DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en dertiende faargang. 1911 DINSDAG APRIL. De moderne Delila. No, 91. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, .Afzonderlijke nummers 3 Cents. Groote Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat, letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. teTlrj °fcbatbaar- Zij'n knap en jeugdig ui- erlyk lokte de dames van avontuur, die, bij het bin nentreden van den winkel, door hem als vanzelf, als het ijzervijlsel door den magneet, werden aangetrok ken Een van dien leeftijd, en die zoo bijzonder veel werk maakte van zijn haar, moest (zoo redeneerden zii vallen it SemnkkeUjk aan haar bekoring ten offer tT' Heaas ecbtf! Juist daarin dwaalden zij. X ALKMAARSCHE COURANT. John Riddel was een jongmensch, die terecht het vertrouwen genoot van zijn patrons, de firma Moon stone Co., juweliers, in wier magazijn hij de betrek king van eerste winkelbediende bekleedde. Hij was nog geen „selfmade man", doch bevond zich op weg er een te worden. Want, zooals wij allen weten, heeft de natuur ook in dit opzicht een"schreefje vóór op do kunst: zij toch maakt den man (zooals hij is) op be trekkelijk zeer jeugdigen leeftijd reeds terwijl de man die zich zolven maken moet, daarmede zelden klaarkomt vóór zijn vijf en veertigste jaar, op zijn vroegst. John Riddel dronk nooit, behalve een glas bier bij zijn eten; hij rookte nooit, en aan snuiven vedslaafd was hij natuurlijk nog veel minder; hij nam nooit iets ter hand in den vorm van een biljartkeu of het moest zijn stijf en gladjes opgerolde parapluie zijn ge weest; en wat betrof een in zoovele jongelieden nood lottige zwakheid voor het schoone geslacht. Doch still Op die punt juist moet ik John Riddel niet boven verdenking achten en dit wel met het oog -pp de buitengewone zorg, door hem besteed aan zijn werkelijk buitengewoon mooi hoofd met haar. aartoe toch vraag^ men een dergelijke zorg, indien het niet is om indruk te maken op de dames Eh toch moet ik mij haasten om John Riddel van een blaam, dien men na het zooeven gezegde wellicht öp hem zou willen werpen, te zuiveren. Reen, hij was geen Don Juan, hij was zelfs geen fladderzieke Lo thario. Indien hij in de bedoelde richting een wezen leken toeleg mocht gekoesterd hebben, dan zou toch slechts één dame zijn doelwit zijn geweest en dit geheel zonder te vragen naar de ijdelheden der vergan kelijkheid, zooals daar zijn schoonheid en jeugd. Veel eer zou hij dan, het oog gevestigd houdende op zoo me nig navolgenswaardig voorbeeld, zijn hart hebben w eggeschonken aan de dochter van zijn patroon, ook al ware deze twintig jaar ouder geweest dan hij zelf, of een lichamelijk gebrek bezittende of een albino zijn. Ongelukkig bezat de heer Moonstone enkel ne ven, die onze held nu eenmaal niet trouwen kon, en die vermoedelijk vóór hem deelgenooten zouden wor den in de zaak. En ziet, nochtans verpleegde hij dat mooie hoofd met haar, en kamde het met een echt schildpadden kam, en trok er met geoefende hand een scheiding in, lijnrecht van zijn voorhoofd tot in den nek, en zalfde het met macassar-olie en andere welrie kende vettigheden. Het glansde dan ook in de zon, even prachtig schier als de kleinoodiën waarover hij waakte. ..Er waren nog andere bedienden in den winkel en bij dezen (het grieft mij het te moeten zeggen) was de heer John Riddel niet bemind. Om twee redenen. ooreerst ontbreekt het den meesten jongelieden aan de rechte waardeering van zóóvele deugden in een standgenoot, als die welke de held van> deze vertelling sierden. En ten tweede was er onder die andere be dienden geen, die niet eens door zorgeloosheid of door