DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
¥ï¥^ïl7A¥ïr~
No. 130
Honderd en dertiende Jaargang,
1911
ZATERDAG
3 JUNI.
Brieven uit Marokko,
De ds*Ie Musketiers*
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
IF.ES'CJIlL.XLjIEATr'QlV-
iJ
KMAARSCHE
ORANT.
EL-MARADA, 20 Mei.
Wegens de uitbreiding der onlusten onder de oproe
rige stammen, zoowel hier, als meer westelijk rond
Fez, heeft het Fransche legerbestuur doen besluiten
eens krachtig op te treden in Marokko. Van alle zij
den zijn troepen geconcentreerd, welke alle van hun
verzamelplaats uit oprukken naar Fez. Van uit Oasa-
Blanca. marcheert eeni colonne, sterk 6000 man, naar
Fez. Van uit Taourirt marcheeren drie afdeelingen
op naar het zelfde doel, ieder sterk 2000 man. Reeds
zijn eenige kleine gevechten geleverd, o. a. voor Deb- 1
don, waar aan Fransche zijde acht dooden en veertien
gewonden vielen.
l)ie stad, bestaande uit drie kasbah's, een sterke
vesting door hare muren, was de eerste, welke moest
vallen om verder te komen op den weg naar Tazza,
doch veel talrijker zijn de moeilijkheden welke over
wonnen moeten worden. Wegen moeten worden aan
gelegd tijdens den opmarsch, daar het vervoeren' dei-
zware voertuigen der artillerie begaanbare wegen vor
dirt, berg- op, berg af, ravijnen door.
Natuurlijk veroorzaakt dit. veel oponthoud in een
kolonne, bestaande uit eenige duizenden soldaten, be
nevens den nasleep van levensmiddelen en water.
Om zooveel mogelijk oponthoud te vermijden, had
do commandant één compagnie van het vreemdelingen
legioen, sterk honderd-vijftig man, voorwaarts gezon
den ongeveer 18 K.M. van den post Taourirt, om al
daar langs de zijde der rivier de Moulouva, een door
waadbare plaats te vinden om de rivier over te steken.
Deze plaats was El-Marada, enkel bestaande uit
eenige tenten en drie marabouts of bidplaatsen der
Marokanen. Réeds twee dagen was er gewerkt, om de
oevers weg te graven, om zoodoende een weg te vor
men voor de artillerie, maar reeds enkele malen was
het voorgekomen, dat van de overzijde der rivier op de
arbeidende soldaten werd geschoten; zoodra deze zich
van wapens voorzagen, verdwenen de aanvallers, om
na eenige uren weder aan te vangen. Dit verdroot den
commandant en hij liet een kleine plaats maken aan
de overzijde der rivier tusschen de steenen en aldaar
een post leggen, met het doel ieder neer te schieten
die naderde. Twee Marokanen werden dan ook neer
gelegd. Doch den derden dag, 'a morgens 11 uur, wer
den de soldaten opgeschrikt, door het geroep der lieden
van den kleinen post, een soldaat kwam naar de over
zijde en meldde, dat er op eenige mijlen afstand van
den post een sterke troep bereden Marokanen was
waar te nemen, die nader kwam.
Direct gaf de kapitein order den kleinen post in te
trekken en de werkzaamheden te staken, tevens beval
hij zieh goed te wapenen. Nauwelijks waren de man
schappen midden iu de rivier of de vijand vertoonde
zich aan den anderen oever en zonden de ongelukki
gen een hagelbui van kogels na.
Allen werden door één of meer dier kogels getroffen
en verdwenen, medegevoerd door den stroom der Mou-
louya, Doch ook de compagnie was niet werkeloos ge
bleven en salvo na salvo werd afgezonden op de Maro
kanen, die evenwel in galop de helling afreden en de
rivier doorkwamen. Wel is waar vielen er velen en
verdwenen in: het water, doch immer meer kwamen er
in r zicht; binnen eenige minuten waren allen omsin
gold en nu begon een bloedbad, zoo verschrikkelijk, ah
men zich maar denken kan. Do soldaten hadden de
bajonet op 't geweer gezet, terwijl de Marokkanen
hunne lange ponjaards zwaaiden en ieder, die onder
hun bereik kwam, neer staken.
