel"; maar mogen wij ook be luisteren de roepstem Gods, zoo die daar weeT uit der kind'ren mond voortkomt; en daarbij de vraag ter har te nemen, ons hierin voorgelegd, of wij zelf zijn als dien „één in het wit", of die „één in het zwart". Immers dan mocht het in waarheid heeten„O, wat een mooie Palmpaschen was dat"! E. (T.) B. VOOR DE DAMES. Kijkjes iu de Modewereld. De broekrok, die tegenwoordig zooveel beweging ia de modewereld brengt, blijkt evenwel niet zoo'n nou veauté te zijn als men wel denkt. Integendeel, door alle eeuwen heen is dit kleedingstuk van tijd tot tijd op hot wereldtooneel verschenen. Van de bekende nei ging der vrouw om mannenkleeren aan te trekken een neiging, die vooral veel voorgekomen schijnt te zijn bij ontwikkelde vrouwen o. a. bij George Sand en Rosa Bonheur wordt in den bijbel al melding ge maakt. „Het kleed eens mans" zoo heet het in het vijfde boek van Mozes, „zal niet zijn aan eene vrouw, enz." Heel groot zal het verschil tusschen mannen- en vrouwenkleeren in den overouden tijd echter niet ge weest zijn. In den tijd toen vrouwen mee oorlog voer den of, zooals in het oude Rome geschiedde acrobati sche toeren verrichten, gold de broek geenszins als een ongepast kleedingstuk. Het kwam meermalen voor, dat vrouwen, die geen bescherming hadden in tijden, waarin ellende, oorlog en nood heerschten, mannen kleeren aantrokken om haar geslacht te verbergen. Heeft het Rococo geheel in het teeken der vrouw gestaan, de groote revolutie, in welker tijd het amazo ne-type in de mode was, riep een brutale mannelijk heid bij de vrouwen te voorschijn. In den Biedermeyer- t-ijd heeft de man de vrouw voor het laatst in de mode concurrentie aangedaan. De broek-rok trad eerst in den laat-renaissance-tüjd te voorschijn. Een Italiaan, met name Grossino be schrijft- in een brief het dragen van genoemd klee dingstuk bij een feest in Rome en spreekt o. a. van een groote massa dames, die ongeveer als mannen ge kleed waren en op paarden en muilezels aangekomen waren. Tot ver in de achttiende eeuw ontdekken wij in mémoires en romans telkens weer schoonen in man- nenkleeding en men heeft met recht op het merkwaar dige ervan gewezen, dat de interessante vrouwen in Goethe's „Wilhelm Meister" bijna allen broeken dragen. Reeds eeuwen geleden kwamen er in do couranten berichten voor over vrouwen, die een mannenbroek aanhadden. Zoo b.v. wordt er gemeld, dat er eens in Keulen een dergelijke vrouw is gezien, die uit Parijs kwam, gevangen genomen werd omdat men haar eerst voor een spion hield, maar weer werd losgelaten, toen haar onschuld bewezen was. De achttiende eeuw kan op menige vrouw, die den broek droeg, bogen. Daar heeft men b. v. Keizerin Elisabeth van Rusland, wier reusachtige garde-robe niet minder dan duizend mannencostumes bevatte, en haar groote opvolgster op den Czarentroon, Keizerin Catharina, die in volle uniform bij de troepenrevue verscheen. Ook de grillige Marie-Antoinette hield er van in mannenkleeren haar eigen weg te gaan of openbare gemaskerde bals te bezoeken en zij heeft in „Ik ben hier al voor den derden keer, ik ben in den schouwburg geweest-, tehuis, ik heb overal heen gete lefoneerd, eindelijk „Wat is er gebeurd?" Frank Nehls werd bleek, en dacht, hij wist zelf niet waarom, aan zijn vrouw, wie iets overkomen moest zijn. Hij stond nu in de licht-bruine kamer in hoed en jas en las het telegram, dat Felix hem zonder een woord te zeggen voorhield. „Het is het vierde en de laatste in twee uren", fluisterde hij. „Pieps nog niet tot. bewustzijn gekomen. Geen noe menswaardige verwondingen; Ziskyni bijna opgege ven. Wacht u kwart- over acht station Glüwen. Ar- nulf, Paulsin." Het gezicht van Frank Nehls werd groen. Zijn oog'en lagen als dood in de diepe holten. Hij draaide het telegram om en om, „ja.natuur lijk. jn. dat was duidelijk. Ada Moll nam hem het telegram uit de hand, dwong hem met haar handen op een leuningstoel, haalde een glas water uit de eetkamer en zette het glas aan zijn lippen. Folix sloeg met zijn vuist op de