DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en dertiende faargang.
1911
DINSDAG
APRIL.
De moderne Delila.
No, 91.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
.Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Groote
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat,
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
teTlrj °fcbatbaar- Zij'n knap en jeugdig ui-
erlyk lokte de dames van avontuur, die, bij het bin
nentreden van den winkel, door hem als vanzelf, als
het ijzervijlsel door den magneet, werden aangetrok
ken Een van dien leeftijd, en die zoo bijzonder veel
werk maakte van zijn haar, moest (zoo redeneerden zii
vallen it SemnkkeUjk aan haar bekoring ten offer
tT' Heaas ecbtf! Juist daarin dwaalden zij.
X
ALKMAARSCHE COURANT.
John Riddel was een jongmensch, die terecht het
vertrouwen genoot van zijn patrons, de firma Moon
stone Co., juweliers, in wier magazijn hij de betrek
king van eerste winkelbediende bekleedde. Hij was
nog geen „selfmade man", doch bevond zich op weg er
een te worden. Want, zooals wij allen weten, heeft
de natuur ook in dit opzicht een"schreefje vóór op do
kunst: zij toch maakt den man (zooals hij is) op be
trekkelijk zeer jeugdigen leeftijd reeds terwijl de
man die zich zolven maken moet, daarmede zelden
klaarkomt vóór zijn vijf en veertigste jaar, op zijn
vroegst.
John Riddel dronk nooit, behalve een glas bier bij
zijn eten; hij rookte nooit, en aan snuiven vedslaafd
was hij natuurlijk nog veel minder; hij nam nooit iets
ter hand in den vorm van een biljartkeu of het
moest zijn stijf en gladjes opgerolde parapluie zijn ge
weest; en wat betrof een in zoovele jongelieden nood
lottige zwakheid voor het schoone geslacht.
Doch still Op die punt juist moet ik John Riddel
niet boven verdenking achten en dit wel met het
oog -pp de buitengewone zorg, door hem besteed aan
zijn werkelijk buitengewoon mooi hoofd met haar.
aartoe toch vraag^ men een dergelijke zorg,
indien het niet is om indruk te maken op de dames
Eh toch moet ik mij haasten om John Riddel van
een blaam, dien men na het zooeven gezegde wellicht
öp hem zou willen werpen, te zuiveren. Reen, hij was
geen Don Juan, hij was zelfs geen fladderzieke Lo
thario. Indien hij in de bedoelde richting een wezen
leken toeleg mocht gekoesterd hebben, dan zou toch
slechts één dame zijn doelwit zijn geweest en dit
geheel zonder te vragen naar de ijdelheden der vergan
kelijkheid, zooals daar zijn schoonheid en jeugd. Veel
eer zou hij dan, het oog gevestigd houdende op zoo me
nig navolgenswaardig voorbeeld, zijn hart hebben
w eggeschonken aan de dochter van zijn patroon, ook
al ware deze twintig jaar ouder geweest dan hij zelf,
of een lichamelijk gebrek bezittende of een albino
zijn. Ongelukkig bezat de heer Moonstone enkel ne
ven, die onze held nu eenmaal niet trouwen kon, en
die vermoedelijk vóór hem deelgenooten zouden wor
den in de zaak. En ziet, nochtans verpleegde hij dat
mooie hoofd met haar, en kamde het met een echt
schildpadden kam, en trok er met geoefende hand een
scheiding in, lijnrecht van zijn voorhoofd tot in den
nek, en zalfde het met macassar-olie en andere welrie
kende vettigheden. Het glansde dan ook in de zon,
even prachtig schier als de kleinoodiën waarover hij
waakte.
..Er waren nog andere bedienden in den winkel en
bij dezen (het grieft mij het te moeten zeggen) was
de heer John Riddel niet bemind. Om twee redenen.
ooreerst ontbreekt het den meesten jongelieden aan
de rechte waardeering van zóóvele deugden in een
standgenoot, als die welke de held van> deze vertelling
sierden. En ten tweede was er onder die andere be
dienden geen, die niet eens door zorgeloosheid of door
onnodzelheid aan de firma Moonstone eenig verlies
berokkend had iets wat onzen vriend Riddel nog
nooit was overkomen. Vandaar nijd, afgunst, spijtig
heid onder de broeders.
