DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
R S
No. 119
Honderd en dertiende Jaargang
1911
ZATERDAG
20 MEI.
SPROKKELINGEN.
éH
De drie Musketiers,
SchaakrubiHek.
Ë|pF
Deze Courant wordt - eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3,
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
FSUI .L-LTSTON
ALKMAARSCHE COURANT.
EEN VERKOOPING VAN KOSTBARE BOEKEN.
De onlangs overleden Amerikaan Robert Hoe was
door de fabricage van drukpersen millionnair gewor
den. Zijn genot zocht hij in het verzamelen van zeld
zame en kostbare boeken en de geheele wereld reisde
hij af om deze meester te worden, zoodat zijn verzame
ling dan ook gold voor de grootste en duurste van die,
welke particuliere eigendommen zijn. In zijn testa
ment was bepaald, dat zijn boekerij in het openhaar
moest worden verkocht, hetgeen een groote tegenval
ler was, daar gehoopt was, dat de verzameling in haar
geheel aan een bibliotheek zou worden vermaakt. Hoe
had echter zijn besluit wel overwogen. Vaak had men
hem er over hooren klagen, dat men in de bibliotheken
zelfs de kostbaarste boeken buitengewoon slordig be
handelde werkelijke schatten waren dikwijls, wan
neer hij ernaar gevraagd had, uit stoffige hoeken te
yoorschijn gekomen, vies en dikwijls zelfs stuk. Hij
dacht dan ook dat zijn boeken de behandeling zouden
krijgen, welke ze verdienden, indien ze in handen kwa
men van menschen, die ze betaald hadden. Bibliothe
ken beschouwde hij als inrichtingen, waar men zich
kennis en wetenschap kan verschaffen, zeldzame boe
ken moesten, naar zijn meening, slechts het bezit zijn
van kenners, die hun waarde beseften en ze dien over
eenkomstig behandelden.
In den catalogus van de veiling kon men dit alles
lezen. Alle mannen en vrouwen van beteekenis in de
boekenwereld woonden ten getale van 500 die veiling
bij. De bekende Nieuw Yorker antiquair George D.
Smith, die voor een aantal millionnairs kwam, kocht
bet meest, In den namiddag was de verkooping be
gonnen, maar 's avonds kwam het glanspunt: een Gu-
tenberg-bijbel van 14501455, die wordt gehouden voor
het eerste boek, dat met afzonderlijke lettertypen werd
vervaardigd. Allen wilden de kostbare boeken zien,
die de verkooper voor zich op den lessenaar legde.
Met bijna plechtige stem verzocht de man den aanwe
zigen dames haar hoeden af te zetten, opdat de achter
aanzittendén ook iets zouden kunnen zien. Onmiddel
lijk werd aan dit verzoek voldaan. Toen de veiler een
bod vroeg, noemde een stem het fabelachtige bedrag
van honderd dollars. De aanwezigen waren welopge
voede menschen en barstten wel in een lach uit, Het
bod werd onmiddellijk verhoogd) tot 10.000 doEars, het
volgende was 15.000. Bij duizend dollars steeg het
tot 42.000. Toen werden de liefhebbers wat voorzich
tiger. De veiler moest, herhaaldelijk zijn „voor de eer
ste maal'' en zelfs eenige keeren „voor de tweede
maal" zeggen. Ook de verhoogiugen werden lager,
750, 500 en 250 dollars. Met eenige moeite kwam men
tot 49.000 dollars en de tramwegkoning Jozef Widener
waande zich reeds eigenaar van den schat, de veiler
zou den hamer laten vallen, toen de heer Smith, juist
op het laatste nippertje riep: 50.000 dollars, dus
125.000 gulden. Voor dezen prijs werd hem de bijbel
toegewezen en zijn lastgever Henry E. Huntington,
een neef van den overleden spoorwegkoning, had den
hoogsten prijs betaald, welke tot dusverre- voor een
boek was gegeven bet reeord was to,t dusverre
00.000 gulden, welk bedrag in 1884was besteed voor
een boek bij de verkooping. der boekerij van sir John
Thorold.
