DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 129 Honderd en dertiende jaargang. 1911 V R ij D A G 2 |UNF. De tfpïe Musketiers. ÖIi\»KA LAJÜl). LuchtprobSemen. 1 1 - FJEïUlLLElTOrj IV. DE SCHOUDER VAN ATHOS, DE BANDELIER VAN PORTHOS EN DE ZAKDOEK VAN ARAMIS. ALKMAARSCHE COURANT. O I ALKMAAR, 2 Juni. „Er zijn geen Pyreneeën meer." Aan het historische woord van Lodewijk XIV tot zijn kleinzoon, toen deze werd uitgeroepen tot koning van Spanje wordt men herinnerd door de welgeslaagde vlucht Parijs-Madrid, welke de vlieger Vedrines vol bracht en welke hem van een eenvoudig onbekend monteur mankte tot een beroemd man, die zelfs door koning- Alfonso werd gedecoreerd. .Natuurlijk is Prankrijk trotsch op-den landgenoot die weer heeft getoond, dat de vliegkunst daar groote vorderingen maakt. Elke nieuwe overwinning doet nieuw enthousiasme ontwaken en enthousiasme heeft men juist noodig in het land, waar de regeering de vliegkunst krachtig aanmoedigt en waar men droomt van een sterk lucht leger. Ligt Duitschlauds toekomst, naar het bekende Kei zerwoord op het water, Frankrijks toekomst ligt in de lucht. Allen, bij wie de revanche-idee levendig is en dat zijn er meer dan men wel denkt -hebben het oog op de lucht gevestigd. Te water en te land is Frankrijks weermacht aan het slinken, maar daarbo ven wordt zij sterker, in de lucht wordt er naar ge streefd de sterkste mogendheid te overtreffen. Vandaar ook, dat men. in Frankrijk het besluit van het „instituut van Internationaal Recht," waarbij de oorlog in de lucht geoorloofd werd verklaard mit luchtoorlog voor de vreedzame bevolkingen geen groo- ter gevaar oplevert dan de zee- en landoorlogen, met ingenomenheid heeft begroet. Een omzijdig-verkla- ï'ing der lucht zou dan ook geenszins naar den smaak der Franschen wezen. Er zijn echter meer lucbtproblemen dan die, welke <»p oorlogstijd betrekking hebben. De vraag doet zich den laatsten tijd voor om op militair gebied te blijven hoe men spionnage van uit de lucht kan beletten. In ons land is zij aan die orde gesteld in verband met een ministerieele aanschrijving, waarbij den bur gemeesters is aangezegd de bemanning van eiken ballon te fouilleeren, die volgens een rapport van eenigen stelling-commandant in de nabijheid van eenig fort gezien is. Het Handelsblad betoogde dezer dagen in verband hiermede de weinschelijkheid van „goede, redelijke en gematigde wettelijke voorschriften," zoo 's lands vei ligheid maatregelen eischte. Het goede reclit zoo betoogde het blad om dergelijke bepulingen te maken staat vast; maar men zou kunnen vragen: heeft het nut een voorschrift uit te vaardigen, wanneer men niet steeds de macht heeft om overtredingen te straffen? Ons ontbreekt immers nog een luchtpolitie. Het antwoord op die vraag ligt voor de hand. Bij geen enkele overtreding'heeft men zekerheid den overtreder te straffen. Er wordt onge straft gestroopt, gestolen, gemoord. Doch wanneer men den overtreder vatten kan, bestaan het recht en de plicht om te straffen. Evenzoo is bet met den een overtreding plegenden luchtschipper, die niet altijd* in het luchtruim kan blijven zweven, doch in het groote meerendeel der gevallen wel weer op vaderlandsch ter rein zal moeten landen. Een dergelijke redeneering' is niet aan bedenking' onderhevig, hetgeen de redactie blijkbaar zelf heeft gevoeld, daar zij hare opmerkingen besluit met de woorden, van den rapporteur voor het bovenbedoelde Instituut, den heer Nijss, waarin deze waarschuwend naar ALEXANDRE DUMAS. 