De weg van een juweliersbediende is (me bedenke
het wel) als bezaaid met voetangels en klemmen. Men
berekent, dat ongeveer één procent der bezoekers van
juweherswinkéls fielten en dieven zijn, die de kust
komen verkennen, opi hun kans waar te nemen tot het
slaan van een slag. Die personen nu doen zich zóó
weinig- als dieven voor, als het hun met behulp van de
natuur en kunst slechts mogelijk is; en hierin slagen
zij dikwijls zóó volmaakt, dat zelfs de snuggerste win
kelier er door misleid kan worden. Want, hoezeer men
zich ook heb-be geoefend in omzichtigheid en wantrou
wen, het is en blijft mooilijk aan te nemen, dat een
leer, die m zijn eigen phaëton voorrijdt, of een da
me, die haar gemak neemt in een kales met livreibe
diende en blazoen, een vermomde struikroover zou
kunnen wezen. Bijgevolg hadden al de overige bedien
den der firma Moonstone zich vroeg of laat eens door
den -schijn laten bedriegen en hunnen patroon laten
opdraaien voor de schade. Eén had er juweelen op
zicht gebracht bij een pas gehuwd paar in een der def-
ïgs e hotels, en had zijn waar zóó warm weten aan te
prijzen, dat de beide tortelduifjes hem van de geheele
partij ontlast hadden, na hem in ruil een dosis chloro-
staTt L toegediend, die hem uren lang buiten
staat had gesteld, van zijn avontuur verslag te doen.
mn tweede was door een gansche rooverbende kort
weg overrompeld geworden en zoo gevoelig op het
hoofd geslagen, dat hij zich van het gebeurde niets
herinneren kon. Rog anderen waren bezweken voo
deiokstem van volleerde sirenen, en hadden de weelde
van éen enkelen kus (of niéts ééns zóó veel) al te duur
irij°aten. met de d™ten van hen ^bZd
Juist met betrekking tot liet laatstbedoelde -evaar
nu, was John Riddel, wegens zijn onkwetsbaarheid
sier of u\ T f*6™ ,t0t den heer B(>ltby' den kas"
iona-ach,™ 1 Malton het slachtoffer van het
jonggehuwde paar met het chloroformfleschje zii zou-
was UallnAHH0 ka"S b?bbea gebad: want' Bolt by
als hij is, hij vindt niets natuurlijker, dan dat elke
dame op hern^ verlieft. Doch wanneer iemand dat la-
teie tijdperk is ingetreeden, dat wij (wij die grijs gb.
kjial beginnen te worden, bedoel ik) terecht als het
tijdperk der rijpheid aanmerken ja, dan eerst weet
hij een zoeten lonk of een veelbeloven'den blik op den
waren prijs te stellen.
Ik wil niet zeggen, dat er niet ook fatsoenlijke, ja,
deltige dames waren, die op John Riddel een gunstig
oog hadden laten vallen. Ik weet zeer goed, wat er
gefluisterd werd in den winkel en daarbuiten: dat
namelijk John Riddel niet uit. eigen middelen de som
men bestreed, welke hij voor macassar-olie en der,ge
lijken uitgaf. Doch ik voor mij weet ook, wat ik daar
van te gelooven heb al is de borst van een juwe
liersbediende vaak ondoorgrondelijk.
Allo praatjes daargelaten, durf ik hier op mijn eer
verklaren, dat John Riddel over het algemeen even
ongevoelig van hart als schoon van hoofdhaar en aan
gezicht was, en dat hij de vrouwelijke bezoeksters van
het aan zijn zorg toevertrouwde magazijn niet aanzag
on beoordeelde met het oog van een jonkman, maar
écuiglijk met dat van den waakhond over onmetelijke
schatten. Zoo was zijn eerste gedochte, bij het bin
nentreden eener hem nog onbekende dame, niet: „Is
f.b. ujuuiOf Is zij leelijk?" maar: „Is zij een- eer-
njk koopster 01 is zij een oplichtster?" Ziedaar
het iaadseh dat hij met een onafgewenden blik; uit zijn
fraai, halt gesloten oogen trachtte te doorgronden.
