DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 98 WOENSDAG 26 A P RIL. FEUILLETON. Uit Hot- en Hoofdstad. STADSNIEUWS. Honderd en dertiende faargang. 1911 Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Bedrijfsbelasting Het Gouden Bed. Telefoonnummer 3. I* ALKMAARSCHE COURANT. tlAVli BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat met de uitreiking der beschrijvingsbiljetten voor de bedrijfsbelasting over het dienstjaar 1911/1912 een aanvang zal worden gemaakt den eersten Mei a.s. en dat de aanslagregeling ten einde moet zijn gebracht op 1 October a.s. Zij vestigen (.laarbij de aandacht der belastingplich tigen op de volgende bepalingen der Wet: Art. 15 2. Ieder die optreedt als bestuurder of beheerend vennoot van eene hier te lande gevestigde vennootschap, onderlinge verzekeringmaatschappij, coöperatieve vereeniging, of van eene vereeniging of stichting die een bedrijf of beroep uitoefent, of als boekhouder eener hier to lande gevestigde reederij, is gehouden daarvan schriftelijk binnen één maand ken nis te geven bij liet bestuur der gemeente waar hij woont. Art. 16. Hier te lande wonende beheerende vennoo- ten van Nederlandsche vennootschappen en maat schappijen en van commanditaire vennootschappen op aandeelen, bestuurders van hier te lande gevestigde naamlooze vennootschappen, coöperatieve en andere vereenigingen en onderlinge verzekeringmaatschappij en, alsook boekhouders van hier te lande gevestigde reederijen mogen niet tot het doen van uitdeelingen of uitkeeringen overgaan, alvorens daarvan aangifte ge daan en de over vroegere uitdeelingen of uitkeeringen verschuldigde belasting betaald te hebben. Bij liquidatie mogen de hier bedoelde uitdeelingen of uitkeeringen niet geschieden alvorens de daarover verschuldigde belasting is voldaan. Art. 45. Bestuurders van naamlooze vennootschap pen, coöperatieve vereenigingen, andere vereenigingen en stichtingen, die een bedrijf of beroep uitoefenen, onderlinge verzekeringmaatschappijen en sociëteiten, alsook beheerende vennooten van hier te lande geves tigde commanditaire vennootschappen op aandeelen en boekhouders van hier te lande gevestigde reederijen zijn gehouden binnen veertien dagen na de vaststel ling' van balans of rekening een zoodanig uittreksel als noodig is tot toelichting der winst, uitkeeringen of uitdeelingen te doen toekomen aan den voorzitter der commissie van aanslag, die dezen moet regelen. Art. 47 5 en 6. Hij die daartoe gehouden, nalaat de verplichtingen na te komen bedoeld bij artikel 15 2 der Wet, wordt gestraft met eene geldboete van ten hoogste 25. Gelijke straf wordt opgelegd inge val van overtreding van artikel 45. Overtreding van. artikel 16 wordt gestraft met eene geldboete van hoogstens 400. Art. 34 le lid. Handelsreizigers, kramers en alle verdere personen, die hun bedrijf of beroep rondtrek kende uitoefenen, zijn gehouden zich ter plaatse bin nen het Rijk waar zij zich na het begin van het belas tingjaar het eerst bevinden, bij het gemeentebestuur schriftelijk aan te melden met opgaaf van hun naam, hunne woonplaats en bedrijf of beroep. Ten blijke, dat zij hieraan voldaan hebben, ontvangen zij kosteloos een door of vanwege het hoofd van dat bestuur ondertee kend bewijs, dat zij gehouden zijn mede te onderteeke nen en op aanvraag aait ambtenaren der directe belas tingen te vertoonen. Art. 47/ 7. Personen, die van een bewfls voorzien moeten zijn als bedoeld in artikel 34 en die in gebreke blijven dit bewijs op aanvrage aan bevoegde ambtena ren te vertoonen, worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste 25. Geven zij ter bekoming vair dat Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK, bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM 98) _o_ Hij ontweek haar!.,.. Hij wilde haar niet zien, wild© niet met haar samen zijn. „Wat is er dan toch met papa Mevrouw Mara echter viel Pieps weenend om den hals en snike: „Ik weet wel ik weet wel, wat ik weet I rank Rehls dwaalde doelloos door de stad. Hij zat in