DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. ¥ï¥^ïl7A¥ïr~ No. 130 Honderd en dertiende Jaargang, 1911 ZATERDAG 3 JUNI. Brieven uit Marokko, De ds*Ie Musketiers* Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. IF.ES'CJIlL.XLjIEATr'QlV- iJ KMAARSCHE ORANT. EL-MARADA, 20 Mei. Wegens de uitbreiding der onlusten onder de oproe rige stammen, zoowel hier, als meer westelijk rond Fez, heeft het Fransche legerbestuur doen besluiten eens krachtig op te treden in Marokko. Van alle zij den zijn troepen geconcentreerd, welke alle van hun verzamelplaats uit oprukken naar Fez. Van uit Oasa- Blanca. marcheert eeni colonne, sterk 6000 man, naar Fez. Van uit Taourirt marcheeren drie afdeelingen op naar het zelfde doel, ieder sterk 2000 man. Reeds zijn eenige kleine gevechten geleverd, o. a. voor Deb- 1 don, waar aan Fransche zijde acht dooden en veertien gewonden vielen. l)ie stad, bestaande uit drie kasbah's, een sterke vesting door hare muren, was de eerste, welke moest vallen om verder te komen op den weg naar Tazza, doch veel talrijker zijn de moeilijkheden welke over wonnen moeten worden. Wegen moeten worden aan gelegd tijdens den opmarsch, daar het vervoeren' dei- zware voertuigen der artillerie begaanbare wegen vor dirt, berg- op, berg af, ravijnen door. Natuurlijk veroorzaakt dit. veel oponthoud in een kolonne, bestaande uit eenige duizenden soldaten, be nevens den nasleep van levensmiddelen en water. Om zooveel mogelijk oponthoud te vermijden, had do commandant één compagnie van het vreemdelingen legioen, sterk honderd-vijftig man, voorwaarts gezon den ongeveer 18 K.M. van den post Taourirt, om al daar langs de zijde der rivier de Moulouva, een door waadbare plaats te vinden om de rivier over te steken. Deze plaats was El-Marada, enkel bestaande uit eenige tenten en drie marabouts of bidplaatsen der Marokanen. Réeds twee dagen was er gewerkt, om de oevers weg te graven, om zoodoende een weg te vor men voor de artillerie, maar reeds enkele malen was het voorgekomen, dat van de overzijde der rivier op de arbeidende soldaten werd geschoten; zoodra deze zich van wapens voorzagen, verdwenen de aanvallers, om na eenige uren weder aan te vangen. Dit verdroot den commandant en hij liet een kleine plaats maken aan de overzijde der rivier tusschen de steenen en aldaar een post leggen, met het doel ieder neer te schieten die naderde. Twee Marokanen werden dan ook neer gelegd. Doch den derden dag, 'a morgens 11 uur, wer den de soldaten opgeschrikt, door het geroep der lieden van den kleinen post, een soldaat kwam naar de over zijde en meldde, dat er op eenige mijlen afstand van den post een sterke troep bereden Marokanen was waar te nemen, die nader kwam. Direct gaf de kapitein order den kleinen post in te trekken en de werkzaamheden te staken, tevens beval hij zieh goed te wapenen. Nauwelijks waren de man schappen midden iu de rivier of de vijand vertoonde zich aan den anderen oever en zonden de ongelukki gen een hagelbui van kogels na. Allen werden door één of meer dier kogels getroffen en verdwenen, medegevoerd door den stroom der Mou- louya, Doch ook de compagnie was niet werkeloos ge bleven en salvo na salvo werd afgezonden op de Maro kanen, die evenwel in galop de helling afreden en de rivier doorkwamen. Wel is waar vielen er velen en verdwenen in: het water, doch immer meer kwamen er in r zicht; binnen eenige minuten waren allen omsin gold en nu begon een bloedbad, zoo verschrikkelijk, ah men zich maar denken kan. Do soldaten hadden de bajonet op 't geweer gezet, terwijl de Marokkanen hunne