13) -o- „Maar, wacht toch", zeide de lieer de Tréville, hem tegenhoudende, „ik heb u immers een brief voor den directeur der koninklijke schermschool beloofd. Zijt gij te trotsch om dien aan te nemen, jonge, edelman?" „Aeen, mijnheer!" antwoordde d'Artagnan, „en ik verzeker u, dat het met dezen niet zal gaan als met dien anderen. Ik zal hem zoo goed. weten te bewaren, 'lat hij zal komen, waar hij behoort, dat bezweer ik u, en wee hem, die het zou beproeven, mij dien te ont nemen." De heer de Tréville glimlachte over deze groot spraak, en zijn jongen landgenoot bij het venster la tende, waar zij gestaan en met elkander gesproken hadden, zette hij zich aan een tafel en schreef den be loofden aanbevelingsbrief. Onderwijl trommelde d'Artagnan, die niets anders to doen had, een marsch op de vensterruiten en keek de musketiers na, die achtereenvolgens vertrokken, terwijl hij hen zoo lang in het oog hield, totdat zij om den hoek der straat verdwenen. De lieer de Tréville, na den brief geëindigd te heb ben, verzegelde dien, en, opstaande, naderde hij den jongeling, om hem dien ter hand te stellen, maar op hetzelfde oogenblik, dat d'Artagnan de hand uitstrek te, om hem aan te nemen, was de heer de Tréville zeer verbaasd, hem een sprong te zien maken, rood van kwaadheid te zien worden, en het kabinet uit te stor men, uitroepende: „O, sangdieu! nu zal hij mij niet ontkomen." „Wie?" vroeg de heer de Tréville. „Hij, mijn dief!" antwoordde d'Artagnan. „Wacht, verrader!" En hij verdween. zegt, dat wij te land reeds te veel slachtoffers zijn van wetten, reglementen en arresten van allerlei soort Ja, dat zijn wij wel. Wij moeten 's winters zand strooien als het glad is, wij mogen niet met sneeuw ballen gooien, wij mogen, geen fietsen of handwagens onbeheerd laten staan, wij moeten op de fiets belsig nalen geven, zoovele zelfs dat we eigenlijk, al fietsend, voortdurend zouden moeten bellen, wij mogen s avonds niet zonder licht rijden, wij mogen, wij moe ten, wij mogen niet, wij moeten niet- zooveel dingen, dat vermoedelijk niemand precies weet wat strafbaar is en wat niet. Voorschriften genoeg', maar. ze worden niet of slecht nageleefd en er wordt niet of weinig de hand aan gehouden, omdat het nu eenmaal gemakke lijker en goedkooper! -is een verordening op het papier te maken dan haar in de praktijk te handha ven. Hetzelfde verschijnsel zal zich nu in de lucht voor doen, waarvoor natuurlijk ook, afgezien nog van mili taire oogmerken, het verkeer geregeld en geordend moet worden. Men kan niet als de held in Heijermans vlieg klucht eenvoudig maar decreteeren „In mijn lucht wordt niet gevlogen. Men moet o. m. beperkende be palingen maken in het belang van de menschen, die op den beganen grond zijn, wier veiligheid en wier eigendom worden bedreigd. Lr het publiek belang dus zal men moeten optreden, gelijk dit in enkele Duit- sche steden, naar we meenen reeds is geschied en ge lijk dit in elk geval te Engeland reeds het geval is, waar een voorloopige wet door het Lagerhuis is aan genomen bedoelende „de bescherming van het publiek tegen de gevaren uit de luchtvaart voortvloeiend." Strafbaar gesteld is in Engeland dienvolgens de vlieger of luchtvaarder, die op roekolooze of onvoor zichtige wijze het publiek ^iu gevaar brengt, hetgeen zal worden beoordeeld naarmate van de in geval van ongeluk aangerichte schade aan personen of eigendom, terwijl voorts de regeering gemachtigd is bij zekere gelegenheden het vliegen of varen boven bepaalde streken te verbieden. Men ziet het de regeling draagt duidelijk het stempel der