DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 115 Honderd en dertiende Jaargang. 1911 DINSDAG 16 M EI. Brieven uit Marokko FEUILLETON. Het Gouden Bed. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. - ALKMAARSCHE COURANT. IV. MESTIGMEUR (Marokko). Weder was onze compagnie, behoorende bij de Ma- rokaansche politie, opgeroepen om een verkenning te maken in de richting der „Moulonia," daar de om liggende stammen hadden geklaagd bij onzen com mandant over een rooversbend© aan de andere zijde der rivier, welke hunne schapen had gestolen, ja zelfs hunne vrouwen en kinderen roofde. Onze compagnie was aangewezen, die roovers op te sporen en zoo mo gelijk gevoelig te straffen. Wij vertrokken uit onzen post met 120 man, waarvan de helft bereden op muil ezels, voorzien met 1 dagen levensmiddelen en 2 da gen reserve, benevens een aanzienlijken voorraad amu- nitie en gingen in Westelijke richting, volgende den weg van El-ain-Onin naar Taourirt, tot aan de kleine rivier, welke haar water voert naar de Moulonia, de grootste rivier van Marokko. Daar verlieten wij den weg en volgden den loop dezer rivier. De lucht was betrokken, en nu en dan vielen reeds eenige droppels, zoodat wij ons haastten, om voor de avond viel een goede kampeerplaats en tevens hout voor het vuur te vinden. Evenwel het land, waar wij doortrokken, bleef even woest, en hoe verder we kwamen, hoe zeldzamer de „gourbis" werden, welke wij voorbij trokken. Van een begaanbaren weg was geen sprake, enkel een smal voetpad was er, dat berg op berg af, door ravijnen nu eens steil naar beneden, dan weer even steil omhoog voerde. Van mensck of dier geen spoor, de bodem was slechts bezaaid met groote steenen, waartusschen wij voortstrompelden. Het werd avond. In de verte rommelde de donder en nu en dan doorkliefde een bliksemstraal het luchtruim, terwijl het zoo donker werd, dat wij geen meter van ons af konden zien. Steeds ging het voorwaarts, tot dat wij eindelijk, nadat wij weder een berg bestegen hadden, een licht zaken, waarschijnlijk van een gour- bi. Daar ging het toen op af, want daar woonden in elk geval menschen, die ons misschien van hout en in elk geval' van water konden voorzien en ons konden zeggen, waar wij ons bevonden, want de rivier of het voetpad waren wij reeds lang kwijt geraakt. Het was evenwel niet raadzaam, daar zoo maar naar (oe te loopen: waren het vrienden of onze vijanden? Drie spahies werden te paard vooruitgezonden op verkenning, terwijl wij op eenige honderden meters af stand halt hielden, om den uitslag af te wachten. In- tusschen begon het te regenen, terwijl d© dondersla gen, weerkaatst door d© bergen, den angst der muil ezels opwekten, die nu en dan een angstig gebalk de den hooren. De manschappen werden ontevreden over het wachten in zulk een weder, en hoe de onderofficie ren ook deden, wat maar mogelijk was om de orde te herstellen, de tenten werden van de ezels geladen en opgeslagen, de dieren afgezadeld ën bijeengebonden, waarna allen een schuilplaats zochten in hun tenten. Intusschen was één der voorgezonden spahies terug gekeerd en had onzen kapitein gemeld, dat zich ginds een kleine „kasbah" bevond, waar een „Sheik" woon de, die geneigd was ons daar te laten kampeeren tot den volgenden morgen, hout wilde hij echter niet ge"- ven, nog minder verkoopen, terwijl, zooals hij1 zeide, voor ons water genoeg te vinden was ginds in de ri vier. Zoo moesten wij dan maar