lange ponjaards zwaaiden en ieder, die onder hun bereik kwam, neer staken. De verliezen der soldaten waren vreeselijk en nog steeds kwamen meer vijanden aangerend, hunne ge weren lossende tusschen de bijna handgemeen zijnde strijdenden. Het werd vier uur namiddags en er werd i maar gestreden door de rest der soldaten, die zich achter een borstwering hadden opgesteld, welk uit j steenen inderhaast was opgeworpen. De kapitein was i gesneuveld, evenals de kapitein der genie, die de werk- znamheden leidde. De beide luitenants waren zwaar gewond. Lang kon de toestand niet meer duren, de ammunitie raakte op en de vijand liet zelfs eenige oogenblikken hun slachtoffers met rust, wel wetende, dat geen. ontkomen mogelijk was. Doch zij hadden niet gerekend op. den geringen af stand der post Taourirt, waar duidelijk schoten ge hoord waren en van waaruit onmiddellijk 2 escadrons cavalarie werden weggezonden om te zien, of de com pagnie soms in gevecht was, terwijl een batterij even eens oprukte, doch natuurlijk ver achter bleef bij de cavalerie. Toen de hulptroepen evenyel aankwamen was van de compagnie niet veel meer over. De meeste -Marok kanen waren reeds afgetrokken, alles medenemende wat maar van hun gading was, terwijl dooden en ge wonden zelfs werden beroofd van hun wapens en pa tronen. De cavalerie maakte met getrokken sabel een aanval op dien troep dieven, die, verrast door dezen onverwachten overval, met een luid geschreeuw te paard stegen en zoo het scheen de vlucht namen, even wel niet verder dan aan de overzijde der rivier. Daar verzamelden allen zich weder en nu begon het gevecht opnieuw, ditmaal met onze cavalerie, welke razend was, door den aanblik hunner kameraden die daar la gen, als het ware geslacht door de Marokkanen. Er werd geen acht geslagen op de kogels, noch op de gewonden, welke vielen, voorwaarts! ging liet de rivier over en, aan de overzijde in galop met de getrok ken sabel in de stelling van den vijand, die genood zaakt was terug te trekken. De cavalerie jakkerde er achteraan, doch bleef ver achter bij den vijand, die be kend met het terrein, zich verspreidde in kleine groep jes, welke weldra verdwenen in het- gebergte. Bij den terugkeer in het kamp wachtte het reddings korps nog een treurige taak, daar lagen zoovclen die op hulp wachtten, zoovelen die reeds het bewustzijn hadden verloren door bloedverlies en pijn. Direct wer den eenige ruiters naar Taourirt gezonden om van het gebeurde kennis te geven en geneeskundige hulp te verzoeken. Er werd aangevangen met het verzamelen en verzorgen der gewonden. Doch veel kon niet gehol pen worden, daar het aan middelen ontbrak hen te ver binden. Des avonds elf uur kwam eindelijk de laug ver wachte hulp, bestaande uit acht dokters en zestien ambtenaren benevens verb a nds toffe n, enz. geöseor- teerd^ door twee compagnieën Zouaven en een peloton Spahis.^ Direct werd aangevangen met de gewonden te verbinden en in de groote wagens te plaatsen, waar in oor vier man plaats is; zoo werden tien wagens vol geladen met gewonden, de rost werd aangewezen, de dooden, bijeen te brengen, welke op één rij werden ge legd, ontdaan van hunne patroontasscheu en wapens. Het waren er een en dertig, onder wie de twee kapi teins. Do morgen brak aan alvorens men gereed was met dit droevig werk; er werden eenige oogenblikken rust genomen en daarna werden de slachtoffers begraven. Een lange ongeveer een Meter diepe put werd gegra ven en daar werden alle nevens elkaar in gelegd, een kleine toespraak werd gehouden door een officier der Zouaven, die er op wees hoe. deze lieden gevallen waren ver van hun land, van hun familie (het waren allen naar ALEXANDRE DUMAS. 