DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 133 Honderd en dertiende Jaargang. 1911 DONDERDAG 8 JUNI. Noodhulp-Kaasdrager. Oe drie Musketiers. BINNENLAND. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. (Herhaalde oproeping.) Ingezetenen der gemeente die, in verband met de instelling van een nieuw veem, in aanmerking wenschen te komen voor de betrekking van NOODHULP-KAASDRA OERwaarvoor 12 personen noodig zijn worden verzocht zich vóór den 9 Juni a.s persoonlijk aan te melden ter gemeente secretarie. 3FJEg^0•XIlJXJiES'XaO3^^^ ALKMAARSCHE COURANT. ALKMAAR, 8 Juni. Gisteren maakten we melding van een Times-tele gram uit Cettinje, waarin de toestand in Albanië zeer ernstig werd geschetst. De officiëele berichten echter zijn veel gunstiger, en willen doen gelooven, dat de opstand der Mirdieten, waar het op het oog-en blik in hoofdzaak om gaat, weinig te. beteekenen heeft, terwijl volgens deze lezing, de Turksehe troe pen best in staat zijn, de opstandelingen in bedwang to houden en te voorkomen, dat ze de onafhankelijk heid van hun gebied, welke ze hebben uitgeroepen, kunnen handhaven. De Mirdieten vomien den talrijksten, meest gevrees- den en meest strijdbaren stam in Midden-Albanië an oudsher toonden ze grooten vrijheidsdrang en duldden zie nauwelijks een Turk in hun midden. ,Ze wonen in de bergen, steden kennen ze niett, ze zijn verspreid in armelijke hutten. Hun kleederdracht be staat uit een flanellen blouse, een linnen broek en een wollen muts. Zij houden zich hoofdzakelijk bezig met landbouw en veeteelt. Als richtsnoer in het sociale leven gelden wetten, die vier eeuwen oud zijn; worden deze geschonden, dani wordt de overtreder gestraft door het in beslag nemen van vee, dat bij het ontbre ken van geld1, het algemeene ruilmiddel is. Daarom gaan de Mirdieten door voor beruchte veedieven en roovers, die den langs hun gebied loopenden handels weg van Skoetari naar Prizren voortdurend onveilig maken en zelfs weken achtereen het verkeer belemme ren. Diefstal buiten het eigen gebied is n. 1. niet strafbaar. De hoofdplaats is het dorp Orosi, met een school en een kerk, terwijl dit dorp tevens de residen tie van het geestelijke opperhoofd een gemijterd abt is de Mirdieten zijn namelijk katholiek. Hun land is ingedeeld in vijf districten, in elk waarvan een erfe lijk „barjaktar" (vaandrig) aan het hoofd staat, die aanvoerder in den oorlog is en den gemeenteraad ter zijde staat. Over oorlog- en vrede, verdragen met de Porte en de naburige stammen beslist een -algemeene volksvergadering, welke jaarlijks bij de kerk te Orosi plaats heeft. Hadden de Mirdieten zich ten aanzien van de on lusten in Albanië tot dusverre onzijdig gehouden, zij hebben zich thans ook onafhankelijk verklaard, waar door de andere oproerige stammen, zooals de Malisso- reti moed hebben gekregen. naar ALEXANDRE DUMAS. 1") o „De reden van mijn tweegevecht betreft de godge leerdheid, antwoordde Aramis, terwijl hij d'Artagnan door een stillen wenk verzocht de oorzaak van het duel geheim te houden. Adios zag toen een tweeden glimlach op de lippen van d'Artagnan verschijnen. „Waarlijk!" riep Athos. „Ju, het. betreft een theologische stelling, omtrent welke wij'het niet eens zijn," zeide de Gaskonjer. „Het is niet te betwisten, hij bezit geest," mompel de Athos. „En nu, terwijl gij vereenigd zijt, mijne heereii, ver zoek ik u, mijn verontschuldigingen aan te hooren." )p het woord verontschuldiging verdonkerde het voorhoofd van Athos, een trotsche glimlach zweefde op d< lippen van 1 orthos-, en ee-ii weigerend gebaar was het antwoord van Aramis. „Gij begrijpt nnj niet, mijne heeren!" hernam d'Ar tagnan, het^ hoofd opheffende, vani hetwelk een zonne straal de fijne en toch scherpe lijnen verguldde; „ik vraag u verschooning, ingeval ik buiten staat worde