voorloopigbeid en heeft voorshands wel geen andere bedoeling, dan tijdens de kroningsfeesten het vliegen hoven bepaalde gedeelten van Londen te verbieden. Hoe een goede vliegwetgeving er moet uitzien, zon der te veel noodeloozen overlast te veroorzaken, terwijl zij voldoende bescherming biedt en zoo is ingericht, dat ze behoorlijk kan worden gehandhaafd ziedaar een probleem, dat zeker niet gemakkelijk valt op te lossen, maar dat toch voorziening vereischt. Het spreekt wel van zelf, dat er bijzondere bepalin gen zullen moeten worden gemaakt voor de veiligheid van den vlieger, zijn passagiers en van het publiek bij vliegdemonstraties. Zoolang deze er echter niet zijn, hebben vliegers, passagiers en bezoekers zelf voor hun eigen en voor arderer veiligheid zorg te dragen en moet op hun aller medewerking een beroep worden gedaan en is voor allen voorzichtigheid en omzichtigheid geboden. Moge men dit in de komende dagen bedenken TWEEDE KAMER. In de vergadering van gisteren werd de behandeling over de Steenhouwerswet voortgezet bij artikel 9 (ar beidsduur voor volwassenen 10 uur in de eerste twee jaar na inwerkingtreding der wet, daarna 9 uur; voor jeugdige ste-enhouwers in de eerste twee jaar na in- „Duivelsche gek!" mompelde de Tréville. „Ten minste voegde hij erbij, „als dat niet een slimme ma nier is, om zich uit de voeten te maken, nu hij ziet, dat zijn poging mislukt is." Als woedend snelde d'Artagnan de voorkamer door, en beieikte hij iri drie sprongen de trap, van welke hij de treden even snel wilde afspringen, maar in zijn f vaart stormde hij blindelings tegen een musketier aan. die door een zijdeur het hotel verliet; zijn hoofd stiet zóó geweldig tegen den schouder des musketiers, dat dezen een kreet of liever een gebrul ontglipte. „Verschoon mij", zeide d'Artagnan, die zijn loop trachtte te hervatten, „verschoon mij, ik heb haast." Doch nauwelijks had hij den voet op de eerste trede gezet, of een ijzersterke vuist greep hem bij zijn sjerp en hield hem staande. „Gij hebt haast riep de musketier, wit als een laken, „en gij stoot mij onder dat voorwendsel; gij ze»t' verschoon mijen gij meent, dat dit voldoende zij. Geloof dat niet, jonkman! Is het, omdat gij den heer de Tréville ons een weinig hard hebt hooren toe spreken, dat gij meent, dat ieder met ons kan hande len, zooals hij ons toesprak? Waan dit niet, vriendje! «ij! gij zijt de heer de Tréville niet!" „Ik verzeker u, ik heb het niet met opzet gedaan'.', antwoordde d'Artagnan, Athos herkennende, die, na- j dat hij verbonden was, naar huis ging, „en dewijl ik het niet opzettelijk deed, vraag ik u om verschoo- mng. Ik meen nu, dat dit genoeg' zij. Ik herhaal u in- tusschen, en misschien is dit voor het oogenblik te veel, dat ik, op mijn woord van eer, haast heb, en zeer veel haast. Laat mij dus los, ik verzoek het u, en laat mij gaan, waar mijne zaken mij roepen." „Mijnheer!' zeide Athos, hem los latende, „gij" zijt werkingtreding der wet 8V2 uur, later 1x/z uur.) Nadat de heer Hels dingen (S. D. A. P.) zijn amendementen (voor volwassenen een achturigenwerk dag 11a het derde jaar dezer wet, voor jeugdige arbei ders in dit bedrijf een achturigen dag in de. eerste twee jaren dezer wet, daarna een zesurigen werkdag) toegelicht had, verdedigde de heer Snoeck Henkemans (C.