onnodzelheid aan de firma Moonstone eenig verlies berokkend had iets wat onzen vriend Riddel nog nooit was overkomen. Vandaar nijd, afgunst, spijtig heid onder de broeders. De weg van een juweliersbediende is (me bedenke het wel) als bezaaid met voetangels en klemmen. Men berekent, dat ongeveer één procent der bezoekers van juweherswinkéls fielten en dieven zijn, die de kust komen verkennen, opi hun kans waar te nemen tot het slaan van een slag. Die personen nu doen zich zóó weinig- als dieven voor, als het hun met behulp van de natuur en kunst slechts mogelijk is; en hierin slagen zij dikwijls zóó volmaakt, dat zelfs de snuggerste win kelier er door misleid kan worden. Want, hoezeer men zich ook heb-be geoefend in omzichtigheid en wantrou wen, het is en blijft mooilijk aan te nemen, dat een leer, die m zijn eigen phaëton voorrijdt, of een da me, die haar gemak neemt in een kales met livreibe diende en blazoen, een vermomde struikroover zou kunnen wezen. Bijgevolg hadden al de overige bedien den der firma Moonstone zich vroeg of laat eens door den -schijn laten bedriegen en hunnen patroon laten opdraaien voor de schade. Eén had er juweelen op zicht gebracht bij een pas gehuwd paar in een der def- ïgs e hotels, en had zijn waar zóó warm weten aan te prijzen, dat de beide tortelduifjes hem van de geheele partij ontlast hadden, na hem in ruil een dosis chloro- staTt L toegediend, die hem uren lang buiten staat had gesteld, van zijn avontuur verslag te doen. mn tweede was door een gansche rooverbende kort weg overrompeld geworden en zoo gevoelig op het hoofd geslagen, dat hij zich van het gebeurde niets herinneren kon. Rog anderen waren bezweken voo deiokstem van volleerde sirenen, en hadden de weelde van éen enkelen kus (of niéts ééns zóó veel) al te duur irij°aten. met de d™ten van hen ^bZd Juist met betrekking tot liet laatstbedoelde -evaar nu, was John Riddel, wegens zijn onkwetsbaarheid sier of u\ T f*6™ ,t0t den heer B(>ltby' den kas" iona-ach,™ 1 Malton het slachtoffer van het jonggehuwde paar met het chloroformfleschje zii zou- was UallnAHH0 ka"S b?bbea gebad: want' Bolt by als hij is, hij vindt niets natuurlijker, dan dat elke dame op hern^ verlieft. Doch wanneer iemand dat la- teie tijdperk is ingetreeden, dat wij (wij die grijs gb. kjial beginnen te worden, bedoel ik) terecht als het tijdperk der rijpheid aanmerken ja, dan eerst weet hij een zoeten lonk of een veelbeloven'den blik op den waren prijs te stellen. Ik wil niet zeggen, dat er niet ook fatsoenlijke, ja, deltige dames waren, die op John Riddel een gunstig oog hadden laten vallen. Ik weet zeer goed, wat er gefluisterd werd in den winkel en daarbuiten: dat namelijk John Riddel niet uit. eigen middelen de som men bestreed, welke hij voor macassar-olie en der,ge lijken uitgaf. Doch ik voor mij weet ook, wat ik daar van te gelooven heb al is de borst van een juwe liersbediende vaak ondoorgrondelijk. Allo praatjes daargelaten, durf ik hier op mijn eer verklaren, dat John Riddel over het algemeen even ongevoelig van hart als schoon van hoofdhaar en aan gezicht was, en dat hij de vrouwelijke bezoeksters van het aan zijn zorg toevertrouwde magazijn niet aanzag on beoordeelde met het oog van een jonkman, maar écuiglijk met dat van den waakhond over onmetelijke schatten. Zoo was zijn eerste gedochte, bij het bin nentreden eener hem nog onbekende dame, niet: „Is f.b. ujuuiOf Is zij leelijk?" maar: „Is zij een- eer- njk koopster 01 is zij een oplichtster?" Ziedaar het iaadseh dat hij met een onafgewenden blik; uit zijn fraai, halt gesloten oogen trachtte te doorgronden. Riet gering men. zal het moeten toestemmen was