DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. 135 Honderd en dertiende Jaargang, 1911. ZATERDAG 10 U N I. Gemeenteraad van Alkmaar, Verkiezing Gemeenteraad. B 1JN i\ E JN L A JN i>. Achterlijke kindepen. No Dit nummer bestaat uit 3 bladen. AL&MAARSGHE COURANT. VER6ADER1Ü6 van den op Woensdag 14 Jnni 1011, 's ii.ui. 1 nur. Punten van behandeling 1. Vaststelling der notulen van de vorige verga dering. Mededeelingen. Ingekomen stukken. 2. Behandeling van het primitief kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1911. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar, Gelet op artikel 9 der Gemeentewet; Brengen ter algemeene kennis, dat de verkiezing van leden van den Gemeenteraad, ter vervulling der plaatsen, welke zullen openvallen door de periodieke aftreding als zoodanig van de heeren A. PORTUIN en J. DE LANGE C.Jz. (in kiesdistrict I), Mr. A. J. F. M. N. DORBEUK en J. DE WIT Dz. (in kiesdis trict II) en J. POT en G. T. M. VAN DEN BOSCH (in kiesdistrict III), benevens ter vervulling van de plaatsen van twee leden (in kiesdistrict I), waarmede de Gemeenteraad, in verband met de uitkomsten der negende tienjaarlijksehe volkstelling moet worden ver meerderd, zal plaats hebben op JDiusclag 27 Juni a.s. en dat de stemming en herstemming zoo noodig zijn bepaald op .Donderdag 6 en Dinsdag IS Juli a.s. De tot invulling bestemde formulieren voor de op gaven van candidaten zijn kosteloos ter Secretarie der Gemeente verkrijgbaar. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G.RIPPINGVoorzitter DONATH, Secretaris. ren opgegeven, maar niet. konden worden geplaatst. Een hoofd van een school voor achterlijke kinderen uit Amsterdam schreef ons o.a. „De R. O. scholen zenden ons bijna zonder uitzonde ring hun achterlijke kinderen. Hier in Amsterdam ondervinden wij de minste sa menwerking, ja vaak tegenwerking van de Christelij ke scholen. Een paar maal kwam het voor, dat op dwang van een of ander armbestuur de kinderen uit een of ander gezin van de openbare school naar de bijzondere moesten, maar die dwang strekte zich in die gevallen niet uit tot de achterlijken uit die gezinnen." Te Haarlem waren bij de opening dei- school door hoofden van R. K. scholen geen leerlingen als ver- moedel ijk-zwakzinnig opgegeven. De R.-K. leerlingen, die opgenomen werden, kwamen bijna allen van een openbare school. Thans geschiedt de aanvrage om toelating niet door bemiddeling van de hoofden van scholen, doch rechtstreeks door de ouders, waaronder ook R.-K., die hun1 kinderen op een bijzondere schooi hebben. Van a.-r." zijde merkt men daar geen tegenwerking. Te Utrecht belmoren van de 93 leerlingen, die tot heden de school voor achterlijke kinderen hebben be zocht er 30 tot den katholieken godsdienst. Hiervan waren er 16 afkomstig van openbare en 14 van katho lieke scholen. De Christelijke scholen (diaconie der Ned. Herv. gemeente en de'geref. gem.) toonen geen toenadering, maar de ouders kwamen iu het belang der kinderen zelf plaatsing vragen. Het hoofd der school voor achterlijke kinderen- te Rotterdam, meldt ons dat hem nooit gebleken is, dat de ouders van R. K. en andere kerkgenootschap pen (orthod. richting) bezwaren hebben tegen bet zen den hunner kinderen naar zijn school. „Zoowel door hoofden van R. K. scholen als door hoofden van Diaconiescholen (Ned. Herv. gemeenten) Werden de zwakzinnige kinderen naar mijn school ge zonden en ik heb noch van- den kant der ouders noch van dien der geestelijkheid ooit van bezwaar ge hoord. „Eenige jaren geleden kwam de pastoor uit Schie dam de klassen van zwakzinnigen bezoeken, en Z.Eerw. was vol lof over het onderwijs. „Op mijn schooi wordt in de gewone