gesteld u alle drie mijn schuld te voldoen, want de heer Athos heeft het eerst recht mij naar de andere wereld te helpen, 'f geen niet weinig de waarde uwer schuldvordering, mijnheer Portho-s, vermindert; en de uwe, mijnheer Aramis, bijna tof niets brengt En thans, mijne heeren, herhaal ik u mijn verzoek, mij te willen verschoonen, doch slechts alleen) om die reden en nu, verdedigt u". Op die woorden en met de meest ridderlijke hou ding, die men zich kan verbeelden, trok d'Artagnan den degen. Het bloed was hem naar het hoofd gestegen-, en op Daarbij komt dat koning Nikita van Montenegro zich zeer oorlogszuchtig heeft uitgelaten jegens Tur kije, en dat de bevolking zeer opgewonden en tot de tanden gewapend moet zijn. Eigenaardig is het zeer zeker, dat juist in deze da gen Rusland tegen Turkije ageert. De diplomaten te Weenen, waar men de gebeurtenis sen in Albanië van oudsher steeds met belangstelling volgt, gelooven dan ook dat er iets achter deze heele zaak is, dat de Albaneezen. van uit Rusland wordt ge steund. Een bekend Weensch blad de Neue Ereie Presse, maakt zich tot tolk van deze opvatting. Reeds bij het begin van den opstand, zoo schrijft het blad, werd in politieke eu militaire kringen te Konstantinopel openlijk verklaard, dat Montenegro, dat zoo arm is, dat duizenden zijner inwoners gedwon gen zijn tot landverhuizing, de middelen tot het on derhoud gedurende maanden van talrijke gevluchte Mulissoren, moest ontvangen van een zijde, die be lang erbij had, Turkije moeilijkheden te bereiden en het te verzwakken. Dat is Rusland. Het besluit van Turkije, aan den opstand niet alleen door het oproepen van een sterke legermacht, maar bovenal door afslui ting van de Montenegrijnsche grens een einde te ma ken, waardoor de opstandelingen den weg tot den steeds hulpvaardigen buurman werd versperd en dezen de mogelijkheid ontnamen den opstand te bevorderen, kwam de regeering te Cettinje zeer ongelegen. Zij verklaarde zich plotseling door de Turksehe troepen concentratie bedreigd ,en spoorde den machtigen Rus- sisehen beschermer aan te Konstantinopel tussehen- beide te komen. De Russische stap bij de Porte had, zooals bekend is, niet de te St.-Petersburg- verwachte uitwerking en thans komt de opstand der Mirdieten. Geen twijfel of deze opstand is ook van buitenaf op touw gezet. Mon tenegro heeft er belang bij dat het thans door oproer geteisterde gebied niet tot rust komt. Reeds lang streeft het naar een grensregeling, d. w. z. het wil in het bezit komen van het gebied zuidelijk van bet Skoe- tarimeer. Men kan den indruk niet wegnemen dat Rusland en Montenegro een nieuwe mijn hebben gelegd om Euro pa te dwingen de Albaneesche kwestie te ontdoen van haar karakter als vraagstuk, dat Turkije's binnenland- 'che politiek betreft, en haar te maken tot onderwerp van een diplomatieke inmenging. Liet schijnt ook geen toeval te zijn, dat het juist de Mirdieten. zijn, die zich mans van 1 urkije willen losrukken. De Mirdieten zijn katholieke bewoners van het hoogland, die van ouds betrekkingen hebben met den Oostenrijksch-Hongaar sche monarchie, die daar een kerkelijk protectoraat uitoefent. Dit feit kan verklaren, waarom de Russi sche nota aan 1 urkije zich met zooveel vuur heeft ge mengd in den strijd met Montenegro. In geheel Noord-Albanië moest de meening worden verspreid dat de bescherming tegen de Turksehe onderdrukking- slechts bij Rusland was. te vinden. De Oostenrijksch- dit oogenblik zou hij den degen getrokken hebben te gen al de musketiers des koninkrijks, evenals hij het nu deed tegeml Athos, Porthos en Aramis. Het was kwart over twaalven; de zon had haar top punt bereikt*. en de plaats, welke was gekozen gewor den voor het tweegevecht, was aan al haren gloed blootgesteld. „Het is zeer warm," zeide Athos op zijne beurt, zijn dogen