DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No, 132
Honderd m dertiende Jaargang.
1911
WOENSDAG
7 JUNI.
Noodhulp-Kaasdrager,
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonde! lijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
De drie lUliisk@ii@raB
Telefoonnummer 3.
(Herhaalde oproeping.)
Ingezetenen der gemeente die, in verband
met de instelling van een nieuw veem, in
aanmerking wenschen te komen voor de
betrekking van NOODHULP-K AASDRA
GER waarvoor 12 personen noodig zijn
worden verzocht zich vóór den 9 Juni a.s.
persoonlijk aan te melden ter gemeente
secretarie.
ALKMAAR, 7 Juni.
PBUILLETON
ONDERZOEK NAAR OUDE RECHTEN.
ALKMAARSCHE COURANT.
Vandaag zal, na den Fransc.hen ministerraad, de be
slissing worden gepubliceerd van den Raad van State
inzake het geschil over de champagne, dat reeds zoo
veel tusschen de departementen Aube en Marne te
weeg heeft gebracht. Deze beslissing is, naar reeds
bekend gemankt is, zoodanig, dat beide departemen
ten nu hun producten „champagne" zouden mogen
noemen, de Marne zonder meer, de andere echter met
aanduiding van de plaats van herkomst. Maar nu
komt er nog iets bij. De wijnbouwers van Aube wen
schen de bevoegdheid te bezitten hun wijn te verkno
pen aan de wijnhandel aars*uit het Marne-departement,
de wijnbouwers van de Marne willen daarvan evenwel
niemendal weten, daar zij dit als knoeierijen beschou
wen.
De beslissing nu is dusdanig, dat liet privilege van
de Marne bijna in zijn geheel gehandhaafd werd en
'aan de eischen van de Aube slechte ten deele is vol
daan. In de Marne is men indertijd verbazend rumoe
rig geweest en heeft men thans zijn zin gekregen.
In bet Aube-departement was men rustiger, maar
daar heeft men ook niet zooveel succes behaald.
L)e landbouwers in de Aube zullen hiermede echter
niet tevreden zijn. Reeds maanden geleden bleek het,
dat zij van een transactie, van een regeling, waarbij
kool en geit worden gespaard, niet gediend waren.
Nauwelijks was de uitspraak bekend geworden of de
bevolking in de Aube werd weer onrustig. Het „comité
de défënse," dat de leiding heeft, slaagde echter er in
de gemoederen tot bedaren te brengen en kreeg ge
daan, dat de menschen zich kalm zouden houden,
totdat de offieieele tekst bekend zou zijn hetgeen
vermoedelijk vandaag of morgen het geval zal wezen.
Daar de bevolking gezien heeft wat men met verzet
kan bereiken, is het zeer waarschijnlijk dat zij zeer he
vig' zal protesteëren tegen de beslissing. Er zijn reeds
enkele voorproefjes gegeven. Te Bar-sur-Aube is reeds
aanleiding gegeven tot moeilijkheden. De boeren
hebben van heinde en ver pogingen gedaan Bar te be
reiken, zij vonden echter bijna overal troepen op huil
weg, zoodat ten slotte slechts 300 hunner kwamen,
waar zij zijn wilden. En ook daar waren soldaten en
gendarmes, die beu met bekwamen spoed uit elkaar
joegen, toen zij aanstalten tot betoogingen maakten.
Men is dus wat te wachten. Ook zullen de gemeen
teraden zich wel weer solidair verklaren, zullen de. boe-
ren weigeren belasting te betalen, kortom, het spel
letje van eenige maanden geleden' begint weer op
nieuw, tenzij d© regeering de beslissing, welke feitelijk
slechts een advies is, zou kunnen wijzigen, hetgeen
evenwel niet aannemelijk wordt geacht. Hoe die wijzi-
I ging zou moeten zijn is evenwel niet duidelijk. En
evenmin is het duidelijk, hoe er een beslissing zou
kunnen worden genomen, welke alle partijen, de wijn
handelaren en de wijnbouwers, de menschen uit de
Marne en die uit de Aube zou kuuneu bevredigen.
