DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 100. Honderd en dertiende Jaargang. 1911. V R IJ D A G 28 APRIL. STADSNIEUWS. FEUILLETON. Het Gouden Bed. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. ALRMAARSCHE COURANT. StedelUk Mnsenin. Kostelooze bezichtiging op Zondag, 30 April a.s. 's middags van 1 tot 3 uur. Ingang Breedstrnat. Kinderen beneden de 12 jaren worden niet toegela ten. van 12 tot 16 jaren slechts onder geleide. Het is niet geoorloofd te rooken. Gelijktijdig mogen niet meer dan 50 personen in de lokalen zijn. DE POSITIE DEI! MODERNEN IN DE NED. HERV. KERK EN KERKERAAD OF KIESCOLLEGE Tegen gisteravond' had het Ned. Herv. Verkiezings- Qomité voor behoud van den kerkeraad te Alkmaar een openbare vergadering in de groote zaal der Har monie belegd, waarin dr. P. J. Kromsigt, Ned. Herv. predikant te Amsterdam het onderwerp: „De positie der modernen in de Ned. Herv. kerk en kerkeraad of kiescollege" behandelde. De vergadering werd door ds. T. Kloosterman met gebed geopend, die daarna de talrijke aanwezigen wel kom heette en uit de groote vergadering de conclusie trok, dat er een groote belangstelling is voor het te behandelen onderworp. Hij hoopte dat er zulk een ver lichtende, sterkende overtuiging van den spreker zal uitgaan, dat men precies zal weten waar het om gaat en waar het op staat. De spreker, dr. Kromsigt, begon zijn rede met, te verklaren dat hij gaarne had gevolg gegeven aan de uitnoodiging om hier te komen bespreken over het te behandelen onderwerp. Alleen was het hem niet sym pathiek dat zijn optreden een vrij polemisch karakter moet dragen, dat hij het zedelijk recht der modernen in de kerk zal moeten ontkennen. Een evangeliedie naar heeft waarlijk iets anders te doen dan te polemi- seeren, hij moet ook opbouwen en dit opbouwende werk doet hij liever. Waar de nood echter is opgelegd strijdt spreker g-aarne voor de historische volkskerk, tegenover allerlei ongeloovige, ontbindende elemen ten. Hier in ons land is de reformatie tevens geweest de geboortegrond van de Hollandsche natie. Wij wen- schen, zeide spr. protestanten te zijn, niet der Geist der 9tets vemeint, maar in den historischen zin, zooals de reformatoren zijn geweest, die steunende op den Bijbel, de vrijheid verdedigden. Wij willen dus niet de vrijheid, die een waan is, die ontbinding en dood bracht, maar die, welke Luther wilde, niet de vrijheid van den zondaar, maar de vrijheid van den Christen- ntensch. In kerk en staat wenschen wij, naar zijn aard te blijven bij de leuze der voorouders: steunende op den Bijbel, de vrijheid verdedigdend. Ook hier te Alkmaar zal weldra de strijd kerkeraad of kiescollege worden gestreden en de strijd gaat hier over de vraag tegen of voor het modernisme. Deze vraag kerkeraad of kiescollege stelt ons voor een on zuiver dillemmn. Wil men de kwestie zuiver stellen, dan moet' men den kerkeraad de dubbeltallen laten stellen en de gemeente daaruit laten kiezen en omge keerd. Door de instelling van kiescolleges wordt de grens tusschen ambt en gemeente uitgewischt en dat is een bedenkelijk verschijnsel voor de volkssouverei- 1 niteit. De Heilige Schrift geeft geen uniforme voor- j schriften. Wel wordt er iu de Handelingen Titus Ti- motheus over verkiezingen gesproken, waaruit blijkt dat er wel medewerking was van de gemeente, maar dat aan het ayibt voorrechten verbonden zijn. Deze zaak is in de vrijheid' der gemeente gelaten en de kerk heeft haar dan ook steeds zelf geregeld, hier zoo, daar Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK, bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM 