DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Ons Stadhuis.
No. 93
Honderd en dertiende jaargang»
1911
DONDERDAG
20 A P RI L.
Gemeenteraad van Alkmaar.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
nummer bestaat uit 2 bladen.
ALKMAARSCHE COURANT.
Stedeiyk Musenm.
Gelegenheid tot bezichtiging tegen betaling van 10
cent per persoon op Zondag 23 April a.s., 's middags
van 1 tot 3 uur.
Het is verboden in de lokalen te rooken.
Ingang Breedstraat.
ALKMAAR, 20 April.
De Raad heeft gisteren besloten het stadhuis te
doen verbouwen naar de plannen, opgemaakt door den
heer Jan Stuijt, architect te Amsterdam, en onzen di
recteur van gemeentewerken, den heer G. Looman.
Xa afloop van deze vergadering', waarop we in het
nummer van Zaterdag natuurlijk terugkomen, was de
burgemeester zoo welwillend den couranten-menschen
die plannen ter inzage te verstrekken en toe te lich
ten, ons daardoor in staat stellend, een denkbeeld te
geven van de verbouwing en hernieuwing, welke het
stadhuis weldra zal ondergaan. Ondanks deze gaarne
aanvaarde medewerking is het niet gemakkelijk, den
lezers duidelijk te maken, welke wijzigingen er binnen-
kort waarschijnlijk zal er zeer spoedig met de
verbouwing begonnen worden, terwijl het werk ruim
een jaar in beslag zal nemen in het stadhuis
zullen worden aangebracht. Wij missen immers in de
eerste plaats een plattengrond en kunnen ook niet
aanwijzingen in het gebouw zelf doen. Maar in ergere
mate nog doet zich gevoelen het gemis van de ontwer
pen, welke in fraaie kleuren en sierlijke lijnen een
beeld geven van hetgeen de architect zich voorstelde
te bereiken, toen hij zijn plannen op het papier bracht,
en welke de verbeelding uitnemend te hulp komen.
Wij moeten dan ook wel een beroep doen op de wel
willendheid van den belangstellenden lezer, indien we
ondanks deze min-gunstige omstandigheden pogen aan
te geven, welke veranderingen er in het gebouw zullen
plaats hebben.
In het uiterlijk zal weinig wijziging worden ge
bracht. Alleen worden de gothieke raamvullingen
kruisramen. De voorgenomen herstelling van de trap,
het terugbrengen van de torenspits in den vroegeren
mooien. vorm, zooals oud'e teekeningen dezen te zien
geven, het plaatsen van een deur en de wegneming
van den houten kap aan tien ingang van het
politiebureau, het aanbrengen van kapelletjes
op het dakdoor dat alles heeft de Raad
op de teekemng een streep gehaald, omdat
het verwezenlijken daarvan naar de meenin„
van 'sRaads meerderheid te veel geld zou kosten. De
voorgestelde gaanderij op de binnenplaats, het artis
tieke raam in het niéuwe trappenhuis, de betere aan
kleeding van burgemeesterskamer, de kamer van bur
gemeestor en wethouders en van de charterkamer on
dergingen een zelfde lot.
Van de door den Raad goedgekeurde verbouwing i>
de verplaatsing der secretarie de hoofdzaak. Van voor
aan de straat (rechts als men het stadhuis binnen
komt) wordt de secretarie gebracht- naar de Prinsen
zaal (waarvan ondanks den naam al het „princelijke"
vreemd was!). De aan de Prinsenzaal grenzende Be
sognekamer wordt deels ingericht tot wachtkamer voor
het publiek, deels tot werkkamer van den secretaris,
die dus van boven (aan het binnenplein) gaat verhui
zen en vlak naast de secretarie zijn kamer krijgt.
De oude secretarie wordt Besognekamer, en ook
trouwkamer 3e klasse, Vervangt alszoodanig dus do
Polderkamer.