De verliezen der soldaten waren vreeselijk en nog
steeds kwamen meer vijanden aangerend, hunne ge
weren lossende tusschen de bijna handgemeen zijnde
strijdenden. Het werd vier uur namiddags en er werd i
maar gestreden door de rest der soldaten, die zich
achter een borstwering hadden opgesteld, welk uit j
steenen inderhaast was opgeworpen. De kapitein was i
gesneuveld, evenals de kapitein der genie, die de werk-
znamheden leidde. De beide luitenants waren zwaar
gewond. Lang kon de toestand niet meer duren, de
ammunitie raakte op en de vijand liet zelfs eenige
oogenblikken hun slachtoffers met rust, wel wetende,
dat geen. ontkomen mogelijk was.
Doch zij hadden niet gerekend op. den geringen af
stand der post Taourirt, waar duidelijk schoten ge
hoord waren en van waaruit onmiddellijk 2 escadrons
cavalarie werden weggezonden om te zien, of de com
pagnie soms in gevecht was, terwijl een batterij even
eens oprukte, doch natuurlijk ver achter bleef bij de
cavalerie.
Toen de hulptroepen evenyel aankwamen was van
de compagnie niet veel meer over. De meeste -Marok
kanen waren reeds afgetrokken, alles medenemende
wat maar van hun gading was, terwijl dooden en ge
wonden zelfs werden beroofd van hun wapens en pa
tronen. De cavalerie maakte met getrokken sabel een
aanval op dien troep dieven, die, verrast door dezen
onverwachten overval, met een luid geschreeuw te
paard stegen en zoo het scheen de vlucht namen, even
wel niet verder dan aan de overzijde der rivier. Daar
verzamelden allen zich weder en nu begon het gevecht
opnieuw, ditmaal met onze cavalerie, welke razend
was, door den aanblik hunner kameraden die daar la
gen, als het ware geslacht door de Marokkanen.
Er werd geen acht geslagen op de kogels, noch op
de gewonden, welke vielen, voorwaarts! ging liet de
rivier over en, aan de overzijde in galop met de getrok
ken sabel in de stelling van den vijand, die genood
zaakt was terug te trekken. De cavalerie jakkerde er
achteraan, doch bleef ver achter bij den vijand, die be
kend met het terrein, zich verspreidde in kleine groep
jes, welke weldra verdwenen in het- gebergte.
Bij den terugkeer in het kamp wachtte het reddings
korps nog een treurige taak, daar lagen zoovclen die
op hulp wachtten, zoovelen die reeds het bewustzijn
hadden verloren door bloedverlies en pijn. Direct wer
den eenige ruiters naar Taourirt gezonden om van het
gebeurde kennis te geven en geneeskundige hulp te
verzoeken. Er werd aangevangen met het verzamelen
en verzorgen der gewonden. Doch veel kon niet gehol
pen worden, daar het aan middelen ontbrak hen te ver
binden.
Des avonds elf uur kwam eindelijk de laug ver
wachte hulp, bestaande uit acht dokters en zestien
ambtenaren benevens verb a nds toffe n, enz. geöseor-
teerd^ door twee compagnieën Zouaven en een peloton
Spahis.^ Direct werd aangevangen met de gewonden
te verbinden en in de groote wagens te plaatsen, waar
in oor vier man plaats is; zoo werden tien wagens vol
geladen met gewonden, de rost werd aangewezen, de
dooden, bijeen te brengen, welke op één rij werden ge
legd, ontdaan van hunne patroontasscheu en wapens.
Het waren er een en dertig, onder wie de twee kapi
teins.
Do morgen brak aan alvorens men gereed was met
dit droevig werk; er werden eenige oogenblikken rust
genomen en daarna werden de slachtoffers begraven.
Een lange ongeveer een Meter diepe put werd gegra
ven en daar werden alle nevens elkaar in gelegd, een
kleine toespraak werd gehouden door een officier der
Zouaven, die er op wees hoe. deze lieden gevallen waren
ver van hun land, van hun familie (het waren allen
naar
ALEXANDRE DUMAS.
14) _o-
Forthos schuimbekte vau woede, en deed een bewe
ging' om d'Artagnan aan te vallen.
