DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Damrubriek.
P™1
ZATERDAG
29 A P R I L.
m i III
mm
mm
'm
No. 101
Honderd en dertiende jaargang.
1911.
Op 't kantje af.
Schaakrubriek.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
W//,
m
m
mm
Wm I
HH §P
32—28 23 41
36 47 26 37
38—32 37 28
33 15
ÉIlilÉl
ALKMAARSCHE COURANT
WilA-V'i
Stedelijk Museum.
Ivostelooze bezichtiging op Zondag, 30 April a.s
's middags van 1 tot 3 uur.
Ingang Breedstraat.
Kinderen beneden de 12 jaren worden niet toegela
ten. van 12 tot 16 jaren slechts onder geleide.
Het is niet geoorloofd te rooken.
Gelijktijdig mogen niet meer dam 50 personen in de
lokalen zijn.
Een schetsje naar het Huitsh
van PAUL WOLFGANG.
Zachtjes trilde de lucht van het gelijkmatig suizen
der zware dynamo's, dof klonk het ademen der bijna
geluidloos werkende stoomturbinen daartusschen. De
geheele electriciteitswerkplaats ademde leven. Men
kon bijna niet zeggen wat het was, maar ieder die bin
nentrad kwam onwillekeurig onder den indruk. Er
werd fluisterend gesproken, voorzichtig geloopen, als
of men werd aangetast door een onoverwinnelijken
angst voor de machtige krachten, welke de mensche
üjke geest tot gehoorzaamheid had gedivongen.
Voor het helder verlichte, marmeren schakelbord
stond dr. Eberliard Horst, de ingenieur van de fabriek,
en bekeek met aandacht de meetapparaten waarvan de
wijzers zenuwachtig trilden alsof het angstige oogen
waren van een mensch.
Onbewegelijk stond de slanke, rechte gestalte, wien
de monteursjas even goed' stond als de gekleede jas.
De staalblauwe oogen waren rustig en kalm op het
bord gevestigd. En rustig rookte hij zijn sigarette,
waarvan de dunne rookwolkjes door den wind boven
de draaiende dynamo's gegrepen en verstrooid werden
Hij tastte naar zijn zak en keek op zijn horloge.
Nog een half uur een klein half uur en de gasten
zouden komen; de vriend van zijn chef, de raadsheer
Wollner, wou zijn dames gaarne een electriciteit-sfa-
briek in werking laten zien. Zijn hand beefde een
weinig toen hij zijn horloge weer in zijn zak stak.
Waarom dan toch Weder betrapte hij zich zelf op
die zelfde gedachten. Was hij niet dfwaas daar nog
aan te denken? Dat was immers al lang voorbij.
Toen de raadsheer zijn bezoek op heden had aange
kondigd, was het alleen maar om de fabriek te zien;
zijn trotsche dochter had er zeker geen schuld aan
r.een, Sophie Wollner had er zeker niet om gevraagd.
Zij had immers openlijk getoond, hoezeer zij zijn be
trekking verachtte. Wat had zij verleden ook weer
gezegd? „O, dus u is eigenlijk monteur?" Neen, dat
woord kon hij niet vergeten, hij vergat het nooit.
En toch en tochSteeds zag hij het schoone,
jonge meisje voor zich; dag en nacht moest hij aan
haar denken. Als hij alleen op het werk zat. dwaal
den zijn gedachten naar haar toe steeds weder naar
haar.
„Werner!" riep hij plotseling naar beneden.
„Mijnheer Eberliard?" hoorde men dadelijk ant
woorden.
„Wil je als je blieft wat opruimen, en zorgen dat er
niets in den weg ligt. Wij krijgen bezoek. Zeg ooo
aan de andere werklui dat zij de lappen opruimen en
no ijzeren leuningen nog eens goed afvegen, anders
mochten de dames haar kleeren vuil maken."
„Jawel mijnheer! antwoordde de oude monteur.
