DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 100.
Honderd en dertiende Jaargang.
1911.
V R IJ D A G
28 APRIL.
STADSNIEUWS.
FEUILLETON.
Het Gouden Bed.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
ALRMAARSCHE COURANT.
StedelUk Mnsenin.
Kostelooze bezichtiging op Zondag, 30 April a.s.
's middags van 1 tot 3 uur.
Ingang Breedstrnat.
Kinderen beneden de 12 jaren worden niet toegela
ten. van 12 tot 16 jaren slechts onder geleide.
Het is niet geoorloofd te rooken.
Gelijktijdig mogen niet meer dan 50 personen in de
lokalen zijn.
DE POSITIE DEI! MODERNEN IN DE NED.
HERV. KERK EN KERKERAAD OF
KIESCOLLEGE
Tegen gisteravond' had het Ned. Herv. Verkiezings-
Qomité voor behoud van den kerkeraad te Alkmaar
een openbare vergadering in de groote zaal der Har
monie belegd, waarin dr. P. J. Kromsigt, Ned. Herv.
predikant te Amsterdam het onderwerp: „De positie
der modernen in de Ned. Herv. kerk en kerkeraad of
kiescollege" behandelde.
De vergadering werd door ds. T. Kloosterman met
gebed geopend, die daarna de talrijke aanwezigen wel
kom heette en uit de groote vergadering de conclusie
trok, dat er een groote belangstelling is voor het te
behandelen onderworp. Hij hoopte dat er zulk een ver
lichtende, sterkende overtuiging van den spreker zal
uitgaan, dat men precies zal weten waar het om gaat
en waar het op staat.
De spreker, dr. Kromsigt, begon zijn rede met, te
verklaren dat hij gaarne had gevolg gegeven aan de
uitnoodiging om hier te komen bespreken over het te
behandelen onderwerp. Alleen was het hem niet sym
pathiek dat zijn optreden een vrij polemisch karakter
moet dragen, dat hij het zedelijk recht der modernen
in de kerk zal moeten ontkennen. Een evangeliedie
naar heeft waarlijk iets anders te doen dan te polemi-
seeren, hij moet ook opbouwen en dit opbouwende
werk doet hij liever. Waar de nood echter is opgelegd
strijdt spreker g-aarne voor de historische volkskerk,
tegenover allerlei ongeloovige, ontbindende elemen
ten. Hier in ons land is de reformatie tevens geweest
de geboortegrond van de Hollandsche natie. Wij wen-
schen, zeide spr. protestanten te zijn, niet der Geist
der 9tets vemeint, maar in den historischen zin, zooals
de reformatoren zijn geweest, die steunende op den
Bijbel, de vrijheid verdedigden. Wij willen dus niet
de vrijheid, die een waan is, die ontbinding en dood
bracht, maar die, welke Luther wilde, niet de vrijheid
van den zondaar, maar de vrijheid van den Christen-
ntensch. In kerk en staat wenschen wij, naar zijn aard
te blijven bij de leuze der voorouders: steunende op
den Bijbel, de vrijheid verdedigdend.
Ook hier te Alkmaar zal weldra de strijd kerkeraad
of kiescollege worden gestreden en de strijd gaat hier
over de vraag tegen of voor het modernisme. Deze
vraag kerkeraad of kiescollege stelt ons voor een on
zuiver dillemmn. Wil men de kwestie zuiver stellen,
dan moet' men den kerkeraad de dubbeltallen laten
stellen en de gemeente daaruit laten kiezen en omge
keerd. Door de instelling van kiescolleges wordt de
grens tusschen ambt en gemeente uitgewischt en dat
is een bedenkelijk verschijnsel voor de volkssouverei- 1
niteit. De Heilige Schrift geeft geen uniforme voor- j
schriften. Wel wordt er iu de Handelingen Titus Ti-
motheus over verkiezingen gesproken, waaruit blijkt
dat er wel medewerking was van de gemeente, maar
dat aan het ayibt voorrechten verbonden zijn. Deze
zaak is in de vrijheid' der gemeente gelaten en de kerk
heeft haar dan ook steeds zelf geregeld, hier zoo, daar
Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK,
bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM
100
Eensklaps zweeg Pieps, een blos bedekte haar ge
laat, toen het haar inviel, dat Paulsin er aan had toe
gevoegd „En wij beiden zullen ook nooit vergeten,
wat. zij voor ons geweest is, niet waar mijn lieve, kleine
juffrouw, en hoe hij daarbij haar hand) hartelijk en
vast m de zijne had gehouden. En daar zij slechts
het hoofd had geschud, omdat de tranen en een eigen
aardige beklemdheid haar de keel hadden dichtge-
snoerd, had hij er heel zacht aan toegevoegd „Zij
heeft zeer, zeer veel van u gehouden, en heel dikwijls
over u gesproken
Daaraan moest Pieps nu denken, maar zij zou het
met hebben kunnen vertellen ten aanhoore van den
ouden, vreemden heer, die zoo opgeruimd en met
goeden eetlust, steeds weer zijn bord! vulde, en telkens
nieuwsgierig de kamer rondkeek, alsof hij elk voor
werp taxeerde.