„Later, later!" riep deze, „wanneer g-ij uw mantel
zult- hebben afgelegd."
'„Dus te één uur, achter het Luxembourg."
„Zeer goed, te één ure", antwoordde d'Artagnan,
den hoek der straat omslaande.
Maar noch in de straat, die hij was doorgeloopen,
noch in die, welke zijn blik thans overzag, ontwaarde
bij iemand. Hoe langzaam de vreemdeling ook ware
voortgetreden, hij had veel wegs afgelegd, of mis
schien was bij een of ander huis binnengegaan.
D Artagnan vroeg naar hem, aan al degenen, die hij
ontmoette, vervolgde zijn weg tot aan de everzetpont,
keerde terug langs de Seine, maar hij bespeurde niets,
volstrekt niets.
Intusschen was deze tocht- hem in zooverre nuttig,
dat, hoe meer het zweet zijn voorhoofd besproeide, zijn
bloed meer en meer verkoelde. Hij begon toen'over
zijn wedervaren na te denken: liet was van velerlei
aard en weinig goeds voorspellend. Immers, nauwe
lijks te elf ure in den ochtend, had hij zich reeds de
ongenade van den heer de Ti-éville op den hals ge
haald, daar deze zeker zijn zonderlinge wijze van af
scheid te nemen niet zeer wellevend moest gevonden
hebben. Bovendien had hij onderweg een paar geduch
te tweegevechten opgedaan, en wel met twee mannen,
die elk voor zich in staat waren, drie d'Artagnan's
naar de andere wereld te zenden, namelijk met twee
musketiers, dat is te zeggen, met twee dier wezens,
voor Welke hij zooveel achting koesterde, dat. hij ze bij
zichzelf boven alle andere menschen stelde.
Zijn toestand was treurig. Zeker door Atlios te wor-
lieden van liet vreemdelingenlegioen). Hij noo-pte, dat
Frankrijk dit. niet ongewroken zou laten.
De overlevende ongekwetsten der compagnie, de
twintig man die stand gehouden hadden achter hunne
dekking, waren uitgeput van vermoeidheid en werden
dien dag, benevens de gewonden, opgezonden naar
Tauorirt, terwijl de twee compagnieën Zouaven met
de artillerie, achterbleven om de werkzaamheden voort
te zetten.
Moge het ditmaal een goed lesje geweest zijn voor
de aanvoerders, om niet een compagnie alleen achter
of voorwaarts te zenden, waar de Marokkanen juist
van die gelegenheden gebruik maken, om hun slag te
slaan, evenals het vorige jaar 12 Juni te Moul-el-Ba
cha, waar eveneens vele dooden en gewonden vielen.
Gemengd nieuws.
UIT WINKEL.
Dinsdag vergaderde de Raad dezer gemeente.
Tegenwoordig waren alle leden.
De voorzitter opende de vergadering en heette de
leden welkom, waarna de notulen der vorige vergade
ring werden gelezen, en onveranderd goedgekeurd.
In verband met vroeger genomen besluiten omtrent
de bestemming van eigendommen, die gedeeltelijk
zonder rechten door derdên werden gebruikt, deelde de
voorzitter mede dat die bestemming nu afdoende is
geregeld, de noodige besluiten zijn goedgekeurd en de
akten gepasseerd.
Door C. Witsmeer was verzocht de woning van de
Gemeente in den G^petpolder te mogen huren, omdat
zijn tegenwoordige woning onbewoonbaar verklaard is
en 1 Mei ontruimd moet zijn en hij geen. andere wo
ning kon krijgen.
De voorzitter deelde mede dat Burgemeester en
Wethouders voorloopig hem die woning hebben afge
staan omdat in dien geest reeds vroeger was gespro
ken en de huur bepaald op 0.60 in te houden van
zijn gewone bedeeling, en stellen nu voor aan C. Wit
smeer genoemde woning onderhan'dsch te verhuren.
Aldus werd besloten.
Ingekomen stukken:
an Ged. Staten is goedgekeurd terug ontvangen:
het raadsbesluit tot verkoop van grond aan Andries
Smit; liet raadsbesluit tot uitgifte van grond in erf
pacht aan K. Leijen Kzn.het kohier van den Hoof-
delijken Omslag over 1911; het kohier hondenbelasting
over 1911.