aldus John Riddel's eigenaardige geschiktheid te achten voor een verantwoordelijke betrekking, in wel ke zijn firma hem dan ook zonder eenige bedenking de aanzienlijkste waarden toevertrouwde. En toch, spijt al zijn verdiensten, toch was John Riddel niet populair, toch heerschte er onder -h-et personeel der iirma vreugde over zijn val; toch was het met heel wat gegichel en onverholen leedvermaak, dat zijn col- lega, de heer Malton, mij de toedracht van John Rid del s val verhaalde. zekeren namiddag hield voor het magazijn der firma Moonstone een brougham stil, met een weduwe er in. Omtrent die brougham kon geenerlei twijfel bestaan; het was een eenvoudig huurrijtuigje; wie dit niet aan het. voertuig zelf gezien had, die zou het aan den koetsier, of op zijn minst aan het paard hebben moeten zien. Dit was op.zich zelf geen kwaad tee lten. Lieden toch, die op eenigszins noemenswaardige schaal op stelen uit zijn (ik spreek hier niet van de stumpords, die een ring of een medaillonnetje trach ten weg te goochelen, en daarbij zonder missen worden betrapt), zulke lieden zijn in den regel zeer kieschkeu ng op liet stuk van rijtuig, ros en livrei. Wat echter wèl argwaan wekte, in John Riddel's waakzaam oog, was de weduwe zelve. Evenals de heer Weller koesterde de heer John Riddel een vooringe nomenheid tegen weduwen althans- in juweliers- Winkels: en dit op niet geheel verwerpelijken grond, aangezien de kleur cn het kleed der droefenis maar al te vaak worden in dienst, geprest als dekmantel van allerhande doortrapte schurkerij. En bovendien was deze weduwe zoo betooverend in haar verschijning, dat .tolm Riddel s zwartste vermoedens daardoor werden gewekt. In elk lokje en vlechtje van haar weelderig ïaai, in elk plooitje van haar zedig* rouwgewaad, las in.! een signaal van gevaar. En zijn gelaat, werd stren ger nog, zijn houding nog te pijnlijker beleefd, toen hij bespeurde, hoe Boltby en Malton hunne oogen op hem gevestigd hadden, om hem op het eerste het beste tee ken van zwakheid te kunnen betrappen. „Ik wou gaarne eens ringen zien", zei de dame op zachten, beschaafden toon. Meteen trok zij een hand schoen uit, en ontblootte zoodoende een poezelig blank handje. Ratuurlijk kon hij niet vermijden dat handje te zien, en ook haar gezicht, nadat zij haar sluier wegge slagen had. Het droeg een uitdrukking van treurig heid, maar tevens van verademing en tevredenheid. Wie kent niet zulke weeuwtjes, di© haar rouwklee deren dragen alsof het bloemen waren, in het volle be- ®eL dat niets haar beter staat dan zwart? „Permitteer, mevrouw", zeide John Riddel, met zijn meest gesuikerde stem, terwijl hij den eenen ring na den anderen over het fijne vingertje der weduwe scnoot. „Ik hoop, dat ik u geen pijn doe?" murmel de Hij. „O neen", zuchtte zij, „volstrekt niet!Och", het zy er op volgen, „het is niet voor mij zelve, dat ik een keus wensch te doen. Het is- voor een nichtje. V ooi' mij heeft al dat moois niets aantrekkelijks meer." i 'T°bn.Eiddei was daarvan volstrekt niet zoo zeker; doch li ij had eens cherp oog, en zou een weggemoffel- den ring terstond gemist hebben van het" bord, ook al ware het or een uit duizend geweest- Eindelijk had de dame haar keus gedaan (het was het duurste ringetje van de geheele partij), en nu haalde zij uit ee.n keurig net taschje een chèque-boekje voor den dag. „Pardon, mevrouw wij nemen geen chèques aan, behalve ahem van oude klanten." „Ru een oude klant ben ik nog niet", zeide zij glimlachend „maar toch had ik gemeend, dat men tegenover menschen van zekeren stand „Mevrouw'', hernam de plichtgetrouwe'jonkman „het spijt, mij onuitsprekelijk maar de finna per mitteert