14) _o- Forthos schuimbekte vau woede, en deed een bewe ging' om d'Artagnan aan te vallen. „Later, later!" riep deze, „wanneer g-ij uw mantel zult- hebben afgelegd." '„Dus te één uur, achter het Luxembourg." „Zeer goed, te één ure", antwoordde d'Artagnan, den hoek der straat omslaande. Maar noch in de straat, die hij was doorgeloopen, noch in die, welke zijn blik thans overzag, ontwaarde bij iemand. Hoe langzaam de vreemdeling ook ware voortgetreden, hij had veel wegs afgelegd, of mis schien was bij een of ander huis binnengegaan. D Artagnan vroeg naar hem, aan al degenen, die hij ontmoette, vervolgde zijn weg tot aan de everzetpont, keerde terug langs de Seine, maar hij bespeurde niets, volstrekt niets. Intusschen was deze tocht- hem in zooverre nuttig, dat, hoe meer het zweet zijn voorhoofd besproeide, zijn bloed meer en meer verkoelde. Hij begon toen'over zijn wedervaren na te denken: liet was van velerlei aard en weinig goeds voorspellend. Immers, nauwe lijks te elf ure in den ochtend, had hij zich reeds de ongenade van den heer de Ti-éville op den hals ge haald, daar deze zeker zijn zonderlinge wijze van af scheid te nemen niet zeer wellevend moest gevonden hebben. Bovendien had hij onderweg een paar geduch te tweegevechten opgedaan, en wel met twee mannen, die elk voor zich in staat waren, drie d'Artagnan's naar de andere wereld te zenden, namelijk met twee musketiers, dat is te zeggen, met twee dier wezens, voor Welke hij zooveel achting koesterde, dat. hij ze bij zichzelf boven alle andere menschen stelde. Zijn toestand was treurig. Zeker door Atlios te wor- lieden van liet vreemdelingenlegioen). Hij noo-pte, dat Frankrijk dit. niet ongewroken zou laten. De overlevende ongekwetsten der compagnie, de twintig man die stand gehouden hadden achter hunne dekking, waren uitgeput van vermoeidheid en werden dien dag, benevens de gewonden, opgezonden naar Tauorirt, terwijl de twee compagnieën Zouaven met de artillerie, achterbleven om de werkzaamheden voort te zetten. Moge het ditmaal een goed lesje geweest zijn voor de aanvoerders, om niet een compagnie alleen achter of voorwaarts te zenden, waar de Marokkanen juist van die gelegenheden gebruik maken, om hun slag te slaan, evenals het vorige jaar 12 Juni te Moul-el-Ba cha, waar eveneens vele dooden en gewonden vielen. Gemengd nieuws. UIT WINKEL. Dinsdag vergaderde de Raad dezer gemeente. Tegenwoordig waren alle leden. De voorzitter opende de vergadering en heette de leden welkom, waarna de notulen der vorige vergade ring werden gelezen, en onveranderd goedgekeurd. In verband met vroeger genomen besluiten omtrent de bestemming van eigendommen, die gedeeltelijk zonder rechten door derdên werden gebruikt, deelde de voorzitter mede dat die bestemming nu afdoende is geregeld, de noodige besluiten zijn goedgekeurd en de akten gepasseerd. Door C. Witsmeer was verzocht de woning van de Gemeente in den G^petpolder te mogen huren, omdat zijn tegenwoordige woning onbewoonbaar verklaard is en 1 Mei ontruimd moet zijn en hij geen. andere wo ning kon krijgen. De voorzitter deelde mede dat Burgemeester en Wethouders voorloopig hem die woning hebben afge staan omdat in dien geest reeds vroeger was gespro ken en de huur bepaald op 0.60 in te houden van zijn gewone bedeeling, en stellen nu voor aan C. Wit smeer genoemde woning onderhan'dsch te verhuren. Aldus werd besloten. Ingekomen stukken: an Ged. Staten is goedgekeurd terug ontvangen: het raadsbesluit tot verkoop van