Riet gering men. zal het moeten toestemmen
was aldus John Riddel's eigenaardige geschiktheid te
achten voor een verantwoordelijke betrekking, in wel
ke zijn firma hem dan ook zonder eenige bedenking
de aanzienlijkste waarden toevertrouwde. En toch,
spijt al zijn verdiensten, toch was John Riddel niet
populair, toch heerschte er onder -h-et personeel der
iirma vreugde over zijn val; toch was het met heel
wat gegichel en onverholen leedvermaak, dat zijn col-
lega, de heer Malton, mij de toedracht van John Rid
del s val verhaalde.
zekeren namiddag hield voor het magazijn der
firma Moonstone een brougham stil, met een weduwe
er in. Omtrent die brougham kon geenerlei twijfel
bestaan; het was een eenvoudig huurrijtuigje; wie dit
niet aan het. voertuig zelf gezien had, die zou het aan
den koetsier, of op zijn minst aan het paard hebben
moeten zien. Dit was op.zich zelf geen kwaad tee
lten. Lieden toch, die op eenigszins noemenswaardige
schaal op stelen uit zijn (ik spreek hier niet van de
stumpords, die een ring of een medaillonnetje trach
ten weg te goochelen, en daarbij zonder missen worden
betrapt), zulke lieden zijn in den regel zeer kieschkeu
ng op liet stuk van rijtuig, ros en livrei.
Wat echter wèl argwaan wekte, in John Riddel's
waakzaam oog, was de weduwe zelve. Evenals de heer
Weller koesterde de heer John Riddel een vooringe
nomenheid tegen weduwen althans- in juweliers-
Winkels: en dit op niet geheel verwerpelijken grond,
aangezien de kleur cn het kleed der droefenis maar al
te vaak worden in dienst, geprest als dekmantel van
allerhande doortrapte schurkerij. En bovendien was
deze weduwe zoo betooverend in haar verschijning, dat
.tolm Riddel s zwartste vermoedens daardoor werden
gewekt. In elk lokje en vlechtje van haar weelderig
ïaai, in elk plooitje van haar zedig* rouwgewaad, las
in.! een signaal van gevaar. En zijn gelaat, werd stren
ger nog, zijn houding nog te pijnlijker beleefd, toen hij
bespeurde, hoe Boltby en Malton hunne oogen op hem
gevestigd hadden, om hem op het eerste het beste tee
ken van zwakheid te kunnen betrappen.
„Ik wou gaarne eens ringen zien", zei de dame op
zachten, beschaafden toon. Meteen trok zij een hand
schoen uit, en ontblootte zoodoende een poezelig blank
handje.
Ratuurlijk kon hij niet vermijden dat handje te
zien, en ook haar gezicht, nadat zij haar sluier wegge
slagen had. Het droeg een uitdrukking van treurig
heid, maar tevens van verademing en tevredenheid.
Wie kent niet zulke weeuwtjes, di© haar rouwklee
deren dragen alsof het bloemen waren, in het volle be-
®eL dat niets haar beter staat dan zwart?
„Permitteer, mevrouw", zeide John Riddel, met zijn
meest gesuikerde stem, terwijl hij den eenen ring na
den anderen over het fijne vingertje der weduwe
scnoot. „Ik hoop, dat ik u geen pijn doe?" murmel
de Hij.
„O neen", zuchtte zij, „volstrekt niet!Och",
het zy er op volgen, „het is niet voor mij zelve, dat ik
een keus wensch te doen. Het is- voor een nichtje.
V ooi' mij heeft al dat moois niets aantrekkelijks
meer."
i 'T°bn.Eiddei was daarvan volstrekt niet zoo zeker;
doch li ij had eens cherp oog, en zou een weggemoffel-
den ring terstond gemist hebben van het" bord, ook al
ware het or een uit duizend geweest-
Eindelijk had de dame haar keus gedaan (het was
het duurste ringetje van de geheele partij), en nu
haalde zij uit ee.n keurig net taschje een chèque-boekje
voor den dag.
„Pardon, mevrouw wij nemen geen chèques aan,
behalve ahem van oude klanten."
„Ru een oude klant ben ik nog niet", zeide zij
glimlachend „maar toch had ik gemeend, dat men
tegenover menschen van zekeren stand
„Mevrouw'', hernam de plichtgetrouwe'jonkman
„het spijt, mij onuitsprekelijk maar de finna per
mitteert mij niet van dezen regel af te wijken."