de café's en deed, alsof hij de dagbladen las. Hij, die er vroeger mede coquetteerde, dat hij hoogstens tweemaal in het jaar een voorstelling bijwoonde, ging nu eiken avond naar den schouwburg. Als het publiek lachte, dan keek hij verbaasd rond. Zoo Daarover lachte men dus 1 Was men getroffen, werd er geapplaudiseerd, dan keek hij weer rond. Dat werkte dus 1 Dat wekte bij val 1 Zoo.... Ja!.... Hij teekende grappen op, verwikkelingen, maakte een recept. Schrok daarna over zichzelf. Wat deed hij Als beginneling had hij. zulke middelen niet noo dig gehad. Toen was hij wel is waar jong geweest, toen was alles in hem opgeweld als een frissche bron. Nu echter. nu. W as hij weder op straat, dan kwam menigmaal vluchtig een idee voor een nieuw werk bij hem op. Hij werkte er zich in, omhing het met de figuren van zijn recept. Zoo zou het misschien1 Nu had hij het gevat.1 Het moest iets worden. Moest. De zijnen rekende op hem. Hij was geen oude, geen zieke man hij had niet afgedaan hij stond nog midden1 in het le ven men wachtte op hem. Hij joelde weer nieuwen moed, ging sneller. Haal de vrijer adem. Beweging, lucht. Wat deed het bewijs aan het bevoegd gezag een valschen naam, woonplaats, bedrijf of beroep op, of maken zij gebruik van het aan een ander afgegeven bewijs, dan worden zij gestraft met eene geldboete van ten hoogste 150. Verder wordt nog de aandacht gevestigd op de aan ingezetenen van het Rijk verleende bevoegdheid om zich bij de aanstaande beschrijving de uitreiking van een beschrijvingsbilje't B te verzekeren, door vóór of op 15 Mei a.s. het verzoek daartoe te richten tot den Ontvanger der directe belastingen voor hunne woon plaats. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 24 April 1911. Over het herstel van de diplomatieke betrekkingen met het Vaticaan merkt de Ilaagsehe briefschrijver van de N. Gron. Ot. op: „Daarover moet echter sedert lang al een en ander te doen zijn geweest; de Paus wilde, als voorheen, een nuncius in den Haag accrediteeren, doch onze Regee ring had daartegen eenig bezwaar, wijl deze diplomaat dan in rang hooger zou staan dan de vertegenwoordi gers van andere Rijken of Vorsten. Men heeft het nu zoo geschikt dat de nuncius te Brussel tegelijk bij ous Hof den II. Stoel zal vertegenwoordigen en een zaak gelastigde van minderen rang hier blijvend zal zijn gevestigd. Intusschen de katholieken zijn er maar half mee tevreden en zouden wenschen dat ook onzer zijds een diplomatiek vertegenwoordiger bij den Paus werd benoemd, zooals we dien vroeger hadden. Het is volstrekt niet uitgesloten dat een poging daartoe nog bij de eerstvolgende staatsbegrooting zal worden aan gewend, zij 't ook slechts in den bescheiden vorm waarin wijlen de heer Kerens de Wylré in zijn maiden en eenige parlementaire speech dat jaren geleden reeds deed. Erkend moet worden dat, waar de katho lieke staatspartij thans de krachtigste is van de recht- sche coalitie, zij met eenig recht van het christelijk Kabinet de vervulling van dezen liartewensch der Roomsche bevolking mag verwachten. Mem kon er van de zijde der katholieke Kamerfractie wel eens een krachtig hulpmiddel in de do ut des politiek van ma ken." Voorts schrijft deze correspondent o. in. Sprak ik u in mijn vorigen brief van den hoogeren burgerscholier, die door zijn kloek optreden tegen een paar kerels, die een dame in de Scheveningsche bosch- jes een handtaschje hadden afhandig gemaakt, de al- gemeene bewondering had verworven, het begint er meer en meer naar te lijken alsof we hier met een fantastisch verhaal van een overprikkeld Nick Carter versluider te doen hebben. De politie weet van 't ge val niets; en de jonge held had toch een van de aan randers aan een agent overgeleverd! De jeugdige hoofdman in het avontuur heeft er nu een andere le zing' op gevonden. Er moeten dan drie schuldigen zijn geweest, waarvan er een als politieman ver mond. Maar de politie gelooft daar niets van en ik begin ook een weinig te twijfelen, vooral nu do pogingen om de beoogde dame