DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
135
Honderd en dertiende Jaargang,
1911.
ZATERDAG 10 U N I.
Gemeenteraad van Alkmaar,
Verkiezing Gemeenteraad.
B 1JN i\ E JN L A JN i>.
Achterlijke kindepen.
No
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
AL&MAARSGHE COURANT.
VER6ADER1Ü6 van den
op Woensdag 14 Jnni 1011, 's ii.ui. 1 nur.
Punten van behandeling
1. Vaststelling der notulen van de vorige verga
dering. Mededeelingen. Ingekomen stukken.
2. Behandeling van het primitief kohier van den
hoofdelijken omslag, dienst 1911.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alkmaar,
Gelet op artikel 9 der Gemeentewet;
Brengen ter algemeene kennis, dat de verkiezing
van leden van den Gemeenteraad, ter vervulling der
plaatsen, welke zullen openvallen door de periodieke
aftreding als zoodanig van de heeren A. PORTUIN
en J. DE LANGE C.Jz. (in kiesdistrict I), Mr. A. J.
F. M. N. DORBEUK en J. DE WIT Dz. (in kiesdis
trict II) en J. POT en G. T. M. VAN DEN BOSCH
(in kiesdistrict III), benevens ter vervulling van de
plaatsen van twee leden (in kiesdistrict I), waarmede
de Gemeenteraad, in verband met de uitkomsten der
negende tienjaarlijksehe volkstelling moet worden ver
meerderd, zal plaats hebben op JDiusclag 27 Juni
a.s. en dat de stemming en herstemming zoo noodig
zijn bepaald op .Donderdag 6 en Dinsdag IS
Juli a.s.
De tot invulling bestemde formulieren voor de op
gaven van candidaten zijn kosteloos ter Secretarie der
Gemeente verkrijgbaar.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G.RIPPINGVoorzitter
DONATH, Secretaris.
ren opgegeven, maar niet. konden worden geplaatst.
Een hoofd van een school voor achterlijke kinderen
uit Amsterdam schreef ons o.a.
„De R. O. scholen zenden ons bijna zonder uitzonde
ring hun achterlijke kinderen.
Hier in Amsterdam ondervinden wij de minste sa
menwerking, ja vaak tegenwerking van de Christelij
ke scholen.
Een paar maal kwam het voor, dat op dwang van
een of ander armbestuur de kinderen uit een of ander
gezin van de openbare school naar de bijzondere
moesten, maar die dwang strekte zich in die gevallen
niet uit tot de achterlijken uit die gezinnen."
Te Haarlem waren bij de opening dei- school door
hoofden van R. K. scholen geen leerlingen als ver-
moedel ijk-zwakzinnig opgegeven. De R.-K. leerlingen,
die opgenomen werden, kwamen bijna allen van een
openbare school. Thans geschiedt de aanvrage om
toelating niet door bemiddeling van de hoofden van
scholen, doch rechtstreeks door de ouders, waaronder
ook R.-K., die hun1 kinderen op een bijzondere schooi
hebben.
Van a.-r." zijde merkt men daar geen tegenwerking.
Te Utrecht belmoren van de 93 leerlingen, die tot
heden de school voor achterlijke kinderen hebben be
zocht er 30 tot den katholieken godsdienst. Hiervan
waren er 16 afkomstig van openbare en 14 van katho
lieke scholen. De Christelijke scholen (diaconie der
Ned. Herv. gemeente en de'geref. gem.) toonen geen
toenadering, maar de ouders kwamen iu het belang
der kinderen zelf plaatsing vragen.
Het hoofd der school voor achterlijke kinderen- te
Rotterdam, meldt ons dat hem nooit gebleken is,
dat de ouders van R. K. en andere kerkgenootschap
pen (orthod. richting) bezwaren hebben tegen bet zen
den hunner kinderen naar zijn school.
„Zoowel door hoofden van R. K. scholen als door
hoofden van Diaconiescholen (Ned. Herv. gemeenten)
Werden de zwakzinnige kinderen naar mijn school ge
zonden en ik heb noch van- den kant der ouders noch
van dien der geestelijkheid ooit van bezwaar ge
hoord.
„Eenige jaren geleden kwam de pastoor uit Schie
dam de klassen van zwakzinnigen bezoeken, en Z.Eerw.
was vol lof over het onderwijs.