De belangstelling was echter niet verdwenen, nie
mand vertrok, want ieder wilde gaarne weten of de
andere kostbare exemplaren in Amerika zouden blij
ven, dan wel naar het buitenland zouden gaan. Op
slechts een paar uitzonderingen na werden alle boe-
naar
ALEXANDRE DÜMAS.
8) o-
Intusschen wilde d'Artagnan eerst het gelaat van
dien onbeschofte, die hem bespotte, eens opnemen. Hij
wierp een trotschen blik op den vreemdeling, en ont
waarde in hem een man van veertig tot vijf-en-veertig
jaar, met zwarte, doordringende oogen, bleeke kleur,
sterk geteêkenden neus, en zwarten, fraaien knevel;
hij had een violet-kleurig buis en broek aan met rijm
snoeren van dezelfde kleur, zonder ander versiersel,
dan de gewone spleten, door welke het hemd uitkwam.
Die broek en dat buis, hoezeer nieuw, schenen ge
kreukt. te zijn, gelijk kleederen, die een geruimen tijd
in een valies zijn gepakt geweest. D'Artagnan bezag
dit alles met de snelheid van een opmerker, en waar
schijnlijk met een innerlijk voorgevoel, dat die man op
zijn toekomstig, leven een grooten invloed zou uitoefe
nen. En terwijl d'Artagnan zijn blik op den edelman
met het violet-kleurig buis vestigde, gaf deze in dat
oogenblik een zeer wijsgeerige en diepzinnige verkla
ring over den Bearneschen hit, die door zijn toehoor
ders met een luid geschater werd beantwoord; ook op
zijn gelaat kon men duidelijk tegen zijn gewoonte, een
bleeken glimlach zien zweven.
Geen twijfel meer, d'Artagnan was werkelijk belee-
digd; hiervan volkomen overtuigd, drukté hij zijn muts
diep over de oogen, en de hoofsche manieren-trachtend
na te bootsen, die hij nu en dan in Gaskonje bij op
reis zijnde edellieden had opgemerkt, sloeg hij de hand
aan de greep van zijn degen, terwijl hij de andere op
zijn heup liet rusten. Ongelukkiglijk werd hij, hoe
meer hij naderde, des te heviger door woede verblind,
en in plaats van de deftige en fiere toespraak, die hij
had voorbereid, om zijn uitdaging- uit 'te drukken, vond
hij niets anders op zijn lippen, dan een persoonlijke
onbeschoftheid, die hij met een woedend gebaar deed
ken, welke meer dan duizend dollars opbrachten, voor
Amerika gekocht. De hoogste prijs na den Gutenberg-
bijbel werd betaald voor Berners „Book of St. Albans"
dat het eerste boek moet zijn, dat in Engeland in kleu
ren gedrukt werd. Het eerste bod daarop was 500, 't
laatste 12.000 dollars. Den eersten dag brachten de
verkochte boeken 324.000 gulden op!
Ook de volgende dagen was de belangstelling groot.
Toch was deze verkooping geen mode-zaak. Wel wa
ren er veel rijke menschen aanwezig, maar slechts zij,
van wie men wist, dat zij de waarde van een boek ken
den. De dollar-aristocratie bestaat niet meer enkel
uit menschen, die de dingen koopen, omdat ze duur
zijn, maar uit verzamelaars, die zich slechts aanschaf
fen wat hun werkelijk genot kan geven.
DE KONING LEVE!
De Engelschman schat het leven van den koning
en de koinigin zoo hoog, dat hij daarop een verze
kering sluit' Komt een der beiden n.l. voor de kro
ning te overlijden, dan moet de verzekerde door de
maatschappij, waarbij hij zich aansloot, voor zijn ver
lies schadeloos gesteld worden. Dit verlies is echter
van zuiver materieelen aard. De Londensche zaken-
meuschen hopen n.l. met de kroning geld te verdienen,
van daar dat. zij zich wenschen schadeloos te stellen
voor het geval, dat de kroning eens niet door mocht
gaan. Zelfs verzekert men zich tegen verdaging der
plechtigheid, ja zelfs tegen verandering in de route.