piano, dat de snaren snorrend ldonken. „Hoe kon jo dezen lummel, dezen. Hoe kon je toestaan. Waarom hen je zelf dan niet meegerend. Waarom?" Ada Moll greep hem bij de hand, gebiedend met vlammende oogen stond zij voor hem: „Nu zwijgt gij. Gij doodt den man. „Ik dood den man! Ik? Hij heeft zijn kind laten dooden, omdat hij bang was mijnheer den baron de deur uit te zetten, die met zulke plannen tot hem kwam. Angst, dat mijnheer de baron zich nog zou te rugtrekken met zijn twintig duizend gulden jaarlijks, daarvoor had hij angst, niet daarvoor, dat zijn kind. Ada Moll legde haar krachtige hand op zijn mond, zoodat die als een ijzeren plaat- op zijn lippen drukte. „Gij zijt krankzinnig! Gij maakt hem verwijten! Hem, die hotgoen hem het liefst is, in doodsgevaar weet do geleerde Christina van Zweden, die tijdens den der- tigjareu oorlog regeerde, eon bekende voorgangster gehad. Is het dan een wonder, dat het kleedingstuk, dat van tijd tot tijd door vrouwen gedragen werd, thans weer eens de aandacht op zich vestigt, al is het dan onder een anderen naam en eenigszins gemas keerd door een rok? Ten slotte zij er nog op geweren, dat door alle tijden heen op het toonecd de vrouwen in mannenkleeren ver schenen zijn. Hoeveel operettes zijn er nog heden niet, waarin vrouwen meespelen, die een heerencostuum dragen? No. 885. Dr. Z. MACH. abcdefgh Mat in 2 zetten. Oplossing van No. 282 (N. MAXIMOW). 1 T f4 f2 enz. Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom, F. Böttger, O. Bramer, G. van Dort, G. Imhiilsen, G. van Stam en. C. Visser allen te Alkmaar; Mr. Ch. Enschedé te Haarlem, P. Bakker, Jos. de Koning en H. Weenink te Amsterdam, G. H. B. Hogewind te Utrecht-, J. Vijzelaar te 's-Gravenhage, C. J. Ooster- holt te Delft, J. Deuzeman te Frederiksoord, J. Reeser te Voorburg, A. Tates te Heiloo, G. Fijth Jr. te Bun- nik, H. Strick van Kinschoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kampen. Van No. 277a (1 D bl b4 enz.), waarvan wij ei genlijk geen oplossing verwachtten, ontvingen wij nog goede oplossingen van de meesten der bovenstaande heeren. Bovendien van dezen 2zet alleen van den heer Jb. Boldewijn te Koedijk. No. 285 vonden wij met een aantal andere opga ven van denzelfden auteur in letters en cijfers in „The Times" op diagram afgedrukt. De onvermoei bare Alain C. White voegt er een korte beschrijving bij van do praestaties op probleemgebied van den com ponist, waaruit wij o. a. leeren hoe Dr. Mach zich er nog meer dan zijne, landgenooten op toelegt eenvoud en elegance in de stelling te verkrijgen. Met zijn jeugdigen vriend Ha vel verbande hij alle witte pion nen, terwijl de zwarte als een noodzakelijk kwaad wer den beschouwd, dat Havel nog vaker dan Mach wist te vermijden. In het algemeen zou zulk een poging tot onbedui dend knutselwerk leiden, doch waar zij, zooals bij Dr. Mach, gepaard gaat met een groote frischheid in ge dachte en inhoud, maakt zij een hoogst aangenamen indruk, omdat een elegante constructie een verhoog den glans bijzet aan een schitterende gedachte. Wij voor ons hebben grooten eerbied voor de Bo- heemsche school, indien deze, zooals bij Dr. Mach, groote elegance aan degelijken inhoud en eene fraaie „probleem"gedachte paart. Doch vaak leidt zij tot opgaven, die o. i. onbeduidend blijven, al zijn zij ele gant bewerkt, omdat het laatste het eenige doel van den auteur schijnt te zijn. En dan stellen wij dat probleem hooger, waarin alle elegance ontbreekt, doch dat een schitterend thema vertoont. Vooreerst, omdat wij het laatste hooger stellen en dan omdat het altijd de vraag is of dit met „Boheemsche" elegance was te combineeren. Ziedaar echter een onderwerp waarover wij tot in den treure zouden kunnen blijven redeneeren en.... waar reeds tot in den treure over geredeneerd is. Of do wel een der strijdvragen op probleemgebied, die o.i. de „probleemwereld" zullen blijven beroeren, totdat al les wat wij nu het schoonste achten in de problema tiek te vuur en te zwaard verwoest is. In geestelij ken zin altijd! In ieder geval