DE RESIDENT VAN BATAVIA.
Naar het Vad. verneemt, beeft de familie te 's-Gra-
venhaga telegraphisch bericht uit Indië ontvangen,
dat de heer E. Meertens, resident van Batavia, wiens
plotselinge ongesteldheid onlangs gemeld werd, voor
nemens is, zoo spoedig mogelijk met zijn gezin naar
Europa te vertrekken.
naar
ALEXANDRE DUMAS.
16) -o-
Toen d'Artagnan de kleine, bijna niet in her oog
vallende plek ontwaarde, die zich aan den voet des
kloosters uitstrekte, bevond Athos zich reeds daar se
dert. vijf minuten, ofschoon het juist twaalf uur sloeg.
De nauwgezetste waarnemer der voorschriften van liet
tweegevecht zou geen aanmerkingen hebben kunnen
maken.
Athos, die nog aan zijne wonde vreeselijk leed, hoe
wel zij opnieuw door den wondlieeler van den heer de
Iréville verbonden was, zat op een paal, en wachtte
zijn vijand met die geruste en waardige houding, die
hem nooit verliet.
D'Artagnan ziende, stond hij op, en deed1 beleefd
eenige schreden voorwaarts. Deze van zijn kant, na
derde zijn tegenpartij met den hoed in de hand, dien
hij zoo laag afnani, dat de pluim over den grond
sleepte.
„Mijnheer!" zeide Athos, „ik heb twee mijner
vrienden doen verzoeken, mijn getuigen te zijn, maar
die beide heeren zijn nog niet hier. Het verwondert
mij, dat zij zoo lang uitblijven, dat. is hun gewoonte
niet."
„Ik voor mij heb geen getuigen, mijnheer," zeide
d'Artagnan, „want slechts sedert gisteren te Parijs ge
komen, heb ik nog met niemand kennis gemaakt, dan
met den heer de Tréville, aan wien ik ben) aanbevolen
geworden door mijn vader, die dé eet- heeft, ouder zijn
vrienden geteld te worden."
Athos overwoog nog een oogenblik.
„Gij kent niemand hier dau den heer de Tréville?"
vroeg hij.
„Alleen hem, mijnheer!"
„Wel zoo", ging Athos voort, gedeeltelijk tot *ich-
ALUEMEEN DéPóT VAN DISCIPLINE.
Naar de N. R. Ct. verneemt, zal eerlang het alge
meen depot van. discipline te Vlissingen worden, opge
heven. De kosten 40.000 's jaars) worden niet
evenredig geacht aan het nut. Voortaan zal wel kun
nen worden volstaan ook met het oog op de be
staande wettelijke bepalingen met liet drillen van
de bijzonder ongezeggelijke minderen door een daartoe
aangewezen officier in een der gewone garnizoens
plaatsen. ;i.
WOONWAGENS EN WOONSCHEPEN.
Bij de voorbereiding van een wettelijke regeling
ten aanzien van het gebruik der zoogenaamde woon
wagens en woonschepen vanwege de départementen
van binnftnlandsche zaken en vani justitie, is het nood
zakelijk gebleken, omtrent aantal en inrichting dier-
wagens en vaartuigen en aard en aantal hunner be
woners nog eenige gegevens te verzamelen. Bedoelde
opgaven zullen den feitelijken toestand ten deze, ge
lijk die zich op een bepaald aangewezen dag en uur op
liet geheele grondgebied des. rijks vertoont, hebben
weer te geven. De minister van justitie heeft daarom
de medewerking van de commissarissen der Koningin
en van de burgemeesters ingeroepen voor de beant
woording van hiermede verband houdende vragen naar
den toestand, zooalsi die op 5 Juli a.s. des middags
omstreeks 12 uur zich in elke gemeente voordoet-.