„Op mijn schooi wordt in de gewone schooluren
door de Ned. Herv. gemeente godsdienstonderwijs ge
geven, door een daarvoor door die kerkelijke gemeente
aangestelde onderwijzeres. De R. K. leerlingen be
zoeken de leering en krijgen ruime gelegenheid om
hunne kerkelijke plichten waar te nemen. Verleden
week sprak een R. K. geestelijke nog met lof over mijn
school, hoewel ik niet tot zijn kerkgenootschap behoor.
„Ja er is mij een geval bekend, dat een R. K. geeste
lijke bij de ouders aandrong om hun kind nog bij mij
te laten, terwijl zij het zelf een handwerk wilden laten
leeren."
In al die plaatsen beseffen vele ouders dus het groote
belang, .dat ook het achterlijke kind van Christelijken
huize heeft bij het onderwijs, dat bijzonderlijk voor
hem is ingericht en dat hem, zooals dr. Kuyper zegt,
van een verbitterd en tot boosdoener geneigd mensch
maakt tot een mensch, die zooveel mogelijk ontwikkeld
is en in zijn eigen onderhoud leert voorzien. Mogen
dat de ouders bedenken, wier antwoord gevraagd
wordt door Burgemeester en -Wethouders!
Of zou men bij nader inzien de vraag, zoo ze nog
niet gesteld mocht zijn maar niet liever achterwege
laten en eerst eens doen wat de commissie van toe
zicht heeft gevraagd, een deskundig onderzoek instel
len naar het aantal achterlijke kinderen in deze ge
meente
Van den heer N. Meijer, leeraar R. H. B. school al
hier, ontvingen we een ingezonden stuk dat we hier
laten volgen.
IS DIT NU HET ALLEEN O O DIGS TE 1
Geachte Redactie.
Mag ik voor het volgende een plaatsje vragen in
uw blad?
In de Alkm. Crt. van Maandag 29 en. Dinsdag 30
Mei hield de redactie een pleidooi voor de oprich
ting eener school voor achterlijke kinderen in onze
gemeente „welke steeds heeft getoond financieele
offers te willen brengen, wanneer het nieuwe ge-
wenschte onderwijsinstellingen geldt."
Op waarlijk hartroerende wijze wordt er voor het
achterlijke kind gepleit en wordt, ons voorgerekend
hoe weinige kosten met de opening van zulk een
onderwijs-inrichting gepaard gaan. We treffen
weer het oude argument aan-: het Rijk betaalt im
mers toch het leeuwenaandeel.
We hebben dat hooren aanvoeren om een gymna
sium te krijgen, lang vóór het wettelijk voorgeschre
ven aantal inwoners was bereikt, het heeft dienst
gedaan toen er een handelsschool moest komen en
ook nu wordt dat stokpaardje bereden. Houd me ten
goede dat ik deze manier om te gaan klaploopen bij
het Rijk beneden critiek vind.
Er is in de laatste jaren hier eene zucht tot
grootdoenerij te bespeuren, die belachelijk zou zijn
indien ze niet zoo treurig ware.
Als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Haarlem4'
en Dordrecht iets doen dan kan(?) Alkmaar dat im
mers- ook. 't Moge zielverheffend zijn te kunnen
zeggen, hier in Alkmaar hebben we nu op onderwijs
gebied van alles, slechts nog eene universiteit ont
breekt en voor deze gaan we eerstdaags vechten
zoolang er op onderwijsgebied noodiger din
gen zijn te regelen, moesten we dat a 11 e'rnieuw-
ste: de school voor achterlijke kinderen, maar laten
rusten tot later.
Al mocht het blijken dat er in onze gemeente een
dertigtal achterlijke kinderen worden aangetroffen.
dan betwijfel ik ten sterkste of leerlingen van bij
zondere scholen naar deze openbare school zouden
worden gezonden.
In ons land van Katholieke geitenfokkerijen en
dito voetbalclubs, Christelijke geheelonthoudersver-
eenigingen en krankzinnigenverpleging op Christe
lijken grondslag, gereformeerde gymnasia en H. B.
scholen, waarschijnlijk binnenkort aangevuld met
kazernes voor geloovige en paganistische miliciens,
zal naast de openbare school voor achterlijke
kinderen de bijzondere school met den bijbel
voor Christelijke achterlijke kindertjes niet uitblij
ven. Welke dingen dan noodiger zijn?