hier past ons het zwijgen, daarvan zijn wij overtuigd. C. J. O. te D. Alles in goede orde ontvangen, ter wijl alles zal geschieden, zooals u het wenscht. Wees zoo goed ons te verontschuldigen voor wat betreft het- verzuimen van het vermelden der oplossingen. AARD APP! LVFKB OTTW Onze landbouwkundige correspondent nchrijft: Door de hooge prijzen, die men tegenwoordig voor aardappelen geeft, is het wel te voorspellen, dat in 1911 meerdere akkers voor aardappelverbouw zullen genomen worden dan 't vorige jaar. Bij een behoor lijke opbrengst is de aardappel tegenwoordig dan ook een winstgevend gewas. Nu loopt de opbrengst in de verschillende dealen van ons land nog al uiteen, wat natuurlijk voor de hand ligt, daar grondsoort en vruchtbaarheid uit elkaar loopen. Ook de soort, die men kweekt regelt de opbrengst. In 't algemeen houdt do aardappel van een goed bewerkten vruchtbaren grond, ,,'t Is een echte lcaliplant," hoort men dikwijls zeggen. Zeker! Ruim 00 van haar asch is kali. Bij de bemesting mag de kali dan ook niet vergeten wor den. Toch mag de landbouwer elk kalizout maar niet uitstrooien, wanneer het hem past. De aardappel is zeer gevoelig voor chloor. Dit verlaagt het zetmeelge- halte, maakt het blad geel en kroes en vermindert de smakelijkheid. Daarom moet dan ook de kalimest of kainiet voor den winter uitgestrooid zijn. Het chloor heeft dan tijd naar den ondergrond weg te zakken. Kali wordt door den grond vastgehouden, zoodat men voor verlies niet behoeft te vreezen. In 't voor jaar moet men een chloorvrij kalizout uitstrooien eu daarvoor neme men patentkali. Voor een ruime oogst is kali alleen niet voldoende, ook phosphorzuur en stikstof is noodig. Nu vraagt de aardappel minder phosphorzuur dan kali. De getallen 3 en 2 geven vrij goed de verhouding aan. Op zandgrond neemt men meest stukken meel, terwijl superphosphaat beter voor kleigronden past. Is de aardappel gepoot dan rest ons nog het geven van de stikstofmest. Hiermee is men om de duurte soms wat al te zuinig, en toch kan een volledige bemesting wel uit. 't Vorige jaar had men te Znidbarge 't volgende aardappelproefveld. Be mesting per H. A. 800 K.G. slakkenmeel plus 600 K.G. patentkali plus 2000 K.G. gebluschte kalk. Als stikstofmeststof was chili en zwavelzure ammo niak genomen. Opbrengst: perceel I chili 400 K.G. 15,85 stikstof; perceel TI zwavelzure ammoniak 312 K.G. 20,3 perceel III geen stikstof. Dikkers. Poters. Kriel. Totaal. Pereeel I 310 H L. 60 80 450 H L. Perceel II 270 H.L. 70 50 390 H-L. Perceel III 170 H.L. 80 60 310 H.L. Perceel I en III gaf dus een verschil van 140 H.I. Laten we nu maar ruim rekenen voor de kleinen en 100 IT.L. verkoopbare aardappelen nemen. Perceel I bracht dus de ILL. a 1,5 rekende 150 meer op dan perceel III. Dit- verminderd met de 4 baal chili had men toch op het chiliperceel 100 voordeel. Ingezonden mededeelingen. Abnormale verschijnselen der urine en moeite bij de loozing, blazen onder de oogen en zwellingen der lede maten, graveel, rheumatische aandoeningen, pijn in den rug en de lendenen, slapeloosheid, afgematheid, voortdurende hoofdpijn. Dit zijn kent-eekenen, die niet veronachtzaamd mogen worden. Want zij zijn waarschuwingen der natuur, dat de nieren het bloed niet behoorlijk zuiveren zij zijn een smeekbede van de nieren om hulp. En als die hulp niet spoedig verleend wordt, treden ernstige ziekten op als niersteen, waterzucht, jicht, rheumat-iek, ontste king der nieren cn blaas, enz., welke moeten volgen door het verwaarloozen van de ziekteverschijnselen der nieren. Begint nog heden u te genezen door Foster's Rug pijn Nieren Pillen, het- speciale geneesmiddel voor do nieren en dan ook alleen voor de nieren. Laat uw kwaal niet toenemen, doch staat er tevens op de echte Foster's Rugpijn Nieren Pillen te krijgen, het be trouwbare en veilige nieren-geneesmiddel. Zij zijn kenbaar aan het. handelsmerk de man met- zijn handen in de lendenen op het etiket en te Alkmaar verkrijgbaar bij de heeren Nierop Slothou- ber, Langestraat 83. Toezending