„Misschien schenkt hare Doorluchtigheid! je een le
gaat," zeide mevrouw Mara onnadenkend. „Wij zou
den het nu kunnen gebruiken."
Pieps drukte een druif tusschen haar vingers fijn.
Ha-ar oogen werden zwart van ingehouden toorn. Zij
stond op.
„Grootpapa, neem mij niet kwalijkik voel mij
I1®11Scdaan. Ik moet naar mijn kamer gaan."
Zij reikte hem de hand, alsof zij niet verwachtte,
hem nog te zullen aantreffen. Daarna ging zij haar
moeder zwijgend voorhij, en verliet de kamer.
Mevrouw Mai'a sloeg zich op den mond.
„Zoo gaat het hier in huis. Als men spreekt, zoo
als het voor den- mond komt, dan krijgt men dadelijk
den wind van voren. Nu is mejuffrouw, mijn dochter
boleedigd, en komt. voor den avond niet meer te voor
schijn. Paul gaat naar hare Doorluchtigheid, als zij
zus. Steeds werd de gedachte gehandhaafd1, dat de
gemeente niet bestond uit onmondigen. Een zekere
leiding moet het ambt, dat een regeerambt is, altijd
hebben De gereformeerde kerk was in dit opzicht
meer aristocratisch of democratisch. Het is in de lijn
van onze oude Gereformeerde leer, om, waar het
eenig9zins kan, den kerkeraad, die de gemeente wil
regeeren naar Gods woord, den naam van Heere Je
zus wil belijden, te handhaven. Is hij echter van de
zen grondslag afgeweken, dan mag de gemeente grij
pen naar het abnormale middel van een kiescollege.
Hier doet zich een geval voor, waarin een groote
partij is, die van den bodem van Gods woord ten
eenenmale is afgeweken, die de gemeente, door de
ambten te bezetten, wil afbrengen van Gods woord.
Gaarne zou spreker hart tot hart willen spreken met
de modernen individueel. Hij gelooft dat iemand kau
zijn wedergeboren met zijn hart, terwijl zijn verstand
nog ronddoolt in grove dwalingen. Hij heeft zich
echter tot taak gesteld het goede recht van de moder
nen als partij m de kerk te ontkennen. De modernen
beschuldigen ook hier te Alkmaar de orthodoxen
van onrechtvaardigheid, maar dat is even onwaar als
oppervlakkig, dient slechts om den strijd! een schoo-
nen glans bij te zetten en spreker wil die aureool thans
aan de partij ontrukken. Het zedelijk en wettelijk
recht in de kerk der modernen ontkent spreker perti
nent. Hij wil echter de modernen niet uitbannen,
immers is hét onze en onzer vaderen schuld dat die
modernen er ingekomen zijn, omdat wij de elemen
ten der waarheid der modernen niet genoeg in ons
hebben opgenomen, omdat wij door huisbezoek niet
voldoende de dwalingen hebben weerlegd. De moder
nen moeten hun bezwaren in de kerkelijke vergaderin
gen brengen, maar zij mogen niet als partij met. hun
dwalingen heerschappij voeren over het erfdeel van
Nederland, zij mogen niet een ander evangelie bren
gen dat zou een onrecht zijn en wie zich daartegen
verzet is slechts rechtvaardig.