De burgemeester, die thans zijn kamer boven voor
aan de straat heeft, krijgt de vroegere kamer van den
secretaris, welke met de aangrenzende gang vergroot
wordt, ter zijner beschikking, terwijl het door hem
verlaten vertrek met het daaraan grenzend vergader
en wachtlokaaïtje zal worden vervormd tot drie ka
mers voor de wethouders.
De thans in het gebouw bestaande trappen worden
weggebroken, daarvoor komt, tegenover de Schouten-
straat, waar nu de ingang naar het Museum 'is, een
monumentale trap in een ruim trappenhuis, dat een
raam van gebrand glas krijgt, al is het dan ook min
der mooi dan aanvankelijk het plan was. De treden
worden gemaakt van graniet, de bogen, pilasters en
het steenhouwerswerk van witte steen, de gewelven
van gele steen, terwijl de wanden wit gepleisterd wor
den natuurlijk worden ook de gangen en de vesti
bule opnieuw aangekleed. Half weg die trap,
wordt de bodeukamer ingericht tot leeska
mer voor de raadsleden. De nieuwe bodenkamer wordt
ffepaat.-t boven de tegenwoordige conciërgewoning,
welke woning geheel vernieuwd wordt.
De charterkamer (achterhoven) wordt beter inge
richt, maar meer zal er worden gedaan aan Raadszaal
on Polderkamer, welke*laatste vermoedelijk trouwzaal
le klasse wordt (trouwzaal 2e klasse wordt dan de ka
mer van burgemeester en wethouders). v
De Raadszaal, de voornaamste zaal achter den (Go-
thischen) hoofdgevel wordt in Göthischen stijl uitge
voerd. Lr wordt een niet-hooge lambriseering van ge-
bijtst en gewast eikenhout aangebracht met openge
werkte afscheiding voor het publiek. Boven de voor
name toegangsdeur komt een driehoekigen tympan,
recht daartegenover, op de plaats van het verdwijnen
de oneerbiedige portret van H. M. de Koningin wordt
een oude schouw aangebracht, die geheel in zandsteen
uitgevoerd, aan de onderzijde betegeld wordt en wordt
versierd met een omlijsting van witte steen, waarin
een beeld, do Stedemaagd, wordt geplaatst. Deze zaal
wordt bovendien 60 k 70 cM. hooger.
In de Polderkamer waren zooveel fragmenten (de
deuren, de schoorsteen) aanwezig, dat het jammer
zou zijn den vroegeren stijl daar niet te doen herle
ven, temeer daar hetgeen er is, afkomstig is uit het
beste gedeelte van den Renaissancetijd. De geheele
betimmering wordt uitgevoerd in blank hout, terwijl
de muren geschuurd worden.
Ziehier de voornaamste veranderingen, welke wel
gauw verteld maar moeielijk tot stand gebracht zijn
er moet heel wat sloopen en opbouwen, heel wat han
den- en hoofdarbeid geschieden, heel wat arbeids
kracht en kunstzin worden aangewend voordat de ook
door de tegenstanders onomwonden geprezen plannen
tot uitvoering zijn gekomen.
Rest ons nog te wijzen op de centrale verwarming
en do closets, verbeteringen welke in h^t stadhuis al
leszins noodig mogen heeten.
Trouwens een wandeling door ons stadhuis zal
schier een ieder overtuigen, dat de toestand door het
woord „deplorabel" niet te zwart is geschilderd, dat
aan de grove verwaarloozing, welke hier en daar valt
waar te nemen, wel een einde diende te komen, en
eindelijk, dat- bij de verbouwing niet het voorbeeld
moest worden gevolgd van die onvroede mannen, die
op waarlijk barbaarsche wijze hebben „verbeterd" door
maar weg te kappen en weg te breken, enkel lettend
op hetgeen het mmst-kostbare voor het oogenblik was
en niet op hetgeen het kostelijkst mocht heeten.
Is men in het verleden om welke redenen dan
°°k in verzuim gebleven, thans heeft men de gele
genheid aangegrepen om het verzuim deels te herstel
len, daarbij het practische parend aan het schoone en
uitgaande van de overweging, dat wat mooi is niet
persé duur behoeft te zijn.