Toch heeft men natuurlijk het liefst dat- de kroning
zal doorgaan en daarom wordt nog veel meer dan an
ders gewenscht, dat de koning leve.
INSECTENPOEDER.
Het is geen heel smakelijk onderwerp, maar er valt
toch wel iets van te vertellen.
Het meeste insectenpoeder, dat in Europa wordt
gebruikt, het moge Zacherliu heeten of een anderen
naam dragen, is uit Dalmatië en Montenegro afkom
stig, waar de plant, welke het levert, een chrysanthe
mum (Pyrethrum cinerariae folium) in verschillende
streeken in het wild groeit. De wilde plant alleen
zou echter bij lange na niet voldoende zijn, om aan de
groote vraag te beantwoorden en daarom zijn er groo
te kweekerijen aangelegd, welke jaarlijks eenige mil-
lioenen guldens opbrengen. Deze bron van inkomsten
werd bij toeval ontdekt. Tussehen de jaren 1840—
1850 woonde in Ragusa een arme vrouw, welke in de
opbrengst van een tuintje, dat ze zelf bewerkte, «een
kommervol bestaan vond. Op een goeden dag had de
ze vrouw, die Anna Rosauer heette, in haar tuin chry
santhemums geplukt, die er in het- wild groeiden en
het onnutte tuiltje later in een hoek gegooid. Toeval
lig zag ze eenige weken daarna de verwelkte bloemen
weer en het viel haar op, dat er rondom verscheiden
doode mieren en andere insecten lagen. Het intelli
gente vrouwtje begreep, dat de dieren gedood waren
en haar plan was spoedig gevormd. Zij kweekte de
planten, verkocht de wilde bloemen en werd de eerste
fabrikante van insectenpoeder.
HOTELS OP RADEREN.
Tijd is geld in Amerika vooral. En zaken-doen
eischt daar meer nog dan elders tijdsbesparing. Tele
graaf en telefoon zijn middelen, om aan dien eisch te
voldoen, mqar de telegraaf is duur en niet altijd be
trouwbaar een seinfoutje kan in een zakentelegram
noodlottige gevolgen hebben! en de telefoon kan
een gesprek onder vier oogen lang niet altijd vervan-
gen. Geen wonder dat er tussehen de beide zaken- j
steden Nieuw York en Chicago treinen zijn ingesteld.
die de verbinding op de snelste wijze tot stand bren
gen en den reizigers gelegenheid bieden tijdens de
reis allerlei noodzakelijke bezigheden te verrichten,
zoodat. het tijdverlies zoo gering mogelijk wordt. De
Pensylvania Special" legt den afstand tussehen de
beide- steden 1600 kilometer af in 17 uur. Met
dezelfde snelheid zou men'dus van Alkmaar naar Am
sterdam (39 kilometer) in 22 minuten kunnen sporen.
Verlaat de zaken-man na het beëindigen van zijn
werkdag te 4 uur Nieuw York, dan is hij om 9 uur,
dus vóór het zaken-uur in Chicago, waar hij 5 uur tijd
heeft, om zijn dringende aangelegenheden te behande
len, want om 3 uur kan hij weer naar Nieuw York
vertrekken, waar hij den volgenden dag even voor tie
nen 's ochtends aankomt. In den trein is hij intus-
schen ruimschoots in staat geweest te doen, wat hij
anders thuis had moeten doen.
Nemen we, evenals het buitenlandsche blad, waar
aan dit artikeltje is ontleend, aan dat een zaken-man
na een drukken dag in den trein stapt. Hij is moede,
verhit en stoffig. Zoodra de trein het station verla
ten heeft, gaat hij naar de badkamer, neemt een warm
bad en een koude douche. Nu trekt hij schoon linnen
goed aan, dat hij in een koffertje heeft meegenomen,
en gaat naar den barbier, die hem fluks scheert. Het
bad heeft zijn eetlust opgewekt, hij wandelt naar de
restauratiewagen en krijgt daar een maaltijd zoo goed,
dat een restaurant te Nieuw York hem niet beter zou
kunnen geven. Dan rookt hij bij mooi weer een si
gaartje op het achterste balkon, dat inderdaad als een
balkon boven de rails uitsteekt en een prachtig uit
zicht biedt. Dalen, bergen, rivieren, bosschen, vliegen
aan zijn blik voorbij en de frissche avondlucht, ver
sterkt door de snelle beweging van den trein, ver-
frischt hem.