De minister van landbouw, nijverheid en liandei
heeft aan. de commissarissen der Koningin verzocht,
liem vóór 1 Nov. a.s. mede te deelen, of in hun provin
cie nog oude rechten bestaan, die den buidel ij ken bo
dem drukken. De minister zou gaarne van deze rech
ten kennis nemen, ten einde te kunnen beoordeelen,
of zij belemmerd werken op de productiviteit en den
overgang van grond. Geen inlichtingen behoeven de
commissarissen te geven over de thans afgeschafte
tienden, de jacht- en vischrechtem, het beklemrecht en
liet markerecht; terwijl evenmin gegevens behooren te
worden verstrekt omtrent grondrenten, voor zoover zij
bestaan in een vaste jaariijksche uitkeering in geld of
voortbrengselen, en omtrent het recht van den der-
tienden penning, ook wel landwissel of handwissel ge
naamd, dat nog in eenige gemeenten der provincie
Utrecht voorkomt.
zelf, gedeeltelijk tot d'Artagnan zich richtende, „wel
zoo, maar als ik u het leven ontneem, zal ik wel een
kindervreter lijken."
„Het is zoo erg niet, mijnheer!" antwoordde d'Ar
tagnan met een groet, die niet van waardigheid was
ontbloot, „zoo erg niét, daar gij mij de eer aandoet,
den degen tegen mij te trekken, terwijl gij gewond zijt
op een wijze, die u niet weinig moet hinderen."
„Op mijn woord, de wond hindert mij zeer, en gij
hebt mij een duivelsche pijn veroorzaakt; ik kan liet
niet anders zeggen, maar ik zal de linkerhand gebrui
ken, dat is mijne gewoonte in dergelijke omstandighe
den. Geloof daarom niet, dat ik u genade doe, ik
lianteer den degen met de linker- zoo goed als met de
rechterband; het' zal u zelfs nadeelig zijn, want een
liuksclie maakt het hem, die hierop niet is voorbereid,
vrij lastig. Het doet mij dan ook leed, u niet eer van
deze bijzonderheid te hebben verwittigd."
„Mijnheer!" antwoordde d'Artagnan, opnieuw groe
tende, „ik ben u ten uiterste verplicht voor uwe be
leefdheid."
„Gij maakt mij beschaamd, hernam Athos met ede
len zwier, „ik bid u, spreken wij over iets anders, als
dit u niet onaangenaam is."
„O, sangbleu! wat pijn hebt gij mij gedaan, mijn
schouder gloeit!"
„Indien gij mij wildet veroorloven...." zeide d'Ar
tagnan schroomvallig.
„Wat, mijnheer!"
„Ik bezit een wonderdoenden balsem voor wonden;
mijn moeder heeft mij dien gegeven en op mijzelven
lieb ik hem reeds beproefd."
„Welnu?"
„Welnu, ik ben zeker, dat binnen drie dagen uw
wonde door dien balsem zal genezen zijn; en na ver
loop van drie dagen, wanneer die genezing volkomen
is, dan, mijnheer, zal het mij tot veel eer verstrekken
tot uw dienst te zijn."
D'Artagnan sprak deze woorden met een eenvoudig
heid uit, die aan zijn beleefdheid eer deed, zonder ech
ter iets van zijn moed té ontnemen.
„Parcltou, mijnheer V' riep Atho», „dat voorstel be-
Gcmengd nieuws.
KONINKLIJK BEZOEK AAN AMSTERDAM.
Opgewacht door een groote menigte menschen, kwa
men H. M. de Koningin en Z. K. II. Prins Hendrik,
met gevolg; gisteren te Apeldoorn naar den Koninklij
ken trein wandelen, n. M. de Koningin onderhield
zich eenige oogenblikken met den burgemeester, mr.
W. Roosmale Nepveu. Onder groot gejuich werd de
trein bestegen, die daarop naar de hoofdstad des lands
vertrok
Op bet Centraal-Statiori te Amsterdam, werd II. M.
om half één o. a. ontvangen door den burgemeester,
jbr. mr. dr. A. Röell en de heeren! jlir. mr. W. E. van
der Wijde, voorzitter en J. A. Kalff, lid van den
Raad van Administratie der H. IJ. S. M.