„Het zal gebeuren!" Hij bromde nog iets in zijn
baard, zoo iets van „vrouwvolk". Hij hield niet van
bezoek op de fabriek.
Horst wierp nog even een blik overal, om zich te
overtuigen, dat allés netjes en in orde was, toen de
bel aan de poort gehoord werd. Werner deed open,
cft Horst kwam ijlings nader om de heeren en dames
te begroeten.
De raadsheer reikte hem vriendelijk de hand en zei:
„Mijnheer Horst, ik bem zoo vrij mijn dames mee te
btongen. Dus nu laat. u ons s. v. p. alles zien wat u
kunt. En zich tot zijn dames wendende, ging hij
voorot„Marie jij kent mijnheer Horst reeds, niet
waar, dit is juffrouw voon Wallberg, mijn nichtje en
dit is mijn dochter Sophie, die kent u ook reeds?"
„Zeker, mijnheer Wollner", antwoordde de ingeni
eur met een beleefde buiging, „ik heb reeds meermalen
de eer gehad aangename uren in uw huis dooor te
brengen."
Mevrouw Wollner gaf hun geen gelegenheid lang te
blijven praten. Vol bewondering keek zij om zich
heen en zeide verbaasd: „Kijk eens Heinrich, hoe
netjes dat alles is, dat moest onze Mina eens zien.
Denk je, nichtje dat ik er mijn dienstmeisje toe krij-
gen kan netjes koper te poetsen? Onmogelijk! En
wat blinkt hier alles prachtig!"
Met ware opgetogenheid bekeek mevrouw Wollner
door haar lorgnet al het blanke metaal van de reus
achtige machines. De huishoudelijke vrouw kon zich
een gevoel van afgunst niet ontzeggen.
^oe(^ vindt; dames", sprak de ingenieur,
eindelijk, „zal ik u met enkele woorden iets van de
inrichting vertellen. Kijk, hier ziet u twee zooge
naamde turbo-dynamo's, dat zijn machines voor het
verwekken van een electrischen stroom, die door
stoomturbines in beweging gebracht' worden. Dit
groote rad, waarvan u nauwelijks den vorm kunt her
kennen door het snelle draaien, maakt 5000 omwente
lingen in één minuut."
„Verduiveld! mijnheer Horst, dat is ontzettend!
nep de raadsheer uit. „Sophie kijk daar eens goed
naar!
De jonge dame was op eenigen afstand gebleven en
staarde met een uitdrukking van verveling op haar
gezicht, voor zich uit.
„Zeker papa, ik zie het al."
„Juffrouw Sophie schijnt in zulke dingen niet veel
belang te stellen, mijnbeer Wollner."
„Ja, waarde mijnheer Horst, zoo zijn de jonge meis
jes tegenwoordig. Er moet gevaar aan verbonden zijn
wanneer zij er plezier in willen hebben, de zenuwen
moeten gespannen worden. Wedrennen, luchtreisjes,
vliegen, dat is iets voor haar.
„De hier opgewekte electrische stroom", ging de in
genieur bedaard voort, „wordt door deze metalen rails
naar het daarboven gelegen schakelbord gevoerd. Als
do dames het goedvinden zullen wij even naar boven
g'aan. Mag ik u verzoeken voorzichtig te wezen op de
smalle, ijzeren trap? Houdt u maar goed de leuning
vast, de treden zijn glad."
„Mijnheer Horst, waarom zijn die twee metalen
rails rood geverfd1?"
„Dat is een waarschuwing voor ons, mevrouw, deze
beide rails voeren namelijk een stroom van 500 volt
spanning aan voor de tram. Als men ze aanraakt zou
men onmiddellijk gedood worden."
„Ik moet zeggen, een prettige buur", riep de raads
heer lachend.
„Wat was dat, mijnheer Horst?" Met deze woorden
wendde Sophie zich plotseling tot- Eberhardt en hij
meende eeriige belangstelling in haar oogen te bespeu
ren. Zij zag er niet meer zoo onverschillig uit en
keek niet meer zoo trotsch over alles heen. Zij hoorde
van gevaar spreken en was plotseling uit haar onver
schilligheid opgewokt.