Wat de modernen thans bezitten beschouwen wij als
een geüsurpeerd aangematigd hecht, dat slechts ge
ëerbiedigd wordt, omdat alle dingen eerlijk en met or
de moeten geschieden. Wij beroepen ons-, altijd weer,
op ons algemeen reglement, op artikel 11 met name,
waarin de Belijdenis der Kerk ligt gedocumenteerd en
in laatste instantie op de Heilige Schrift, als Gods
woord, de onvervreemdbare grondslag van de kerk.
Wij ontkennen het zedelijk recht der modernen in
de kerk. Hunvader, prof. Scholten heeft gezegd: geen
kerk zonder belijdenis. Prof. Harnaek te Berlijn heeft
het opgenomen voor de leertucht in de kerk. Een kerk
is nu eenmaal geen dispuutcollege, er moet een zekere
eenheid van geloof en overtuiging wezen, het verstand
is niet uitteschakelen uit de gemeenschap der kerk.
Ook onze Ned. Herv. kerk, d'. w. z. de kerk van Chris
tus in Nederland, de openbaring van Christus in het
lichaam in Nederland de afscheiding i.s voor spre
ker zondig had en heeft zulk een belijdenis geput
uit de Heilige Schrift. De kerk heeft ten allen tijde
geleefd van het Woord) Gods, niet uit menschelijke
wijsheid en wanneer van Gods woord werd afgeweken,
dan kwamen Gods gezanten en daardoor is de kerk
op den aardbodem gebloven, hetgeen een wondertee-
ken Gods is op aarde, getuigende van een bovenna
tuurlijke openbaring van het woord Gods, dat haar is
toevertrouwd en waarover zij moet waken. De ware
leer is„dit is het eeuwige leven dat zij u kennen."
In de Nederlandsclie Geloofsbelijdenis, later uitge
sproken in de Cathechismus, is gezegd hoe de kerk
Gods woord opvat. De belijdenis kan veranderd wor
den, maar de Heilige Schrift blijft de onvervreembare
slechts even wenkt, en den overigen tijd1 verdeelt hij
tusschen zijn werk en die persoon. Men heeft nooit
iets aan hem. Of heeft hij zich misschien veel aan u
gelegen laten liggen?"
„Tja. zeide de oude Frank diplomatisch. „Dat
gaat zoo."
Hoe later het werd, des te levendiger werd bij hem
de wensch, zich uit de voeten te maken. Het was mis
schien toch niet geraden, met Paul te beginnen. Wie
weet, wat hij van zijn inmenging zou zeggen.
Maar Mara liet den oude niet gaan. Zij speelde al
haar hartelijkheid uit; liet hem de woning zien en ver
gastte zich aan zijn bewondering.
Daarbij viel haar de naderende verkooping der meu
belen in en weer bekroop haar de angst. Zij klemde
zich aan den ouden man, als aan een steun in al haar
nood en zorgen.
„Kom in mijn kamer, papaatje, dan leg ik een pa
tience voor u."
Zij nam vruchten, confituren en wat likeuren mede.
In de kamer van zijn schoondochter gevoelde hij zich
weer zekerder. Ten slotte geraakte hij geheel thuis.
Hij kende ook een patience en wilde ze Maraatje lee-
ren. Maar zijn geheugen liet hem vaak in de steek,
dan beraadslaagden zij samen, lachten, wierpen de
kaarten door elkaar, begonnen van voren af, vergisten
zich weer, dronken elkaar toe, beproefden het nog eens
en lagen ten slotte beiden gichelend over de tafel,
waarvan Mara met groote zwaaien de kaarten lachend
wegveegde.
In dit oogenblik werd de deur geopend en Ottilie
kwam, zeer bleek en zenuwachtig de kamer binnen.
Toen zij de twee zoo eensgezind en vergenoegd bij
elkaar zag, bleef zij, diep adem halend, tegen de deur
leunen.
„Goddank. ik dacht dat er iets gebeurd was. U
heeft mij zoo aan het schrikken gemaakt, papa -
zonder eten ben ik hierheen gesneld."
Als betrapte, beknorde kinderen keken schoonvader
en schoondochter elkaar aan. De oude Frank herstelde
zich het eeirst.