schooluren door de Ned. Herv. gemeente godsdienstonderwijs ge geven, door een daarvoor door die kerkelijke gemeente aangestelde onderwijzeres. De R. K. leerlingen be zoeken de leering en krijgen ruime gelegenheid om hunne kerkelijke plichten waar te nemen. Verleden week sprak een R. K. geestelijke nog met lof over mijn school, hoewel ik niet tot zijn kerkgenootschap behoor. „Ja er is mij een geval bekend, dat een R. K. geeste lijke bij de ouders aandrong om hun kind nog bij mij te laten, terwijl zij het zelf een handwerk wilden laten leeren." In al die plaatsen beseffen vele ouders dus het groote belang, .dat ook het achterlijke kind van Christelijken huize heeft bij het onderwijs, dat bijzonderlijk voor hem is ingericht en dat hem, zooals dr. Kuyper zegt, van een verbitterd en tot boosdoener geneigd mensch maakt tot een mensch, die zooveel mogelijk ontwikkeld is en in zijn eigen onderhoud leert voorzien. Mogen dat de ouders bedenken, wier antwoord gevraagd wordt door Burgemeester en -Wethouders! Of zou men bij nader inzien de vraag, zoo ze nog niet gesteld mocht zijn maar niet liever achterwege laten en eerst eens doen wat de commissie van toe zicht heeft gevraagd, een deskundig onderzoek instel len naar het aantal achterlijke kinderen in deze ge meente Van den heer N. Meijer, leeraar R. H. B. school al hier, ontvingen we een ingezonden stuk dat we hier laten volgen. IS DIT NU HET ALLEEN O O DIGS TE 1 Geachte Redactie. Mag ik voor het volgende een plaatsje vragen in uw blad? In de Alkm. Crt. van Maandag 29 en. Dinsdag 30 Mei hield de redactie een pleidooi voor de oprich ting eener school voor achterlijke kinderen in onze gemeente „welke steeds heeft getoond financieele offers te willen brengen, wanneer het nieuwe ge- wenschte onderwijsinstellingen geldt." Op waarlijk hartroerende wijze wordt er voor het achterlijke kind gepleit en wordt, ons voorgerekend hoe weinige kosten met de opening van zulk een onderwijs-inrichting gepaard gaan. We treffen weer het oude argument aan-: het Rijk betaalt im mers toch het leeuwenaandeel. We hebben dat hooren aanvoeren om een gymna sium te krijgen, lang vóór het wettelijk voorgeschre ven aantal inwoners was bereikt, het heeft dienst gedaan toen er een handelsschool moest komen en ook nu wordt dat stokpaardje bereden. Houd me ten goede dat ik deze manier om te gaan klaploopen bij het Rijk beneden critiek vind. Er is in de laatste jaren hier eene zucht tot grootdoenerij te bespeuren, die belachelijk zou zijn indien ze niet zoo treurig ware. Als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Haarlem4' en Dordrecht iets doen dan kan(?) Alkmaar dat im mers- ook. 't Moge zielverheffend zijn te kunnen zeggen, hier in Alkmaar hebben we nu op onderwijs gebied van alles, slechts nog eene universiteit ont breekt en voor deze gaan we eerstdaags vechten zoolang er op onderwijsgebied noodiger din gen zijn te regelen, moesten we dat a 11 e'rnieuw- ste: de school voor achterlijke kinderen, maar laten rusten tot later. Al mocht het blijken dat er in onze gemeente een dertigtal achterlijke kinderen worden aangetroffen. dan betwijfel ik ten sterkste of leerlingen van bij zondere scholen naar deze openbare school zouden worden gezonden. In ons land van Katholieke geitenfokkerijen en dito voetbalclubs, Christelijke geheelonthoudersver- eenigingen en krankzinnigenverpleging op Christe lijken grondslag, gereformeerde gymnasia en H. B. scholen, waarschijnlijk binnenkort aangevuld met kazernes voor geloovige en paganistische miliciens, zal naast de openbare school voor achterlijke kinderen de bijzondere school met den bijbel voor Christelijke achterlijke kindertjes niet uitblij ven. Welke dingen dan noodiger zijn? 