-H.) om den 10-urigen werkdag voor volwassenen ook na het tweede jaar der wet te handhaven. Daarna bepleitte spr. dan een tweede amendement, dat werken bij kunstlicht (in het ontwerp verboden door het gebod om een kwartier' voor zonsondergang op te houden) mogelijk maakt. Do Minister van1 Landbouw, Nijverheid en Handel (de heer Talma) verdedigde zijn 9-urigen dag tegen den 10-uren dag van den vorigen den 10-uren dag van den vorigen spr. en tegen den 8-ui'en dag van den heer Helsdingen. De beslissing over het tweede amendement-Smoeck Henkemans liet de Min. geheel aan de Kamer over. Het amendement-IIelsdingen (meer beperking van den arbeidsdag voor jeugdige steenhouwers) werd door den Min. ontraden. Na replieken en na dupliek van den Minister, kwa men de-amendementen in stemming, waarbij het eerste amendement-Hels dingen werd verworpen met 50' tegen 9 stemmen, het tweede met 45 tegen 15 stemmen. Het eerste amendement-Snoeck Henkemans werd ver worpen met 49 tegen 11 stemmen, het tweede met 36 tegen 24 stemmen. Artikel 9 werd zonder hoofdelijke stemming aange nomen. De heer Helsdingen wilde bij artikel 18 (regelende de vrijstellingen van de bepalingen der wet) de vrij stellingen beperken tot een termijn van twee jaar. Hij trok dit amendement in, nadat de minister er de nut teloosheid van had aangetoond. Bij artikel 19 uitte de heer Van Hamel (U.L.) dezelfde redactioneele en juridische bezwaren als bij de Arbeidswet. Artikel 22 (strafbepalingen) werd door den heer an Hamel geamendeerd in dien zin, dat overtredin gen strafbaar gesteld zullen zijn met gevangenisstraf of boete in stede van gevangenisstraf of hechtenis, welk amendement door den minister werd overgeno men. De heer De V 1 u g t (A.R.) verdedigde een amen dement tot regeling van de verantwoordelijkheid van arbeiders, die coöperatief steenhouwersarbeid verrich ten, dit amendement werd eveneens door den minister overgenomen, nadat de heer Vanldsinga (O.H.) na een opmerking- van den heer Van Doorn (U. L.) redactiewijziging aangebracht heeft. Dit artikel en volgende werden alle aangenomen zonder debat of hoofdelijke stemming. De ministers wijzigden den considerans der wet. De algemeene beschouwingen over het Eedswetje werden door den heer R'o e s s i n g h (U. L.) ge opend, die in het gewijzigd ontwerp een geheel nieuw ontwerp zag, zoodat hij nieuw seetieonderzoek ge- wenscht zou hebben. Spr. acht medeonderteekening der andere ministers noodig, wegéns de groote gewe tensvragen, die het ontwerp raakt, betwistte dat het de zaak van den Staat is een eedsformule vast te stel len en betoogde, dat het ontwerp de gewetensvrijheid aanrandt. Spr. zal togen het ontwerp stemmen. De heer Van Hamel verklaarde voor het wetje te zullen stemmen in de verwachting van een eindoplos sing van het eedsvraagstuk. Spr. ging de regelingen in andere landen na. In Zwitserland is .de eed grootendeels afgeschaft. Hij verdedigde zijn denkbeeld, om door een amendement uit te spreken, dat de eedskwestite vóór 1913 finaal moet zijn geregeld. Wordt deze waarborg niet verkre gen, dan stemde hij tegen dit ontwerp. De heer de Savornin Lohman (c.-h.) meende evenzeer, dat. gemoedsbezwaren moeten worden geëerbiedigd, en verheugde zich erover, dat de regee ring dat erkent. Het is ongeoorloofd, om den eed te vergen van menschen, die verklaren, niet aan God te gelooven. Men moet dam den getuige öf niet hooren, of hooren zonder eed. Zijn er geen gemoedsbezwaren, dan mag de regeering den eed vorderen; maar ver- klaarde iemand, den eed niet te kunnen afleggen, dan Men ziet wel aan u, dat gij van verre niet beleefd komt." D Artagnan was reeds drie of vier treden afgegaan, doch op do aanmerking van Athos bleef hij plotseling staan. „Morbleu! mijnheer", zeide hij, „van hoeverre ik kom, gij zijt