Onwillekeurig gleed haar blik langs de slanke ge
stalte van den ingenieur. Wat dat werkelijk de man,
dien zij tot nu toe voor een monteur had aangezien?
Zij had plotseling' en totaal onwillekeurig een ge
waarwording die zij nog niet begreep. Het was toch
wel iets bijzonders, dagelijks zijn werk te moeten ver
richten vlak in de nabijheid van zoo iets gevaarlijks,
om zoo te zeggen onder de roodgloeiende oogen van
den dood.
Eberhadt gaf dezelfde verklaring nog eens op be
daarden zaakrijken toon en eenigszins terughoudend.
Hij zag het trotsche ding kalm aan; geen enkele be
weging van zijn gelaat, geen trilling van zijn stem
verried de spanning waarin hij verkeerde.
1 oen zij boven aan het hek rondom het schakelbord
gekomen waren, vroeg zij op eenigszins sportenden
toon: „Wat heeft u daar in uw zak, mijnheer Horst?"
„O, juffrouw Wollner, dat is een tang in vele ge
vallen dienstig, zooals wij monteurs er altijd een bij
ons moeten hebben."
Zij had de pikanterie best opgemerkt, want zij
draaide het hoofdje met het prachtige blonde haar ter
zijde en liep weder naar het schakelbord.
Eberhardt stond dicht bij haar, zoo dicht, dat hij
haar nabijheid voelde. Intusschen was de raadsheer
met zijn nichtje de steile trap reeds afgegaan. Toen
zijn vrouw hem volg'en wilde, zag dr. Horst de oude
dame uitglijden en te dicht in de nabijheid komen van
een kabel. Hij werd doodsbleek, maar geen oogenblik
verloor hij zijn tegenwoordigheid van geest.
„Achteruit, Sophie!" Met een ruk trok hij het
meisje van het schakelbord af, met de rechterhand
streek hij met de tang langs de twee kabels, en een
gloeiende vlam steeg sissend omhoog.
Eberhardt tuimelde tegen de leuning. Een knal als
een geweerschot„Werner!" riep hij, „dynamo!
stoppenAlles stil staan blijven."
„Wat is er in 's hemelsnaam, mijnheer Horst, wat
is er?" riep het jonge meisje, als verlamd van schrik.
„Houd u maar bedaard, juffrouw Sophie, een klei
nigheid. Ik beb kortsluiting veroorzaakt bij hoog
spanning."
•Hoe dom van je, Marie!" hoorde men den geheim
raad roepen; „je hadt je nog kwaad kunnen doen. Je
weet, dat je voorzichtig moet wezen met je bijziend
heid. Doeter Horst, was is er zooeven gebeurd
„Mijnheer Wollner, er was bijna een ongeluk ge
beurd. Uw vrouw is bij het uitglijden tegen de hui
zen aangekomen."
„Groote hemelmaar er is toch niets gebeurdMa
rie, voel je niets? Voel je je gewond?"
„Ja zeker, Heinrich, ik weet niet wat je meent'.
Wat zou ik moeten mankeeren?"
„Mijnheer Wollner, maak u niet ongerust! Alles is
nog goed afgeloopen ik was nog in de gelegenheid
toen ik uw vrouw zag struikelen, de kortslui
ting en daardoor den gevaarlijken kabel
stroomloos te maken
Maar wat was er dan? Waarom sprak de ingenieur
ineens zoo moeilijk? Er was geen klank in zijn stem.
Sophie zag hoe hij zich met moeite ophield, hoe hij"
zich krampachtig met. de linkerhand aan de leuning
vasthield.
.Papariep zij angstig, „kom hier, wat is er toch
met dr. Horst gebeurd?"
De raadsheer en Werner liepen zoo snel mogelijk de
trap op en konden den waggelenden man juist nog te
genhouden. Er liep Sophie een ijskoude rilling over
den rug. Wat was er gebeurd?