't Is gauw gezegd: Dat de overheid zich ten on zent beter bewust worde van den grondwettigen plicht die op haar rust en beter uitvoering geve aan het voorschrift van art. 192„Er wordt overal in het Rijk van overheidswege ,v o 1 d o e n d open baar lager onderwijs gegeven." Dat onderwijs kan nooit voldoende zijn waar, zooals in Alkmaar haast regel is, meer dan veertig leerlingen aan de zorg van één onderwij zer of onderwijzeres zijn toevertrouwd. In hoeverre er tusschen dit feit en de achterlijk heid van het schoolkind verband bestaat is niet door een statistiekje te bewijzen, maar dat het bestaat is niettemin zeker en zal door ieder deskun dige worden toegegeven. ITet lager onderwijs- is voor verreweg de meesten de eenige bagage op de levensreis; het kind uit het volk heeft recht dat hem dit beetje al thans goed wordt verstrekt en dat kan onder de be staande omstandigheden onmogelijk. Er moesten op geen enkele school klassen van meer dan twintig leerlingen worden aangetroffen. Als er nu financieele offers worden gevraagd van de burgerij, dan brenge zij die in de eerste plaats daar waar ze voor honderden kinderen nut afwerpen en eerst daarna desnoods da a r n a a s t beginne men voor het twintig of dertigtal achterlijke kinderen te zorgen. In belangstelling voor het achterlijke kind doe ik heusch niet onder voor de redactie der Alkm. Crt., maar men brenge door uitbreiding van het onder wijzerscorps eerst het lager onderwijs ten onzent op hooger peil, opdat men niet hebbe te klagen over eene achterlijke maatschap- P ij- Het is m. i. van heel wat meer belang als de ge meente „welke steeds heeft getoond financieele of fers te willen brengen, wanneer het nieuwe ge- wenschte onderwijs-instellingen geldt," eerst eens zorgde dat de reeds bestaande zoodanig werden ver beterd, dat ze den toets eener deskundige critiek behoorlijk konden doorstaan. Er dient ten onzent meer gelet op de kwaliteit, de kwantiteit is voorloo- pig voldoende. Met. de meeste achting, onder dankbetuiging voor de verleende plaatsruimte: Uw dw. N. MEIJER. Alkmaar, 6 Juni 1911. De heer Meijer is we merkten het reeds vaker op een eigenaardig debater, met wien een schriftelijke gedachtenwisseling in bet openbaar weinig aanlokke lijks heeft, omdat hij blijkbaar meer behagen schept in -een woorden-spel dan in een argumenten-strijd. Hij schijnt daarbij steeds te vergeten wat een zijner Frie- scbe gewestgenooten indertijd zoo kernachtig zeide: „It is mei sizzen net to dwaen." Neen, zeggen alleen is niet voldoende, ook al spreekt men nog zoo apodictisch en bezigt mem nog zooveel woorden die op effect berekend zijn. Wanneer bijv. de heer Meijer met nadruk verklaart: „Houd me ten goede, dat ik deze manier om te gaan klaploopen bij. bet rijk beneden critiek vind,'' dan kan dat alleen indruk maken op iemand, die van de zaak waarom bet gaat, niets afweet. Wie eenigszins op de hoogte is van dit onderwerp, constateert echter on middellijk, dat de door den schrijver gebruikte beeld spraak teneenenmale onjuist is. Evenmin als de heer Meijer een gast, dien hij gaar ne bij zich aan- tafel ziet en daarom aanmoedigt bij hem ten -eten te komen, een klaplooper (iemand, die uit zich zelf tegen bet etensuur verschijnt, teneinde gevraagd te worden) mag noemen, evenmin mag bij de gemeente, die gebruik maakt van de aanmoediging van bet rijk om een school voor achterlijke kinderen te openen van klaplooperij beschuldigen. Waarschijnlijk had hij het- dan ook minder ver „be neden kritiek" gevonden-, indien hij, alvorens zijn stuk te schrijven-, eens de memorie van toelichting bij de herziening van de lager onderwijswet in 1905 had