gaan slapen met onze natte kleeren, terwijl de regen nu bij stroomen neer viel en onder onze tenten doorliep, zoodat wij, gehurkt onder ons stukje zeildoek, niet wisten wat te moeten beginnen. De vermoeidheid van den marsch deed' zich gevoelen, zoodat enkelen hun paardedeken. die toch reeds nat was, op den grond uitspreidden en zich daar op uitstrekten. Dat voorbeeld werd weldra door de overigen gevolgd. Doch lang lagen wij niet of de koude viel in, zoodat allen klappertanden. Op de plaats, waar ik gelegen had1, lag spoedig een plas wa ter op de deken. Gelukkig hield de regen ©enigszins op, zoodat eeni- Naar het Duitsch van OLGA WOHLBRüCK, bewerkt door J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM 116) _o_ „Waar het toeval mij brengt. Voor zulk' een ouden bankroetier is1 het toeval nog de beste geleider. Blijf maar ik ken den weg." Niets moest voor hem dit uur verlengen en de lijn verschuiven. Met een wreede scherts en een korten handdruk verliet hij de vrouw, aan wie hij zijn sterkste liefde had gegeven. Hij had zijn woord, dat hij stilzwijgend de stervende kleine Doorluchtigheid had gegeven, gehouden. Hij be taalde contant. Enkele dagen later stapte hij in zijn gemakkelijke buitengewoon fraaie auto, welke hij nu reeds lang had afbetaald en wenkte mevrouw Mara, die met OOtilie aan het open venster stond, nog steeds toe. „Maak dat jelui spoedig uit de bedompte stad komt," riep hij naar boven. Nog een laatsten groet met de pet, een wuiven met de^ witte zakdoeken en de groote, rood gelakte wagen suisde weg. „Wat ziet Paul er weer jong uit," zeide mevrouw Mara „en wat staat hem de pet goed. Ik heb er een kruisje van mij ingenaaid, dat hem onderweg niets overkomt." Ottilie leunde tegen het vensterkozijn en ademde de frissche morgenlucht in. „En, Ottilie, hij heeft mij twee zoenen gegeven 1 Op elke wang oen. Nu Piepsel er niet meer is, gaat het gen onzer de tenten verlieten om hout te gaan zoeken. Evenwel de Marokkanen waren op hun hoede, en dreigden ieder neer te schieten, die aan hun brand stof kwam. Toen wij onzen kapitein, die in een dik ken pelsjas gehuld, in een warme tent zat, onder eep glas cognac, dit mededeelden, kregen wij ten ant woord: „dat die menschen gelijk hadden en hij ons streng verbood geweld te gebruiken." Zoo keerden wij naar onze slaapplaatsen terug, hoewel er van sla pen dien nacht geen sprake kon zijn. Allen liepen rond, zelfs in looppas, om zich te verwarmen. Welk een nacht! Wat waren wij blijde, dat' de' morgen aan brak Onmiddellijk spoedden wij ons naar de rivier. De boorden waren dicht begroeid met laag kreupel hout, Er werd gehakt en gebroken, naar het kamp ge dragen en weldra brandde het vuur lustig op; water werd er gehaald en er werd koffie gezet, toen eens klaps de kapitein verscheen, vergezeld van den „Sheik" der „kasbah," die ons toeschreeuwde, dat wij onmiddellijk het vuur moesten dooven, daar wij ons op een Marokkaansch kerkhof bevonden, kenbaar aan de vele steenen, welke in dit land rond de graven ge-> plaatst worden. Doch wat hadden wij gelet op die steenen? Niemand had lust, het vuur pit te maken, ja, zelfs een korporaal, die den moed had, een stuk hout uit te trappen, werd zoo kort bij het- vuur ge drongen, dat zijn baard vlam vatte en hij snel een heenkomen zocht. Nadat allen eenigszins hun kleeren gedroogd hadden, werden de ezels weer gepakt en ge zadeld en werd de reis voortgezet, doch daar er van een weg geen