(Vervolg),
De heer Dorbeck vindt het geen aangename
taak over^ deze zaak het woord te voeren. Hij vreest
wel dat zijn stem zal zijn die van een roependen in de
woestijn. Hoe dichter men dan ook deze raadszitting
naderde, hoe meer spr. bij zich zeiven dacht, maak je
maar niet al te warm, het geeft je toch niet.
Tu die opvatting werd hij nog versterkt, 'toen hij
dezer dagen nog eens naar het stadhuis gaande om
de stukken in te zien, de plannen, van de heeren Stuijt
c. s. niet meer vond; die waren ergens opgeborgen in
een la van een kast, zooals de bode zei.
Het is voor spreker geen aangename t-aak over de
zaak te spreken, daar hij toch geen bekeerlingen
maakt.
I och wil spreker er op wijzen, dat de behandeling
dezer zaak een eigenaardigen loop heeft gehad. In de
zitting van Mei 1909 werd door B. en W. een blanco-
crediet gevraagd om een deskundig' advies voor de
verbouwing in te winnen.
Men had tegen den tegenwoordigen toestand drie
grieven. De eerste grief was deze: Men klaagde dat
men geen ruimte had voor de secretarie en het ar
chief. De tweede grief was, dat door de ligging der
raadszaal aan een drukken verkeersweg men zich
slecht verstaanbaar kon maken bij de onderlinge ge
dachtcmvisseling. De derde grief was, dat er geen
leeskamer was voor de leden van den raad. waar men
rustig kennis kon nemen van de te behandelen zaken.
Van deze drie motieven nu, ziet spreker in de ont
worpen plannen er geen verwerkelijkt. Wij zullen zegt
0 niettegenstaande we een paleis krijgen, in deze
raadszaal blijven aan dien drukken verkeersweg. Ver
geefs beeft spr. gezocht naar een gelegenheid om eens
lustig te kunnen overwegen, wat we hier moeten be
handelen. Het eenige wat spreker heeft gezien, is dat
de secretarie naar de Prinsenzaal gaat.
Toen bij de eerste behandeling van de aanvraag om
een blanco crediet spreker zich bang maakte, dat er
een addertje onder het gras school, en hij wees op het
gevaarlijke om zoo'n deskundige te raadplegen, toen
Heeft de voorzitter hem gerustgesteld met de verzeke-
ung. ja, maar hot is de bedoeling de verbouwing tot
net allernoodigste terug te brengen.
Niettegenstaande dat, toonde do raad zoo weinig
animo, dat het crediet werd verworpen met- 10 tegen
1 stemmen.
Daarmee was de zaak in den doofpot gestopt, totdat
ze by de begrooting voor 1010 in de vergadering van
1 JNov. 1009 weer ter sprake kwam. In het rapport
der derde sectie was nogmaals op verbouwing van het
stadhuis aangedrongen. Daarop vorscheeu het ant
woord van B. en W. en in de zitting zelf is toeu naar
aanleiding van een opmerking van spreker gezegd,
dat B. en W. met plannen zouden komen, gegrond op
de motieven van 1909. Het bleek niet duidelijk, wat
men toen wenschte, ook do heer Van Buijsén heeft
daar op gewezen.
Toen is op die motieven, verplaatsing der raadszaal,
en uitbreiding secretarie, in beginsel totdeverbouwing
besloten en werd het blanco crediet verleend. Spr.
heeft sedert in den vasten waan geleefd, dat wij zou
den krijgen een practische verandering die zou vol
doen aan de motieven, herhaaldelijk genoemd1. Op er
barmelijke wijze werd hij teleurgesteld.
Den -heer Stuijt alle lof brengende voor de wijze,
waarop hij dien raad van advies heeft gediend, ver
klaart- spreker in de plannen niets gezien te hebben
van wat men wilde, toen men voteerde het blanco-cre-
diet.