't Is gauw gezegd: Dat de overheid zich ten on
zent beter bewust worde van den grondwettigen
plicht die op haar rust en beter uitvoering geve aan
het voorschrift van art. 192„Er wordt overal
in het Rijk van overheidswege ,v o 1 d o e n d open
baar lager onderwijs gegeven."
Dat onderwijs kan nooit voldoende zijn
waar, zooals in Alkmaar haast regel is, meer dan
veertig leerlingen aan de zorg van één onderwij
zer of onderwijzeres zijn toevertrouwd.
In hoeverre er tusschen dit feit en de achterlijk
heid van het schoolkind verband bestaat is niet
door een statistiekje te bewijzen, maar dat het
bestaat is niettemin zeker en zal door ieder deskun
dige worden toegegeven.
ITet lager onderwijs- is voor verreweg de
meesten de eenige bagage op de levensreis; het
kind uit het volk heeft recht dat hem dit beetje al
thans goed wordt verstrekt en dat kan onder de be
staande omstandigheden onmogelijk.
Er moesten op geen enkele school klassen van
meer dan twintig leerlingen worden aangetroffen.
Als er nu financieele offers worden gevraagd van
de burgerij, dan brenge zij die in de eerste
plaats daar waar ze voor honderden kinderen
nut afwerpen en eerst daarna desnoods
da a r n a a s t beginne men voor het twintig of
dertigtal achterlijke kinderen te zorgen.
In belangstelling voor het achterlijke kind doe ik
heusch niet onder voor de redactie der Alkm. Crt.,
maar men brenge door uitbreiding van het onder
wijzerscorps eerst het lager onderwijs ten
onzent op hooger peil, opdat men niet hebbe te
klagen over eene achterlijke maatschap-
P ij-
Het is m. i. van heel wat meer belang als de ge
meente „welke steeds heeft getoond financieele of
fers te willen brengen, wanneer het nieuwe ge-
wenschte onderwijs-instellingen geldt," eerst eens
zorgde dat de reeds bestaande zoodanig werden ver
beterd, dat ze den toets eener deskundige critiek
behoorlijk konden doorstaan. Er dient ten onzent
meer gelet op de kwaliteit, de kwantiteit is voorloo-
pig voldoende.
Met. de meeste achting, onder dankbetuiging voor
de verleende plaatsruimte:
Uw dw.
N. MEIJER.
Alkmaar, 6 Juni 1911.
De heer Meijer is we merkten het reeds vaker op
een eigenaardig debater, met wien een schriftelijke
gedachtenwisseling in bet openbaar weinig aanlokke
lijks heeft, omdat hij blijkbaar meer behagen schept
in -een woorden-spel dan in een argumenten-strijd. Hij
schijnt daarbij steeds te vergeten wat een zijner Frie-
scbe gewestgenooten indertijd zoo kernachtig zeide:
„It is mei sizzen net to dwaen."
Neen, zeggen alleen is niet voldoende, ook al spreekt
men nog zoo apodictisch en bezigt mem nog zooveel
woorden die op effect berekend zijn.
Wanneer bijv. de heer Meijer met nadruk verklaart:
„Houd me ten goede, dat ik deze manier om te gaan
klaploopen bij. bet rijk beneden critiek vind,'' dan kan
dat alleen indruk maken op iemand, die van de zaak
waarom bet gaat, niets afweet. Wie eenigszins op de
hoogte is van dit onderwerp, constateert echter on
middellijk, dat de door den schrijver gebruikte beeld
spraak teneenenmale onjuist is.
Evenmin als de heer Meijer een gast, dien hij gaar
ne bij zich aan- tafel ziet en daarom aanmoedigt bij
hem ten -eten te komen, een klaplooper (iemand, die
uit zich zelf tegen bet etensuur verschijnt, teneinde
gevraagd te worden) mag noemen, evenmin mag bij
de gemeente, die gebruik maakt van de aanmoediging
van bet rijk om een school voor achterlijke kinderen te
openen van klaplooperij beschuldigen.
