DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd dertiende {aargang. 1911 DONDERDAG 1 JUNI. De drie B1JN 3S M L A NII. iïo. 128 üatleimle ül£lifie. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ^•JSSXJXILïXjilïiTOIM t ALKMAARSCHE COURANT. 11FRU A LIN GSOEFEN IS GEN. De BURGEMEESTEE, der gemeente ALKMAAR gelast, krachtens bekomen aanschrijving', den onder- stnnnden hier wonenden zeemilicien-verlofganger, om op na te noemen datum en plaats, tot den werkeüjken dienst over te gaan. HENDRIK WOLTER VAN VUURE, lichting 1909, 29 Augustus 1911, aan boord van ITr. Ms. Wachtschip te Amsterdam. Den verlofgangers wordt hierbij gewezen op de na volgende bepalingen: lo. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig in de plaats van opkomst, zich op den dag voor de op komst bepaald, uiterlijk te 8 uur voormiddags bij het korps of op de plaats van bestemming moe ten aanmelden; 2o. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig bin nen 20 K.M. van de plaats van opkomst, op den dag voor do opkomst bepaald, uiterlijk te 10 uur voormiddags bij het korps of op de plaats van bestemming aanwezig moeten zijn; 3o. dat de overige miliciens-verlofgangers zich aan boord moeten aanmelden Voor zooveel zij binnen het Rijk gevestigd zijn, op het tijdstip waarop zij aanwezig kunnen zijn, indien zij zich op den dag voor de opkomst be paald met het eerst vertrekkende middel van ver sneld, vervoer langs de op de vervoerbewijzen aan gegeven route naar de plaats van opkomst bege ven; voor zooveel zij buiten het Rijk gevestigd zijn, op den dag voor de opkomst bepaald vóór 4 uur namiddags. V oor zooveel de milicien door ziekte of om eene an dere reden niet tot den werkelijken dienst kan overgaan, wordt hij verzocht daarvan vóór het tijdstip voor de opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie me dedeeling te doen. De Burgemeester voornoemd, G. RIPPING. Alkmaar, 31 Mei 1911. POSTKANTOOR TE ALKMAAR. Lijst van de aan dit kantoor ter post bezorgde brie ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt 2e lielft der maand Mei 1911. Brieven. H. Tabak, Beverwijk. Briefkaarten. W. Bak, Alkmaar. B. II. de Vries, Amsterdam. Mr. W. P. A. Smit, Arnhem. ALKMAAR, 1 Juni. ..De verkiezingen hebben een rustig verloop gehad." Dit zinnetje, uit Lissabon afkomstig, doet onwille keurig denken aan het schilderij van Werestjagin, die onder een berglandschap met een halfbevroren en hal f ingesneeuwden kozak lret befaamde oorlogsbulletin plaatst„aan de Sjipkapas is alles rustig." Ook het Portugees^he telegram klinkt als een saty- re Immers nadat de regeering alle mogelijke maat regelen had genomen om haar tegenstanders van de naar ALEXANDRE DUMAS. 12) _o_ el zeker, mijnheer! Ik heb deze onvoorzichtig heid begaan at wilt gij, een naam als de uwe, moest mij onder weg tot schild verstrekken. Nu kunt gij denken, hoe dikwijls ik er mij mede bedekt heb." leitaai was destijds zeer in de mode, en de lieer de I ipville hield van den wierook als een koning of een kardinaal. Hij moest dus onwillekeurig en met zeker welgevallen glimlachenmaar deze glimlach verdween spoedig, en uit zichzelf op het avontuur t>e Meung te rugkomende, vroeg hij verder: „Zeg mij eens, had die edelman niet een klein lit- teeken op de wang?" „Ja, zooals door een voorbijsnorrenden kogel wordt veroorzaakt." „Had hij niet een fiere gestalte „Ja." „Groot V' „Ja." „Bleek van gelaat eu bruin van haar?" „Ja, jaIlij is het wel!. „Hoe! Kent gij dien man, mijnheer? O, als ik hem ooit ontmoet! En ik zal hem ontmoeten, dat beloof ik u, al was het in de hel!" Jljj wachtte op een vrouw vroeg Tréville verder. „Hij is tenminste vertrokken, na een oogenblik met. haakte hebben gesproken, die hij verwachtte." „Kent gij liet onderwerp niet van hun gesprek?" „Ilij stelde haar een doos ter hand, haar tevens te kennen