te ontdekken, door op roepingen in de dagbladen, tot niets hebben geleid. Wat anders er van te denken dan dat de burgerscho lier het geheele geval heeft verzonnen om zich met een aureaol te zien omgeven? De sympathie voor het manneke is dan ook geheel verdwenen en nu zijn naam bekend is geworden, acht ik 't in zijn belang en in hem goed 1 Het was niets dan zenuwachtigheid, over spanning belachelijk I In do Kleistrasse zag hij nog licht in de licht-bruine kamer. Het licht groette, wenkte. Verlangen greep hem aan, de behoefte mede te deelen wat hem vervul de, te hooren wat zij er van zou zeggen, zij, die hem zoo onafscheidelijk leek van hetgeen hij schreef. Hij was boven. En de idee verdween, alles was eensklaps zoo nuch ter, vaal en onnoozel, wat hem zooeven nog blij kleu rig'en vol leven toescheen. De glans zijner oogen stierf weg. Zwaar als een berg drukte iets op zijn schouders. Het verantwoordelijkheidsgevoel verhief zich nis een spook en! het spook knevelde, verlamde hem „Gij zijt moe. Gij moet ontspanning nemen vol komen ontspanning, reizenAda Moll knielde naast zijn stoel, en streek met haar koele, krachtige hand over zijn voorhoofd. Zij zeide weer „gij", alsof in het oude „gij" een grootere teederheid, fijnere innigheid, een diepere en meer toegenegen© dankbaarheid lag. En hij had dit „gij" weer toegelaten bijna zonder het te bemerken, misschien voelde hij zich ook nog na der tot haar in den ouden vertrouwden vorm van hun omgang. „Ja. kind. reizen dat zou mij goed doen." Hij glimlachte, maar sprak niet over de onmogelijk heid der uitvoering. „Het zou mij nog beter zijn, indien ik je altijd hij mij kon hebbenaltijd Menigmaal droomde hq er van, droomde van een sti, rustig geluk van opgaan in de geliefde vrouw, een gemeenschappelijk scheppen, een gemeenschappelijk diener eener gemeenschappelijke idee. Dan zou de geraasmakende wereld zoo ver zijn al dit streven, al dit haasten.^Tevreden zouden beiden zijn, stil en rijker dan zij ooit geweest waren. Eensklaps vielen hem de woorden van prinses Ar- ziulf in: De natuur laat zich niet bedriegen, zelfs niet ten opzichte van de spelen der kindsheid. Ja dit waren dus arjn verzuimde kind erg pel en, dat van zijn familie, maar beter dien niet verder we- reldkundig te maken. Voor zijn toekomst isi 't zeker het beste, dat deze leugenaar niet verder worde be- sproken. De Amsterdamsche briefschrijver van de Prov. Gron. Ct., die veel voor de Padvindersbeweging ge- voelt wijst op een overdrijving, welke te Amsterdam J is voorgekomen. Op den tweeden Paaschdag, zegt hij, j hebben een paar honderd „Padvinders" een excursie gemaakt naar het Gooi, zij hebben een ontmoeting ge had met een paar honderd Padvinders uit Bussum en Amersfoort op de heide bij Blaricum en daar een ge- noegelijken middag mee doorgebracht. Een mijner vrienden is mee op excursie geweest en vond het een goed besteden dag, maar hij was des avonds zoo dood- af geweest, dat hij zich bijna niet roeren kon. Voor een stadsmensch, die de helft van zijn leven op een kantoorkruk doorbrengt, was zoo'n eerste uitstapje na het winterseizoen, waarmede zeker een zestal uren waren gemoeid, dan ook wel wat zwaar. Dat was voor een deel der jongelui mede het geval. Eeu der leden van het bestuur der organisatie was per auto met de expeditie medegegaan, doch hij heeft druk werk gehad om de invalieden, de jongens, die het bij den terugtocht van de hei opgaven en flauwgeval len of met doorgeloopen voeten onder een boom bleven liggen, naar het spoorwegstation te Bussum terug te brengen, en enkelen hunner zijn zelfs te Amsterdam per raderbaar naar huis gebracht door de goede zor gen van den Gemeentelijken Geneeskundigen- Dienst Dat is geen prettige thuiskomst, dat jaagt den ouders een doodschrik op het lijf, natuurlijk, en dat brengt den klad in de Padvinderij. Het is te hopen dat het bestuur dit zelf ook inziet en niet zulke veeleischende expedities op touw zet met de jongelui, die bij de nieuwe instelling zijn aangesloten. Het meerendeel kan