geraadpleegd. Dan toch zou hij hebben kunnen lezen, dat de wetgever het oogenblik gekomen achtte om van overheidswege ook hier te lande de zaak van het on derwijs aan achterlijke kinderen ter hand te nemen en deze kinderen van de gewone lagere school te onttrek ken en dan had hij kunnen weten, dat het de bedoeling van den wetgever is geweest, gemeenten eni particu lieren te doen besluiten „tot het openen van institu ten voor zwakzinnigen, a.a n g e m o e d i g d door de „overtuiging dat 't rijk in de naar evenredigheid zeer „hooge kosten van het onderwijs- ook voor deze omge- „lukkigen wil bijdragen." Zoo gelooven we ook niet, dat de heer Meijer met zooveel nadruk zou hebben geschreven, dat ieder des kundige zal toegeven, dat er verband bestaat tusschen de achterlijkheid van het schoolkind en het aantal leerlingen, hetwelk aan de zorg van één onderwijzer of onderwijzeres is toevertrouwd, indien hij te voren een deskundige of diens werk had geraadpleegd. Dan toch zou hij onmiddellijk hebben gemerkt, dat het woord achterlijkheid hem in de war heeft gebracht. Hij be doelt er immers mede, de achtergeblevenen, die psy chisch gezond zijn, maar die door verwaarloozing, ziek te of andere omstandigheden niet kunnen bijblijven. Onder de achterlijkheid, waarvan hier voortdurend sprake is, wordt echter verstaan een psychisch defect, waardoor de gang van het gewone lager onderwijs niet kan worden gevolgd en geen deskundige zal dan ook het „feit" erkennen, dat de heer Meijer hier procla meert. Tenslotte houdt de inzender een pleidooi voor klei ne klassen. Maar toen eenige weken geleden de schoolbevolking aani de orde kwam, toen B. en W. voorstelden de wenschelijkheid te beamen om het maximum aantal leerlingen per klasse voor de open bare lagere scholen op 36 a 40 te bepalen waar was toén de heer Meijer, om ten bate van „het kind uit het volk te pleiten," waarom kwam hij toen niet met zijn betoog? Laten we liever vragen, waarom hij er nu, tardief, mee komt, immers daarop kan het antwoord luiden, „omdat hij een argument z o c h t om de op richting van een school voor achterlijke kinderen te bestrijden. Waar hij, toen het tijd was, om te spreken, in ge breke is gebleven, had hij o. i. thans dit motief niet tegenover ons moeten bezigen. Maar al ware deze meening onjuist, dan nog zou het een „goedkoope" bestrijding zijn, omdat hetgeen de heer Meijer wil, voorshands practisch onmogelijk is, daar het aan salarissen van nieuwe onderwijzers, en aan bouwkosten van nieuwe scholen, onnoemelijk veel zou kosten mocht de heer Meijer eens weer met dit onderwerp voor den dag komen, dan zal hij zeker ook wel willen „voorrekenen ho© hooge kosten met zulk een onderwijshervorming gepaard gaan." Elke verbetering van het onderwijs zou men op deze wijze onmogelijk kunnen noemen. Is het niet wreed, dertig -misdeelde kind-eren, wan neer men hen met betrekkelijk weinig kosten zou kun nen helpen, maar aan hun lot over te laten totdat ver wezenlijkt is, wat voorshands practisch onmogelijk lijkt? Neen, wie inderdaad belangstelling heeft ën voor het achterlijke kind dat ook veelal uit het volk komt, dat óók recht heeft, meer zelfs nog dan het nor male èn voor het gewone kind der lagere school, moet de oprichting van een school voor achterlijke kinderen toejuichen, omdat zij is een middel om het achterlijke kind te verheffen, om een aantal scholen te bevrijden van storende elementen, om ver schillende onderwijzers in staat te stellen meer tijd te kunnen besteden aan de normale kinderen en daar door het onderwijs aan deze te verbeteren. Een mid del, dat de financieele draagkracht dezer gemeente niet overschrijdt, dat, gelijk onbestreden is