„Dan zal de firma mijn laatsten six-pence hebben!"
s< er s e zij, en meteen haalde zij uit de sierlijkste
aller portemonnaies de vereischte som, waarmede haar
voorraad aan contanten inderdaad leek uitgeput
„Mijn Mam is mevrouw Montfort", zeide zij. „en ik
woon bij Do k Bois, den hofkapper. U zult wel zoo
vriendelijk zijn, mij den ring in een doosje te laten be
zorgen
Hiermede stond zij op en verliet den winkel, in het
i oorbijgaan zoo het een en ander nog eens even be
kijkende, hoofdzakelijk artikelen in rouw.
„Knap vrouwtje", dacht John Riddel. Als zij wer
kelijk iets in haar schild voert, dan legt zij het bui
tengewoon leep aan. Maar misschien doe ik haar on
recht arme zielMisschien is zij de braafste aller
jonge weduwen!"
Den derden morgen kwam de weduwe opnieuw, ste
vende recht op onzen vriend af en liet onder zijn
oogen haar anker vallen. Thans wenschte zij diaman
ten broches te zien - wederom niet voor haar zelve,
maar voor een vriendin.
Dit nu is bij dames, die er op uit zijn om een onge-
lukkigen juwelier een veer uit te trekken, de gewone
manier van doen. Zij koopen een ring van tien pond,
betalen dien, en komen dan eerst terug om in ernst
haar zaakjes te doen. Zij gooien, zooals het heet, een
spierinkje uit, om een kabeljauw te vaugen.
Zoo iemand ter wereld dit alles wist, dan was het
John Riddel. En nochtans koesterde hij ditmaal geen
achterdocht, niettegenstaande zijn uiterlijke onge
voeligheid voor mevrouw Montfort's bekoorlijkheden,
had hij heimelijk een onderzoek ingesteld, en bevon
den, dat de bewuste dame werkelijk bij De la Bois den
hoogst fashionabelen kapper, op kamers woonde, en
wel o-p de eerste verdieping. Hij had dit (het sprak
vanzelf) uitsluitend in het belang van de firma ge
daan, voor het geval dat de weduwe mocht voortgaan,
den winkel met haar klandizie te begunstigen.
De broche, waarin de aam© het meest zin had, was
zeer kostbaar misschien wel al te kostbaar voor ha
re vriendin. Zij aarzelde dan ook wel een weinig, haar
keus er- op te vestigen. Zou haar vriendin het niet te
duur vinden? Zou zij het wel fraai vinden? Het
was een zware verantwoordelijkheid. Wat dacht de
heer Riddel er van?
De heer Riddel had op dergelijke vragen steeds zijn
antwoord gereed. Hij uitte de meening, dat de door
mevrouw Montfort gekozen broche ongetwijfeld de
elegantste was van de geheele partij, en hij maakte
mevrouw Montfort een compliment over haar uitne-
menden smaak. Doch wat den prijs betrof daarover
kon' natuurlijk slechts diegene oordeelen, die van de
financieele middelen van mevrouw Montfort's vrien
din op de hoogte was.
„O, zij is rijk genoegverklaarde de hupsche we
duwe. „Maar liet zij er glimlachend op volgen, „de
rijkste dames zijn niet altijd, waar het op koopen aan
komt, de soheutigsten zooals- u wel weten zult!"
De heer Riddel wist dit niet, zoo verzekerde hijhij
had integendeel altoos bevonden, dat de schoone sekse
in het algemeen zich niet aan een kleinigheid liet
kennenen in dit bijzondere geval hield hij zich over-
tuig-d, dat de bewuste dame persoonlijk geen andere
dan juist deze broche (hij liet het licht eens op de
piachtige steenen spelen) zou hebben uitgekozen.
--Er geloot het ook murmelde de weduwe. „En
toch.... de verantwoordelijkheidbegrijpt u'wel?
Maar ik weet er iets op. Zend u mij al deze broches
eens voor een uurtje aan huis, dan kan mijn nicht,
die bij mij inwoont, mij een keus helpen doen."
De heer Riddel glimlachte en schudde zijn mooie
hoofd met haar. Elk lokje daarvan en er waren er
duizenden drukte een beleefde, ma-ar besliste wei
gering uit.
„Dat gaat niet, mevrouw. „Dat gaat wezenlijk
met."
[Wat? Riet voor een enkel uur?