grond aan Andries Smit; liet raadsbesluit tot uitgifte van grond in erf pacht aan K. Leijen Kzn.het kohier van den Hoof- delijken Omslag over 1911; het kohier hondenbelasting over 1911. Een mededeeling dat tot zetter is benoemd in de plaats van den heer J. Timmerman, de heer S. Over. Een dankbetuiging van Winkel's Harmonie voor het toegekende subsidie. Een mededeeling van de commissie tot voorberei ding- van een centrale waterleiding in Westfriesland, dat de kosten van het onderzoek der duinen te Schoorl voor waterwinplaats ad 40.000 vermoedelijk door het Rijk zullen worden gedragen- Ingekomen stukken1 werden voor kennisgeving aan genomen. Ingekomen waren verder: Het gemeenteverslag, het woningverslag en het ver slag der gezondheidscommissie te Hoorn, allen over '1910, zullen bij de leden circuleeren. Door de commissie tot voorbereiding van een stich ting eener Electrische Centrale voor West-Friesland was een verzoek met uitvoerige toelichting ingezonden om zich in principe uit te spreken voor of tegen een electrische centrale. Verzoek en toelichting werden voorgelezen en be sproken en ten slotte met algemeen© stemmen besloten zich in beginsel vóór aansluiting te verklaren. Door de vrijwillige brandw-eer te Lutjewinkel is verzocht om ter dekking harer huishoudelijke kosten, het subsidie van 25 te verhoogen tot 50. Burgemeester en Wethouders stellen voor op het verzoek gunstig te beschikken. Aldus werd besloten. De heer Wit vroeg of de spuit te Lutjewinkel al in orde is. De voorzitter deelde mede, dat die spuit vervangen is door de kleine spuit*" te Winkel, aangezien daar twee spuiten zijn en- meestal met de groote spuit uitgerukt wordt, en in de toekomst toch wel een andere spuit noodig zal zijn. Daarna volgde herbenoeming van le den der commissie tot wering van schoolverzuim. Voor de commissie te Winkel, herbenoemd de heeren Jb. Dekker, C. D. Colpa en J. Zeilemaker; voor de com missie te Lutjewinkel, herbenoemd de heeren K.' Boe kei en J. Poste, benoemd de heer J. Nobel; voor de commissie te Groetpolder, herbenoemd de hoeren H. Ham, P. Wit Cz. en P. Schaap. Benoemd werden tot leden van het stembureau voor do a.s. verkiezing van leden van den gemeenteraad, de heeren S. Over en P. Wit Cz., tot plaatsvervangend lid de heer C. Meurs. Door den Gemeenteveldwachter J. van Dijk is ver zocht om een tegemoetkoming in de onderhoudskosten voor zijn rijwiel. Besloten werd 25 toe te kennen. Bij de rondvraag zeide de heer Meurs klachten te hebben gehoord over het betalen door het Armbestuur, er schijnt soms geen geld te zijn óm te bedeelen en om de leveranciers te betalen. De voorzitter deelde mede dat aan het armbestuur van' de 3100 subsidie reeds 1700 is betaald, wel is het voorgekomen dat in eons niet zooveel kon gegeven worden als gevraagd werd, maar steeds toch zooveel dat er bedeeld kon worden, 't Zal echter gewenscht. zijn in het vervolg meer kas geld te leenen om een te groote krapte te voorkomen. Het betalen van leveranciers gaat het armbestuur aan en aangezien de rekening vóór 1 April moet inkomen, nog niet gekomen is, kon de voorzitter daaromtrent geen inlichtingen geven. De heer Wit, voorzitter van het Armbestuur, ver klaarde dat de rekeningen tijdig betaald zijn voorzoo- ver dat kon. UIT HEER HUGO WAARD. Heerlijk is er feestgevie-rd door de schooljeugd on zer gemeente, een feest, haar aangeboden door den nieuwen burgemeester. Wat was het volkje er vol van, nadat hun burgemeester's plan was meegedeeld! Wat werd er gesjouwd met vlaggen en wimpels, met groen en bloemen, ja zelfs met lampions. Onder