gevende, dat die doos haar schriftelijke bevo len behelsde, en zij ze niet eer dan te Londen mocht openen." „Was die vrouw een Engelsche?" ..Hij noemde haar Milady." „Hij is het", mompelde Tréville, „hij is het! Ik stembus te weren, was het wel niet anders te verwach ten dan dat er geen verkiezingsonlusten zouden plaats hébben. Reeds te voren kon worden gezegd, dat de re- publikeinsche partij een volkomen overwinning zou be halen omdat er immers geen eigenlijke oppositie was! Den monarchisten was de gelegenheid ontno men zich uit te spreken en de eenigen die een kleine politieke schermutseling hebben gevoerd waren de so cialisten, maar succes hebben ze er niet door behaald. Geen wonder, dat verder uit Lissabon wordt ge seind: de regeering zal geen stelselmatige oppositie tegenover zich vinden. Neen, dat zal ze niet maar een lofspraak op de republikeirische regeering, een be wijs van hare uitnemendheid, bevat dit zinnetje niet. Nu moet men bij de beoordeeling der inmenging van de regeering ten harer gunste niet vergeten, dat dit iri Zuidelijke landen van Europa gewoonte is. Maar aan den anderen kant kon toch ook wel eenigs- zins verwacht worden, dat de jongste republiek met deze slechte gewoonte zou breken zoo ze sterk stond. Hare positie schijnt echter verre van zeker. Het is waar de voorloopige xegeering heeft langer stand gehouden, dan vele pessimistische berichten in den aanvang voorspelden. Een tegenrevolutie be stond alleen maar bij geruchte, al gaven de geruchten de regeering af en toe aanleiding, ongewenschte of verdachte personen onschadelijk te maken. De uitge oefende kritiek kwam niet onverwacht, waar het was I tc voorzien, dat de hooggespannen verwachting niet zou worden vervuld. Maar en dit is vooral van bedenkelijken aard -uit niets is gebleken, dat de re geering vasteren voet kreeg, vrienden verwierf, sym pathie vond. En daarom heeft de regeering waar schijnlijk niet een eerlijke uitspraak van de bevolking aangedurfd, doch lieeft ze de verkiezing gezet naar haar liand. Het feit, dat er te Lissabon van de .)9.955 kiezers slechts 30.070 hebben gestemd, is in dit opzicht sprekend genoeg. Opvallend is het verder, dat de regeering aan de gekleurde berichten over de verkiezingen onmiddel lijk en kwistig mededeelingen over hervormingen, wel ke zij spoedig zal nemen, toevoegt. Zij zal zorg dra gen voor een verbetering van het postverkeer met het buitenland, bereidt een hervorming voor, waardoor zonder dat het een cent behoeft te kosten, het leger zal worden gébracht van 30.000 op 300.000 man, zij zal Portugeesche scholen in het buitenland stichten (.alsof er in het binnenland genoeg waren!) enz. enz. Eindelijk is het zeker teekenend voor den waren toe stand, dat de ministers plotseling ziek worden. Eerst is de minister van justitie, Alfonso Costa on- j gesteld geworden, thans gaat de president Theophile Lraga zich op advies van zijn geneeshceren uit de po- i iitiek terugtrekken. Onder de republikeinen zelf moet misnoegdheid, ontevredenheid en verdeeldheid heerschen. A narlijk, het schijnt wel dat de monarchisten niet dadelijk een tegenrevolutie behoeven te wagen, maar nog gerust een tijdje op zien komen zullen spelen. Gelijk de correspondent der N. Rott. Ct. dezer da gen schreef, de geheele republiek dreigt in het hon derd te loopen. Tenzij de regeering er alsnog in slaagt, de verdeeld heid onder haar eigen aanhangers te doen eindigen, de rust in het land te herstellen, de dictatuur af te schaffen en een politiek te vinden, welke minder ver zet ontmoet dan de tot dusverre gevolgde, minder radicaal en meer vrijheidslievend moet zijn. Geen gemakkelijke taak voorzeker! Maar is zij niet in staat haar te volbrengen, dan kon het wel eens spoedig met de republiek uit zijn, al is met geen mo gelijkheid te zeggen, hoe dit zou geschieden en het evenmin