100 Eensklaps zweeg Pieps, een blos bedekte haar ge laat, toen het haar inviel, dat Paulsin er aan had toe gevoegd „En wij beiden zullen ook nooit vergeten, wat. zij voor ons geweest is, niet waar mijn lieve, kleine juffrouw, en hoe hij daarbij haar hand) hartelijk en vast m de zijne had gehouden. En daar zij slechts het hoofd had geschud, omdat de tranen en een eigen aardige beklemdheid haar de keel hadden dichtge- snoerd, had hij er heel zacht aan toegevoegd „Zij heeft zeer, zeer veel van u gehouden, en heel dikwijls over u gesproken Daaraan moest Pieps nu denken, maar zij zou het met hebben kunnen vertellen ten aanhoore van den ouden, vreemden heer, die zoo opgeruimd en met goeden eetlust, steeds weer zijn bord! vulde, en telkens nieuwsgierig de kamer rondkeek, alsof hij elk voor werp taxeerde. „Misschien schenkt hare Doorluchtigheid! je een le gaat," zeide mevrouw Mara onnadenkend. „Wij zou den het nu kunnen gebruiken." Pieps drukte een druif tusschen haar vingers fijn. Ha-ar oogen werden zwart van ingehouden toorn. Zij stond op. „Grootpapa, neem mij niet kwalijkik voel mij I1®11Scdaan. Ik moet naar mijn kamer gaan." Zij reikte hem de hand, alsof zij niet verwachtte, hem nog te zullen aantreffen. Daarna ging zij haar moeder zwijgend voorhij, en verliet de kamer. Mevrouw Mai'a sloeg zich op den mond. „Zoo gaat het hier in huis. Als men spreekt, zoo als het voor den- mond komt, dan krijgt men dadelijk den wind van voren. Nu is mejuffrouw, mijn dochter boleedigd, en komt. voor den avond niet meer te voor schijn. Paul gaat naar hare Doorluchtigheid, als zij zus. Steeds werd de gedachte gehandhaafd1, dat de gemeente niet bestond uit onmondigen. Een zekere leiding moet het ambt, dat een regeerambt is, altijd hebben De gereformeerde kerk was in dit opzicht meer aristocratisch of democratisch. Het is in de lijn van onze oude Gereformeerde leer, om, waar het eenig9zins kan, den kerkeraad, die de gemeente wil regeeren naar Gods woord, den naam van Heere Je zus wil belijden, te handhaven. Is hij echter van de zen grondslag afgeweken, dan mag de gemeente grij pen naar het abnormale middel van een kiescollege. Hier doet zich een geval voor, waarin een groote partij is, die van den bodem van Gods woord ten eenenmale is afgeweken, die de gemeente, door de ambten te bezetten, wil afbrengen van Gods woord. Gaarne zou spreker hart tot hart willen spreken met de modernen individueel. Hij gelooft dat iemand kau zijn wedergeboren met zijn hart, terwijl zijn verstand nog ronddoolt in grove dwalingen. Hij heeft zich echter tot taak gesteld het goede recht van de moder nen als partij m de kerk te ontkennen. De modernen beschuldigen ook hier te Alkmaar de orthodoxen van onrechtvaardigheid, maar dat is even onwaar als oppervlakkig, dient slechts om den strijd! een schoo- nen glans bij te zetten en spreker wil die aureool thans aan de partij ontrukken. Het zedelijk en wettelijk recht in de kerk der modernen ontkent spreker perti nent. Hij wil echter de modernen niet uitbannen, immers is hét onze en onzer vaderen schuld dat die modernen er ingekomen zijn, omdat wij de elemen ten der waarheid der modernen niet genoeg in ons hebben opgenomen, omdat wij door huisbezoek niet voldoende de dwalingen hebben weerlegd. De moder nen moeten hun bezwaren in de kerkelijke vergaderin gen brengen, maar zij mogen niet als partij met. hun dwalingen heerschappij voeren over het erfdeel van Nederland, zij mogen niet een ander evangelie bren gen dat zou een onrecht zijn en wie zich daartegen verzet is slechts rechtvaardig. Wat de