trekkende, „en ik kan mijn buis niet uitdoen, want, zoo even nog voelde ik mijn wonde bloeden, en ik vrees, mijnheer hinderlijk te. zijn, door hem bloed te vertoonen, dat hij niet heeft doen stroomen." „Dat is waar, mijnheer!" zeide d'Artagnan, „en of een ander, of ik, het heeft doen stroomen, ik verzeker u, dat het mij steeds leed zal doen, het bloed te zien van een moedigen edelman, zooals. gij; ik zal derhalve ook, zonder mij van mijne kleeding- te ontdoen, den strijd aangaan." „Spoed u toch! riep Porthos, „het zijn al genoeg' complimenten; herinnert u, dat wij onze beurt af wachten." „Spreek alleen voor u zelf, Porthos!" viel Aramis hem in de rede, wanneer gij dergelijke onbetamelijkhe den zegt. Voor mij, ik vind datgene, wat- die heeren elkander toevoegen-, zeer goed en twee edellieden waardig." 'Als gij gereed zijt, mijnheer!" zeide Athos, zich in zijn postuur stellende; „ik wachtte op uw bevelen," zeide d'Artagnan, het staal kruisende. Maar nauwelijks hadden de twee klinken tegen el kander gekletterd, of een afdeeling der lijfwacht zij ner Eminentie, aangevoerd door den heer de Jussac, verscheen om den hoek van het klooster. ,De lijfwacht van den kardinaal!" riepen gelijktij dig Porthos en Aramis uit. „Steekt op, mijne heeren! Steekt op uw degens Doch het was te. laat. Beide strijders waren in een houding gezien gewonden, die nopens hun bedoelingen geen twijfel overliet. „Halt! kommandeerde Jussac, hen naderende, en zijn lieden een teeken gevende, hem te volgen. „Halt, musketiers! Men vecht hier? Neemt men op die wijze Hongaarsclie monarchie moest in de val worden ge lokt, om haar zoo mogelijk nog meer te doen bieden dan Rusland. Dat zou een verwijdering tu-sschen Wee nen en Konstantinopel tengevolge hebben gehad om de legende, dat Oostenrijk-Hongarije zelfzuchtige plannen in Albanië zou hebben, wellicht ook te Rome weder ingang te doen vinden. Aan den anderen kant zou zulk een wedstrijd tusschen de Oostenrijksch-Hon gaarsehe monarchie en Rusland slechts hebben be werkt, dat de opstand zich nog meer had uitgebreid en dat de leiders nog meer op de hulp van Europa zou den hebben gerekend en de vrede nog moeilijker zou zijn gesloten. In die val is de Oostenrijksch-Hongaar sc-he monarchie niet. geloopen." Het is door het Weensehe- blad onomwonden gezegd Wat zullen de Russische couranten er op antwoorden Blijkens de persuittreksels in buitenla ndsche couran ten heeft de Russische pers het te druk niet andere onderwerpen (Marokko bijv.om over Russische aan. gelegenheden te kunnen schrijven. Maar zij zal nu wel wat meer haar kijker moeten richten op Albanië en op Weenenl TWEEDE KAMER. Gisteren kwam de Tweede Kamer weer bijeen. Voortgezet werd de behandeling over het eedswetje en wel over artikel 1. De heer Troelstra had een amen dement ingediend, geen verplichte eed bij gemoedsbe zwaar. De voorzitter en de minister van justitie discussi eerden over de toelaatbaarheid van dit amendement, waarna de heer Troelstra het verdedigde en wijzigde. De heer De Savornin Lohman (C. H.) verdedigde de houding der Commissie van Rappor teurs ten opzichte van het ontwerp. Spr. wees er op, dat het doelloos is over het amendement-Troelstra te spreken, daar de Minister geen amendement zonder toetsingsrecht aanvaardt. De heer Van ld sin ga (C.