zeker schijnt, dat den jeugdigen Manuel op nieuw de teugels van het bewind zouden worden toe vertrouwd. dacht, dat liij nog te Brussel was." „O, mijnheer, indien gij dien man kent!'' riep d'Ar tagnan uit, „noem hem dan, zeg mij, van waar hij is, en gij hebt mij geheel voldaan, zelfs ten aanzien der oelofte, mij onder de musketiers te doen inlijven, want vóór alles, wil ik mij wreken." „Onthoudt u daarvan vooral, jongeling!" riep de Lréville; „integendeel, wanneer gij hem ziet naderen tang's den eenen kant der straat, begeef u dan naar den anderen kant; stoot niet tegen die rots, gij zoudt als glas verbrijzeld worden." „Dat zal niet beletten, wanneer ik hem ooit ont moet. „Zoek hem intusschen niet, als ik u raden mag." Eensklaps hield de Tréville op, door een plotseling vermoeden getroffen. De groote haat, welken de jon geling zoo luid tegen den man openbaarde, die, het geen vrij onwaarschijnlijk was, hem den brief zijns vaders zou hebben ontstolen, verborg deze haat niet het een of ander verraad? Was die jongeling niet door Zijne Eminentie uitgezonden? Was hij niet ge komen, om hem in een strik te doen. loopen? Was die gewaande d'Artagnan niet een zendeling des kardi naals, dien men poogde in zijn huis te doen aannemen en bij hem te plaatsen, ten einde zijn vertrouwen te winnen en hem daarna te doen vallen, zooals duizend maal liet geval geweest was?. Hij beschouwde d'Artagnan voor den tweeden keer met nog meer scherpheid, dan den eersten keer, en was maar tamelijk gerustgesteld door dat van stout moedige geestigheid en geveinsde nederigheid getui gende gelaat. „Ik weet wel, dat hij een Gaskönj-er is", dacht hij, „maar hij kan het evengoed voor den kardinaal als voor mij wezen. Laat zien, laat ons hem eens be proeven." „Mijn vriend! zeide hij hem op gerekten toon, „ik uil tot u, als tot den zoon van mijn ouden vriend spre ken, (ik beschouw het gebeurde met den verloren brief als waarheid), ik wil, zeg ik, om de koelheid, die gij aanvankelijk in mijn ontvangst hebt opgemerkt, u de geheimen onzer staatkunde openbaren. De koning en de kardinaal zijn de beste vrienden der "wereld; TWEEDE KAMER. In de vergadering van gisteren werd de behandeling van de steenhouwerswet voortgezet. Op artikel 6 (voorschriften betreffende de inrichting der lokalitei ten, gebruik van werktuigen), waren 4 amendementen ingediend2 van den heer Helsdingen (verbod van bewerking -en invoer van zandsteen; verbod van scha delijk gereedschap)1 van den heer de Klerk (verwar ming van lokaliteiten) en 1 van den heer Passtoors (mogelijkheid om bepaalde steensoorten bij K. B. te verbieden). De heer van ld sin ga (C.-H.) verklaarde zijn stem over het ontwerp te zullen laten afhangen van de beslissing, die over dit artikel zal worden genomen. Hij keurde artikel 6 af, omdat het te veel aan alge- meene maatregelen van bestuur overlaat, wat tot wil lekeur kan leiden. Bovendien moeten grondwettelijk de op te leggen straffen bij de wet geregeld worden en mogen de straffen alleen worden toegepast op gevallen in de wet en in algemeene maatregelen van bestuur voorzien. Ook na een beroep op de Veiligheidswet mag men het geven van voorschriften, wier overtre ding strafbaar zul zijn, niet overlaten aan een tech nisch ambtenaar. Wil men het stelsel van dit ont werp handhaven, dan drage men de bevoegdheid van liet geven van nadere voorschriften op aan den com missaris der Koningin of aan B. en W„ niet aan het districtshoofd der arbeidsinspectie. Door den Minister van Landbouw, Nijverheid eu Handel (de heer Talrna) werden eenige wijzigingen aangebracht, o. a. door een toevoeging, waarbij het districtshoofd krachtens den alg. maatregel van be stuur, uitgevaardigd ingevolge dit artikel, de nadere voorschriften zal geven. De minister bestreed het amendement, dat een ver bod van bewerking cn invoer van