Spr. zal er nu, nadat in onder-onsjes de zaak
reeds meermalen is besproken er niet veel meer over
zeggen. Terecht is er meermalen over gesproken en
de heer de Groot heeft het thans ook weder doen uit
komen, dat we hier staan tegenover een luxueus werk,
een kunstwerk.
En nu zou spreker ten krachtigste protesteeren, in
dien men hem zou beschouwen als een plattelander,
die niets gevoelt voor kunst. Hij gevoelt daar zeer
veel voor, maar men kan er slechts dan aan toegeven,
wanneer men bij machte is het te dragen.
En daarom doet het hem pijnlijk aan en spreker
weet, dat hij zeer velen achter zich heeft die er even
zoo over denken deze voorstellen te zien, terwijl
men twee jaren geleden er in dezen raad over zat te
piekeren om de werklieden een dubbeltje meer te ge
ven, terwijl men niets doet om het verkeer van het
Oosten naar het Westen in de stad te verbeteren.
Bovendien staan wij aan den vooravond van de uiti
breiding van het onderwijs, de verbetering der Frie-
sehe brug wacht, daar is de urgente kwestie van de
verbetering der Kanaalkade, allemaal dingen, waar
van Alkmaar profijt zou kunnen trekken, meer dan
van den Alkmaarschen schoonheidszin.
Amerikanen zullen komen kijken zegt men, maar
wat^ geeft dat, als men niet eerst wat gaat doen, aan
de inwendige organisatie van ons stadsleven, aan de
bevordering der welvaart, aan wat dienstig kan zijn
om Alkmaar vooruit te brengen? Daarom zal spreker
zich met hand en tand verzetten tegen dergelijke roe-
kelooze dingen, als thans door het Dagelijksch bestuur
worden voorgesteld. De heer Fortuin heeft dit
voorstel overmoedig genoemd en spreker is het daar
mede geheol eens.
In het meergenoemde onder-onsje is gebleken, dat
de raad niet genegen was het bedrag van 100 mille,
want dat zou het per slot van rekening wel worden,
wilde voteeren. In dat ontwerp kwamen muurschilde
ringen en beeldhouwwerk enz. voor. Toen is het plan
teruggebracht tot 60.000, waarvoor in een nieuw on
der-onsje een meerderheid werd gevonden, een bedrag,
dat toch minstens 80.000 zal worden.
Wanneer meu dergelijke uitgaven gaat voteeren,
dan heeft de burgerij het recht ons, zegt spreker, stuk
voor stuk ter verantwoording te roepen en te vragen:
Waar gaat dat hoen? Speelt gij zoo met ons geld?
Meermalen heeft sprekér reeds gezegd' hoe gevaar
lijk het is om aan een eminenten meester advies te
vragen voor een simpele verbouwing, als werd1 beoogd.
Spreker zal er thans niet verder bij stilstaan, maar
hij hoopt toch, dat dezelfde heeren, die in 1909 eerst
mot hem hun stem onthielden aan het blanco-crediet
rijpelijk er over zullen nadenken, of zij thans met dit
bedrag te voteeren Alkmaar aan zich zullen verplich
ten, of zij op die wijze de belangen behartigen.
De voorzitter zegt, dat de heer Dorbeck
herhaaldelijk gesproken heeft over „onder-onsjes."
Dat slaat natuurlijk in. Voorzitter meent daarom er
op te moeten wijzen, dat daarmede bedoeld worden
drie vergaderingen, waarbij het publiek niet tegen
woordig kon zijn, waarin de raadsleden in de gelegen
heid waren aan den deskundige alle inlichtingen te
vragen. Die vergaderingen hadden een heel ander
karakter dan onder-onsjes. In de beide eerste was de
heer Jan Stuijt aanwezig, in de laatste door een mis
verstand niet.
De raadsleden hadden daar ruimschoots gelegenheid
om van gedachten te wisselen.
De heer Dorbeck zegt verder, dat het een luxueuze
inrichting wordt. Spr. is van een andere meening:
door dit plan verkrijgt men een duurzame verbetering.