modernen thans bezitten beschouwen wij als een geüsurpeerd aangematigd hecht, dat slechts ge ëerbiedigd wordt, omdat alle dingen eerlijk en met or de moeten geschieden. Wij beroepen ons-, altijd weer, op ons algemeen reglement, op artikel 11 met name, waarin de Belijdenis der Kerk ligt gedocumenteerd en in laatste instantie op de Heilige Schrift, als Gods woord, de onvervreemdbare grondslag van de kerk. Wij ontkennen het zedelijk recht der modernen in de kerk. Hunvader, prof. Scholten heeft gezegd: geen kerk zonder belijdenis. Prof. Harnaek te Berlijn heeft het opgenomen voor de leertucht in de kerk. Een kerk is nu eenmaal geen dispuutcollege, er moet een zekere eenheid van geloof en overtuiging wezen, het verstand is niet uitteschakelen uit de gemeenschap der kerk. Ook onze Ned. Herv. kerk, d'. w. z. de kerk van Chris tus in Nederland, de openbaring van Christus in het lichaam in Nederland de afscheiding i.s voor spre ker zondig had en heeft zulk een belijdenis geput uit de Heilige Schrift. De kerk heeft ten allen tijde geleefd van het Woord) Gods, niet uit menschelijke wijsheid en wanneer van Gods woord werd afgeweken, dan kwamen Gods gezanten en daardoor is de kerk op den aardbodem gebloven, hetgeen een wondertee- ken Gods is op aarde, getuigende van een bovenna tuurlijke openbaring van het woord Gods, dat haar is toevertrouwd en waarover zij moet waken. De ware leer is„dit is het eeuwige leven dat zij u kennen." In de Nederlandsclie Geloofsbelijdenis, later uitge sproken in de Cathechismus, is gezegd hoe de kerk Gods woord opvat. De belijdenis kan veranderd wor den, maar de Heilige Schrift blijft de onvervreembare slechts even wenkt, en den overigen tijd1 verdeelt hij tusschen zijn werk en die persoon. Men heeft nooit iets aan hem. Of heeft hij zich misschien veel aan u gelegen laten liggen?" „Tja. zeide de oude Frank diplomatisch. „Dat gaat zoo." Hoe later het werd, des te levendiger werd bij hem de wensch, zich uit de voeten te maken. Het was mis schien toch niet geraden, met Paul te beginnen. Wie weet, wat hij van zijn inmenging zou zeggen. Maar Mara liet den oude niet gaan. Zij speelde al haar hartelijkheid uit; liet hem de woning zien en ver gastte zich aan zijn bewondering. Daarbij viel haar de naderende verkooping der meu belen in en weer bekroop haar de angst. Zij klemde zich aan den ouden man, als aan een steun in al haar nood en zorgen. „Kom in mijn kamer, papaatje, dan leg ik een pa tience voor u." Zij nam vruchten, confituren en wat likeuren mede. In de kamer van zijn schoondochter gevoelde hij zich weer zekerder. Ten slotte geraakte hij geheel thuis. Hij kende ook een patience en wilde ze Maraatje lee- ren. Maar zijn geheugen liet hem vaak in de steek, dan beraadslaagden zij samen, lachten, wierpen de kaarten door elkaar, begonnen van voren af, vergisten zich weer, dronken elkaar toe, beproefden het nog eens en lagen ten slotte beiden gichelend over de tafel, waarvan Mara met groote zwaaien de kaarten lachend wegveegde. In dit oogenblik werd de deur geopend en Ottilie kwam, zeer bleek en zenuwachtig de kamer binnen. Toen zij de twee zoo eensgezind en vergenoegd bij elkaar zag, bleef zij, diep adem halend, tegen de deur leunen. „Goddank. ik dacht dat er iets gebeurd was. U heeft mij zoo aan het schrikken gemaakt, papa - zonder eten ben ik hierheen gesneld." Als betrapte, beknorde kinderen keken schoonvader en schoondochter elkaar aan. De oude Frank herstelde zich het eeirst. „Maar Tills» hos kan iemand zoo onbsiuisd grondslag' van de kerk. In een gezonde kerk moet zijn een positief, maar