zandsteen wil. Met bet umendeurent-Passtoors kan de Min. zich wel veree nigen, als dit bedoelt aan de Reg. een bevoegdheid te geven zoo noodig iets te doen ten aanzien van den zandsteen. De minister aanvaardde het tweede amendement- Helsdingen wel, doch een verbod van de bedoelde werk tuigen moet z. i. nog wel eens overdacht worden, ter- wijl hij het amendement-de Klerk uit eeu technisch oogpunt onnoodig achtte, uit een hygiënisch van twij felachtig' nut. Vervolgens verdedigde de .minister het stelsel vau artikel C met een beroep op dezelfde metho de in andere wetten gevolgd. Grondwettigen strijd acht hij niet aanwezig. De door den Min. ingevoegde bepaling over het geven van nadere voorschriften, steunende op een alg. m. v. B„ zal alle misverstand wegnemen ten aanzien van de bevoegdheid van het districtshoofd. Men zal bij die nadere voorschriften blijven letten op de eischen der praktijk. De heer Helsdingen (S. D. A. P.) zeide dat zandsteen niet onmisbaar is voor monumentale archi tectuur en. wees op de schadelijkheid dier steensoort. Hij achtte uitvoering van een verbod van invoer zeer wel mogelijk, al geeft de Minister dit in zijn in terrupties niet toe. Handhaafde de heer Helsdingen zijn eerste amen dement, het tweede trok hij na 's ministers verklaring in, dat het verbod van schadelijke werktuigen in het beginsel der wet past. Nadat de heer de Klerk zijn amendement ge handhaafd had en de heer de Savornin Loliman (c.-h.) een amendement had ingediend om uit artikel 6 de woorden te schrappen: „met inachtneming van de na dere voorschriften door het districtshoofd der arbeids inspectie te geven," repliceerden de heeren De Jongh en Tydeman. De heer Schaper (S. D. A. P.) wilde het ont werp naar de secties terugzenden, terwijl de heer hruek.tr O I).) weerlegging van den minister voldoende achtte. De Minister dupliceerde. Het amendement-Lohman is van gewichtige en bedenkelijke strekking. Het ver klaart feitelijk verschillende onzer wetten, waarin een dergelijk stelsel voorkomt, inconstitutioneel. Wordt het amendement aangenomen, dan kan het ontwerp niet zonder meer worden doorgezet. Uitvoerig verde digde spr. zijn redactie. Aanneming van het amende ment haalt eeu streep door onze sociale wetgeving. Ten slotte werd het amendement-Lobman (schrap pen van de bepaling', dat de arbeidsinspectie „nadere voorschriften" moet geven in zake de uitvoering dei- wet) met 51 tegen 14 stemmen verworpen. Het amendement-Helsdingen (om de bewerking eu invoer van zandsteen beslist te verbieden) werd met 61 tegen 6 stemmen verworpen, het amendement- Passtoors (den minister de bevoegdheid gevende zoo noodig een zandsteenverbod uit te vaardigen) met 40 tegen 26 stemmen, en het amendement-De Klerck (hij bestuursmaatregel ook voorschriften te geven in zake de verwarming der werkplaatsen) met 41 tegen 21 stemmen. Het artikel werd goedgekeurd en de vergadering verdaagd tot heden 11 uur. MILITIEWET. Uit parlementaire kringen verluidt, dat, indien voor een dienaangaande te verwachten voorstel, waarover men het bij de rechterzijde der Tweede Kamer reeds vrijwel eens moet zijn, eeu meerderheid te vinden zal zijn, de'openbare behandeling door de Kamer van het militie-ontwerp reeds tegen het einde van Juni zal aanvangen. hun schijnbare oneenigheden dienen slechts, om den onnoozelen een rad voor de oogen te draaien. Ik wil niet, dat een landgenoot, een ridderlijk, braaf jonge ling, die vooral moet worden voortgeholpen, door al die veinzerij bedrogen worde, en hij ais een lomperd in den strik valle, waarin zoo velen zich verloren hebben. Wees indachtig, dat ik die beide alvermogende mees ters geheel en al ben toegedaan, en dat mijne ernstige bemoeiingen nooit anders ten doel zullen hebben, dan den dienst des konings en dien van den kardinaal, een der uitstekendste mannen, die Frankrijk heeft