spoor te vinden was, werd een gids ge huurd van den „Sheik", die ons op het spoor zou bren gen naar de gourbis der roovers. En weder ving het zelfde eentonige marcheeren aan, gelijk den vorigen dag: berg op, berg af, de grond bezaaid met steenen, terwijl op sommige plaatsen alfa of groote doornen- bosschen (seribfl) groeiden, waardoor wij slechts met de grootste moeite een weg baanden. Het werd middag en nog steeds marcheerde onze' gids onvermoeid verder, geen acht slaande op de vra gen van onzen kapitein, hoe ver wij waren, of wij nog veel loopen moesten. Hij wees slechts naar den hori zon, en wij volgden, mopperend en brommend. Zoo werd het drie uur en nog niets dan hetzelfde land schap, de gids nog immer aan het hoofd', vergezeld' van den kapitein, die met zijn zakdoek onophoudelijk het zweet van zijn aangezicht wischte. De compie achter hen marcheerde met kleine groepen ongeregeld door elkander; het geweer op den rug, in de hand' den zak doek, strompelden de meesten meer dan zij liepen. Het water in onze veldflesschen was reeds lang op, honger en dorst kwelden ons en nog steeds ging het voor waarts, tot eensklaps de kapitein halt commandeerde, den tolk riep en den gids te verstaan gaf, dat hij niet verder wilde gaan, doch dat, indien hij ons niet snel naar een plaats bracht waar water te vinden was, hij hem binnen twee uren zou laten doodschieten. Onze gids haalde de schouders op, wees nogmaals naar den horizon en voorwaarts ging het weer, altijd door in dezelfde richting. Het werd zes uur des avonds, nog steeds liepen, neen strompelden wij over de dorre vlakte, de tong droog als kurk, het hoofd zwaar als lood; reeds velen onzer waren achtergeble ven, omdat zij niet verder konden. De gids liep nog immer vooraan, achter hem de kapitein vloekend© en scheldende. Reeds lang zou hij hem hebben neerge schoten, als dan niet alle kans verkeken was, om de plaats van bestemming te bereiken. Doch nu was zijn geduld' ten einde. Hij riep drie man naar voren en ge lastte dezen den Marokaan neer te schieten. Deze hoorde kahn zijn doodvonnis aan, wees slechts naar boven, naar de zon, welke op het punt was onder te gaan, zonk op zijn knieën, kuste de aarde eenige malen en verzonk als het ware in gedachten. In die houding bleef hij, toen de drie kogels hem troffen en hij voor over ter aarde viel. Een gat werd gegraven, het lichaam dood of niet dood, er in geworpen en daar de duisternis inviel werd eenige meters verder gekam- mij goedi niet?"..., Ottilie streek vriendelijk over den vollen arm harer schoonzuster. „Je bent een goede vrouw. een lie ve, goede vrouw. „Dat heeft nog eens iemand tegen mij gezegd. zeide mevrouw Mara met een nadenkend' lachje. Frank Nehls had1 aan zijn vrouw Weenen als het doel zijner reis genoemd. Hij wilde daar, voor het slui ten van het seizoen nog met eenige schouwburgdirec teuren spreken, had' hij gezegd. Maar toen hij daar aankwam en van het hotel, waar hij was afgestapt over den Ring liep, kwam hem den dag weer in de herinnering, toen hij met een klei ne cassette naast zich in het' elegante rijtuig van het hotel naar barones Ziskyni was gereden. En met die herinnering verrees de schitterende win ter weer voor hem, welken hij als den sluitsteen zijner carrière beschouwde. Wat wil hij eigenlijk in Weenen? Propaganda ma ken voor zijn nieuwe werken. Wie weet of hij nog iets zou schrijven. Twintig opzetten van nieuwe werken had hij in zijn lade