Een mededeeling dat tot zetter is benoemd in de
plaats van den heer J. Timmerman, de heer S. Over.
Een dankbetuiging van Winkel's Harmonie voor
het toegekende subsidie.
Een mededeeling van de commissie tot voorberei
ding- van een centrale waterleiding in Westfriesland,
dat de kosten van het onderzoek der duinen te Schoorl
voor waterwinplaats ad 40.000 vermoedelijk door het
Rijk zullen worden gedragen-
Ingekomen stukken1 werden voor kennisgeving aan
genomen.
Ingekomen waren verder:
Het gemeenteverslag, het woningverslag en het ver
slag der gezondheidscommissie te Hoorn, allen over
'1910, zullen bij de leden circuleeren.
Door de commissie tot voorbereiding van een stich
ting eener Electrische Centrale voor West-Friesland
was een verzoek met uitvoerige toelichting ingezonden
om zich in principe uit te spreken voor of tegen een
electrische centrale.
Verzoek en toelichting werden voorgelezen en be
sproken en ten slotte met algemeen© stemmen besloten
zich in beginsel vóór aansluiting te verklaren.
Door de vrijwillige brandw-eer te Lutjewinkel is
verzocht om ter dekking harer huishoudelijke kosten,
het subsidie van 25 te verhoogen tot 50.
Burgemeester en Wethouders stellen voor op het
verzoek gunstig te beschikken. Aldus werd besloten.
De heer Wit vroeg of de spuit te Lutjewinkel al in
orde is.
De voorzitter deelde mede, dat die spuit vervangen
is door de kleine spuit*" te Winkel, aangezien daar twee
spuiten zijn en- meestal met de groote spuit uitgerukt
wordt, en in de toekomst toch wel een andere spuit
noodig zal zijn. Daarna volgde herbenoeming van le
den der commissie tot wering van schoolverzuim. Voor
de commissie te Winkel, herbenoemd de heeren Jb.
Dekker, C. D. Colpa en J. Zeilemaker; voor de com
missie te Lutjewinkel, herbenoemd de heeren K.' Boe
kei en J. Poste, benoemd de heer J. Nobel; voor de
commissie te Groetpolder, herbenoemd de hoeren H.
Ham, P. Wit Cz. en P. Schaap.
Benoemd werden tot leden van het stembureau voor
do a.s. verkiezing van leden van den gemeenteraad, de
heeren S. Over en P. Wit Cz., tot plaatsvervangend
lid de heer C. Meurs.
Door den Gemeenteveldwachter J. van Dijk is ver
zocht om een tegemoetkoming in de onderhoudskosten
voor zijn rijwiel. Besloten werd 25 toe te kennen.
Bij de rondvraag zeide de heer Meurs klachten te
hebben gehoord over het betalen door het Armbestuur,
er schijnt soms geen geld te zijn óm te bedeelen en om
de leveranciers te betalen. De voorzitter deelde mede
dat aan het armbestuur van' de 3100 subsidie reeds
1700 is betaald, wel is het voorgekomen dat in eons
niet zooveel kon gegeven worden als gevraagd werd,
maar steeds toch zooveel dat er bedeeld kon worden,
't Zal echter gewenscht. zijn in het vervolg meer kas
geld te leenen om een te groote krapte te voorkomen.
Het betalen van leveranciers gaat het armbestuur aan
en aangezien de rekening vóór 1 April moet inkomen,
nog niet gekomen is, kon de voorzitter daaromtrent
geen inlichtingen geven.
De heer Wit, voorzitter van het Armbestuur, ver
klaarde dat de rekeningen tijdig betaald zijn voorzoo-
ver dat kon.
UIT HEER HUGO WAARD.