H. M. werd bij het uitstappen verwelkomd door den
burgemeester. Zij was geheel in bet wit gekleed, en
droeg over haar robe een witzijden mantel in kimono
model met broderie versierd. De hoed der Koningin,
een breede, witte, paardebaren- cloche, was met prach
tige pleureuses gegarneerd. Het was opvallend, zoo
goed als II. M. er uitzag, zoo frisch en gezond.
De Prins droeg de uniform van luitenant-generaal.
Nadat het Koninklijk Echtpaar allen begroet had,
ging het dé Koninklijke wachtkamer binnen. Daar
werd aan H. M. een bouquet overhandigd.
Nadat liet Koninklijk echtpaar langs het Damrak
reed, waar zij hartelijk toegejuicht werd; ging de stoet
naar het paleis.
De Amsterdammers, zoo schrijft de T e 1. kennen
dé traditie en hoewel de vorstelijke rijtuigen van den
Dam verdwenen zijn, denkt niemand er aan, zijn
plaatsje te verlaten. Aller oogen zijn op het Perzisch
tapijt gericht, dat sedert dezen ochtend over de bal-
conballustrade hangt. 't Geduld der wachtenden
wordt niet lang op de proef gesteld. Een paar minu
ten nadat de Vorstelijke Gasten in 't paleis verdwe
nen zijn, gaan de balcondeuren open. De muziek heft
het Wilhelmus aan en onder het gejuich der menigte
betreedt het- Vorstelijk Echtpaar het balcon, buigend
en groetend naar alle kanten. De saamgepakte me
nigte kan zich thans met eigen oogen er van overtui
gen, hoe bijzonder goed dé Koningin er uit ziet. Het
vrouwelijke deel der belangstellenden is het er roe
rend over eens, dat zoo'n groote hoed de Koningin
,véél beter kleedt dan de toques; welke H. M. de laat
ste jaren gewoon was te dragen.
Enkele oogenblikken slechts blijven de gasten op
het balcon. Dan begaven de Koningin en Haar Ge
maal zicli weer naar binnen; dé afzetting op den Dam
wordt opgeheven en het publiek kan zich verlustigen
in den aanblik der paleiswacht, die in deze dagen
vooral van de zijde der straatjeugd heel wat belang
stelling ondervindt.
Gistermiddag te 2 uur had de audiëntie voor mili
tairen plaats. Te 4 uur 30 ontving het Vorstelijk
Echtpaar civiele autoriteiten.
Gisteravond waren de wethouders uitgenoodigd,
voor een diner ten Hove.
PINKSTERDRUKTE.'
Den eersten Pinksterdag werden met de gemeen
tetram te Amsterdam 245811 personen vervoerd (ver
leden jaar was dit aantal 216986) en op den tweeden
Pinksterdag 283845, tégen verleden.1 jaar 243680. De
stoomponten op het IJ vervoerden op de feestdagen
42,940 en 54,434 personen, verleden: jaar waren deze
cijfers 15,824 en 35.444.
Aan het Gcntraal-Station werden op de feestdagen
voor de H. IJ. S. M. 60.000 dagretours uitgegeven. Er
liepen 80 extra-treinen van Amsterdam uit.
De Gooische tram vervoerdé den eersten feestdag
haagt mij, hoewel ik het niet aanneem, maar omdat
mij dit in u den edelman doet herkennen. Het was op
die wijze dat de dappere ridders ten tijde van Ka tel
den Grooten -spraken en handelden, en ieder edelman
moest ze zich ten voorbeeld'stellen. Ongelukkig leven
wij niet in den tijd van den grooten keizer; wij zijn
tijdgenooten van den kardinaal en na drie dagen, hoe
zorgvuldig men het geheim ook bewaard moge hebben,
zal men weten, dat wij eén tweeg-evecht hadden be
paald, en zou men het derhalve beletten. Maar wacht
eens, zullen die straatslijpers nog' niet gaan verschij
nen?"