-H.) zou in het ont werp duidelijker uitgedrukt willen zien, dat hier de wettelijke bevestiging van de practijk wordt bebdoeld en dit wetje alleen betrekking heeft op die artikelen in onze wetgeving, die een eed volgens de godsdiensti- g*e gezindheid eischein. Daartoe gaf spr. een redac tiewijziging aan. Ook nopens de wijze van eedsafleg- gmg_ beval spr. -eenig-e wijzigingen aan, eveneens ten aanzien van den getuigeneed wilde spr. den eed ver plicht zien op de voor hen geldende wijze, zonder dat dit aan hun oordeel overgelaten blijve. Door den hee-r Roessin gh (U. L.) werd de aanneming- van het amendement-Troelstra bepleit. De heer Van Doorn (U. L.) maakte een op merking- over liet niet voorschrijven van eedsaflegging- met ongedekten' hoofde. Spr. kon niet voor het' amen- doment-lroelstra stemmen, dat de keuze van eed of belofte feitelijk aan de getuigen laat. De M i n i s-1 e r verdedigde de redactie van het ontwerp. Hij bestreed den heer Van Idsinga. Bij de interpellatie over de pest op Java vroeg de heer Rood hu ij zen (U. L.) of men in Indië wel krachtige maatregelen tegen pest-gevaar genomen had, daar m-en reeds vroeger verdachte gevallen geconsta teerd had en de ziekte -eerst 2 maanden, nadat zij zich geopenbaard had, hier te lande gerapporteerd werd. Dan vroeg spr. waaraan het is toe te schrijven, dat de edikten in acht?" „Gij zijt zeer edelmoedig, mijne heeren de gardes!" riep Athos wraak!ustig, want Jussac was een der aan vallers van twee dagen tevoren geweest. „Indien wij u zagen vechten, dan verzeker ik u, dat wij ons wel zouden wachten, u zulks te beletten. Laat ons dus be gaan, en gij zult vermaakt hebben, zonder dat het u eenig-e moeite kost." „Mijne heeren!" riep Jussac, „ik moet u tot mijn groot leedwezen verklaren, dat ik het onmogelijk kan toelaten. Onze plicht gaat voor alles. Steekt dus uw de-geus op en volgt ons." „Mijnheer! zeide Aramis, Jussac nabootsende, „met groot vermaak zouden wij aan uw vriendelijke mtnbodiging voldoen, indien zulks van ons afhing, maar ongelukkig is dit niet mogelijk; de heer de Tré- viHe heeft he* ons verboden. Ga dus uw weg, dat is bet beste, wat gij doen kunt." Deze scherts maakte Jussac driftig. „Wij zullen u dan aanvallen, indien gij niet gehoor zaamt." „Zij zijn met hun vijven," zeide Athos half luid, tc-rwijl wij slechte met ons drieën zijn; wederom zul len wij bezwijken en hier op de plaats blijven, want ik yerklaar u, dat ik niet overwonnen voor den kapitein wil verschijnen." Athos, Porthos en Aramis vereenigd-en zich, terwijl Jussac zijn soldaten in slagorde schaarde. Dit korte oogenblik was voldoende, om d'Artagnan tot een besluit te brengen. Het was een dier voorval len, die het lol eens menschen voor altijd beslissen het betrof hier een keus tusschen den koning en den va icli na al; en eenmaal die keuze gedaan, moest men er m volhardem Te vechten, dat is de wet ongehoor- zaa mte zijn, zijn hoofd te wagen, zich eensklaps een minister tot vijand te maken, die zelfs machtiger dan de koning was. Ziedaar het verschiet des jongelings, en zeggen wij het tot zijn lof, hij aarzelde geen secon de. Zich tot Athos en diens vrienden wendende, zeide hij „Mijne heeren! ik zal, al» gij het mij veroorlooft, niettegenstaande de pest reeds lang- dreigde, de iu- structiën voor opsporing- van verdachte gevallen en voor rattenverdelg-ing pas in bewerking waren. Dan stelde spr. de vraag, waarom het reizigersver» voer van en naar het besmet gebied zoo laat is stopge zet en vroeg ten slotte: Is de minister van koloniën overtuigd, dat thans voldoende maatregelen zijn ge nomen. Door den Minister van Koloniën (de heer de Waal Malefijt) werden de vragen beantwoord. Bij de eerste verdachte gevallen wees het onderzoek niet op pest. Andere gevallen werden niet herkend, daar het ziekte beeld anders was dan in de handboeken aangegeven stond voor pest. Vergissingen worden nog gemaakt. Eerst 27 Maart werden pestbacillen ontdekt en op 2 April had men volkomen zekerheid. Zoodra echter het vermoeden bestond is er in Indië gehandeld alsof eu- pest was. Op de tweede vraag antwoordde de minister, dat geen grooter spoed m-ogelijk ware geweest dan aange wend is. Spr. verdedigde dan het niet geheel afslui ten van het spoorwegverkeer. Afsluiting van goede renvervoer was onnoodig, daar dit vervoer ongevaar lijk