ruim kerkelijk leven het woord Gods is ruim en veelzijdig, zoodat op de bodem daar van, heel wat nuanceering in geloofsbelijdenis kan plaats vinden. De kerk kan haar historische belijdenis wijzigen, doet, zij dit, bij gewijzigd inzicht niet, dan staat zij met een leugen in de rechterhand. Zulk een geval dreigt zich thans voor: de modernen met hun naturalistische levensbeschouwing staan vierkant te genover èn de historische belijdenis èn het woord Gods, welke beiden door en door supernaturalistisch bovennatuurlijk zijn. De modernen zouden dus moeten eischen, dat de kerk de belijdenis radicaal veranderde. Dat is echter niet geschied. Sommigen hebben het wel gewild, de meesten hebben van dien eisch stilletj afgezien en de kerk heeft hare historische belijdenis behouden, hoewel het modernisme 50 jaar lang gele genheid gehad heeft haar te wijzigen. De modernen hebben al het zedelijk recht verloren in de Ned. Herv. kerk te blijven, Prof. Kuenen zelf heeft ronduit erkend dat de belijdenis der kerk.supernaturalistischis. zoodat de modernen zich in duizend' bochten moeten wringen en spitsvondigheden en sofismen gebruiken om dit weg te praten Busken Iluet, Allart Pierson en Hugenholtz hadden er dan ook genoeg van, verlie ten de kerk. Het is Voor spreker een raadsel, hoe een modern prediker meent het zedelijk recht te hebben integaan tegen den grondslag der kerk, te leeren te gen hare geloofsbelijdenis. Thans het reglementaire of wettelijke recht der mo dernen in de kerk. Spreker zal dit punt slechts kort behandelen. Hij ontkent ook dit recht. De grondwet der kerk is het algemeene reglement, dat zegt in arti kel 11, dat er is een leer in de kerk en dat. allen die in het bestuur zijn verplicht zijn deze leer te-iiandhaven SDe leer der kerk is natuurlijk hare historische leer, uitgedrukt in de Ned. geloofsbelijdenis, de leer der drievoudige formulieren van eenigheid. De proponentsformule, die nog in 1854 gold-, bewijst dit ten overvloede. De belijdenis zelf heeft in artikel V een beroep op de Heilige Schrift open gesteld, dus elke richting in de kerk, die zich bij de belijdenis ter goeder trouw op het geheel der Heilige Schrift als Gods wordt beroept heeft zedelijk en wettelijk recht in de kerk tot zoolang in de vergaderingen anders is uitgemaakt. Elke richting, die zich op iets anders beroept, bijv. op de menschelijke rede heeft geen recht van bestaan. Men beroept zich op de propo nentsformule, maar deze beschouwt spreker slechts als een formule, die verklaard moet worden naar het al gemeene reglement en niet omgekeerd. Wie de zaak omkeert om aan artikel 11 door middel van de propo- netsformule een zin te geven welke het niet heeft, han delt oneerlijk. De beteekenis van het Evangelie van Jezus Christus, waarvan de proponentsformule spreekt kan geen ander zijn dan het evangelie van den opge- stanen gekruisten Heiland. Tenslotte ligd alles besloten in artikel 11 der grond wet. Helder als- het zonnelicht is het dat de geest en het beginsel der Belijdenis zijn supernaturalistisch. Prof. Kuenen, een der nobelste voorgangers der moderne richting schreef in zijn brochure „Goed recht, der mo dernen" dat de geschreven belijdenis der kerk super naturalistisch is in merg en been. Pijnlijk is het spreker te moeten zeggen dat de mo dernen niet meer in de kerk behooren. Hij weet ech ter, dat hun dwaling er een is ter goeder trouw en daarom wil hij ook geen uitbanning. Maar hij vraagt of de modernen niet kunnen ophouden met te preeken tegen de belijdenis, zich niet kunnen beperken tot an zijn," begon hij verwijtend. Maar Mevrouw