Waarschijnlijk had hij het- dan ook minder ver „be
neden kritiek" gevonden-, indien hij, alvorens zijn
stuk te schrijven-, eens de memorie van toelichting bij
de herziening van de lager onderwijswet in 1905 had
geraadpleegd. Dan toch zou hij hebben kunnen lezen,
dat de wetgever het oogenblik gekomen achtte om van
overheidswege ook hier te lande de zaak van het on
derwijs aan achterlijke kinderen ter hand te nemen en
deze kinderen van de gewone lagere school te onttrek
ken en dan had hij kunnen weten, dat het de bedoeling
van den wetgever is geweest, gemeenten eni particu
lieren te doen besluiten „tot het openen van institu
ten voor zwakzinnigen, a.a n g e m o e d i g d door de
„overtuiging dat 't rijk in de naar evenredigheid zeer
„hooge kosten van het onderwijs- ook voor deze omge-
„lukkigen wil bijdragen."
Zoo gelooven we ook niet, dat de heer Meijer met
zooveel nadruk zou hebben geschreven, dat ieder des
kundige zal toegeven, dat er verband bestaat tusschen
de achterlijkheid van het schoolkind en het aantal
leerlingen, hetwelk aan de zorg van één onderwijzer of
onderwijzeres is toevertrouwd, indien hij te voren een
deskundige of diens werk had geraadpleegd. Dan toch
zou hij onmiddellijk hebben gemerkt, dat het woord
achterlijkheid hem in de war heeft gebracht. Hij be
doelt er immers mede, de achtergeblevenen, die psy
chisch gezond zijn, maar die door verwaarloozing, ziek
te of andere omstandigheden niet kunnen bijblijven.
Onder de achterlijkheid, waarvan hier voortdurend
sprake is, wordt echter verstaan een psychisch defect,
waardoor de gang van het gewone lager onderwijs niet
kan worden gevolgd en geen deskundige zal dan ook
het „feit" erkennen, dat de heer Meijer hier procla
meert.
Tenslotte houdt de inzender een pleidooi voor klei
ne klassen. Maar toen eenige weken geleden de
schoolbevolking aani de orde kwam, toen B. en W.
voorstelden de wenschelijkheid te beamen om het
maximum aantal leerlingen per klasse voor de open
bare lagere scholen op 36 a 40 te bepalen waar was
toén de heer Meijer, om ten bate van „het kind uit
het volk te pleiten," waarom kwam hij toen niet met
zijn betoog? Laten we liever vragen, waarom hij er nu,
tardief, mee komt, immers daarop kan het antwoord
luiden, „omdat hij een argument z o c h t om de op
richting van een school voor achterlijke kinderen te
bestrijden.
Waar hij, toen het tijd was, om te spreken, in ge
breke is gebleven, had hij o. i. thans dit motief niet
tegenover ons moeten bezigen.
Maar al ware deze meening onjuist, dan nog zou
het een „goedkoope" bestrijding zijn, omdat hetgeen
de heer Meijer wil, voorshands practisch onmogelijk is,
daar het aan salarissen van nieuwe onderwijzers, en
aan bouwkosten van nieuwe scholen, onnoemelijk veel
zou kosten mocht de heer Meijer eens weer met dit
onderwerp voor den dag komen, dan zal hij zeker ook
wel willen „voorrekenen ho© hooge kosten met zulk
een onderwijshervorming gepaard gaan."
Elke verbetering van het onderwijs zou men op deze
wijze onmogelijk kunnen noemen.
Is het niet wreed, dertig -misdeelde kind-eren, wan
neer men hen met betrekkelijk weinig kosten zou kun
nen helpen, maar aan hun lot over te laten totdat ver
wezenlijkt is, wat voorshands practisch onmogelijk
lijkt?
Neen, wie inderdaad belangstelling heeft ën voor
het achterlijke kind dat ook veelal uit het volk
komt, dat óók recht heeft, meer zelfs nog dan het nor
male èn voor het gewone kind der lagere school,
moet de oprichting van een school voor achterlijke
kinderen toejuichen, omdat zij is een middel
om het achterlijke kind te verheffen, om een aantal
scholen te bevrijden van storende elementen, om ver
schillende onderwijzers in staat te stellen meer tijd te
kunnen besteden aan de normale kinderen en daar
door het onderwijs aan deze te verbeteren. Een mid
del, dat de financieele draagkracht dezer gemeente
niet overschrijdt, dat, gelijk onbestreden is gebleven,
velerlei gunstige en voordeelige resultaten biedt, en
dat met de honderden guldens, welke h-et telkenjare
kost, tegenover die duizenden welke de gemeente jaar
lijks uitgeeft voor het gewone lager onderwijs, zeker
niet te duur is gekocht.