mij niet van dezen regel af te wijken." „Dan zal de firma mijn laatsten six-pence hebben!" s< er s e zij, en meteen haalde zij uit de sierlijkste aller portemonnaies de vereischte som, waarmede haar voorraad aan contanten inderdaad leek uitgeput „Mijn Mam is mevrouw Montfort", zeide zij. „en ik woon bij Do k Bois, den hofkapper. U zult wel zoo vriendelijk zijn, mij den ring in een doosje te laten be zorgen Hiermede stond zij op en verliet den winkel, in het i oorbijgaan zoo het een en ander nog eens even be kijkende, hoofdzakelijk artikelen in rouw. „Knap vrouwtje", dacht John Riddel. Als zij wer kelijk iets in haar schild voert, dan legt zij het bui tengewoon leep aan. Maar misschien doe ik haar on recht arme zielMisschien is zij de braafste aller jonge weduwen!" Den derden morgen kwam de weduwe opnieuw, ste vende recht op onzen vriend af en liet onder zijn oogen haar anker vallen. Thans wenschte zij diaman ten broches te zien - wederom niet voor haar zelve, maar voor een vriendin. Dit nu is bij dames, die er op uit zijn om een onge- lukkigen juwelier een veer uit te trekken, de gewone manier van doen. Zij koopen een ring van tien pond, betalen dien, en komen dan eerst terug om in ernst haar zaakjes te doen. Zij gooien, zooals het heet, een spierinkje uit, om een kabeljauw te vaugen. Zoo iemand ter wereld dit alles wist, dan was het John Riddel. En nochtans koesterde hij ditmaal geen achterdocht, niettegenstaande zijn uiterlijke onge voeligheid voor mevrouw Montfort's bekoorlijkheden, had hij heimelijk een onderzoek ingesteld, en bevon den, dat de bewuste dame werkelijk bij De la Bois den hoogst fashionabelen kapper, op kamers woonde, en wel o-p de eerste verdieping. Hij had dit (het sprak vanzelf) uitsluitend in het belang van de firma ge daan, voor het geval dat de weduwe mocht voortgaan, den winkel met haar klandizie te begunstigen. De broche, waarin de aam© het meest zin had, was zeer kostbaar misschien wel al te kostbaar voor ha re vriendin. Zij aarzelde dan ook wel een weinig, haar keus er- op te vestigen. Zou haar vriendin het niet te duur vinden? Zou zij het wel fraai vinden? Het was een zware verantwoordelijkheid. Wat dacht de heer Riddel er van? De heer Riddel had op dergelijke vragen steeds zijn antwoord gereed. Hij uitte de meening, dat de door mevrouw Montfort gekozen broche ongetwijfeld de elegantste was van de geheele partij, en hij maakte mevrouw Montfort een compliment over haar uitne- menden smaak. Doch wat den prijs betrof daarover kon' natuurlijk slechts diegene oordeelen, die van de financieele middelen van mevrouw Montfort's vrien din op de hoogte was. „O, zij is rijk genoegverklaarde de hupsche we duwe. „Maar liet zij er glimlachend op volgen, „de rijkste dames zijn niet altijd, waar het op koopen aan komt, de soheutigsten zooals- u wel weten zult!" De heer Riddel wist dit niet, zoo verzekerde hijhij had integendeel altoos bevonden, dat de schoone sekse in het algemeen zich niet aan een kleinigheid liet kennenen in dit bijzondere geval hield hij zich over- tuig-d, dat de bewuste dame persoonlijk geen andere dan juist deze broche (hij liet het licht eens op de piachtige steenen spelen) zou hebben uitgekozen. --Er geloot het ook murmelde de weduwe. „En toch.... de verantwoordelijkheidbegrijpt u'wel? Maar ik weet er iets op. Zend u mij al deze broches eens voor een uurtje aan huis, dan kan mijn nicht, die bij mij inwoont, mij een keus helpen doen." De heer Riddel glimlachte en schudde zijn mooie hoofd met haar. Elk lokje daarvan en er waren er duizenden drukte een beleefde, ma-ar besliste wei gering uit. „Dat gaat niet, mevrouw. „Dat gaat wezenlijk