gebleven, velerlei gunstige en voordeelige resultaten biedt, en dat met de honderden guldens, welke h-et telkenjare kost, tegenover die duizenden welke de gemeente jaar lijks uitgeeft voor het gewone lager onderwijs, zeker niet te duur is gekocht. Tot die overtuiging heeft de studie van het onder werp ons gebracht eh in die overtuiging hebben wij een pleidooi gehouden voor de oprichting eener school voor achterlijke kinderen in onze gemeente. Zoolang de heer Meijer daartegen niets- anders weet in te brengen dan -een paar woud-be geestighe den, oppervlakkige opmerkingen en een schijn-argu- ment, zal hij die overtuiging niet aan het wankelen brengen. Bestrijding hebben we gaarne maar is wat de heer Meijer deed niet wat al te laag bij den grond? TWEEDE KAMER. In de vergadering van gisteren antwoordde de mi nister allereerst op de toelichting op de motie-Hels- dingen, betreffende de verhooging van salarissen dei- lagere ambtenaren in verband van de prijsstijging van levensbehoeften. De minister herinnert aan zijn rede van November, waarin hij reeds sprak over de prijsstij gingen. De toelichting der motie hield met dit be toog geen rekening. Door den- minister werd er thans nog op gewezen, dat de broodprijzen in het algemeen gedaald zijn. De minister ontraadde de motie, waarna de heer Helsdingen (S. D. A. P.) volhield dat de ambte naarsbezoldigingen, niet alleen in den aanvang te laag zijn. Voor militaire uitgaven is er altijd geld. Nu de regeering niet eens een onderzoek wil, spoorde spr. de ambten-aren aan tot solidariteit met de arbei ders. Nadat spr. er op gewezen had, dat ook de Christelij ke arbeiders onder lage loonen lijden, deed spr. een beroep op hen tegenover de onverschilligheid der rech terzijde. De minister antwoordde, dat een dergelijke verhooging van salarissen thans niet gewenscht is. De minister herhaalt, dat hij geleidelijke verhooging beoogt, doch voorzichtig en langzaam. Ten slotte wijzigde de heer Helsdingen zijn motie, waarin thans gesproken wordt over een ver hoogde levensstandaard, tevens door de stijging dei- prijzen van de eerste levensbehoeften, en deze werd verworpen met 42 tegen 18 stemmen, Aangenomen werden vervolgen-s de wetsontwerpen tot verklaring van het algemeen nut der onteigening ten behoeve van uitbreiding van het stations-emplace ment Beerde en ten behoeve van de vergrooting van het postkantoor te Haarlem. De heer Yan Karn-e beek (V. L.) vroeg daarna verlof om op eenigszins korten termijn den minister van justitie te mogen interpelleeren over het verbod betreffende den totalisator, welk verlof ver leend wordt. Bij het ontwerp houdende nadere bepalingen met betrekking tot de belasting bij invoer verschuldigd van gedistilleerd en vruchten stelde de heer Loeff (R. K.)- voor de terugwerkende kracht aan het ont werp te ontnemen. Toen de Minister van Financiën (de heer Kolk man) dit amendement overnam, omdat er niet ge noeg leden waren om te stemmen, kwam de heer Schaper (S. D. A. P.) daartegen op. Heftig ru moer ontstond toen hij de rechterzijde verweet op te komen voor de smokkelaars. De heer Loeff protesteerde daartegen en de heer De Savor nin Lohman noemde het een leugen. De heer Schaper stelde een amendement voor om de oude redactie te herstellen. Dit amendement kwam in stemming, maar er waren slechts 48 leden aanwezig. De vergadering werd daarna verdaagd tot 20 Juni. HET KONINKLIJK BEZOEK AAN AMSTER DAM. Gistermorgen om ruim half tien, bracht Z. K. H. een bezoek aan „de Zeehond," het matrozeninstituut van de Kon. Ned. Zeil- en roeivereeniging. Op het dek van dezen brik hadden zich het bestuur der „Ko ninklijke" en eenige commissarissen van het matro zen-instituut