„Reen, mevrouw; niet voor een enkele seconde. Het
is mij natuurlijk hoogst pijnlijk, het te moeten zeg
gen maar de regels der firma laten zoo iets niet
toe. Ik kan u de broches zenden, of ik kan ze u zelf
brengen; maar de brenger, wie dan ook, heeft ten
sfiengste last, ze niet uit het oog te sverliezen. Da
is hier een ijzeren wet, waarvan ik met den besten wil
met zou kunnen afwijken."
In plaats van boos te worden echt boos, indien
zij zelve echt, of valsch boos, indien zij zelve valsch
was -stiet het weeuwtje een muzikaal lachje uit, dat
het parelblank harer tanden op het voordeeligst deed
uitkomen.
„Hoe vermakelijk, hahaDat u mij verdenkt van
hier broches te willen komen stelen!"
.Maar lieve mevrouw", zeide John Riddel „hoe
kunt u zoo spreken!Indien het van mij afhing
(slimmerd die hij was!) „dan liet ik u alles mee naar
huis nemen, wat er in den winkel is!"
„U is zeer goed, zeer vriendelijk", hernam zij. „Ei
genlijk had ik boos moeten worden, maar. ja ja ik
begrijp uwe positie heel goed. Ru, breng u mij dan
de broches zelf. En om u alle kwa'de vermoedens te
Ontnemen, acht ik het 't. best, dat ge hedenmiddag nog
komt. Wüt ge?.... Mijn nicht is dan thuis..,, en
op klaarlichten dag behoeft ge toch niet hang te zijn,
dat ik u in een roovershol zal lokken!"
„Mijn lieve mevrouw!" riep John Riddel ten twee
den male, met een nog sterkeren nadruk op het „lie
vo' „ik bid u toch!. Ik ben oogenblikkelijk 'tot
uw order-s."
Zoo? Des te beter. Dan kunt u terstond in mijn
„brougham" meerijden."
Binnen vijf minuten was alles ingepakt en verge
zelde John Riddel de elegante, doch statige figuur in
haar rijtuigje.
"h^a5, ^aat kÜ waai'achtig met een gravin er van
door. fluisterde Malton zijn collega Boltby toe. „Kijk
maar eens, hoe hij zijn handen door zijn haar haalt!"
„Laat ons hoopen, dat zij het behoorlijk voor hem
kammen zal!" antwoordde Boltby, de kaalhoofdige,
of ik!" geloof' dat ziJ evenmin een gravin is, als jij
maal het magazijn der firma Moonstone Co. binnen
geti eden, gij zoudt er John Riddel niet hebben gevon
den. Zijn golvende haardos sierde niet langer zijn
lessenaar, hoven welken thans gelijk maanlicht na
zonneschijn de kale schedel glimmerde van den heer
Boltby. En toch was onze held in den winkel. Hij
stond achter den toonbank in den versten hoek, op de
plaats van den jongsten bediende. Hij stond achter
de toonbank met een prik op zijn hoofd. Zijn ei
gen moeder zou hem nauwelijks herkend hebben. Hij
was gevallen,^ gevallen van zijn eereplaats, en moest
den levensstrijd van een juweliersbediende opnieuw be
ginnen van de onderste sport der ladder af.
Ziehier, hoe. dit was geschied.
Mevrouw de weduwe Montfort en haar nicht (een
jonge dame, weinig minder bekoorlijk dan zij zelve)
bewoonden, gelijk gezegd, kamers op de eerste verdie
ping bij den hofkapper, monsieur De la Bois. Door
stipte betaling der huur en door niet al te nauw con
troleeren van het huishoudboekje hadden zij zich ach
ting en toegevendheid van haar gevoelvollen huisheer
weten te verworven. Hij zag dan ook, met sympathie
ken blik, dat de weduwe iets deerde, dat zij tobde over
iets (buiten haar wed-uwestaat) en hij had zich ver-
verdriet wel
stout, haar te vragen wat die bron van
wezen mocht.
„Helaas zeide zij, „ik heb een dierbaren en
eenigen neef, wiens toestand mij zeer bezorgd maakt.
Mij heeft zich overwerkt, en loopt gevaar van her
senkoorts. De dokters zeggen, dat, als wij hem er
- maar toe konden brengen zijn hoofd te laten scheren,
alles zich wel schikken zou want' hij heeft een
prachtig hoofd met haar; veel te prachtig eigenlijk.
Maar, hoe wij er ook op aandringen, hij wil er niet
van scheiden."