het niet, die mij een les van wellevend- beid zult geven, dat verzeker ik u." „Misschien", hernam Athos. „Oals ik zooveel haast niet had", riep d'Artagnan, „en ik niet iemand op de hielen zat. „Mijnheer de haastige, gij behoeft mij niet na te loopen, om mij te vinden, hoort gij?" „En waar? Als het u belieft?" „In den omtrek van het Barrevoeter Karmelieten klooster." „Hoe laat?" „Om twaalf ure." „Om twaalf ure; het is wel, ik zal er wezen." „Iracht mij niet lang te laten wachten, want kwar tier 11a twaalven, hoort gij? zal ik het zijn, die u zal naloopen en al naloopende, 11 de oore-n zal afsnijden." „Goed!" riep hem d'Artagnan toe, „ik zal er tien minuten voor twaalven zijn." Als door den duivel voortgejaagd, spoedde hij zich voort, altijd in de hoop, zijn onbekende te zullen ach terhalen, wiens langzame tred hem nog niet ver kon gebracht hebben. Maar voor de straatdeur stond Por- thos, in gesprek met een der wachtende soldaten. Tus- sehen heide praters was niet meer ruimte dan ter doorlating van één persoon. D'Artagnan oordeelde dat deze ruimte genoegzaam voor hem was, en als een pijl uit den boog wierp hij zieh tusschen beiden. Maar d'Artagnan had niet op den wind gerekend; immers juist toen hij zijn vaart nam, breidde de wind den grooten mantel van Porthos uit, zoodat d'Artagnan vlak tegen denzelven inliep. Ongetwijfeld had Porthos reden, dit belangrijk gedeelte van zijn gewaad niet te laten glippen, want in plaats van den slip, dien hij vasthield, los te laten, trok hij dien tot zich, zoodat d'Artagnan, door een ronddraaiende beweging, ont staan ten gevolge van het halsstarrig vasthouden van Porthos. in het fluweel werd gerold. gaat het niet aan, hem in de gevangenis te stoppen. Men verlaagt zoodoende den eed. Men eischt van iemand het afleggen van een onwaarheid, wanneer men hem, die gemoedsbezwaren heeft, toch tot afleg ging van den eed dwingt. In vele gevallen is- de eed een gevaarlijk iets voor het verkrijgen van goed recht, want wie den eed aflegde, moet immers worden ge loofd. Ook iemand, die behoort tot een kerkgenoot schap, dat den eed niet verbiedt, moet de vrijheid be zitten, om te verklaren, dat hij tegen den eed bezwa ren heeft. De regeering was met haar eerste ontwerp op den goeden weg. Thans heeft zij het gewijzigd. Geschied de het om de stem van de geheele rechterzijde voor het ontwerp te krijgen, dan wees spr. er op, dat ook op sociaal gebied de regeering aan de linkerzijde steun zoekt. De regeering- mag echter geen partij-regeering zijn, en het gaat niet aan, zich bij alles bovenal te ver zekeren van den steun der twee grootste groepen der rechterzijde. De regeering heeft een gelegenheid laten voorbijgaan, om te toonen, dat ze gewetensbezwaren eerbiedigt. Het ontwerp is voor spr. zonder belang. W il men een termijn stellen, waarbinnen alles moet zijn geregeld, dan kieze men een langoren dan 2 jaar. De vergadering werd verdaagd tot heden 11 uur. DE INTERNATIONALE OPIUM-CONFEREN TIE. De regeering der Yereenigde Staten heeft den be langhebbenden mogendheden voorgesteld, de opening der internationale opiumconferentie te 's-Gravenhago te bepalen op 1 October a.s. Gemengd nieuws. WIJNMALEN UITGENOODIGD DOOR HET L. d. H. Namens het Leger des Heils deelt men aan de Tel. mede, dat de heer Wijnmalen door het Leger des Heils is uitgenoodigd, om met zijn vliegmachine van Soesterberg te komen, om deel te nemen aan het door het Leger des Heils te houden zang- en muziekfeest op den 2en Pinksterdag op Oud-Roosenburgh, des na middags om 2 uur. Mocht de heer