Tot die overtuiging heeft de studie van het onder
werp ons gebracht eh in die overtuiging hebben wij
een pleidooi gehouden voor de oprichting eener school
voor achterlijke kinderen in onze gemeente.
Zoolang de heer Meijer daartegen niets- anders
weet in te brengen dan -een paar woud-be geestighe
den, oppervlakkige opmerkingen en een schijn-argu-
ment, zal hij die overtuiging niet aan het wankelen
brengen.
Bestrijding hebben we gaarne maar is wat de
heer Meijer deed niet wat al te laag bij den grond?
TWEEDE KAMER.
In de vergadering van gisteren antwoordde de mi
nister allereerst op de toelichting op de motie-Hels-
dingen, betreffende de verhooging van salarissen dei-
lagere ambtenaren in verband van de prijsstijging van
levensbehoeften. De minister herinnert aan zijn rede
van November, waarin hij reeds sprak over de prijsstij
gingen. De toelichting der motie hield met dit be
toog geen rekening.
Door den- minister werd er thans nog op gewezen,
dat de broodprijzen in het algemeen gedaald zijn.
De minister ontraadde de motie, waarna de heer
Helsdingen (S. D. A. P.) volhield dat de ambte
naarsbezoldigingen, niet alleen in den aanvang te
laag zijn. Voor militaire uitgaven is er altijd geld.
Nu de regeering niet eens een onderzoek wil, spoorde
spr. de ambten-aren aan tot solidariteit met de arbei
ders.
Nadat spr. er op gewezen had, dat ook de Christelij
ke arbeiders onder lage loonen lijden, deed spr. een
beroep op hen tegenover de onverschilligheid der rech
terzijde.
De minister antwoordde, dat een dergelijke
verhooging van salarissen thans niet gewenscht is.
De minister herhaalt, dat hij geleidelijke verhooging
beoogt, doch voorzichtig en langzaam.
Ten slotte wijzigde de heer Helsdingen zijn
motie, waarin thans gesproken wordt over een ver
hoogde levensstandaard, tevens door de stijging dei-
prijzen van de eerste levensbehoeften, en deze werd
verworpen met 42 tegen 18 stemmen,
Aangenomen werden vervolgen-s de wetsontwerpen
tot verklaring van het algemeen nut der onteigening
ten behoeve van uitbreiding van het stations-emplace
ment Beerde en ten behoeve van de vergrooting van
het postkantoor te Haarlem.
De heer Yan Karn-e beek (V. L.) vroeg
daarna verlof om op eenigszins korten termijn den
minister van justitie te mogen interpelleeren over het
verbod betreffende den totalisator, welk verlof ver
leend wordt.
Bij het ontwerp houdende nadere bepalingen met
betrekking tot de belasting bij invoer verschuldigd
van gedistilleerd en vruchten stelde de heer Loeff
(R. K.)- voor de terugwerkende kracht aan het ont
werp te ontnemen.
Toen de Minister van Financiën (de heer Kolk
man) dit amendement overnam, omdat er niet ge
noeg leden waren om te stemmen, kwam de heer
Schaper (S. D. A. P.) daartegen op. Heftig ru
moer ontstond toen hij de rechterzijde verweet op te
komen voor de smokkelaars.
De heer Loeff protesteerde daartegen en de
heer De Savor nin Lohman noemde het
een leugen.
De heer Schaper stelde een amendement voor
om de oude redactie te herstellen. Dit amendement
kwam in stemming, maar er waren slechts 48 leden
aanwezig.
De vergadering werd daarna verdaagd tot 20 Juni.
HET KONINKLIJK BEZOEK AAN AMSTER
DAM.