Heerlijk is er feestgevie-rd door de schooljeugd on
zer gemeente, een feest, haar aangeboden door den
nieuwen burgemeester. Wat was het volkje er vol van,
nadat hun burgemeester's plan was meegedeeld! Wat
werd er gesjouwd met vlaggen en wimpels, met groen
en bloemen, ja zelfs met lampions. Onder leiding van
het onderwijzend personeel werd aan plein en school
een recht feestelijk aan-zien gegeven, de burgemeester
had er voor gezorgd, dat er een rijke voorraad wan
chocolademelk, krentenbrood en koek disponibel was,
wat met graagte naar binnen werd gewerkt. Een si
naasappel ging nog mee op reis naar huis. Onder af
wisseling van zang en spel (voor de verschillende ru
brieken werden wedstrijden gehouden, waarvoor prijs
jes beschikbaar waren) vlogen de uren om. Hartelijk
werd de burgemeester toegezongen, toen Z.E.A. onder
de feestvierende jeugd verscheen. Zijn wensch, dat
dit feest bij de jeugd in prettig aandenken zou blij
ven, zal stellig bewaarheid worden. Vele belangstel
lenden kwamen eens een kijkje nemen, en genoten
blijkbaar met de kinderen mee. Door een aantal jonge
dames werden de versnaperingen gepresenteerd en
ze kregen ten slotte van enkelen toch een: neen, ik
dank u. Gelukkig dat gunstig weer deze feestdagen
zoo goed mogelijk tot hun recht deed komen.
den neergeveld, begrijpt men, dat de jongeling zich
niet veel om Porthos bekommerde. Nochtans, daar de
hoop het laatste is, wat in 's menschen hart wordt
uitgedoofd, koesterde hij eindelijk de hoop, in het le-
\en te zullen blijven, wel te verstaan, na hevige won
den in de beide tweegevechten ontvangen te hebben,
en ingeval van overleving, deed hij zieh voor de toe
komst de navolgende vermaningen:
„Hoe heb ik toch zoo onbedachtzaam kunnen hande
len en wat een domkop ben ik! Dien dapperen, onge-
ukkigen Athos, met mijn hoofd, als met een storm-
ïam, juist tegen zijn gekwetsten schouder te loopen
Zeer verwondert het mij, dat hij mij niet dadelijk heeft
doorstokenhij had hiertoe het rechtimmers de
smart, die ik hem heb veroorzaakt, moet vreeselijk zijn
geweest
M at Porthos betreft. ha! Op mijn woord, dat is
een vrij koddige geschiedenis
En onwillekeurig begon de jongeling te lachen,
doch tevens omziende, of deze, voor hen, die hem al
léén zoo vi-oolijk zagen, onverklaarbare lachlust, niet
den een of anderen voorbijganger zou kunnen beleedi-
gen. „Wat Porthos betreft, dat is een vrij koddige
historie, maar ik ben desnettemin een ellendige dom
oor. Mag men derwijze de lieden tegen het lijf loopen,
zonder tevoren: maak plaats! te roepen? Neen!
En mag men hen onder hun mantel gaan bekijken, om
te zien wat er niet is: te zien? Hij zou mij zeker heb
ben verschoond, en mij hebben laten loopen, indien ik
mij niet op die verbloemde, spottende wijze over dien
vervloekten bandelier had uitgelaten; waarachtig,
mijn woorden waren fraai verbloemd! O! vervloekte
Gaskonjer, die ik ben! De lust tot spotten zal mij
nog bekruipen, al word_ ik gebraden. Welaan, d'Ar
tagnan, mijn vriend!' ging hij voort, zich toesprekende
met al de welwillendheid, welke hij meende zichzelf
verschuldigd te zijn. „Indien het u gelukt dit gevaar
tc ontkomen, wat niet waarschijnlijk is, is het noodza
kelijk voortaan de grootste beleefdheid in acht te ne
men. In het vervolg moet ge u doen bewonderen, als
een voorbeeld zien aanwijzen. Beleefd en voorkomend,
is niet lafhartig zijn. Welnu, heeft ooit iemand er
aan gedacht te zeggen, dat Aramis een lafaard is
Immers volstrekt niet; derhalve van heden af, zal ik
mij in alle opzichten aan hem spiegelenIla! daar
is hij juist."