er tegen, doch een half dozijn jongens, die het afleggen, bezorgen aan de jonge instelling meer kwaad dan tien dozijn jongens, die den anderen dag zich zoo frisch als een hoentje gevoelen, er goed aan doen. Laat men toch niet vergeten, dat de Padvinderij enkel beoogt de jongens, die er aan mede doen, flinker, doortastender, braver en altruïstischer te maken, meer een training van geest en karakter dan een training van lichaam bedoelt. Dezelfde correspondent merkt, naar aanleiding van het luchtschip, dat de Echo te Amsterdam wilde laten komen, op: „Voor een der bladen is de aankondiging van het Parsival luchtschip zelfs aanleiding geweest om te trachten der concurrentie den loef af te steken: een der redacteurs is naar Keulen geweest om Zeppelin te overreden een paar dagen vroeger met zijn luchtschip boven Amsterdam te verschijnen, doch dit was dezen door verschillende omstandigheden, onmogelijk. Wel wilde hij later komen, maar dat lag natuurlijk niet in de bedoeling en dus zijn deze onderhandelingen niet verder voortgezet. Vermoedelijk zal de directie van dit blad nu wel op een andere, nog mooiere attractie zinnen. men doet wat om in het leven te blijven 1 BELHTZAKEN. A.RRONDISSEMENTS-RECHTBANK te ALKMAAR, Zitting van Dinsdag 25 April. BEDELARIJ EN LANDLOOPERIJ. Jan B., timmerman, geboren te Wester-Blokker, thans in het Huis van Bewaring' alhier, was bedelarij ten laste gelegd. dezo droomen. Ook bij hem haalde de natuur het ver zuimde in. „Waar denkt ge aan", vroeg Ada Moll en keek hem angstig onderzoekend niet haar schoone, grijze oogen in het gelaat, dat verwrongen was door een bitter lachje. „Aan niets bijzonders." Er kwam mij slechts een man in de gedachte, die reeds met zijn veertiende jaar zijn brood moest verdienen, en toen hij dertig jaar was, zich eensklaps een hobbelpaard kocht." „Grappig", zeide Ada Moll. „Ja zeer grappig niet waar?" Dezen avond spraken zij weinig meer. Nehls lepel de zijn thee; Ada Moll bladerde in een nieuw stuk. Hij vroeg niet, van wien het was, wanneer het uit kwam.. Toen hij weer op straat stond, was het reeds lang middernacht. Natte, Maartsche sneeuw dwarrelde in de lucht en smolt weg, voordat zij nog op straat viel. Hij liep op een rijtuig toe, dat eenige schreden van het nuis verwijderd stond. De koetsier sliep op den bok. „Hoek Rankestrasse", riep hij en opende het por tier. Een zachte kreet klonk hem tegen. „Pardon" wilde hij zeggen. Hetzelfde oogenblik herkende hij zijn vrouw. Zij hield afwerend de handen voor haar borst: „Paul -ik bid je het is de eerste keer Bij mijn zaligheid Paul Koelbloedig sloot hij het portier van buiten. En nog eens riep hij den koetsier toe„Voor den duivel, naar de Rankestrasse! Heb je niet gehoord? Daarna trok hij zijn kraag op en liep zonder om te zien de Kleistrasse uit tot aan de Nollendorfplatz. Daar ging hij het eerste het beste bierhuis binnen. Bestelde een Pilsener. Zoo, dacht hij. Begint dit nu ook Mevrouw Mara bracht den ngcht in onbeschrijfelijke opwinding door. Tot drie uur was zij in eeu der witte stoelen van de vestibule blijven sit ten, in de hoop, dat haar man thuii aou komen. Beklaagde bekent den 29sten Maart te Limmen te zijn geweest en daar gebedeld te hebben, o. a. bij juf frouw C. J. Meijer, die thans als getuige gehoord werd. Kort nadat hij bij haar aan de deur was ge weest, werd hij aangehouden en werd er bij fouillee ring 20 cent op hem bevonden. Beklaagde beweert die verdiend te hebben met het verkoopen van schrijfpa pier. Geertruida Hinke, huisvrouw van O. J. Meijer te Limmen, verklaart dat beklaagde op bovengenoemden datum 's morgens om 9 uur aan haar woning belde. Zij deed hem zelf open en beklaagde, die zeide werk loos te zijn, vroeg om een kleinigheid, maar bood niets te koop aan. De Officier wees er op, dat beklaagde een zwerver is, daar hij wegens rijwielveTduistering in 1908 in het Algemeen politieblad gesignaleerd stond. Bovendien had hij geen koopwaar bij zich, zelfs g'een postpapier, zooals hij beweert. De Officier achtte voor