voortgebracht. Richt u daarom hiernaar, en mocht gij, hetzij uithoofde van familiebeweegredenen, of andere betrekkingen, of zelfs als het ware ingeschapen, den kardinaal een zekere vijandschap toedragen, zooals men die bij onze edellieden ziet, zeg mij dan vaarwel en laat ons scheiden. Ik zal u in alle omstandigheden behulpzaam zijn, maar zonder u aan. mijn persoon te veroinden. Ik hoop, dat in allen gevalle mijn openhar- tig-heid u tot mijn vriend zal maken, want tot hiertoe zijt gij de' eerste, met wien ik gesproken heb, zooals ik thans doe." lréville zeide bij zichzelf: „Indien de kardinaal op mij dien loozen vos heeft afgezonden, zal hij zeker niet in gebreke zijn gebleven, daar hij zeer goed weet, in welke mate ik hem verfoei, hem 1e zeggen, dat het beste middel om in mijn gunst te komen, hierin be staat, mij van hem het ergste te verhalen; ook zal de slimme snaak, ondanks mijn betuigingen, mij zeker ten antwoord geven, dat hij voor Zijne Eminentie een onoverwinnelijken afschuw heeft," Maar het was geheel anders, dan do heer de Tré ville zich had voorgesteld. D'Artagnan antwoordde met den grootsteu een voud „Mijnheer, ik ben te Parijs gekomen met dezelfde bedoelingen. Mijn vader heeft mij aanbevolen, van niemand dan van den koning, van den kardinaal en van u iets te verdragen, want hij beschouwt u drieën als de eerste personen van Frankrijk." D'Artagnan, zooals men ziet, voegde den heer de Tréville bij de twee overigen, want hij begreep, dat die toevoeging niet schaden kon. DE BACOVE NC OMMIS SIE De commissie, die naar Suriname was afgevaardigd, voor het onderzoek van den economischen toestand in verband met de bacovencultuur, wordt de eerste helft van Augustus hier te lande terugverwacht. De te benoemen gouverneur zal die commissie over hare bevindingen raadplegen, alvorens zijn ambt te aanvaarden en daarom eerst ongeveer 15 September vertrekken. De ontheffing als directeur van het Marine-in stituut van W. D. TI. baron van Asbeck, wijst, zoo verzekert men, op diens benoeming tot gouverneur van Suriname. Gemengd nieuws. BEROOVING. Dinsdagmiddag is op den Visschersdijk te Rotter dam uit de portefeuille van den heer P. J. de B., te „Ik heb dus de grootste achting voor mijnheer den kardinaal", vervolgde hij, „en den diepsten eerbied voor zijne daden. Het is des te beter voor mij, mijn heer, indien gij tot mij openhartig spreekt, want in dat geval zult gij mij wel de eer aandoen, mij uit hoofde dezer gelijkheid van denkwijze achting toe te dragen; maar indien gij eenig wantrouwen mocht ge koesterd hebben, hetgeen trouwens zeer natuurlijk zoude zijn, gevoel ik, dat ik mij benadeel, door de waarheid te zeggen; des te erger voor mij; intusschen zult gij mij uwe achting niet onthouden; dit is mij ter wereld het meeste waard." De heer de Tréville was uitei'st verwonderd. Zooveel scherpzinnigheid, kortom, zooveel openhar tigheid brachten hem in bewondering, maar ontnamen hem echter niet al zijn wantrouwen; hoe meer die jongeling boven andere jongelieden uitstak, des te meer was hij, ingeval hij zich in hem bedrogen had, te vreezen. Intusschen drukte hij de hand van d'Artagnan en zeide tot hem „Gij zijt een braaf jongeling, maar voor het oogen blik is het mij niet mogelijk, iets meer te doen, dan hetgeen ik u zooeven aanbood. Mijn deur zal voor u steeds open zijn. Later, daar gij alle oogenblikken mij iets zult kunnen vragen, zult gij waarschijnlijk dat gene verkrijgen, wat gij verlangt." „Dat wil zeggen, mijnheer, dat gij zult wachten, tot zoolang ik mij dit waardig zal hebben gemaakt? Maar, wees gerust veegde hij met Gaskonsche gemeenzaam heid er bij„Gij zult niet lang wachten." En hij groette om zich te verwijderen, alsof hij voortaan zich zelf met het overige, dat hem betrof, wel zou belasten. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1