Dit. roerde de teerste snaar van des kappers gemoed.
„Waarde mevrouw", zeide hij, „ontvang de verzeke
ring van mijn hartgrondige sympathie ook voor
mijnheer, uw neef! Het is een vreeselijk ding, van
een prachtigen haardos, zooals u zegt, te moeten schei
den Intusschen, wij zouden den jongen heer beter,
zachter en vlugger kunnen scheren, dan éénige andere
inrichting in het Vereenigd Koninkrijk."
„O, om vlugheid' is het hier niet te doen", ant
woordde de weduwe haastig; „het komt veel meer o-p
zachtheid en op degelijkheid aan. Ik zou wel vijftig
pond willen geven, indien Alphons© er toe te bewegen
ware. Zoudt gij niet denken, als ik hem op een goe
den morgen eens meebracht, dat ge hem onder het mes
zoudt kunnen nemen, of hij wilde of niet?"
„Inderdaad, mevrouw, dat zou een krasse maatregel
wezen. Evenwel indien het tot des jonkmans best
wil was.
„De dokters verzekeren mij, monsieur De la Bois,
dat dit het eenige zou zijn o-m hem te behoeden voor
krankzinnigheid. Hij is nu reeds half gek. Hij heeft
de zots-te inbeeldingen bij voorbeeld, dat alles wat
ik bezit mijn diamanten hij voorbeeld hem toe
behoort. Zij zullen hem eenmaal toebehooren, den
besten jongen, ten minste", liet zij er met een zucht
op volgen, „als hij het leven er afbrengen mag!"
„Arm jongmenschEn u zeidet vijftig pond,
als ik mij niet vergis?. Wel, ik geloof, dat wij het
wel kunnen klaarspelen. Als u dag en uur bepalen
wilt, dan zal ik zorgen, dat ik vier van mijn sterkste
bedienden gereed heb staan. De rest kunt u dan ge
rust aan mij overlaten."
„Best! Ik zal hem meenemen om te winkelen. Hij
winkelt zoo gaarne. Hij verbeeldt zich soms, zelf een
winkelier te zijn.Afgesproken dus. Ik breng hem
hier. Ge kent hem onmiddellijk aan zijn prachtig
hoofd met haar."
UitstekendEn binnen vijf minuten, zal niemand
hem meer kennen, madame!"
„O maar.... vooral geen overhaasting! Langzaam,
maar zeker!" antwoordde zij.
Aldus werd dit zaakje beklonken.
Bijgevolg .had nauwelijks de. heer John Riddel het
salon der bekoorlijke dame betreden en de doos met
diamanten broches op de tafel gezt, of daar stormden
vier welgebouwde jongelingen binnen, met kammen in
het haar en witte schorten voor. Zij pakten hem
beet, droegen hem in een achterkamer, bonden hem
vast m een stoel en spijt al zijn roepen en zweren,
dat hij een juweliersbediende was, en dat hij bestolen
werd, schoren zij hem het hoofd.
En niet, alleen verrichtten zij deze kunstbewerking-
met de meest mogelijke nauwgezetheid, doch zij gun
den zich ook den tijd er voor, gelijk mevrouw de we-
duwe Montfort hun verzocht had, zoodat deze laatste
middelerwijl^ ongemerkt, den aftocht blies, waarna er
nooit meer iets van haar werd vernomen noch van
iaar, noch van haar nicht, noch van de doos met ju-
weelen broches.
Rooit, sedert de dagen van Simson, heeft iemand
T°ur n ffi scheermes zooveel te lijden gehad, als
John Riddel, want niet alleen zijn mooie hoofd met
haar, maar ook zijn eervolle betrekking verloor hij. De
firma Moonstone Co. wilde niet langer een post van
vertrouwen in haar magazijn vervuld laten door
iemand, die zich op zóó plompe wijze in de val had la
ten lokken, en haar daardoor een verlies van 1000 pd
sterling aan diamanten berokkend had. De heeren
verHaarden dat, het alles de schuld was van John
Riddel s ondragelijke verwaandheid, en dat, indien hij
met zooveel werk had gemaakt vaui zijn hoofdhaar, of
het maandelijks had laten knippen, zulk een list nooit
zou gerijpt zijn m het brein van die moderne Dellia?
mevrouw de weduwe Montfort.
Maanden verliepen er; doch al waart gij twintig-