leiding van het onderwijzend personeel werd aan plein en school een recht feestelijk aan-zien gegeven, de burgemeester had er voor gezorgd, dat er een rijke voorraad wan chocolademelk, krentenbrood en koek disponibel was, wat met graagte naar binnen werd gewerkt. Een si naasappel ging nog mee op reis naar huis. Onder af wisseling van zang en spel (voor de verschillende ru brieken werden wedstrijden gehouden, waarvoor prijs jes beschikbaar waren) vlogen de uren om. Hartelijk werd de burgemeester toegezongen, toen Z.E.A. onder de feestvierende jeugd verscheen. Zijn wensch, dat dit feest bij de jeugd in prettig aandenken zou blij ven, zal stellig bewaarheid worden. Vele belangstel lenden kwamen eens een kijkje nemen, en genoten blijkbaar met de kinderen mee. Door een aantal jonge dames werden de versnaperingen gepresenteerd en ze kregen ten slotte van enkelen toch een: neen, ik dank u. Gelukkig dat gunstig weer deze feestdagen zoo goed mogelijk tot hun recht deed komen. den neergeveld, begrijpt men, dat de jongeling zich niet veel om Porthos bekommerde. Nochtans, daar de hoop het laatste is, wat in 's menschen hart wordt uitgedoofd, koesterde hij eindelijk de hoop, in het le- \en te zullen blijven, wel te verstaan, na hevige won den in de beide tweegevechten ontvangen te hebben, en ingeval van overleving, deed hij zieh voor de toe komst de navolgende vermaningen: „Hoe heb ik toch zoo onbedachtzaam kunnen hande len en wat een domkop ben ik! Dien dapperen, onge- ukkigen Athos, met mijn hoofd, als met een storm- ïam, juist tegen zijn gekwetsten schouder te loopen Zeer verwondert het mij, dat hij mij niet dadelijk heeft doorstokenhij had hiertoe het rechtimmers de smart, die ik hem heb veroorzaakt, moet vreeselijk zijn geweest M at Porthos betreft. ha! Op mijn woord, dat is een vrij koddige geschiedenis En onwillekeurig begon de jongeling te lachen, doch tevens omziende, of deze, voor hen, die hem al léén zoo vi-oolijk zagen, onverklaarbare lachlust, niet den een of anderen voorbijganger zou kunnen beleedi- gen. „Wat Porthos betreft, dat is een vrij koddige historie, maar ik ben desnettemin een ellendige dom oor. Mag men derwijze de lieden tegen het lijf loopen, zonder tevoren: maak plaats! te roepen? Neen! En mag men hen onder hun mantel gaan bekijken, om te zien wat er niet is: te zien? Hij zou mij zeker heb ben verschoond, en mij hebben laten loopen, indien ik mij niet op die verbloemde, spottende wijze over dien vervloekten bandelier had uitgelaten; waarachtig, mijn woorden waren fraai verbloemd! O! vervloekte Gaskonjer, die ik ben! De lust tot spotten zal mij nog bekruipen, al word_ ik gebraden. Welaan, d'Ar tagnan, mijn vriend!' ging hij voort, zich toesprekende met al de welwillendheid, welke hij meende zichzelf verschuldigd te zijn. „Indien het u gelukt dit gevaar tc ontkomen, wat niet waarschijnlijk is, is het noodza kelijk voortaan de grootste beleefdheid in acht te ne men. In het vervolg moet ge u doen bewonderen, als een voorbeeld zien aanwijzen. Beleefd en voorkomend, is niet lafhartig zijn. Welnu, heeft ooit iemand er aan gedacht te zeggen, dat Aramis een lafaard is Immers volstrekt niet; derhalve van heden af, zal ik mij in alle opzichten aan hem spiegelenIla! daar is hij juist." D Artagnan, onder deze alleenspraak zijn weg ver volgende, was op eenige schreden van het hotel d'Ai- guillon genaderd, en daarvoor zag hij Aramis, in vroo- lijken kout met drie edellieden van 's konings lijf wacht Ook Aramis had d'Artagnan bespeurd, doch nog niet vergeten zijnde, dat het in de tegenwoordig heid van