Het spreekt van zelf, als men in -een oud gebouw
begint te breken, komt. men van het een in het ander.
Als voorbeeld noemt spreker maar de verbetering van
de woning van den concierge. De inrichting is treu
rig, als men alleen maar ziet het kippentrapje, waar
langs men naar de slaapvertrekken moet komen. Ver
schillende raadsleden stonden verbaasd, dat de toe
stand zoo was.
Dan is er gezegd, dat de oorpsronkelijke motieven
waren: de verplaatsing van de raadszaal, de uitbrei
ding van de secretarie en de leeszaal voor den raad.
a n die drie wordt, volgens den heer Dorbeck weinig
terug gevonden. Het eenige echter, wat men in het
plan niet vindt, is de verplaatsing der raadszaal, die
zal alleen verbeterd worden, en dat is wel noodig ook.
Wat wel opgenomen is, is de leeszaal. Als de heer
Dorbeck dat niet gezien heeft, ligt het aan hem. Zij
is ontworpen, waar nu de bodekamer is, halfweg de
trap, aan de rechterhand. De secretarie zal uitkomen
op de binnenplaats.
De voorzitter wenscht den lieer Dorbeck niet verder
te volgen in zijn beschouwingen waar hij het had over
de roekeloosheid van B. en.W.; hij meent, dat de fi
nancieele gevolgen wel degelijk zijn overwogen, doch
gelooft ook, dat het- van belang is, dat een gemeente
van meer dan twintig duizend zielen als stadhuis een
gebouw heeft, dat gezien kan worden.
De heer Van den Bosch heeft in een inge
zonden stuk in de Alkmaarsche Courant van Dinsdag
avond, welk blad de redactie wel zoo goed is ge
weest aan alle raadsleden toe te zenden reeds uit
voerig uiteengezet, de redenen, die hem bewegen om
voor het voorstel van B. en W. te stemmen, dat hij
met dankbaarheid heeft begroet.
Spreker is zich wel bewust geweest, dat hij hier zit
als vertegenwoordiger van de burgerij en juist daarom
heeft hij het stuk vóór de zitting ingezonden. Hij wil
de, dat de Alkmaarsche burgerij zou weten, waarom
bij er voor is. Op een enkel punt- door den heer Dor
beck aangevoerd, wil spreker even ingaan. De heer
Dorbeck zegt, dat men allereerst het algemeen belang
moet bevorderen, en dat hij veel voelt voor schoonheid
en kunst, als men bij machte is ze te betalen. Wat
spreker al meer heeft gëzegd, moet hij thans herha
len: elke uitgave voor luxe en schoonheid moet komen
uit de belastingen. De gemeente heeft nooit een over
schot, waarvan zij zoo iets zou kunnen betalen. Als
het gemeentebeheer een handelszaak was, dan was het
iets anders. Dan zou men kunnen zeggen: we hebben
een best jaar gehad en nu kan het lijden. Maar zoo
gaat het niet, do gemeente houdt nooit over, ze be
steedt het geld in het belang der burgerij, en nu
meent spreker, dat het algemeen belang er wel dege
lijk mee gemoeid is, als de gemeente voorgaat, in zake
schoonheidszin en kunst, Spreker wil er even op wij
zen, dat onlangs door den oudheidkundigen Bond is
aangedrongen op het tot standkomen van een wet,
waarbij men de gemeenten zelfs de verplichting wil
opleggen, om monumenten te bewaren en te restau-
reeren, ook wil men dat de gemeenten subsidie zullen
geven, om omliggende huizen in overeenstemming te
brengen met dergelijke monumenten, zooals bijv. te
Brussel, waar de omgeving in overeenstemming wordt
gehouden met- het stadhuis. Men bewaart dat alles
als een precieusen schat.