beklaagde een Rijks werkinrichting de meest geschikte plaats en eischte tegen hem 3 dagen hechtenis eni opzending naar een Rijks werkinrichting voor den tijd van 1 jaar. Adrianus Jacobus Hendrikus K„ timmerman, zon der vaste Woonplaats, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring alhier, had zich aan hetzelfde feit als de eerste beklaagde schuldig gemaakt, waarom hij door den gemeente-veldwachter Annaert te Limmen werd aangehouden. Hij verklaarde in Februari uit een Rijkswerkinrichting te zijn ontslagen met een uitgangskas van 47. Hij had echter geen werk kun nen vinden en was, toen het geld in Maart op was, weer gaan bedelen. In Amsterdam had hij eerst rond gezworven en eenige nachten op 't politie-bureau door gebracht, Daarna was hij in de richting Alkmaar ge- loopen ,mnar werd te Limmen aangehouden. Petrus Bened ictus Annaert, gemeente-veldwachter te Limmen, verklaart, dat beklaagde, toen hij hem aanhield, noch geld noch voorwerpen van waarde in zijn bezit had. De Officier, die in het midden bracht, dat beklaag de jaren achtereen in verschillende Rijkswerkinrich tingen heeft doorgebracht, eischte tegen hem 3 dagen hechtenis en plaatsing in een Rijkswerkinrichting voor den tijd van 8 jaar. BELEEDIGING. Hendrik Cornelis S., werkman te Alkmaar, die niet verschenen was, had zich schuldig gemaakt aan belee- dinging van de Alkmaarsche agenten van politie Pie- ter Duijff en Wolbertus Johannes Hendrikus Feijen. Uit de verklaringen van de beide agenten bleek, dat, beklaagde zich den 24sten Maart telkens in beschon ken toestand op de kaasmarkt vertoonde. Toen zij naar beklaagde toegingen om hem aan te houden, liep hij weg en voegde hen eenige beleedi-gende woorden toe. Eveneens slingerde hij den agent van- politie Petrus Fellinga Van uit de verte eenige beleedigingen naar het hoofd. De eisch tegen hem luidde 3 weken gevangenisstraf. VERNIELING. Ook Teunis B. was niet verschenen. Hem was ten laste gelegd, dat hij den 13den Maart te Medemblik een ruit had verbrijzeld. Van de 3 getuigen, die in deze zaak gehoord zouden worden, was de 1ste Geertruida Bakker, huisvrouw van P. Zwarenkant, niet verschenen. Pieter Visser, arbeider te Medemblik, verklaarde, Eindelijk kon zij zich niet meer ophouden. Toen zij tegen elf uur den volgenden morgen wak ker werd, hoorde zij, dat de knecht Van hare Doorluch tigheid er geweest was, en mijnheer dadelijk met de juffrouw naar de Hardenburgstrasse was gereden. Mevrouw Mara martelde haar hersenen af met het bepeinzen van wat dit weer zou kunnen zijn. Misschien ondersteunde haar Doorluchtigheid haar man in zijn voornemen van haar te scheiden. Want dat was het voornemen van Paul toch. Haar armen en beenen wa ren als verlamd. Zij liet zich als een klein kind door de kamenier aankleeden, poederde maar steeds weer het gezicht, hetwelk telkens opnieuw rood werd' door het weenen. Haast je. Haast je,herhaalde zij met droge lippen. Er moest iets gebeuren, Wat wist zij niet. Maar gebeuren moest er iets. Zij moest geholpen worden. Kari's woorden kwamen haar in herinnering. „Mijn mama kan alleen niets uitrichten; de fami lieraad moet dan altijd bijeen geroepen worden en daarna gaat het van een leien1 dakje!" Zij liet 'n auto komen en reed naar de Fennstrasse. Daar was toch ook „zoo'n stukje familie." Ottilie moest Paul eens onderhanden nemen. Vroeger had zij het ook gedaan. Zij was vroeger ook gekomen, als mevrouw Mara had verzekerd, het „niet meer te kun nen uithouden." Voor Ottilie had Paul nog het mees te respect. En dezen keer was het geen kleinigheid! Niet maar oneenigheid of het een of ander vermoe den. Mevrouw Mara ging hijgend, zoo snel haar ongeoe fende voeten haar droegen, de drie trappen op en; bel de. Daar niemand open deed, belde zij weer. Einde lijk hoorde zij het schuifelen van pantoffels en de oude Frank deed haar open. Hij was in chambreeloack, had een handdoek om zijn hals gebonden en aan zijn gezicht hingen een paar vlokken zeep. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5