D Artagnan, onder deze alleenspraak zijn weg ver
volgende, was op eenige schreden van het hotel d'Ai-
guillon genaderd, en daarvoor zag hij Aramis, in vroo-
lijken kout met drie edellieden van 's konings lijf
wacht Ook Aramis had d'Artagnan bespeurd, doch
nog niet vergeten zijnde, dat het in de tegenwoordig
heid van dien jongeling was, dat do heer de Tréville
zich des nun-gens zoo kwaad had gemaakt en dewijl
een getuige dezer den musketiers gedane vermaningen
hem in geenen deele aangenaam was, nam hij den
schijn aan, hem niet te zien. D'Artagnan integendeel,
vervoerd door zijn vredelievende voornemens van wel
levendheid, naderde de vier jonge lieden, voor hen
een diepe buiging makende, die hij liet vergezeld gaan
van eenen, zoo bevallig mogelijken glimlach. Aramis
knikte even met het lioofd, doch glimlachte niet; ter
wijl alle vier onmiddellijk hun gesprek staakten.
D Artagnan was niet dom genoeg om niet te bemer
ken, dat hij te veel was, maar de manieren der groote
wereld waren hem nog te vreemd, om op geschikte wij
ze uit dien neteligen toestand te geraken, waarin ge
woonlijk hij zich bevindt, die zich bij lieden voegt, die
hij nauwelijks kent, en zich in een gesprek mengt, dat
hem niet aangaat. Hij peinsde dan op een geschikt
middel, om zich te verwijderen, toen hij bemerkte, dat
de zakdoek van Aramis op den grond lag, en hij waar
schijnlijk zonder opzet, er den voet op had gezet; dit
voorval scheen hem gunstig ter herstelling zijner on
welvoegelijkheidhij boog zich en met al de bevallig
heid, welke hij kon ten toon spreiden, trok hij den zak
doek van onder den voet des musketiers weg, welke
pogingen deze ook aanwendde om dien vast te houden
en zeide, hem dien overhandigende:
„Ik geloof, mijnheer, dat gij dezen zakdoek niet
gaarne zoudt willen verliezen."
De zakdoek was werkelijk met prachtig borduursel
omzoomd, en aan een der hoeken met een kroon en een
wapen gemerkt. Aramis werd bloedrood en rukte, eer
dan hij hem aannam, den zakdoek uit de handen van
den Gaskonjer.
„Hahariep een' der gardes uit, „durft gij nu
nog zeggen, achterhoudende Aramis, dat gij met me
vrouw de Bois Tracy in onmin zijt, terwijl die bekoor
lijke dame u zoo goedgunstig hare zakdoeken leent?"
Aramis wierp op d'Artagnan een dier blikken, die
te verstaan geven, dat men zich een onverzoenlijken
vijand heeft gemaakt; vervolgens zeide hij met zijn
zachte stem:
„Gij vergist u, mijne heeren! Die zakdoek behoort
mij niet, en ik weet niet welke gril dien heer noopt
hem aan mij, eerder dan aan een uwer t© geven; om
u te bewijzen, dat mij niet behoort: ziedaar den mij
nen in mijn zak."
Bij deze woorden haalde hij zijn eigen zakdoek te
voorschijn, een zakdoek even fraai en ook van fijn ba
tist, hoezeer die stof destijds zeer duur was; overigens
was hij zonder borduursel, zonder wapen en alleen ge
merkt met het naamcijfer des eigenaars.
D'Artagnan bleef het diepste stilzwijgen bewaren;
hij begreep zijn onhandigheid.
Intusschen lieten de vrienden van Aramis zich door
die ontkenning niet overtuigen, en een hunner, met
een geveinsden ernst zich tot den jeugdigen musketier
wendende, zeide hem:
„Indien het is, zooals gij voorgeeft, dan zou ik ge
noodzaakt zijn, mijn waarde Aramis, van u dien doek
terug^ te eischen, want het moet u bekend zijn, dat
Bois-Tracy een mijner beste vrienden is; en ik wil
niet, dat men de voorwerpen zijner vrouw als zegetee-
kens ronddraagt."
„O ij vraagt hem op een geheel ongepast^ wijze",
antwoordde Aramis, „en hoezeer de billijkheid uwer
vordering, wat de zaak zelf betreft, erkennende, moet
ik echter weigeren, uithoofde van den vorm, waarin
die gedaan wordt."
,IIet is waar waagde d'Artagnan hier bij te voe
gen, „dat ik den doek niet uit den zak van den heer
Aramis heb zien vallen. Hij stond er met den voet op
en bijgevolg dacht ik, dat hij hem behoorde."
Ü-JiiiL .'a.(Wordt vervolgd).