Wijnmalen aan deze uitnoodiging gehoor geven, dan zal hij op het groote terrein een ruime gelegenheid vinden, om met zijn machine te landen. HET GEGOTEN HUIS. „Het gegoten huis" te Santpoort ontving eergiste ren bezoek van de voormannen van den binnen- en buitenlandschen eementhandel. Een delegatie van 12 personen, geïntroduceerd door den heer Blom, directeur van het Nederlandseh Ce- mentsyndicaat te 's-Gravenhage, werd door de heeren Berlage, Harms en Hana op het terrein ontvangen. Het bezoek droeg een zeer intiem karakter. Allen toonden zieh ingenomen over den zeer gunstigen uit slag der gieting. NA TWINTIG JAAR1 Ongeveer een twintig jaar geleden, verliet de smid H. te Goes, zijn woonplaats, om in de Nieuwe Wereld fortuin te maken. Het hoe en waarom is ons niet be kend, maar zooveel is zeker, dat de man- sedert z'n vertrek, vrouw en kroost nooit meer iets van zich liet hooren. Men dacht dan ook niet anders of H. zou niet meer in het land der levenden zijn en zijn vrouw noem de zich reeds sedert jaren weduwe. Gelukkig maar, dat zij niet voor de tweede maal in het huwelijksbootje stapte, de verwikkelingen toch zouden dan allicht niet te overzien zijn, wijl dezer dagen bericht uit Amerika is ontvangen, dat de man en vader naar de zijnen wenscht terug te keeren. als zij maar even geld daarvoor willen overmaken. Of daaraan evenwel maar direct zal worden voldaan, is zeer zeker de vraag. INVALIDITEITS- EN OUDERDOMSVERZE- KERING. In de Tweede Kamer deelde de Vooi'zitter gister morgen mede, dat de Commissie van Voorbereiding voor de Invaliditeits- en Ouderdomsverzekering het voornemen heeft 1 Juli haar vergaderingen aau te vangen. D'Artagnan, die den musketier hoorde vloeken, wil de van onder den mantel, die hem verblindde, uitko men, en trachtte in de plooien den weg te vinden. Hij vreesde vooral de nieuwheid van den prachtigen ban delier, dien wij kennen, beschadigd te hebben, want schroomvallig de oogen openende, bevond hij zich met zijn neus tusschen de beide schouders van Porthos, en wel juist op den bandelier. Helaas! zooals de, waarde der meeste dingen dezer wereld slechts schijnbaar is, zoo was het ook met den bandelier, die, van voren goud, maar van achter een voudig' van buffelleder was. Porthos, als een echt pronker, die geen geheel gouden bandelier kan ver krijgen, had er althans een gedeelte van boud. Men begrijpt hieruit, de noodzakelijkheid eener verkoudheid en bijgevolg de behoefte aan een mantel. „Ventrebleu!" riep Porthos uit, alle moeite doende, zieh van d'Artagnan te ontslaan, die zieh op zijn rug verwrong-, „zijt gij dan' razend, de menschen zóó op het lijf te vallen." „Verschoon mij", zeide d'Artagnan, die van onder den schouder van den reus kwam, „ik heb haast, ik loop iemand 11a, en. „Laat gij bij geval uw oogen thuis, wanneer gij ie mand naloopt?" vroeg Porthos. „Neen!" antwoordde d'Artagnan geraakt, „neen, en wel met mijn oogen zie ik iets, dat anderen' niet zien." Porthos .begreep het of niet; maar hoe het ook zij, hij werd driftig en riep: „Mijnheer! Gij zult u laten* afranselen, dat zeg ik u, indien gij op die wijze met de musketiers in aanra king komt." „Afranselen, mijnheer 1" zeide d'Artagnan, „dat woord is niet zeer kiesch." „Dat is de spreekwijze van iemand, die gewoon is, zijn vijanden orfder de oogen te zien." „O, parbleu! Ik weet wel, dat gij de uwe den mg niet toekeert." En de jongeling', verheugd over zijn tergende gees tigheid, verwijderde zich, luid lachende. (Wordt Terrolfd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1