met." [Wat? Riet voor een enkel uur? „Reen, mevrouw; niet voor een enkele seconde. Het is mij natuurlijk hoogst pijnlijk, het te moeten zeg gen maar de regels der firma laten zoo iets niet toe. Ik kan u de broches zenden, of ik kan ze u zelf brengen; maar de brenger, wie dan ook, heeft ten sfiengste last, ze niet uit het oog te sverliezen. Da is hier een ijzeren wet, waarvan ik met den besten wil met zou kunnen afwijken." In plaats van boos te worden echt boos, indien zij zelve echt, of valsch boos, indien zij zelve valsch was -stiet het weeuwtje een muzikaal lachje uit, dat het parelblank harer tanden op het voordeeligst deed uitkomen. „Hoe vermakelijk, hahaDat u mij verdenkt van hier broches te willen komen stelen!" .Maar lieve mevrouw", zeide John Riddel „hoe kunt u zoo spreken!Indien het van mij afhing (slimmerd die hij was!) „dan liet ik u alles mee naar huis nemen, wat er in den winkel is!" „U is zeer goed, zeer vriendelijk", hernam zij. „Ei genlijk had ik boos moeten worden, maar. ja ja ik begrijp uwe positie heel goed. Ru, breng u mij dan de broches zelf. En om u alle kwa'de vermoedens te Ontnemen, acht ik het 't. best, dat ge hedenmiddag nog komt. Wüt ge?.... Mijn nicht is dan thuis..,, en op klaarlichten dag behoeft ge toch niet hang te zijn, dat ik u in een roovershol zal lokken!" „Mijn lieve mevrouw!" riep John Riddel ten twee den male, met een nog sterkeren nadruk op het „lie vo' „ik bid u toch!. Ik ben oogenblikkelijk 'tot uw order-s." Zoo? Des te beter. Dan kunt u terstond in mijn „brougham" meerijden." Binnen vijf minuten was alles ingepakt en verge zelde John Riddel de elegante, doch statige figuur in haar rijtuigje. "h^a5, ^aat kÜ waai'achtig met een gravin er van door. fluisterde Malton zijn collega Boltby toe. „Kijk maar eens, hoe hij zijn handen door zijn haar haalt!" „Laat ons hoopen, dat zij het behoorlijk voor hem kammen zal!" antwoordde Boltby, de kaalhoofdige, of ik!" geloof' dat ziJ evenmin een gravin is, als jij maal het magazijn der firma Moonstone Co. binnen geti eden, gij zoudt er John Riddel niet hebben gevon den. Zijn golvende haardos sierde niet langer zijn lessenaar, hoven welken thans gelijk maanlicht na zonneschijn de kale schedel glimmerde van den heer Boltby. En toch was onze held in den winkel. Hij stond achter den toonbank in den versten hoek, op de plaats van den jongsten bediende. Hij stond achter de toonbank met een prik op zijn hoofd. Zijn ei gen moeder zou hem nauwelijks herkend hebben. Hij was gevallen,^ gevallen van zijn eereplaats, en moest den levensstrijd van een juweliersbediende opnieuw be ginnen van de onderste sport der ladder af. Ziehier, hoe. dit was geschied. Mevrouw de weduwe Montfort en haar nicht (een jonge dame, weinig minder bekoorlijk dan zij zelve) bewoonden, gelijk gezegd, kamers op de eerste verdie ping bij den hofkapper, monsieur De la Bois. Door stipte betaling der huur en door niet al te nauw con troleeren van het huishoudboekje hadden zij zich ach ting en toegevendheid van haar gevoelvollen huisheer weten te verworven. Hij zag dan ook, met sympathie ken blik, dat de weduwe iets deerde, dat zij tobde over iets (buiten haar wed-uwestaat) en hij had zich ver- verdriet wel stout, haar te vragen wat die bron van wezen mocht. „Helaas zeide zij, „ik heb een dierbaren en eenigen neef, wiens toestand mij zeer bezorgd maakt. Mij heeft zich overwerkt, en loopt gevaar van her senkoorts. De dokters zeggen, dat, als wij hem er - maar toe konden brengen zijn hoofd te laten scheren, alles zich wel schikken zou want' hij heeft een prachtig hoofd met haar; veel te prachtig eigenlijk. Maar, hoe wij er ook op aandringen, hij