Zij sidderde, haar hart bonsde.
„Wat scheelt hem, papa, toe spreek dan toch!"
„Ik weet het niet, kind, wij zullen hem hier neer
leggen."
„Mijnheer", zei Werner, die over Horst lag heenge-
bogen, „mijnheer Horst heeft zich wel een beetje ge-
brand._ Kijk eens hier, zijn rechterhand, hoe die ver
schroeid is, ja dat komt van die vervloekte 500 volt.
Hij zal wel gauw weer bij komen, denk ik."
Met een huivering keek Sophie naar de hand, d[e
verbrande hand, die nog altijd de tang vasthield. Blik
semsnel joegen de gedachten door haai- hoofd. Dat
had de man gedaan, dien zij tot nu toe zoo miskend
had. Indien hij niet zoo flink en snel had gehandeld,
zou haar moeder O, hemel! hoe vreeselijk zou
dat geweest zyn, het was niet in te denken!
Welk een verschrikkelijk gevaar hadden zij zooeven
geloopen! En wie had dat van hun hoofd afgewend?
Wie was hun redderKen onuitsprekelijk g#-
voel van dankbaarheid vervulde haar hart. Zonder
j zich te storen om al de anderen die haar omringden,
knielde zij naast Eberhardt- neder en toen hij de oogen
opsloeg en haar aanzag, nam zij zijn linkerhand tus-
schen haar beide handen en fluisterde hem toe: „Ik
dank je, ik dank je, Eberhardt."
Mo. 388.
C. BORGATH, te Ferrara.
„Deutsches Wochenschach", 1911.
8
7
6
5
4
3
2
1
abcdefgh
Mat in 2 zetten.
Oplossing.van No. 285 (Dr. Z. NOACK).
1 D g8 e6 enz.
AAN DE DAMMERS.
Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro
bleem 127.
Dit probleem van den heer Ortigé uit- Frankrijk was
een zeer goed stuk werk, zoowel1 wat stand als wat ont
leding betreft.
Stand van no. 127.
Zw. 3, 6, 8/12, 14, 17/20, 22, 24, 25.
W. 27, 28, 30/35, 37, 40, 42, 44, 45, 47, 50.
Oplossing.
1. 31—26 1. 22 31
2. 42—38 2. 31 42
3. 34—29 3. 25 23
4. 35—30 4. 24 35
5. 44—39 5. 35 44
6. 28—22 6. 17 37
7. 38—32 7. 37 28
8. 33 :2! (7 sch.) 8. 44 33
9. 47 16! (5 sch.)
Goede oplossingen ontvingen wij van de heeren: G.
Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, J. M. Houtkooper
te Alkmaar, S. Homan te Wijdewormer, H. E!. Lantin-
ga te Haarlem.
MATCH HOOGLAND—WEISS.
(Vervolg van het artikel uit onze vorige rubriek).
Waarom was er niet zooveel belangstelling voor de
zen wedstrijd?
De heer Mijer geeft hieromtrent de volgende rede
nen
„Het Uti'echtsch damgenootschap voerde sinds lan
gen tijd onderhandelingen met Weiss betreffende een
match. Wij waren hiervan tijdig en nauwkeurig inge
licht. Dit werd in ruimer kring bekend en niemand
dacht er aan hierin iets vreemds te vinden. Wanneer
een vereeniging voor een jeugdig talentvol speler een
match organiseert ter oefening met den heer Weiss,
dan valt dit streven slechts te prijzen. Kort voor den
match echter werd bekend, dat deze match niet alleen
zou plaats hebben, doch dat tegenover een bedrag van
300 frs. van de zijde van Utrecht, Weiss den wereld
kampioenstitel zou inzetten. Een match dus om het
wereldkampioenschap. Dat Hoogland, die in den
laatst gehouden wedstrijd om het Kampioenschap van
Nederland, na de Haas aankwam, een serieuze match
om 't kampioenschap van de wereld spelen zou, vond
men algemeen zoo absurd, dat aanvankelijk niemand
het voor waarheid aannam. Toch was het zoo en dit
alreeds deed een ieder met een schouderophalen den
match tegemoet zien. Het algemeen gevoelen was:
Eerst de kampioen van Nederland, de Haas, verslaan
en daarna kunt ge met kans op succes trachten het
wereldkampioenschap te winnen.