Mara, door de aanwezigheid barer schoonzuster, W>eer tot het bewustzijn van haren toe stand gebracht, sloeg de handen voor haar gezicht: raag vader maar, hoe ongelukkig ik benvraag het hem maar. Door de verplaatsing van Kettler naar het beur&bu- reau, had er weer zooals Ramlow het zwartgallig uit drukte, een echte chassé-croisé plaats gehad. In de plaats van Kettler kwam de kleine Stratzky in de cou- poncassa. Procuratiehouder Becker, had even lief nieuw perso neel, dan dat hij van andere afdeelingen moest over nemen. Hij hield niet van de oudere beambten met hun kleinzielige eigenaardigheden. Reeds het gebor duurde, ingedrukte kussen, hetwelk de kleine Stratzky van zijn plaats in het effectenbureau medebracht, hin derde hem. Dit bonte kussen was den heer Becker een voordu rende ergernis. „Een lederen kussen zou gezonder zijn," zeide hij. Stratzky schudde zacht het hoofd. Hij hield van het kussen, dat liefdevol den driehoe- kigen vorm van zijn ondenkbaar mager lichaam had aangenomen. Het had genoeg geduld en volharding in het zitten gekost.. En de afgesleten randen van het kussen wekten in hem zachtere gevoelens. Becker deed een beroep op het schoonheidsgevoel der jonge heeren. Allen verzekerden, dat Stratzky, tot- dank voor de fraaie walsen, welke hij dikwijls voor hen floot, een nieuw kussen zon krijgen. Allen legden iets bij el kaar. Becker niet het minste en op zekeren dag overhandigden zij hunnen „muzikalen collega" een nieuw, zeer zacht., met echt- zwart- juchtleer overtrok ken kussen. De kleine Stratzky bedankte diep getroffen, en ver zekerde, dat hij er op zat als in het pavadijs te midden der heilige heirscharen. Maar den volgenden morgen prijkte de „roode zonde" zooals het bureau zijn gebor duurd. kussen noemde, weer op zijn stoel. „Het mooie dere onderwerpen, dan zon er reeds een groote stap zijn gedaan tot verzoening, dan zou een geleidelijke oplossing mogelijk zijn, zou er ook meer contact komen bij de orthodoxie met de hedendaagsche beschaving en cultuur, hetgeen alleszins noodig' is. Eindelijk wil spreker even stil staan hij de belijde nisvragen. Men meent, dat de modernen die belijde nis wel kunnen doen, dat zoo noodig de predikant de vragen wel kan wijzigen maar ook deze formules moeten verklaard worden aan de hand van art. 11 der grondwet, waarvan zij niet losgemaakt mogen worden. Wie zich voegt bij de Ned. Herv. kerk, stelt zich daar mede op haar grondslag', op den bodem der historische belijdenis Een ketterjager is spr. niet, hij is over tuigd, dat een uitbanning niet zou zijn naar Gods woord, hij komt op voor het recht der modernen op een Christelijke behandeling, hij wil ook niet een ge welddadige tuchtoefening, maar een schriftuurlijke naar Jezus7 woord, de modernen moeten door de ortho doxen worden bezocht met hen moet worden gesproken en alleen in het uiterste uiterste geval moet hun de gemeenschap der kerk worden ontzegd. Hier in Alkmaar is de vraag kerkeraad of kiescolle ge die van: modernen of orthodoxen. Mannen-broeders, zoo zegt hij tot de orthodoxen, laten we den strijd niet licht achten. Een ieder zij op zijn post! Als men zelf doet, wat zijn hand te doen vindt, kan men verder alles aan den Heere overlaten. En worde de zaak verloren, Gods zaak blijft bestaan. Maar geen valsch vuur gebruike men in den strijd. Daarvoor zorge het gebed, het beste middel. Het aan gezicht Gods hebbe men in deze dagen steeds voor oogsn. Aan de modernen vraagt spreker: Wat hebt gij ge daan en wat zijt ge bezig te doen. Opene de uitslag ook U de oogenGij hebt de kerken ontvolkt, hier, en in tal van