dien jongeling was, dat do heer de Tréville zich des nun-gens zoo kwaad had gemaakt en dewijl een getuige dezer den musketiers gedane vermaningen hem in geenen deele aangenaam was, nam hij den schijn aan, hem niet te zien. D'Artagnan integendeel, vervoerd door zijn vredelievende voornemens van wel levendheid, naderde de vier jonge lieden, voor hen een diepe buiging makende, die hij liet vergezeld gaan van eenen, zoo bevallig mogelijken glimlach. Aramis knikte even met het lioofd, doch glimlachte niet; ter wijl alle vier onmiddellijk hun gesprek staakten. D Artagnan was niet dom genoeg om niet te bemer ken, dat hij te veel was, maar de manieren der groote wereld waren hem nog te vreemd, om op geschikte wij ze uit dien neteligen toestand te geraken, waarin ge woonlijk hij zich bevindt, die zich bij lieden voegt, die hij nauwelijks kent, en zich in een gesprek mengt, dat hem niet aangaat. Hij peinsde dan op een geschikt middel, om zich te verwijderen, toen hij bemerkte, dat de zakdoek van Aramis op den grond lag, en hij waar schijnlijk zonder opzet, er den voet op had gezet; dit voorval scheen hem gunstig ter herstelling zijner on welvoegelijkheidhij boog zich en met al de bevallig heid, welke hij kon ten toon spreiden, trok hij den zak doek van onder den voet des musketiers weg, welke pogingen deze ook aanwendde om dien vast te houden en zeide, hem dien overhandigende: „Ik geloof, mijnheer, dat gij dezen zakdoek niet gaarne zoudt willen verliezen." De zakdoek was werkelijk met prachtig borduursel omzoomd, en aan een der hoeken met een kroon en een wapen gemerkt. Aramis werd bloedrood en rukte, eer dan hij hem aannam, den zakdoek uit de handen van den Gaskonjer. „Hahariep een' der gardes uit, „durft gij nu nog zeggen, achterhoudende Aramis, dat gij met me vrouw de Bois Tracy in onmin zijt, terwijl die bekoor lijke dame u zoo goedgunstig hare zakdoeken leent?" Aramis wierp op d'Artagnan een dier blikken, die te verstaan geven, dat men zich een onverzoenlijken vijand heeft gemaakt; vervolgens zeide hij met zijn zachte stem: „Gij vergist u, mijne heeren! Die zakdoek behoort mij niet, en ik weet niet welke gril dien heer noopt hem aan mij, eerder dan aan een uwer t© geven; om u te bewijzen, dat mij niet behoort: ziedaar den mij nen in mijn zak." Bij deze woorden haalde hij zijn eigen zakdoek te voorschijn, een zakdoek even fraai en ook van fijn ba tist, hoezeer die stof destijds zeer duur was; overigens was hij zonder borduursel, zonder wapen en alleen ge merkt met het naamcijfer des eigenaars. D'Artagnan bleef het diepste stilzwijgen bewaren; hij begreep zijn onhandigheid. Intusschen lieten de vrienden van Aramis zich door die ontkenning niet overtuigen, en een hunner, met een geveinsden ernst zich tot den jeugdigen musketier wendende, zeide hem: „Indien het is, zooals gij voorgeeft, dan zou ik ge noodzaakt zijn, mijn waarde Aramis, van u dien doek terug^ te eischen, want het moet u bekend zijn, dat Bois-Tracy een mijner beste vrienden is; en ik wil niet, dat men de voorwerpen zijner vrouw als zegetee- kens ronddraagt." „O ij vraagt hem op een geheel ongepast^ wijze", antwoordde Aramis, „en hoezeer de billijkheid uwer vordering, wat de zaak zelf betreft, erkennende, moet ik echter weigeren, uithoofde van den vorm, waarin die gedaan wordt." ,IIet is waar waagde d'Artagnan hier bij te voe gen, „dat ik den doek niet uit den zak van den heer Aramis heb zien vallen. Hij stond er met den voet op en bijgevolg dacht ik, dat hij hem behoorde." Ü-JiiiL .'a.(Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5