verzameld, terwijl midscheeps de jongens waren opgesteld met, hun instructeurs. Op het ach- ALKMAAR, 10 Juni. Toen eenige jaren geleden hierterstede de oprich ting van een gemeentelijke handelsdagschool werd voorbereid, werd er een onderzoek ingesteld naar het aantal leerlingen, dat vermoedelijk deze instelling zou bezoeken. Het is- destijds niet gebleken, dat dit onderzoek spe ciaal werd gedaan bij ouders, wier kinderen óf open bare öf bijzondere scholen bezochten. Het is ook nim mer bekend geworden, dat van ouders van kinderen, welke bijzonder onderwijs genoten, werd vermoed, dat zij deze niet naar de nieuwe instelling van openbaar onderwijs zouden zenden. Wel daarentegen werd het onderzoek ingesteld door een commissie uit de Alk- maarsche winkeliersvereenigiug en hare zustervereeni- ging „de Hanze," wel is een voorstander van het bij zonder onderwijs lid der commissie van toezicht op deze instelling, wel wordt ze bezocht door leerlingen, die van bijzondere scholen komen. Thans is er sprake van -een onderzoek naar het aan tal achterlijke kinderen in dezé gemeente. Alvorens echter door den Raad een beslissing wordt genomen in deze kwestie, moeten Burgemeester en Wethouders den ouders van achterlijke kinderen, die de bijzondere scholen bezoeken, vragen of zij hen naar een openbare school voor zwakzinnigen willen zenden, wanneer deze mocht worden opgericht. Waarom er voor het openbare handelsonderwijs niet en waarom er voor het openbare buitengewone onder wijs wèl in die richting gezocht moet worden, is even min duidelijk als waarom de heer Glindemnan, die bij het handelsonderwijs zweeg, in de laatste raadsverga dering verklaarde, dat „nooit gebeuren zou," dat de achterlijke kinderen, welke tot dusverre op bijzondere scholen waren geplaatst, een openb. school, ookvoor hen bestemd, zouden bezoeken. Trouwens zou het een ouderpaar, dat een achterlijk kind heeft en een kind, dat voor den handel opgeleid moet worden, duidelijk kunnen zijn, waarom het eene kind wel, het andere niet van het bijzonder naar het openbaar onderwijs kan overgaan? Men zal misschien zeggen: de openbare handels school leidt het kind op in een bepaalde richting en zoolang er geen bijzondere instelling bestaat, brengt liet belang van het kind mede, dat het de openbare bezoekt. Maar hetzelfde geldt voor een onderwijs-in richting voor de achterlijke kinderen, en, durven we gerust verklaren, na de artikelen in dit blad versche nen, zelfs in veel sterkere mate. „Overdreven is niet de bewering, dat de (gewone la- „geTe) school van hem (het achterlijke kind) niet „maakt een met liefde en toewijding althans zooveel „mogelijk ontwikkeld maar veeleer een verbitterd en tot boosdoener geneigd mensch. Deze veelzeggende uitlating is niet van ons afkoms tig, maar van iemand die de krachtigste bevorderaar is van het bijzonder onderwijs, van den leider der anti- revolutionnaire partij, dr. A. Kuyper, toen hij nog mi nister was in 1905. Men kan haar vinden op pagina 9 van de memorie van toelichting, behoorende bij het wetsontwerp tot herziening van eenige artikelen der Wet tot regeling van het lager onderwijs, enz. Een dergelijke belangrijke uitspraak! Voor de ouders die de vraag van B. en W. hebben te beantwoorden, kan zij een vingerwijzing zijn, een leiddraad kunnen ze ook vinden in hetgeen in andere gemeenten in dit opzicht geschiedt. Te Arnhem zijn van 96 leerlingen 3 afkomstig van een Christelijke en 5 van een Katholieke school, ter wijl om verschillende redenen (plaatsgebrek in de klas se, te geringe ontwikkeling, enz.) 4 leerlingen van ka tholieke scholen en 2 van christelijke scholen wel wa-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1