„Maar Tills» hos kan iemand zoo onbsiuisd
grondslag' van de kerk. In een gezonde kerk moet zijn
een positief, maar ruim kerkelijk leven het woord
Gods is ruim en veelzijdig, zoodat op de bodem daar
van, heel wat nuanceering in geloofsbelijdenis kan
plaats vinden. De kerk kan haar historische belijdenis
wijzigen, doet, zij dit, bij gewijzigd inzicht niet, dan
staat zij met een leugen in de rechterhand. Zulk een
geval dreigt zich thans voor: de modernen met hun
naturalistische levensbeschouwing staan vierkant te
genover èn de historische belijdenis èn het woord
Gods, welke beiden door en door supernaturalistisch
bovennatuurlijk zijn. De modernen zouden dus moeten
eischen, dat de kerk de belijdenis radicaal veranderde.
Dat is echter niet geschied. Sommigen hebben het
wel gewild, de meesten hebben van dien eisch stilletj
afgezien en de kerk heeft hare historische belijdenis
behouden, hoewel het modernisme 50 jaar lang gele
genheid gehad heeft haar te wijzigen. De modernen
hebben al het zedelijk recht verloren in de Ned. Herv.
kerk te blijven, Prof. Kuenen zelf heeft ronduit
erkend dat de belijdenis der kerk.supernaturalistischis.
zoodat de modernen zich in duizend' bochten moeten
wringen en spitsvondigheden en sofismen gebruiken
om dit weg te praten Busken Iluet, Allart Pierson
en Hugenholtz hadden er dan ook genoeg van, verlie
ten de kerk. Het is Voor spreker een raadsel, hoe een
modern prediker meent het zedelijk recht te hebben
integaan tegen den grondslag der kerk, te leeren te
gen hare geloofsbelijdenis.
Thans het reglementaire of wettelijke recht der mo
dernen in de kerk. Spreker zal dit punt slechts kort
behandelen. Hij ontkent ook dit recht. De grondwet
der kerk is het algemeene reglement, dat zegt in arti
kel 11, dat er is een leer in de kerk en dat. allen die in
het bestuur zijn verplicht zijn deze leer te-iiandhaven
SDe leer der kerk is natuurlijk hare historische leer,
uitgedrukt in de Ned. geloofsbelijdenis, de leer der
drievoudige formulieren van eenigheid.
De proponentsformule, die nog in 1854 gold-, bewijst
dit ten overvloede. De belijdenis zelf heeft in artikel
V een beroep op de Heilige Schrift open gesteld,
dus elke richting in de kerk, die zich bij de belijdenis
ter goeder trouw op het geheel der Heilige Schrift als
Gods wordt beroept heeft zedelijk en wettelijk recht
in de kerk tot zoolang in de vergaderingen anders is
uitgemaakt. Elke richting, die zich op iets anders
beroept, bijv. op de menschelijke rede heeft geen
recht van bestaan. Men beroept zich op de propo
nentsformule, maar deze beschouwt spreker slechts als
een formule, die verklaard moet worden naar het al
gemeene reglement en niet omgekeerd. Wie de zaak
omkeert om aan artikel 11 door middel van de propo-
netsformule een zin te geven welke het niet heeft, han
delt oneerlijk. De beteekenis van het Evangelie van
Jezus Christus, waarvan de proponentsformule spreekt
kan geen ander zijn dan het evangelie van den opge-
stanen gekruisten Heiland.
Tenslotte ligd alles besloten in artikel 11 der grond
wet.
Helder als- het zonnelicht is het dat de geest en het
beginsel der Belijdenis zijn supernaturalistisch. Prof.
Kuenen, een der nobelste voorgangers der moderne
richting schreef in zijn brochure „Goed recht, der mo
dernen" dat de geschreven belijdenis der kerk super
naturalistisch is in merg en been.
Pijnlijk is het spreker te moeten zeggen dat de mo
dernen niet meer in de kerk behooren. Hij weet ech
ter, dat hun dwaling er een is ter goeder trouw en
daarom wil hij ook geen uitbanning. Maar hij vraagt
of de modernen niet kunnen ophouden met te preeken
tegen de belijdenis, zich niet kunnen beperken tot an
zijn," begon hij verwijtend.