wil er niet van scheiden." Dit. roerde de teerste snaar van des kappers gemoed. „Waarde mevrouw", zeide hij, „ontvang de verzeke ring van mijn hartgrondige sympathie ook voor mijnheer, uw neef! Het is een vreeselijk ding, van een prachtigen haardos, zooals u zegt, te moeten schei den Intusschen, wij zouden den jongen heer beter, zachter en vlugger kunnen scheren, dan éénige andere inrichting in het Vereenigd Koninkrijk." „O, om vlugheid' is het hier niet te doen", ant woordde de weduwe haastig; „het komt veel meer o-p zachtheid en op degelijkheid aan. Ik zou wel vijftig pond willen geven, indien Alphons© er toe te bewegen ware. Zoudt gij niet denken, als ik hem op een goe den morgen eens meebracht, dat ge hem onder het mes zoudt kunnen nemen, of hij wilde of niet?" „Inderdaad, mevrouw, dat zou een krasse maatregel wezen. Evenwel indien het tot des jonkmans best wil was. „De dokters verzekeren mij, monsieur De la Bois, dat dit het eenige zou zijn o-m hem te behoeden voor krankzinnigheid. Hij is nu reeds half gek. Hij heeft de zots-te inbeeldingen bij voorbeeld, dat alles wat ik bezit mijn diamanten hij voorbeeld hem toe behoort. Zij zullen hem eenmaal toebehooren, den besten jongen, ten minste", liet zij er met een zucht op volgen, „als hij het leven er afbrengen mag!" „Arm jongmenschEn u zeidet vijftig pond, als ik mij niet vergis?. Wel, ik geloof, dat wij het wel kunnen klaarspelen. Als u dag en uur bepalen wilt, dan zal ik zorgen, dat ik vier van mijn sterkste bedienden gereed heb staan. De rest kunt u dan ge rust aan mij overlaten." „Best! Ik zal hem meenemen om te winkelen. Hij winkelt zoo gaarne. Hij verbeeldt zich soms, zelf een winkelier te zijn.Afgesproken dus. Ik breng hem hier. Ge kent hem onmiddellijk aan zijn prachtig hoofd met haar." UitstekendEn binnen vijf minuten, zal niemand hem meer kennen, madame!" „O maar.... vooral geen overhaasting! Langzaam, maar zeker!" antwoordde zij. Aldus werd dit zaakje beklonken. Bijgevolg .had nauwelijks de. heer John Riddel het salon der bekoorlijke dame betreden en de doos met diamanten broches op de tafel gezt, of daar stormden vier welgebouwde jongelingen binnen, met kammen in het haar en witte schorten voor. Zij pakten hem beet, droegen hem in een achterkamer, bonden hem vast m een stoel en spijt al zijn roepen en zweren, dat hij een juweliersbediende was, en dat hij bestolen werd, schoren zij hem het hoofd. En niet, alleen verrichtten zij deze kunstbewerking- met de meest mogelijke nauwgezetheid, doch zij gun den zich ook den tijd er voor, gelijk mevrouw de we- duwe Montfort hun verzocht had, zoodat deze laatste middelerwijl^ ongemerkt, den aftocht blies, waarna er nooit meer iets van haar werd vernomen noch van iaar, noch van haar nicht, noch van de doos met ju- weelen broches. Rooit, sedert de dagen van Simson, heeft iemand T°ur n ffi scheermes zooveel te lijden gehad, als John Riddel, want niet alleen zijn mooie hoofd met haar, maar ook zijn eervolle betrekking verloor hij. De firma Moonstone Co. wilde niet langer een post van vertrouwen in haar magazijn vervuld laten door iemand, die zich op zóó plompe wijze in de val had la ten lokken, en haar daardoor een verlies van 1000 pd sterling aan diamanten berokkend had. De heeren verHaarden dat, het alles de schuld was van John Riddel s ondragelijke verwaandheid, en dat, indien hij met zooveel werk had gemaakt vaui zijn hoofdhaar, of het maandelijks had laten knippen, zulk een list nooit zou gerijpt zijn m het brein van die moderne Dellia? mevrouw de weduwe Montfort. Maanden verliepen er; doch al waart gij twintig-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5