plaatsen. Er is geen godsdienstige opwa- king gekomen, gelijk de modernen verwachtten, de godsdienst heeft geen edeler, geestelijker gestalte aan genomen. Er is onverschilligheid ontstaan op aller lei gebied. De hedendaagsche maatschappij met haar pessimisme is een gevolg van de moderne levensbe schouwing. Bekeert u, keert toch terug naar Gods woord, het ware licht voor het donkere zondaarspad, de ware lamp voor onzen voet, die behoedt voor struikelen en voor den ondergang. Keert terug tot het eenvoudige geloof, dat uw moeder u misschien leerde, keert terug tot Je zus C hristus, den eenigen middelaar tusschen God en mensch. Denkt aan het woord van Johannes: „Wie den Zoon niet heeft, heeft ook den Vader niet." Bekeert u, gij" die gedoopt zijt, die Gods hand heb ben gevoeld, denkt aan het „Bekeer U en ik zal U af- keeren" (verbeteren). Op de rede volgde daverend applaus. Debat. Onder luide protesten der vergadering deelde de voorzitter mede dat ieder, debater 10 minuten tijd zou krijgen. De eerste debater, de heer mr. Van Heijnsbergen, zeide te voren vermoed' te hebben, dat zijn geloof en zijn kerk hier hedenavond gevaar zouden loopen en dit is juist gebleken. In de eerste plaats wenschte hij er tegen op te ko men dat in een openbare vergadering de modernen werden aangevallen door een broeder. Dat, waar het kinderen van één kerk betreft, had' in een besloten fergadering moeten geschieden, niet in het openbaar. Debater maakt den orthodoxen een verwijt van hun optreden tegen de modernen. Ze zijn slechte Christe- nen, want ze zijn onverdraagzaam jegens andersden- nieuwe" had hij mee naar huis genomen, om het de eereplaats op zijn pianotabouret te geven. Sedert dit oogenblik heette de kleine Stratzky nog slechts „de roode vlek van het bureau", en de procura tiehouder Becker keek altijd langs hem heen, alsof zijn aanblik hem pijn aan de oogen bezorgde. Stieber had niet gerust, voordat hij in de „hoofdcassa" kwam. „Begrijpt gijzeide hij tot Felix, „eindelijk moet ik eens baar geld in de vingers voelen. Om het even, dat het het mijne niet is. Ik zou mij willen baden in geld, er mij in willen neerleggen. Ik zou er in willen slapen, in woelen. Als het zoo rondom mij rammelt en klinkt, het geld in lange rijen voor mij ligt en de blauwogen bruine muntbiljetten ritselen, dan stijgt het mij naar den neus als het prikkelen van champagne. De beursspeculaties zijn voor menschen als wij toch hoofdzakelijk slechts een „metaphysissch" genoegen kieteling. Maar een gekietel waarbij met dikwijls het lachen verliest Ilet was een teeken van bijzonder vertrouwen, dat i h o cu ra ti cl louder Ramlow op zekeren dag' „mijnheer 1 rank' den verantwooa-delijken post gaf, welke vroeger door Jonas bekleed werd. En juist in de vroegte van dienzelfden dag had juf frouw Jonas met een van vreugde stralend gezicht verteld, dat haar man nu spoedig het gesticht zou verlaten, omdat hij zoo goed als hersteld was. _Toen Felix haar den volgenden dag mededeelde, dat hij van nu af de plaats van haar man in de Bank be kleedde, keek zij hem met bijna bijgeloovigen angst aan. „Zult u dat wel kunnen, mijnheer Frank? Zulk een zware post!" En met nog meer zorg dan anders maakte zij zijn ontbijt gereed, nog ijveriger spande zij zich voor hem in. Het hoofd medelijdend schuddend, herhaalde zij steeds weer: „Zulk een zware post zoo zwaar Maar Felix stelde haar gerust. Voor hem was de post niet te zwaar. „Dat beetje couranten lezen in de vroegte.... dat is men toch gewoon! En 's avonds dat beetje: expedi* tic! Btordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1