Toen hier in den raad het verzoek kwam van den
tegenwoordigen eigenaar van het tegenoverliggend
perceel, om een subsidie, ten einde het gebouw in den
ouden stijl op te trekken, was spreker niet aanwezig,
anders zou hij daar gaarne, iets voor hebben over ge
had
Overal en spreker heeft daar gisteren in de
Alkmaarsche Courant ook op gewezen in alle plaat
sen, alle landen, waar de beschaving het hoogste punt
bereikt, voelt men het het beste, dat niet het materiee-
le alleen het belang is.
Voor onderwijs wordt veel uitgegeven, op de middel
bare scholen moet teekenen gegeven worden, de mid>-
denstandsbond is daarvan een groot voorstander;
doch als men dat doet, dan moet men ook het volk
iets doen gevoelen voor schoonheid. Daarom worden
tentoonstellingen georganiseerd om de kunst aan het
volk te brengen.
Ter versterking van zijn betoog leest spreker nog
een zinsnede voor uit het adres aan H. M. de Ko
ningin in zako de paleis-raadhuisquaestie te Amster
dam.
In Duitschland zegt spr. verder heeft men de zoo
genaamde Heimsehiitz vereenigingen die alles doen
om het schoone te bewaren. In het kleinste dorp heeft
men daar een fraai raadhuis. Daar wordt- voor de be
vordering van den schoonheidszin veel gedaan en het
volk is er niet ontevreden over.
Spreker maakte er eens de opmerking dat door dat
alles de „Steuer," de belasting, er nog al hoog zou
zijn. Men gaf dat toe, maar voegde er bij„Doch wij
krijgen er ook wat voor. En zoo is het. De belasting,
die men betalen moet voor de verbetering der straten,
voor het geregeld weghalen der tonnen, daar pruttelt
spreker ook altijd over, maar als hij er iets moois voor
krijgt, pruttelt hij nooit. De heer Dorbeck heeft den
raad er een verwijt van gemaakt, dat hij twee jaar
geleden heeft gepiekerd over de verhooging van de
loonen der werklieden. Spreker gelooft niet-, dat de
raad dat verwijt verdient; van spreker is zelfs wel
eens gezegd, dat hij wel eens wat royaal was. Toen
voor enkele jaren de önderwijzerssalarissen werden
herzien, is er in den raad nog op gewézen, dat Alk
maar voor vele plaatsen een voorbeeld was, en als er
gevraagd wordt om de rechten voor de Waag te mogen
blijven vorderen, weet men er wel op te wijzen wat
Alkmaar voor het verkeer doet.
Spreker meent, in tegenstelling met den heer Dor
beck, dot de Alkmaarsche raad, wat betreft de behar
tiging van de belangen der burgerij, nog zoo'n slecht
figuur niet maakt. Voorts merkt spr. nog op, dat hij
in zake de demping van den Kooltuin, ondanks alleu
zin voor het schoone, heeft voorgestemd, uitsluitend
ter wille van het verkeer; de heer Dorbeck echter
stemde tegen.
(De heer Dorbeck: omdat het half werk was!)
En nu men ziet, dat zooals de heer Uitenbosch te
recht heeft opgemerkt, er vroeger reeds 40.000
was gevoteerd met instemming van den raad.
De voorzitter: Pardon, dat. is niet-juist.'De
heer Uitenbosch heeft er alleen op gewezen, dat in
de commissie van bijstand plannen zijn geweest voor
een verbouwing tot een bedrag van 40 mille, en hij
heeft dat gebruikt bij zijn argumentatie voor het
voorstel van B. en W.
De lieer Van den Bosch uil dit er dan bui
ten laten, doch nog het volgende opmerken. Men moet
de menschen iets schoons te zien geven in hun eigen
stad. Xiet ieder is rijk genoeg om zich schoon© din
gen aan te schaffen, of in vacantietijd elders mooie
dingen te gaan zien. De groote massa moet thuis blij
ven. Geef daarom wat schoons in hun eigen woon
plaats. In een stadhuis moet men niet slechts zien
een gebouw, waar ambtenaren werken, het moet
het volkshuis, het gebouw van de stad, zooals de
Uitenbosch heeft gezegd.
Spreker zal er niet verder over uitwijden, hjj
zijn
heer
weet