is. Eindelijk verklaarde de minister overtuigd te zijn, dat de Indische Regeering al het mogelijke gedaan heeft. Alleen door inenting zou nog meer bereikt kunnen worden. De localisat-ie van de ziekte wijst op goede maatregelen, evenzoo wijst de medewerking der bevolking op den takt der Indische Regeering. De cijfers zijn bewijzen voor 't doeltreffende der maatregelen. Lfe geneeskundige dienst werkt hard. De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van hetg-een de Regeering over de p-est zal vernemen. De heer Roodhuyzen meende niettemin, dat te laat gehandeld was, doch erkende dat de Regeering' thans op den goeden weg is. De heer Bogaard (R. K.), wraakte de sensatdo- neele berichten uit Indië en is over het verloop der ziekte eer optimistisch gestemd. Hij waarschuwde voor te strenge maatregelen. Na dupliek van den Minister werd de interpel latie gesloten en de behandeling van het eedswetje voortgezet. De minister van J us tl tie achtte het arnendo- ment-Troelstra in strijd met artikel 75 der grondwet- en ontraadde het nadrukkelijk. De heer Troelstra wijzigde zijn amendement in dien zin, dat het alleen betrekking- heeft op den ge tuige in burgerlijke en strafzaken. Daarmee is aan het grondwettelijk bezwaar van den minister tegemoet ge- komeite Hij verdedigde zijn amendement nOg eens uitvoerig. Het debat werd gesloten. De heer De Savornin Lobman (Chr.-H.) zeide, namens de Oommissie van Rapporteurs, dat het amendement niet in strijd is met de Grondwet; maar hij ontraadde de aanneming namens de meerderheid der commissie. Het amendement-Troelstra (vrijstelling van den eed voor den getuige in burgerlijke en strafzaken, die ge moedsbezwaren heeft) werd met 40 tegen 21 stemmen verworpen. Het artikel werd aangenomen. De vergadering werd verdaagd tot heden 11 uur. KONINGIN WILHELMINA NA AR. BRUSSEL. Volgens de Gazette d-e Bruxelles zal H. M. de Ko ningin op 28 Juli een, bezoek ,aan het stadhuis bren gen. Na het concert, waaraan uitsluitend dames zul len medewerken, zal thee worden gedronken. H. M. zal een stoet van meisjes zien voorbijtrekken, die alle iets aan uw gezegden verbeteren. Gij zeidet, dat gij niet meer dan met uw drieën waart, maar het schijnt mij, dat wij met ons vieren zijn." „Maar gij behoort niet tot de onzen." „Dat is waar," antwoordde d'Artagnan, „het ge- waad^ ontbreekt mij, maar het hart bezit ik. Van) harte ben ik musketier, dat voel ik, mijne heeren en dat noopt mij „Verwijder u, jongeling!" riep Jussac uit, die aan de gebaren en de uitdrukking- vam d'Art-agnan's ge laat zeker diens oogmerk had geraden. „Gij kunt u verwijderen, hierini nemen wij genoegen. Berg uw huid, maak u uit de voeten!" D'Artagnan verroerde zich niet. „Waarachtig! gij zijt een beste jongen 1" zei Athos, de hand van den jongeling drukkende. „Spoed u!^Ga tot- een besluit over," hernam Jussac. „Ja zeker, zeiden Porthos en Aramis, „voeren wij iets uit!" „Mijnheer is zeer edelmoedig," zeide Athos. Doch alle drie de jeugd van d'Artagnan in overwe ging^ nemende, vreesden zij voor zijn weinige onder vinding. „V ij zouden slechts met ons drieën zijn, waarvan een gekwetste, en bovendien een knaap," hernam Athos, „en echter zou men beweren, dat wij met '<m« vieren waren." „Ja, maar te wijken!" riep Porthos. „Dat niet," hernam Athos. „Onmogelijk!" riep Aramis. D'Artagnan begreep de reden hunner besluiteloos heid. „Mijne heeren, stelt mij slechte op de proef," sprak hij, „ik bezweer u, op mijn eer, mij niet te zullen ver wijderen, al worden wij overwonnen." „Hoe heet ge, mijn dappere jonkman?" vroeg Athos. „D'Artagnan, mijnheer!" „Welaan dan, Athos, Porthos, Aramis en d'Artag nan, voorwaarts!" riep Athos uit. „Welnu, heeren, zijt gij tot een besluit' gekomen?" vroeg Jussac voor de derde maal. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1