Maar Mevrouw Mara, door de aanwezigheid barer
schoonzuster, W>eer tot het bewustzijn van haren toe
stand gebracht, sloeg de handen voor haar gezicht:
raag vader maar, hoe ongelukkig ik benvraag
het hem maar.
Door de verplaatsing van Kettler naar het beur&bu-
reau, had er weer zooals Ramlow het zwartgallig uit
drukte, een echte chassé-croisé plaats gehad. In de
plaats van Kettler kwam de kleine Stratzky in de cou-
poncassa.
Procuratiehouder Becker, had even lief nieuw perso
neel, dan dat hij van andere afdeelingen moest over
nemen. Hij hield niet van de oudere beambten met
hun kleinzielige eigenaardigheden. Reeds het gebor
duurde, ingedrukte kussen, hetwelk de kleine Stratzky
van zijn plaats in het effectenbureau medebracht, hin
derde hem.
Dit bonte kussen was den heer Becker een voordu
rende ergernis.
„Een lederen kussen zou gezonder zijn," zeide hij.
Stratzky schudde zacht het hoofd.
Hij hield van het kussen, dat liefdevol den driehoe-
kigen vorm van zijn ondenkbaar mager lichaam had
aangenomen. Het had genoeg geduld en volharding
in het zitten gekost.. En de afgesleten randen van het
kussen wekten in hem zachtere gevoelens.
Becker deed een beroep op het schoonheidsgevoel
der jonge heeren.
Allen verzekerden, dat Stratzky, tot- dank voor de
fraaie walsen, welke hij dikwijls voor hen floot, een
nieuw kussen zon krijgen. Allen legden iets bij el
kaar. Becker niet het minste en op zekeren dag
overhandigden zij hunnen „muzikalen collega" een
nieuw, zeer zacht., met echt- zwart- juchtleer overtrok
ken kussen.
De kleine Stratzky bedankte diep getroffen, en ver
zekerde, dat hij er op zat als in het pavadijs te midden
der heilige heirscharen. Maar den volgenden morgen
prijkte de „roode zonde" zooals het bureau zijn gebor
duurd. kussen noemde, weer op zijn stoel. „Het mooie
dere onderwerpen, dan zon er reeds een groote stap
zijn gedaan tot verzoening, dan zou een geleidelijke
oplossing mogelijk zijn, zou er ook meer contact komen
bij de orthodoxie met de hedendaagsche beschaving en
cultuur, hetgeen alleszins noodig' is.
Eindelijk wil spreker even stil staan hij de belijde
nisvragen. Men meent, dat de modernen die belijde
nis wel kunnen doen, dat zoo noodig de predikant de
vragen wel kan wijzigen maar ook deze formules
moeten verklaard worden aan de hand van art. 11 der
grondwet, waarvan zij niet losgemaakt mogen worden.
Wie zich voegt bij de Ned. Herv. kerk, stelt zich daar
mede op haar grondslag', op den bodem der historische
belijdenis Een ketterjager is spr. niet, hij is over
tuigd, dat een uitbanning niet zou zijn naar Gods
woord, hij komt op voor het recht der modernen op
een Christelijke behandeling, hij wil ook niet een ge
welddadige tuchtoefening, maar een schriftuurlijke
naar Jezus7 woord, de modernen moeten door de ortho
doxen worden bezocht met hen moet worden gesproken
en alleen in het uiterste uiterste geval moet hun de
gemeenschap der kerk worden ontzegd.
Hier in Alkmaar is de vraag kerkeraad of kiescolle
ge die van: modernen of orthodoxen.
Mannen-broeders, zoo zegt hij tot de orthodoxen,
laten we den strijd niet licht achten. Een ieder zij
op zijn post! Als men zelf doet, wat zijn hand te doen
vindt, kan men verder alles aan den Heere overlaten.
En worde de zaak verloren, Gods zaak blijft bestaan.
Maar geen valsch vuur gebruike men in den strijd.
Daarvoor zorge het gebed, het beste middel. Het aan
gezicht Gods hebbe men in deze dagen steeds voor
oogsn.