Gistermorgen om ruim half tien, bracht Z. K. H.
een bezoek aan „de Zeehond," het matrozeninstituut
van de Kon. Ned. Zeil- en roeivereeniging. Op het
dek van dezen brik hadden zich het bestuur der „Ko
ninklijke" en eenige commissarissen van het matro
zen-instituut verzameld, terwijl midscheeps de jongens
waren opgesteld met, hun instructeurs. Op het ach-
ALKMAAR, 10 Juni.
Toen eenige jaren geleden hierterstede de oprich
ting van een gemeentelijke handelsdagschool werd
voorbereid, werd er een onderzoek ingesteld naar het
aantal leerlingen, dat vermoedelijk deze instelling zou
bezoeken.
Het is- destijds niet gebleken, dat dit onderzoek spe
ciaal werd gedaan bij ouders, wier kinderen óf open
bare öf bijzondere scholen bezochten. Het is ook nim
mer bekend geworden, dat van ouders van kinderen,
welke bijzonder onderwijs genoten, werd vermoed, dat
zij deze niet naar de nieuwe instelling van openbaar
onderwijs zouden zenden. Wel daarentegen werd het
onderzoek ingesteld door een commissie uit de Alk-
maarsche winkeliersvereenigiug en hare zustervereeni-
ging „de Hanze," wel is een voorstander van het bij
zonder onderwijs lid der commissie van toezicht op
deze instelling, wel wordt ze bezocht door leerlingen,
die van bijzondere scholen komen.
Thans is er sprake van -een onderzoek naar het aan
tal achterlijke kinderen in dezé gemeente. Alvorens
echter door den Raad een beslissing wordt genomen
in deze kwestie, moeten Burgemeester en Wethouders
den ouders van achterlijke kinderen, die de bijzondere
scholen bezoeken, vragen of zij hen naar een openbare
school voor zwakzinnigen willen zenden, wanneer deze
mocht worden opgericht.
Waarom er voor het openbare handelsonderwijs niet
en waarom er voor het openbare buitengewone onder
wijs wèl in die richting gezocht moet worden, is even
min duidelijk als waarom de heer Glindemnan, die bij
het handelsonderwijs zweeg, in de laatste raadsverga
dering verklaarde, dat „nooit gebeuren zou," dat de
achterlijke kinderen, welke tot dusverre op bijzondere
scholen waren geplaatst, een openb. school, ookvoor hen
bestemd, zouden bezoeken. Trouwens zou het een
ouderpaar, dat een achterlijk kind heeft en een kind,
dat voor den handel opgeleid moet worden, duidelijk
kunnen zijn, waarom het eene kind wel, het andere
niet van het bijzonder naar het openbaar onderwijs
kan overgaan?
Men zal misschien zeggen: de openbare handels
school leidt het kind op in een bepaalde richting en
zoolang er geen bijzondere instelling bestaat, brengt
liet belang van het kind mede, dat het de openbare
bezoekt. Maar hetzelfde geldt voor een onderwijs-in
richting voor de achterlijke kinderen, en, durven we
gerust verklaren, na de artikelen in dit blad versche
nen, zelfs in veel sterkere mate.
„Overdreven is niet de bewering, dat de (gewone la-
„geTe) school van hem (het achterlijke kind) niet
„maakt een met liefde en toewijding althans zooveel
„mogelijk ontwikkeld maar veeleer een verbitterd
en tot boosdoener geneigd mensch.
Deze veelzeggende uitlating is niet van ons afkoms
tig, maar van iemand die de krachtigste bevorderaar
is van het bijzonder onderwijs, van den leider der anti-
revolutionnaire partij, dr. A. Kuyper, toen hij nog mi
nister was in 1905. Men kan haar vinden op pagina
9 van de memorie van toelichting, behoorende bij het
wetsontwerp tot herziening van eenige artikelen der
Wet tot regeling van het lager onderwijs, enz.
Een dergelijke belangrijke uitspraak! Voor de ouders
die de vraag van B. en W. hebben te beantwoorden,
kan zij een vingerwijzing zijn, een leiddraad kunnen
ze ook vinden in hetgeen in andere gemeenten in dit
opzicht geschiedt.
Te Arnhem zijn van 96 leerlingen 3 afkomstig van
een Christelijke en 5 van een Katholieke school, ter
wijl om verschillende redenen (plaatsgebrek in de klas
se, te geringe ontwikkeling, enz.) 4 leerlingen van ka
tholieke scholen en 2 van christelijke scholen wel wa-