„Indien gij haast hebt, mijnheer!" vroeg d'Artagnan
even eenvoudig als een oogenblik te voren, toen hij
aan Athos voorstelde, het gevecht drie dagen uit te
stellen; „indien gij liaast hebt, mijnheer, en gij ver
langt, dat aan de zaak zo-nder verwijl een einde worde
gemaakt, wacht dan niet, bid ik u.
„Wat gij daar zegt, is wederom iets dat mij zeer be
haagt," zeide Athos; d'Artagnan vriendelijk groeten
de, „gij bewijst hierdoor verstand en bijgevolg moed
te bezitten, mijnheer! Ik heb achting voor lieden van
uw soort, en ik voorzie, dat, als wij elkander het leven
niet ontnemen, ik later veel genoegen in uw gezel
schap zal smaken. Wachten wij intusschen die hee
ren, ik heb al den tijd, en het is een vereischte
Haziedaar reeds een hunner, geloof ik."
Het was waar, aan het einde der straat Vaugirard
begon men de reusachtige gestolte van Porthos te on
derkennen.
„Hoe!" vroeg d'Artagnan, „is een uwer getuigen de
heer Porthos?"
„Ja, bevalt u dat niet?"
„Wel, zeker!"
„En ziedaar de tweede."
D'Artagnan wendde zich naar de zijde, welke Athos
hem aanwees en hij herkende Aramie.
„Hoe!" herbaalde hij met nog meer verbazing dan
de eerste maal, „is uw tweede getuige de heer Ara
mis?"
„Ongetwijfeld! Weet gij dan niet, dat men ons
steeds in elkander» gezelschap ai et, en on« bij de mu«-
ongeveer 9000 passagiers ©n den1 tweeden 16,000.
De Pinksterdrukte was te Bussum buitengewoon
groot. Aan het station der H. IJ. S. M. alleen werden
op Zondag 3814 en op dén 2e.n Pinksterdag ruim 6000
kaartjes door de controle ingezameld. Voegt men hier
bij de personen, die op speciale gezelschapskaarten en
op kilometerboekjes reizen, dan is het aantal reizigers
op Maandag te Bussum aangekomen op 7000 te schat
ten en hun aantal vertrekkenden op 8000.
Den len Pinksterdag stopten 16 extra-treinen U
Bussum, dén 2en dag 25 extra-treinen.
Reusachtig was het aantal passagiers, dat gedu
rende de beide Pinksterdagen door de stoombootmaat
schappijen vervoerd is tusscben Amsterdam en Zaan
dam. Den eersten Pinksterdag beliep dit reeds circa
30.000 en tien tweeden dag was de toeloop nog veel
gro.oter, zoodat toen bijna de 40.000 werd bereikt.
In de volle drukte van het verkeer met de electri-
sche tram AmsterdamZandvoort ontstond' Maandag
avond vrij wat stagnatie, doordien vlak bij de halte
Sloterdijk van een motorwagen een der assen brak, en
er dus geruimen tijd), van negen tot ruim elf uur
slechts over één lijn gereden kon worden en de reizi
gers steeds moesten overstappen. Meermalen stonden
zes a tien wagens vol passagiers de van Amsterdam
komende leege motorwagens af te wachten. Te onge
veer half twaalf was de weg weder vrij.
- De Staatsspoorstoomtram Den Haag'Scheve-
ningen vervoerde Zond'ag 19.934 personen en Maandag
26,677.
De Haagsche tram vervoerdé op den eersten
Pinksterdag 155,000 passagiers en op den tweeden dag
228,000; totaal 383.000 reizigers-. Verfden jaar waren
de cijfers voor de beidé Pinksterdagen resp. 132,000
en 222,000* totaal 354,000.
De Pier te Scheveningen werd eersten Pinksterdag
bezocht door 10.000 menschen, den tweeden dag waren
er 15,000 bezoekers; totaal voor beide dagen 25,000.
Verleden jaar was het totaalcijfer 11,000.
CONCOURS TE NOORD-SCHARWOUDE.