liggen. Geen enkel prikkelde hem tot voortzet ting. Er was iets van aan", van hetgeen hij Ada Moll in wreede scherts had gezegd bankroetier. Zoo voelde hij zich. En zijn geheele optreden scheen hem plotseling opsnijderij, als hij nu naar de schouw burgdirecteuren ging en hen iets voorspiegelde, het geen in het geheel niet waar was Vlak voor het Burgtheater keerde hij weer om. Hij wilde niet opsnijden, wilde niet als een Gommis voya- geur oude waren aanprijzen om wat „kwijt' te raken." Hij nam een fiacre en reed naar het Prater. Ondanks het late middaguur volgde equipage nog op equipage. peerd. Van eten koken kon bij gebrek aan water en brand stof niets komen. Wij moesten ons tevreden stellen met een stuk droog brood, hetgeen met geen mogelijk heid naar binnen wilde. Die nacht was niet minder verschrikkelijk dan de vorige. Reeds om drie uur des morgens aanvaardden wij den terugweg, denzelfden weg langs. Links en rechts werden spahies uitgezon den of er geen water te vinden was, doch niets, totaal niets werd gevonden. Tot 9 uur 's morgens, toen de spahies aan onze rechterzijde ons een teeken gaf. On middellijk werd1 van richting veranderd en spoedig vonden wij tot onze groote vreugde een put met water, dat wel is waar niet zuiver was en krioelde van onge dierte, maar gedronken werd het als ware het water uit uwe duinwaterleiding. Direct werden de ezels afgeladen en gedrenkt, een keuken werd er gemaakt, bij gebrek aan hout wat dor gras bijeengezocht en weldra hadden wij koffie en ver gaten wij de ellende, welke wij hadden geleden. Wij bleven daar dien dag rusten, en den volgenden morgen vertrokken wij in de richting der „kasMh." Aldaar aangekomen was evenwel alles verlaten en ledig, van de bewoners was geen spoor te vinden. Zeker hadden ook zij geen goed gewetenWij volgden onzen terug tocht naar onzen post, hadden meer dan genoeg van deze verkenning. v. d. V. KONINKLIJK BEZOEK. Op het programma van het Koninklijk bezoek, dat, dit jaar aan de hoofdstad zal worden gebracht van 612 Juni, komt o. a. het volgende voor: Dinsdag 6 Ju ui. Voorm. 11 u. 15 m. vertrek Paleis Het Loo. - Nam. pl.m. 12 u. 40 m. Aankomst Amsterdam. 2 u. tot 4 u. 30. Audiëntie. 7 u. 30 Diner (wethouders). Woensdag 7 Juni. Voorm. 10 u. 30. tot nam. 1 u. 30. Audiëntie. 4 u. 30 tot 5 u. Rijtoer. 7 u. 30. Diner (Gedeputeerde Staten). Donderdag 8 Juni. Voorm. 10 u. 30. Audiëntie. Nam. 2 u. tot 3 u. Rijtoer en bezoek aan de ten toonstelling van Arti et Amicitia. 6 u. Diner (commissarissen der Koningin, kamer- heeren en adjudanten i. b. d. enz.) 9 u. Bal. V r ij d a g 9 Juni. Voorm. 11 u. 30. Uitrijden, boottocht op het IJ met bezoek aan het Julianadok. 2 u. 30. Rijtoer en bezoek aan de tentoonstelling van de Vereeniging St. Lucas in het Stedelijk Mu seum. 7 u. 30. Diner (gemeenteraad). Zaterdag 10 Juni. Voorin, llu. Rijtoer, bezoek aan het Rembrandthuis (Jodenbreestraat) en aan de Centrale Brandweerka zerne (Nieuwe Achtergracht). 2 u. 15. Rijtoer, bezoek aan het Oude Mannen- en Vrouwenhuis der Ned. Hervormde Diakonie (Nieuwe Heerengracht) en aan het Modelhuis van den heer N. Ie Grand (Keizersgracht). 6 u. Diner (civiele en militaire autoriteiten). 8 u. Vertrek naar de voorstelling in den Stads schouwburg' van het blijspel „Sara Burgerhart," dooi de Koninkl. Vereeniging het Nederl. Tooneel. Zondag 11 Juni. Voorin. 