Is het weer te slecht om buiten te zitten, dan gaat
hij naar den rook-wagen, waar hij zich in een gemak-
kelijken zetel kan neervielen en voldoende ruimte
heeft om zich behagelijk uit te strekken. Misschien
vindt hij er een paar kennissen, met wie hij een kaar
tje kan leggen een druk op een knopje van den elec-
trischen schel, en de zwarte bediende zorgt voor kaar
ten en een tafeltje, brengt desgewenscht dranken en
sigaren. Treft hij geen kennissen aan, dan behoeft
hij zich in geenen deele te vervelen. De groote rui
ten geven ruim uitzicht op het mooie landschap, en de
kleine boekerij bevat de meeste nieuwe romans en vrij
wel alle belangrijke tijdschriften. Moet hij brieven
schrijven, wel, een stenograaf staat gratis te zijner be
schikking, wien hij zijn correspondentie dicteeren kan.
Terwijl de stenograaf met de schrijfmachine de brie
ven op het meegenomen papier met het firmahoofd, of
op het prachtige, gratis geleverde papier der spoor
wegmaatschappij tikt, gaat de reiziger naar den wag
gon, waarin het café gevestigd is, om iets te drinken,
misschien ook om iets te eten. Dan teekent hij de
brieven, koopt postzegels en geeft zijn correspondentie
aan den conducteur, die zorgt dat. ze aan het eerstko
mende station in handen van den daar wachtenden
postbeambte komt.Is onze reiziger een beursman,
dan behoeft hij niet te vreezen, dat hij onkundig blijft
van de dingen, waarin hij bijzonder belang stelt, im
mers aan elk station worden den reizigers de telegra
fisch gezonden laatste beursberichten en noteeringen
verstrekt.
Het is nacht geworden. De zwarte bedienden heb
ben de zitplaatsen in bedden veranderd en wie slaap
heeft, begeeft zich te ruste. Weldra is het stil in den
waggon en worden alleen de ratelende raderen en mis
schien de stampende locomotief gehoord. Zacht sluipt
de neger door de smalle gang, welke de slaappla-atsen
van elkander scheidt en haalt de schoenen op, welke
gepoetst worden in Amerikaansche hotels geschiedt
dit overigens niet.
Wie niet- slapen kan of wil, vindt in den rookwagen
of in de thans tot café ingerichte restauratiewagen
gelegenheid zijn tijd door te brengen, hetzij soezend,
hetzij pratend mgt andere reizigers.
Den volgenden morgen ontwaakt de gelukkige die
in een snellen trein kan slapen, zoo frisch als n 'hoen
tje. Wie een onrustigen, meer of minder slapeloozen
nacht heeft, doorgebracht, vindt een gewenschte ver-
frisscbing in een koud had, dat tot zijne beschikking
is. Is hij met zijn toilet gereed, dan vindt hij in den
restauratie-wagen het ontbijt gereed1 en is dit veror
berd, dan blijven hem nog een paar uurtjes over, om
of zaken te doen of de komende onderhandelingen
voor te bereiden.
Deze shelle treinen zijn echter niet enkel voor za-
kenmenschen ingericht, er is ook een speciale salon
voor dames en in den restauratie-wagen zijn ook ta
fels voor dames gereserveerd.
Overigens spreekt het wel van zelf, dat deze trei
nen uiterst weelderig zijn ingericht en dat zij het be
reikbare in alle opzichten benaderen.
Ko. 391.
J. GOEDHART te Amsterdam.
V«de Vermelding ex aequo „Western Daily
Mercury"1911.