Een zeer begrijpelijk gevoelen.
De onsympathiekste daad zou echter nog komen.
Het V. A. D., van de komst van Weiss verwittigd,
kwam op 't denkbeeld nu ook De Haas met Weiss te
laten spelen. Gesteund door den Nationalen Dambond
of liever namens bond, zond de heer Battefeld een cir
culaire, om bijdragen voor zulk een match in zee, en
van vele kanten kwamen toezeggingen en bijdragen in.
Alles was echter voor niet, want AVeiss zeide: deze
keer geen match te kunnen accepteeren en na den
match tegen Hoogland alléén voor simultaan-seances
vrij te zijn. Uit Parijs berichtte men ons, dat dit een
gevolg was van het contract, met LTtrecht- gesloten.
..Ongelooflijk zult gij zeggen. Wij zeiden dit ook, en
wendden ons daarom persoonlijk tot den. wereldkampi
oen, doch kregen hetzelfde bescheid. En dat in een
tijd, waarin een ieder zich opmaakte tot herstel van
den vrede in de damwereld! Een match De Haas
AAreiss werd dus onmogelijk gemaakt en reeds gezon
den bijdragen teruggegeven.
Dat dus de Nationale Dambond, destijds circa 500
.leden tellende, van dezen match geen notitie nam, ie
dus zeker een ieder thans duidelijk en de weinige sym
pathie met dezen match wordt hierdoor verklaarbaar.
Verder kon men nog lezen, dat de heer Weiss de ver
klaring van 3 Eransche dambonden had medegebracht
dat zij den winnaar uit dien match, als „wereldkam
pioen" zouden erkennen. Aan den Nationalen Dam
bond werd om zulk een erkenning niet verzocht. De
erkenning van de 26 clubs, daarbij aangesloten, had
zeker minder waarde?!
De club te Utrecht is betrekkelijk een zeer jonge
vereeniging en het was volstrekt niet tactisch van
haar bestuurders, de zaak langs deze paden te leiden.
Indien het U. D. G. zich sympathieker had betoond,
dan zou er le. algemeene belangstelling voor de
zen match zijn getoond; 2e. zou èn Utrecht èn Hoog
land meer voldoening van hun streven hebben gehad.
Tot zoover de heer Mijer. Intusschen wenscht deze
de heer Hoogland ook met zijn behaald succes geluk
en spreekt verder de hoop uit, dat nu alle dammers in
den lande onder een bond zijn vereenigd, onaangena
me dingen niet meer zullen voorkomen.
In de eerste matchpartij tusschen AVeiss en Hoog
land kwam de volgende stelling voor na den 25en zet
van wit
Zwart speelde nu 1923. AVeiss speelde toen ver
der met wit als volgt;
34-—29 23 34
39:19 14:23
4339 813én 't gevaar was voorbij.
Wit had echter als 26e zet na 1923 van zwart be
ter kunnen spelen
32—28 23 21 ('t beste voor zwart.)
37—32 26 28
33 15
of
Beide gevallen winststelling!
Als probleem het volgende met aardige ontleding,
ook al is de slagwending niet nieuw.
Probleem 128 van J. VARDON.
Zw. 2, 3, 4, 7, 9, 12, 13, 14, 16, 18, 20, 22, 23, 25.
AV. 21, 29, 34, 35, 36, 37, 40/44, 48, 49.
VRAAGSTUK 38.
Hoe wint wit in den volgenden stand?
Zw. 17, 21, 30, 31, 35 en dam op 49.
W. 32, 34, 38, 45, 50 en dam op 25.
Oplossingen vóór of op 4 Mei.