10 u. Godsdienstoefening in de Nieuwe kerk. Nam. 2 u. 15. Rijtoer en bezoek aan het Genoot schap „Natura Art-is Magistra." Maandag 12 Juni. Nam. 2 u. 30. Vertrek uit Amsterdam. INT. TEXTIELCONGRES. Volgens de „Tribuna" vgn Barcelona, werd in de eindvergadering van het aldaar gehouden congres der „Intern. Federation of Master Ootton Spinners and Manufacturers Associations" na eene met applaus be groete rede van den heer B. W. ter Kuile, met alge- meene stemmen besloten het eerstvolgende congres de zer Intern. Fed. in Nederland te houden. De heer B. W. ter Kuile werd benoemd' tot algemeen voorzitter, terwijl de heer R. A. de Monchy Jr. als secretaris van dit congres zal optreden. Hij zag daar zeer veel schoonheid.lachende oogen en schitterende tanden, zeer veel' kinderlijken over moed en wondervolle aanvalligheid in uiterlijke ele gantie. Dienzelfden avond g'ing hij naar de volkszangers. De onschuldige straatdeuntjes werden toegejuicht, de paartjes drongen tegen elkaar aan. Men dronk uit één glas bier, kocht een stuk brood en een stuk kaas voor twintig kreuzer van rondventende jongens en was innig vergenoegd. Den ganschen avond moest hij aan zijn vrouw en Kan denken; ook daaraan hoe deze in het kleine plaatsje in de smalle kamer op het veldbed had gele gen, bleek, met open, ontstelde oogen en een hulpeloos lachje. Frank Nehls kon niet langer in Weenen blijven. Wat wilde, hij daar nog. Achteraf nog eerbied' voor Kari krijgen of verliefd' worden op Mara. Dat was toch te belachelijk. Hij werd uit Weenen weggedreven, zooals hij uit Berlijn was weggedreven. Iemand had1 hem eens aangeraden den Semmering- tocht te maken. Daaraan dacht- hij, toen de heete wind hem het gloeiend Weensche kalkstof in het ge laat veegde. Waarom zou hij den Semmering niet op.Het was de beste gelegenheid', en „ergens" moest hij toch heen. Licht en gemakkelijk vloog de roode wagen o vel den breeden weg der Weensche Zuid1-Alpen, kleine plaatsjes voorbij, elegante zomerhuizen, voorbij de grootsche rotsen der Türkenschanze, die als een ge weldige muur, het kleine Schottwien van het liefelijk, lachende landschap der smaragdgroene weidevlakten afsloot. Steeds hooger ging het over den slingerenden Sommering-straatweg, welke als een wit tijden lint, INT. WISSEL- EN CHèQUE-REOHT. De Staatscommissie voor de Internatonaal Privaat recht is in de vorige week te 's-Gravenhage onder voorzitterschap van den Minister van Staat mr. Asser tweemalen vergaderd geweest ter behandeling der dooi' verschillende regeeringen ingezonden nota's omtrent het voorloopig vastgestelde ontwerp eener algemeent Wisselwet. Van vele staten zijn dergelijke nota's nog niet ingekomen en de; beantwoording van de vragen lijst (Questionnaire) omtrent de cheque is nog door geenen enkelen staat geschied. Dit een en ander heeft de commissie in hare Zater dag j.l. gehouden vergadering doen besluiten den Mi nister van Buitenlandsche Zaken in bedenking te ge ven aan de Mogendheden voor te stellen de volgende conferentie, waarvan de samenkomst volgens aanvan kelijke bepaling in September e.k. zoude plaats heb ben, tot het voorjaar van 1912 uit te stellen. Gemengd nieiiws.il GENERAAL ERASMUS NAAR NEDERLAND. Men schrijft aan het H b 1 d. uit Pretoria Het zal velen oud-Transvalers genoegen doen te vernemen, dat Generaal Daniël J. Erasmus, met echt- genoote en jongste dochter, Nederland een bezoek zal brengen. Zij vertrekken uit Kaapstad met de „Brae- mer Castle," op 15 Mei en zullen te Rotterdam zijn op 13 Juli, van daar naar