8
7
6
5
4
3
2
1
a b c d e ïf f g h
Mat in 2 zetten.
Oplossing van No. 288 (O. BORGATTT).
1 D g8 a2 enz.
Goede oplossingen van probleem No. 284288 ont
vingen wij vanP. J. Boom, E. Böttger, O. Bramer,
G. van Dort, G. Imhülsen, C. van Stam1) en C. Vis
ser2), allen te Alkmaar, Mr. Ch. Enschedé te Haar
lem, J. Vijzelaar te 's-Gravenhage, P. Bakker, Jos. de
Koning en H. Weenink te Amsterdam, G. H. B. Ho-
gewind te Utrecht, S. te S.2), C. J. Oosterholt te
Delft, J. Deuzeman te Frederiksoord, J. Reeser te
Voorburg, A. Tates te Heiloo1), H. Strick van Kin
schoten te Rijswijk, en O. Boomsma te Kampen.
Van No. 284 en 285 van Jb. Boldewijn te Koedijk.
Van No. 288 van P. Fabriek te Haarlom.
1) Behalve van Ï7o. 287.
2) Behalve van No. 288.
vergezeld gaan.
„Wel, mijnheer!" riep hij uit, „mijnheer! die zich
achter dat vensterluik verschuilt! ja, gij! zeg mij toch
eens, waarom gij zoo lacht, en wij zullen samen
lachen!"
De edelman wendde langzaam zijn oogen van het
paard af, en sloeg die op den ruiter, alsof hij eenigen
tijd noodig had, om te begrijpen, dat tot hem die zon
derlinge woorden gericht werden. Vervolgens, toen
hem niet de minste twijfel overbleef, fronste hij een
•weinig zijn wenkbrauwen; en na een tamelijk lang
zwijgen, antwoordde hij op een onbeschrijfelijk spot-
tenden en beleedigenden tooir:
„Ik spreek niet tot u, mijnheer."
„Maar ik spreek tot u! Ik!" riep de jongeling uit,
buiten zichzelf door dat mengsel van onbeschaamdheid
en goede manieren, van welvoegelijkheid en minach
ting.
De onbekende beschouwde hem nog een oogenblik
met een fijnen glimlach, verwijderde zich van het ven
ster en kwam langzaam uit de herberg, om, op twee
schreden afstand van d'Artagnan, voor het paard te
gaan staan. Zijn geruste houding, zijn spottend ge
laat, venhibbelden den lachlust van hen met wie hij in
gesprek was, maar die voor het venster bleven staan.
D'Artagnan, hem ziende naderen, trok zijn degen
een voet uit de scheede.
„Dat paard is onweersprekelijk, of liever is in zijn
jeugd van een goudgele kleur geweest", hernam de
vreemdeling, zijn aangevangen beschouwingen voort
zettende, en zich tot zijn gezelschap aan het venster
wendende, zonder den schijn te hebben, in het minst
de gi^imsehap van d'Artagnan te bemerken, die zich
echter oprichtte. „Dat is eene, in de plantkunde zeer
bekende, maar tot hiertoe bij paarden zeer zeldzame
kleur."
„Wie met het paard den draak stpekt, zal zich hier
van jegens den meester wel onthouden!" riep de toe
komstige navolger van Tréville in woede ontstoken
uit.
„Ik lach niet dikwijls, mijnheer!" zeide de onbeken
de, „zooals gij het kunt zien aan de uitdrukking van
mijn gelaat; maar ik wilde toch gaarne het voorrecht,
te lachen, wanneer mij zulks behaagt, behouden."
„En ik", zeide d'Artagnan, „wil niet, dat men lache,
wanneer mij zulks mishaagt."
„Waarlijk, mijnheer!" vervolgde de vreemdeling,
met de grootste bedaardheid, „wel hierin hebt gij ge
lijk."
En zich op de hielen omdraaiende, maakte hij zich
gereed, de herberg door de groote deur binnen te gaan,
vóór welke d'Artagnan, toen hij aankwam, een geza
deld paard had zien staan.