geschiedt franco na ontvangst van postwissel a 1.75 voor één of 10 voor zes doozen. Met beide handen rukte Felix de vingers van Ada Moll van zijn lippen. „Van wien het liefst? Zijn liefste?" Hij lachte spottend, luid en gillend. „Z ij n liefste zijt- gij misschien, zijn roem, zijn stuk, weet ik het, Pieps was niet het liefste, wat hij bezat. O, nee.n! Ik. verstaat gij, ik. ik had niets anders dan haar! Ik hij niet! Als zij sterft dan is voor mij alles uit, begrijpt gij het goed, voor mij, niet voor hem." Ada Moll was bij zijn eerste woorden van hem terug getreden, en strekte afwerend de hand uit: „Gij liegt, jn, gij liegt Zij snelde naar Frank Nehls, knieldo bij zijn stoel neer en legde haar arm om zijn schouders. Zij wist, dat het 't beste in hem was, het- diepste en reinste: dat mocht niet miskend en bezoedeld worden. Dat was, wat haar eigen gevoel adelde, dat was iets waarvoor zij zich met uitgespreide armen plaatste om het te beschermen, het- slijk met haar eigen lichaam op te vangen. „Maar zeg hem toch, dat het niet waar is zeg hem toch, dat hij liegt. Hoe durft hij u beschimpen, hoe durft hijMaar zeg hem toch, dat ik niets voor je ben. Het is slechts een liaison, begrijpt gij, mijnheer Frank! Een liaison, zooals hij er voor mij zooveel heeft gehad, zooals hij er nog vele na mij zal hebbenIets, wat niet telt in zijn leven, wat men morgen niet groet, niet kent. begrijpt gij dat goed? En dat noemt gij in een adem met zijn kind. Zij tastte om zich heen, alsof zij naar een voorwerp zocht om het in het gezicht te slingeren, naar de lip pen die zoo schaamteloos aan het heiligste raakten, wat deze vader bezat. Evenals zij gisteren avond voor hem was opgeko men, mot- alles wat do natuur haar aan kracht en hartstocht had gegeven om den vriend te redden voor een onverdiende, smadelijke nederlaag, evenals zij op een later uur zichzelf ten offer bracht om den geliefde van wanhoop te redden, zoo hoopte zij nu op zichzelf, al de verachting der wereld om voor hem de onaan tastbaarheid zijner liefde el» vader te redden. Frank Nehls stond op. Het bloed keerde langzaam in zijn wangen terug, alleen zijn rug wilde zich nog niet oprichten en er was iets van den grijsaard in, zooals hij de hand uitstrekte en ze krachteloos op de tafel liet vallen om zich daaraan t-e steunen. „Gjj beiden weet niet, wat gij zegt", kwam zwaar en langzaam van zijn lippen. „Want gij zijt beiden jong zoo heel veel jonger dan ik." „Vergeef mij", fluisterde Felix, zonder Ada Moll aan te zien. Zij maakte een afwerende beweging. „Op mij komt het nu in het. geheel niet. aan", zeide zij ruw. „Neen. Op geen van ons. Waar ligt Glöwen? Wanneer vertrekt de trein?" Frank Nehls vroeg we der scherp en meesterachtig. „Gij moet om hals zes aan het Lehrter station ver trekken. Te kwart over acht komt gij aan.'' Felix gaf zich moeite den drogen, zakelijken toon van zijn broer te volgen. „Wanneer kreeg je het eerste bericht-?" „Ongeveer half t-wee. Filer kwam opzettelijk van de beurs. Paulsin had hem getelegrafeerd en hem verzocht je door mij er voorzichtig kennis van te ge ven." „Heb je dat eerste telegram? Geef hier." Aarzelend reikte Felix een der telegrammen, welke hij uit zijn borstzak haalde, over. „Gauw wat", gebood Frank Nehls nu, en ging zit ten. „Hier." „Ziskyni bij het zien van mijn auto, den chauffeur het stuur uit de hand gerukt, met een snelheid van ongeveer zestig kilometer voortgesneld. Reed nu met opzet heel langzaam, opdat ook hij zijn snelheid ver minderen zou. Ziskyni oogenschijnlijk hoofd verlo ren, zijn machine in bochten, kleine helling naar bene den, botsing tegen de steenen borstwering der brug. Auto slaat om. Ziskyni gevonden ondeT de brug in cle uitgedroogde beek. Juffrouw Nehls bewusteloos op het aardappelenveld. Chauffeur onder de auto met. breuken. Breng nu dokter naar de plaats van het on geval. Verzoek door Frank de familie omzichtig voor te bereiden. Verdere berichten regelrecht. Ranke- strasse." (Wordt vorvolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 9