Den Haag vertrekken op den löden en te Amsterdam zijn op 19 en 20 Juli. Generaai Erasmus is geboren op de plaats „Doörn- kloof," waar nu het spoorwegstation „Irene" staat, na bij Pretoria; hij is ongeveer 65 jaar oud; woont nu op zijn plaats „Grootfontein," dicht bij Pretoria, is een van de welgesteldste boeren van het district en heeft de grootste en beste kudde Afrikaner rundvee in de Transvaal. Onder de Regeering van de Republiek was hij commandant en lid1 van den Eersten Volksraad; in den jongsten oorlog was hij een der boerengeneraals, werd tegen het einde van den oorlog door de Britoche troepen gevangen genomen en als krijgsgevangene r.aar St. Helena gezonden. Bij zijn terugkeer nam hij een werkzaam aandeel in de oprichting van de politieke partij „Het Volk," en de herstelling en bevordering van landbouw en vee teelt. Hij was in het afgeloopen jaar president van de Landbouwvereeniging en is nu honorair vice-presi dent. Hij vertegenwoordigde het district Pretoria als lid van den Wetgevenden Raad onder verantwoordelijk bestuur, doch heeft zich sedert aan de actieve politiek onttrokken. Op de tentoonstelling te Heidelberg on langs gehouden won hij 8 eerste prijzen voor Afrika ner rundvee en op de Johannesburgsche tentoonstel ling verleden week gehouden, vielen hem 10 eerste prij zen ten deel voor dit rundvee. DE VERGIFTIGING TE NIEUWE MEER. Niettegenstaande het vinden van arsenicum in d« lijken van vrouw Exter en van Iloogerhout, blijven d» beide verdachten hardnekkig ontkennen. Baten zal hun dit niet, want de politie heeft mate riaal genoeg als bewijs. Twee Amsterdamsche drogis ten herkennen het tweetal pertinend als koopers ran het vergif. EEN HEVIGE TWIST. Bij een twist te Goes, heeft een jongen zijn tegen- la ngs het voor bedevaartgangers zoo dierbare Maria- Schutz kronkelde tot aan „Aartshertog Johan." En hij elke kromming van den straatweg, welke een stijging beteekende, voelde Frank Nehls zijn hoofd vrijer, ging de druk van starre afgematheid, welke op hem lag, over in een zacbten, heerlijken roes. Einde lijk was hij boven. Heldere klare lucht als glas diepe, zwarte wouden rondom, en in de verte rose sneeuwtoppen en gesple ten wanden van reusachtige bergen. Hij nam kamers in een dépendance van het groote, elegante hotel en begon zijn eerste zwerftochten dooi de natuur. Uren lang klauterde hij rond op de smalle, steile wegen, zonder te weten waarheen ze hem voer den, zonder het te willen weten. De menschen ging- hij allen ver uit den weg in vreemd angstige verlegenheid, in plotseling pijnlijke ontwaking- eener nieuwe gewaarwording. Velen kenden hem van naam, kruisten met opzet zijn pad, knoopten een gesprek met hem aan, vroegen naar zijn plannen, naar zijn werken. Zijn glimlach was gedwongen als van een beginne ling. Zijn werk zijn plannen ja. Had hij er dan nog? Hij begreep de eerbiedige buigingen niet, welke men voor hem maakte, hem die zich als een scholier plaagde om woorden te vinden en die zich ternauwernood nog kon herinneren, hoe het geweest was toen hij nog kon werken met gezonde zenuwen en heldere gedachten. En steeds langer werden zijne eenzame wandelingen, steeds haastiger onttrok hij zich aan de menschen, die hem met hun vragen, hun nieuwsgierige en verbaasde blikken vervolgden, steeds vreemder stond hij tegenover zijn leven. Brieven kwamen uit Berlijn uit Noorwegen. Wo»rh vervolgd,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1