Maar d'Artagnan's aard was niet, om zoo gemakke
lijk iemand los te laten, die de onbeschoftheid had ge
had, den spot met hem te drijven. Hij trok zijn degen
geheel uit de scheede en volgde hem, uitroepende
„Keerom! keer u toch om, mijnheer de spotvogel!
opdat ik u niet van achter treffe."
„Mij treffen!" zeide de andere, wederom op zijn hie
len een draai makende en den jongeling met even veel
verwondering als verachting beschouwende. - „Och,
ga! mijn lieve jongen! gij zijt- gek!"
En toen binnensmonds, alsof hij zichzelf toesprak:
„Hoe jammer! wat een vondst voor Zijne Majesteit,
die overal dapperen zoekt, om er zijn musketiers van
te maken."
Nauwelijks had hij deze woorden gezegd, of d'Artag
nan deed een zoo hevigen uitval, dat, bijaldien de
edelman niet haastig ware achteruit gesprongen, hij
waarschijnlijk voor het laatst geschertst zou hebben.
De onbekende, toen bemerkende, dat- dit wat meer
was dan sefherts, trok zijp degen, groette zijn aanval
ler en stelde zich in tegenweer. Maar tegelijkertijd
vielen zijn beide hoorders, vergezeld van den kastelein,
op d'Artagnan aan, en overlaadden hem met een ha
gelbui van stok-, schop- en tangslagen. Dit maakte
een zoo plotselingen en volkomenen ommekeer in den
aanval, dat de vijand van d'Artagnan, terwijl deze
laatste zich omwendde, om zich tegen die hagelbui van
skgen te verweren, met denzelfden ernst zijn degen
opstak, en, van deelnemer in het gevecht, aanschouwer
werd, een rol, waarvan hij zich met zijn gewone koel
heid kweet, terwijl hij echter binnensmonds prevelde:
„Pe duivel hale die Gaskonjers! Zet hem op zijn
oranjekleurig paard en laat hem loopen."
„Niet alvorens u het leven te hebben ontnomen,
lafaard!" riep d'Artagnan, terwijl hij, zoo goed hij
kon, en zonder een schrede achteruit te wijken, zich
tegen zijn drie vijanden verweerde, die hem plat sloe
gen.
„Wederom Gaskonsche bluf", mompelde de edelman.
„Op mijn woord, die Gaskonjers zijn onverbeterlijk!
Zet den dans dan maar voort, indien hij het verkiest.
Moede geworden, zal Bij wel zeggen, dat hij er genoeg
van heeft."
Maar de vreemdeling kende den koppigen aard nog
niet ran hem, met wien hij te doen had; d'Artagnan
was de man niet, om zich ooit over te geven. Het ge
vecht bleef nog eenige seconden aanhouden, maar ein
delijk liet d'Artagnan, wiens krachten waren uitgeput,
zijn degen, door een stok in twee stuklyn geslagen, uit
zijn hand vallen. Een andere slag, die op zijn hoofd
neerkwam, wierp hem tegelijkertijd, geheel bebloed en
bijna bewusteloos, ter aarde.
Het was op dit oogenblik dat men van alle kanten
op het tooneel des gevechts kwam toesnellen. De kas
telein, voor schandaal bevreesd, droeg, geholpen door
zijn knechts, den gekwetste in de keuken, waar men
hem. eenige hulp bewees.
Wat den edelman betreft, deze had wederom zijn
plaats voor het venster ingenomen en beschouwde met
ontevredenheid de bijeengeschoolde menigte, welke
daar zij zich niet verwijderde, hem geweldig scheen te
hinderen.
„Wel! hoe gaat het met dien dolleman?" hernam
hij. op het gerucht der opengaande deur zich omwen
dende tot den kastelein, die naar zijn welstand kwam
vragen.
„Uwe Excellentie is immers ongedeerd en wel?"
vroeg de kastelein.
„Ja, volkomen wel, waarde kastelein, maar ik vraag
u, hoe het met den jongeling gaat."
„Hij is heter", antwoordde de kastelein, „hij was ge
heel buiten kennis geraakt."
(Wordt vervolgd).