Aan de modernen vraagt spreker: Wat hebt gij ge
daan en wat zijt ge bezig te doen. Opene de uitslag
ook U de oogenGij hebt de kerken ontvolkt, hier, en
in tal van plaatsen. Er is geen godsdienstige opwa-
king gekomen, gelijk de modernen verwachtten, de
godsdienst heeft geen edeler, geestelijker gestalte aan
genomen. Er is onverschilligheid ontstaan op aller
lei gebied. De hedendaagsche maatschappij met haar
pessimisme is een gevolg van de moderne levensbe
schouwing.
Bekeert u, keert toch terug naar Gods woord, het
ware licht voor het donkere zondaarspad, de ware lamp
voor onzen voet, die behoedt voor struikelen en voor
den ondergang. Keert terug tot het eenvoudige geloof,
dat uw moeder u misschien leerde, keert terug tot Je
zus C hristus, den eenigen middelaar tusschen God en
mensch. Denkt aan het woord van Johannes: „Wie
den Zoon niet heeft, heeft ook den Vader niet."
Bekeert u, gij" die gedoopt zijt, die Gods hand heb
ben gevoeld, denkt aan het „Bekeer U en ik zal U af-
keeren" (verbeteren).
Op de rede volgde daverend applaus.
Debat.
Onder luide protesten der vergadering deelde de
voorzitter mede dat ieder, debater 10 minuten tijd zou
krijgen.
De eerste debater, de heer mr. Van Heijnsbergen,
zeide te voren vermoed' te hebben, dat zijn geloof en
zijn kerk hier hedenavond gevaar zouden loopen en
dit is juist gebleken.
In de eerste plaats wenschte hij er tegen op te ko
men dat in een openbare vergadering de modernen
werden aangevallen door een broeder. Dat, waar het
kinderen van één kerk betreft, had' in een besloten
fergadering moeten geschieden, niet in het openbaar.
Debater maakt den orthodoxen een verwijt van hun
optreden tegen de modernen. Ze zijn slechte Christe-
nen, want ze zijn onverdraagzaam jegens andersden-
nieuwe" had hij mee naar huis genomen, om het de
eereplaats op zijn pianotabouret te geven.
Sedert dit oogenblik heette de kleine Stratzky nog
slechts „de roode vlek van het bureau", en de procura
tiehouder Becker keek altijd langs hem heen, alsof zijn
aanblik hem pijn aan de oogen bezorgde. Stieber had
niet gerust, voordat hij in de „hoofdcassa" kwam.
„Begrijpt gijzeide hij tot Felix, „eindelijk moet ik
eens baar geld in de vingers voelen. Om het even,
dat het het mijne niet is. Ik zou mij willen baden in
geld, er mij in willen neerleggen. Ik zou er in willen
slapen, in woelen. Als het zoo rondom mij rammelt
en klinkt, het geld in lange rijen voor mij ligt en de
blauwogen bruine muntbiljetten ritselen, dan stijgt het
mij naar den neus als het prikkelen van champagne.
De beursspeculaties zijn voor menschen als wij toch
hoofdzakelijk slechts een „metaphysissch" genoegen
kieteling. Maar een gekietel waarbij met dikwijls
het lachen verliest
Ilet was een teeken van bijzonder vertrouwen, dat
i h o cu ra ti cl louder Ramlow op zekeren dag' „mijnheer
1 rank' den verantwooa-delijken post gaf, welke vroeger
door Jonas bekleed werd.
En juist in de vroegte van dienzelfden dag had juf
frouw Jonas met een van vreugde stralend gezicht
verteld, dat haar man nu spoedig het gesticht zou
verlaten, omdat hij zoo goed als hersteld was.
_Toen Felix haar den volgenden dag mededeelde, dat
hij van nu af de plaats van haar man in de Bank be
kleedde, keek zij hem met bijna bijgeloovigen angst
aan. „Zult u dat wel kunnen, mijnheer Frank? Zulk
een zware post!"
En met nog meer zorg dan anders maakte zij zijn
ontbijt gereed, nog ijveriger spande zij zich voor hem
in.
Het hoofd medelijdend schuddend, herhaalde zij
steeds weer: „Zulk een zware post zoo zwaar
Maar Felix stelde haar gerust. Voor hem was de
post niet te zwaar.
„Dat beetje couranten lezen in de vroegte.... dat
is men toch gewoon! En 's avonds dat beetje: expedi*
tic!
Btordt vervolgd.