De uitslag van het concours van harmonie- en fan
farecorpsen van den eersten Pinksterdag is als volgt:
Derde afd. Sectie A. Ie prijs met 119 punten „An-
danti", Oosthuizen. 2e prijs met 99 punten „Kunst na
Arbeid," Zuid-Scharwoude. 3e prijs met 82 p. „Prin
ses Juliana", Purmerend.
Derde afd. Sectie B. „T. A. V. E. N. U.," War-
menhuizen, Ie prijs a met 119 p. „Eensgezindheid,"
Warmer, le prijs b met 113 p. „Crescendo," Sloterdijk
2e prijs a met 99 p. „Crescendo," Oudé Niedorp 2e
prijs b 96 p. „Wilbelmina," Ransdorp, 3e prijs a met
75 p. „Crescendo", Watergang 3e prijs b 53 p.
Tweede afd. „Oefening kweekt kunst," Amster
dam le pr. met 110 p. „Texelsch fanfarecorps'' Texel
2e pr. met 84 p. „Eensgezindheid," Zunderdorp, 2e pr.
met 76 p.
Eerste afd. le pa'. „Waterlandsch fanfarecorps,"
Buiksloot met 115 punten, eenige deelnemer.
Afd. uitmuntendheid. Edams fanfarecorps," Edam
le prijs met 128 p. „Koningin Wilbelmina;" Beem-
ster, 2e prijs met 119 p. „De Eendracht," den lip, 3e
prijs met 91 p. De uitslag van den wedstrijd van de
eerste prijswinners was als volgt
le prijs Edam met 74 punten. 2e pr. Beemster met
68 p. 3e pr. Buiksloot met 62 p.
't Was intusschen al mooi laat geworden, wat het
best te zien was aan de ongeduldigtrappelende voetje»
der dames. Na afloop van den wedstrijd duurde het
dan ook niet lang of dé heele dansvloer was <als
bezaaid met draaiende dames en heeren. 't Zal wel
weer laat zijn geworden.
Onder begunstiging van prachtig weer eigenlijk
ketierS, bij de lijfwacht en in de stad, zoowel als aan
het hof, Athos, Porthos en Aramis, of de drie onaf-
scheidelijken noemt Maar aangezien gij van Dax of
van Pau komt.
„Van Tnrbas," hernam d'Artagnan.
„Is het u geoorloofd met deze bijzonderheid onbe
kend te zijn," zeide Athos.
„Op mijn woord;" hernam d'Artagnan, „men heeft
u den rechten naam gegeven, mijne heeren! En mijne
ontmoeting, indien ze ruchtbaar wordt, zal ten minste
bewijzen, dat uw vriendschap voor elkander op geen
tegenstrijdigheden is gegrond".
Onderwijl was Porthos genaderd' en had Athos met
de hand gegroet; vervolgens zich naar d'Artagnan
wendende, bleef hij vol verbazing staan.
Wij zullen in het voorbijgaan zeggen, dat hij van
bandelier verwisseld was, en zijn mantel had afgelegd.
„Hoe! wat beteekent dat?"
„Ia duelleer met mijnheer,"zeide Athos, d'Artagnan
met den vinger aanwijzende en zijn vrienden met de
hand groetende.
„Ik moet ook mét hem vechten", zei Porthos.
„Maar niet vóór één uur," antwoordde d'Artagnan.
En ook ik heb een tweegevecht met mijnheer," zei
de Aramis op zijn beurt, op het slagveld verschijnende.
„Maar niet vóór twee uur," zeide d'Artagnan even
bedaard.
„Maar om welke reden vecht gij Athos vroeg Ara
mis.
„Inderdaad, ik weet het bijna zelf niet; hij heeft mij
den schouder bezeerd; en gij, Porthos?"
„Wel, ik vecht om te vechten," antwoordde Porthos
blozende.
Athos, die alles opmerkte, zag, de lippen van den
Kaskonjer zich tot een oumerkbaren glimlach vertrek
ken.
„Wij zijn het oneens geweest- over de wijze van zich
te kleeden," zeide de jongeling.
„En gij, Aramis?" vroeg Athos.
(Wordt vervolgd).